Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
31 Juli '20. - No. 2249
CHARIVARIA
De mensch wil zich verheffen op
zijn kunst," schrijft de Residentiebode,
maar waar is de zanger of de schilder,
die de vogels, de bloemen, de vlinders,
de landschappen evenaart?"
En waar is, zoo vragen wij, de dichter,
de beeldhouwer of de acteur, die de maan,
de boomen, het zoemende bijtje, de regen
boog of het panorama van de Mont Blanc
evenaart ?
Charivarius is dezer dagen 50 jaar gewor
den. Hij ontvangt gaarne bewijzen van in
stemming.
In Duitschland, melden débladen, staken
thans ook de beulen. Men zoekt plaatsver
vangers in aanverwante branches, maar
t niemand schijnt hier onderkruipersdiensten
te willen verrichten. Geen enkele dokter
heeft zich aangeboden.
B. en \V. dezer gemeente hebben den
gemeenteraad aangeboden:
Het ontwerp-besluit tot intrekking van
de benoeming van den heer dr. E. J.
Dijksterhuis als leeraar in de wis- en
natuurkunde en cosmografie aan de 2e
H.B.S. met 57jarigen cursus." (N.R.C)
Het plannetje moet van den heer D. zelf
uitgegaan zijn, toen hij vernam dat hij in
alle klassen les had moeten geven.
CORRESPONDENTIE
W. te A. Neen, het woord vliegenier is,
meen ik, onjuist. Het is zeer gebruikelijk in
de officieele militaire taal, wat op zichzelf
nog niet bewijst, dat het verkeerd is, maar
de vorm deugt niet. Iemand die bakt is geen
bakkenier, wie inbreekt, geen inbrekenier, 't
zijn geen stakeniers, die staken, noch
onderkruipeniers, die werken. Waarom dus niet
eenvoudig vlieger gezegd? Vreest men voor
verwarring met het bekende kinderspeeltuig?
Bestaat er dan niet zoo iets als zinsverband?
Er zijn veel woorden met meer dan n
beteekenis, bv. schoft, smeerlap, bliksem,
dondersteen, mof, schat, dotje, maar
die geven toch nooit aanleiding tot
misverstand,^ al komen er soms onaange
naamheden uit voort, zooals een vechtpartij
of een huwelijk. Ik heb dat maaksel vliegenier
in 't eerst niet goed begrepen. De uitgang
-nier, bij substantieven, is volkomen correct,
en welbekei d: piekenier, valkenier, enz. Een
tijd lang meende ik (denkende aan het laatst
genoemde woord) dat de vliegenier" het
verachtelijk beroep uitoefende, dat dan zou
bestaan in het voeden en verzorgen van vlie
gen. Maar dat kwam nooit uit in den zin.
Toen probeerde ik de beteekenis: afscheidings
orgaan van dat schadelijk insect, maar ook
dat ging niet. Nu eindelijk weet ik, dat men
er vlieger mee bedoelt. Maar vliegenier is
overbodig en onjuist. Het woord zal dan
ook wel algemeen in gebruik blijven.
'V-AJSr
iiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
HET GULDEN VLIES"
In het z.g. Oude hoekje" bij Hamdorff in
Laren exposeert/?Het Oulden^Vlies", d. i. de
|SJ jWiener Werkstatte-plastiekjj _^ ^
afd. Kunstnijverheid
derJ|N.$V.JKon.'[edelmetaalbedrijven ^(Begeer Letc.) en] het is deze
tentoonstelling, welke mij aanleiding geeft iets
over deze inrichting voor kunstnijverheid"
te zeggen.
Het Gulden Vlies" werd eenige jaren ge
leden te Rotterdam opgericht, en geleid door
het echtpaar Stapff?Kools. Daar werd ten
toongesteld en verkocht in hoofdzaak moderne
Nederlandsche kunstnijverheid en z.g. vrije
kunst", a. d. z. litho's en schilderijen, beeld
houwwerken, meubels, lampen en ander
smeedwerk, stoffen, kleeden, glas- en aarde
werk, enz. Naast dit in hoofdzaak Neder
landsche werk zal wel een of ander iiitheemsch
product geëxposeerd zijn, de hoofdzaak was
echter naar ik meen van tijd- en landgenooten.
Deze oorspronkelijke Rotterdamsche zaak
werd overgenomen door de bekende firma
Kon. Begeer", die er in den Haag een filiaal
bijmaakte, zoodat Het Gulden Vlies" thans
uit twee deel en bestaat.
Met de overname door de firma Begeer be
gon een intense verandering. Vele artikelen, als
meubels, lampen, smeedwerken en schilde
rijen werden gesupprimeerd. Het werk van
Nederlanders ging plaats maken voor het
buitenlandsche, en wel in hoofdzaak
Weensche" genre, zoodat Het Gulden Vlies" nu is
een zaak met voor het meerendeel
Oostenrijksche nijverheidskunst, met behoud van
eenig Nederlandsen werk.
En ik moet erkennen dat het heel interes
sant is dit werk van dichtbij te zien, werk
dat wij uit de tijdschriften kenden, maar dat nu
nader in kleur en materiaal tot ons is gebracht.
Prachtig doet bijvoorbeeld het glaswerk van
Prof. Hoffmann, nobel van lijn en vorm,
eenvoudig en daardoor groot van werking,
sprekend door het mooie materiaal. Het
leerwerk van Hoffmann, meerendeels zwart
^^
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIII
met goudstempeling, is wat monotoon als
men veel bijeenziet, maar heeft ontegen
zeggelijk cachet. ,
?llllimillllllllIIIIIMIIIIIIIlIIIIMIIIIIIII IIIIIIIIIMlIIMIIIIIlllMllllllltllllllll
«flIIIII
IlffflffflflflfffflflIlIflHIlflfflIffflfflIlflIltUfffffttliHIIIfl
JAC
Metzger, Bronzen dierfiguren
DE GEBROKEN MELODIE
DOOR
ANNIE EGER
Het slot de Leeuwenhorst" staat groot
en krachtig omsingeld door een gracht, te
midden van uitgestrekte bosschen en weiden.
Spits rijzen de torens omhoog. Vanaf de
kanteelen kan men uren over den omtrek en
over de bloeiend-zonnige weiden, z'n blik met
welgevallen laten rondgaan. Echt Hollandsen
landschap, malsche weiden met haar schil
derachtige mengeling van bont vee, telkens
afgewisseld door zwaar geboomte, dat zich
mijlen ver uitstrekt.
Het hoorde bij elkaar, dat oude slot en die
oeroude bosschen. Elk voorjaar had een wel
kome begroeting plaats; wanneer een groen
bladerendos de boomen sierde, en de toppen
door de adem van den wind zich zacht bewogen,
dan omruischten zangen vol oude herinnerin
gen het slot; zangen lieflijk-teer, soms ook
droef-klagend. Wj
En het oude slot keek rustig om zich heen,
hoorde dat alles aan, als een oude grijsaard
die de jaren heeft zien komen en gaan, en
veel ervaring en wijsheid heeft verworven in
deze zoo wonderlijke wereld.
In hem leefden ook herinneringen van oude
geslachten die allang geleden stierven en die
allen, elk voor zich, hun levensgeschiedenis en
tragedie hadden.
Eens luisterde ik een verhaal af en het werd
zóó levend] in mij, dat ik het in woorden
kleedde.
Het was in een tijd dat Jonkheer van
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllltl l IIMIII IIIIIIIIIMIIII UMI l Illllllllllll l Illlll
Rossum het slot bewoonde. Als oude traditie
overgegaan van vader op zoon, behoorde het
kasteel nzelfde familie. In den voorgevel,
boven de zwaar eikenhouten deur prijkte het
familiewapen.
Hoewel echt aristocraat, en gesteld op eer
en titels, leefde men op het slot toch
hoogsteenvoudig. Jhr. van Rossum had bezigheid
genoeg met het beheeren van z'n bezittingen,
wat hij zorgzaam en correct volbracht.
Mevrouw was een verstandige, lieve dame,
die stil en weldoende haar weg ging, en als
een lieve verschijning in het dorp graag ge
zien was.
Hun zoon Hugo studeerde op de
politechnische school, en kwam alleen de vacanties
bij zijn ouders doorbrengen, en dan met zijn
vroolijk en levenslustig temperament, het
oude slot en zijn rustige omgeving
uithundroomen schudden.
Elsa, hun dochter was met haar beminlijk
karakter aller lieveling, zoowel in den
huiselijken kring, als in de omgeving, waar zij
als Jonkvrouw Elsa" een goede bekende was.
Men wachtte bezoek op Leeuwenhorst."
Hugo kwam met vacantie thuis, en diens
vriend Arnoud van Bennekom zou meekomen,
om de zomermaanden bij hem op 't slot door
te brengen.
Jonkvrouw Elsa stond boven op den toren,
en keek uit over den zonnigen landweg, of
zij ook twee ruiters zag naderen. Hugo wilde
nooit gehaald zijn met een rijtuig, hield er
niet van zoo stil te zitten, hij galoppeerde
liever op zijn ros. Daarom werd meestal zijn
eigen rijpaard door den ouden stalknecht naar
het station gebracht.
Eindelijk, ja, ontwaarde Elsa een stofwolk
waaruit twee donkere stippen te voorschijn
kwamen. Ze was benieuwd wie Hugo's vriend
was, hij was nog nooit bij hen op 't slot ge
weest. Terwijl ze beide ruiters in snellen draf
het slot zag naderen, werd 't haar op eens
Wonderlijk te moede. Het is of een groote
vreugde, en iets zorgelijks tevens haar hart
komen binnensluipend 't Was haar of er iets
12 ets, sigaar, l
I HATT1NK & Co. |
[ REMBRANDTPLEIN 62 I
Hoek Amstelstraat, |
j AMSTERDAM. j
tffiiiiififiiiiMitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiliimiuimmuuiiiiiuiumiiiuuir
M" IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIII .nu iimmii n ui
nieuws stond te gebeuren. Dat gevoel verlaat
haar niet terwijl ze de trappen af snelt om de
gasten te verwelkomen.
Hartelijk was de ontvangst. De ouders wa
ren trotsch op hun eenigen zoon en ook Elsa
hield van haar flinken knappen broer.
Arnoud van Bennekom werd voorgesteld ;
men heette hem hartelijk welkom, Elsa drukte
hem stevig de hand. Ze hield van een
krachtigen handdruk. Een oogenblik ontmoetten
hun oogen elkaar, en weer kreeg ze dat won
derlijke gevoel., waaraan ze geen naam kon
geven.
Arnoud keek verwonderd op. Hugo had
zoo terloops wel eens gesproken over zijn
zusje", dus had hij in het minst geen ver
moeden dat Elsa een slanke, mooie Jonkvrouw
zijn kon, van ecu ernstige schoonheid, en met
droomend zachte kinderoogen. Toen hij even
in die donkere oogen keek, was het of er iets
juichte in zijn ziel.
Er waren enkele weken verloopen sinds de
komst van Hugo en Arnoud.
Het ging er op de Leeuwenhorst" recht
vroolijk toe. De jongelui maakten wandel
tochten, en roeiden op het meer. Ze genoten
volop van elkanders nabijheid. Vooral Arnoud
was veel in Elsa's gezelschap.
Het was op een vroegen morgen. Elsa en
Arnoud zouden te paard een toer maken dooi
de bosscfien.
Elsa verbreekt 't eerst de stilte, en zegt ont
roerd : Hoe ademt en spreekt toch alles
van een Macht die de wereld beheerscht en
omvat. In de tempels der natuur, in de stilte
der groote wouden, speurt en voelt men iets
van een grootsche aanwezigheid. Soms neemt
het me zóó gevangen, dat er een huivering van
'vreugde door mijn hart vaart, en ik zou willen
zingen, een danklied willen zingen in het be
wustzijn een zóó schoone heerlijkheid te
mogen aanschouwen".
Arnoud kijkt haar verwonderd aan. Wan
neer zij zoo spreekt, begrijpt hij haar /.oo wei
nig. Alles wat de wereld te genieten geeft,
Het isjwel jammer dat de inrichting in den"
Haag spoedig moest verhuizen naar een (wel
is waar mooi) bovenhuis in het Noordeinde.
Velen zullen daardoor er niet toe komen
het dikwijls fraaie werk te zien. Hoewel het
niet mogelijk is, als bij een inventarisatie,een
volledig beeld te geven van het tentoonge
stelde, kan ik toch niet nalaten in het bij
zonder te vermelden de fraaie
dameskleedingstukken, meerendeels Weensch batik- en
borduurwerk; geestige nachthemden, pyjamas,
blouses etc. mooi van kleur, aardig bedacht
en gevonden, met smaakvolle toepassingen.
Het YV'eencr Werksfatte-genre is vooral
fleuriger en frisscher dan het z.g. Liberty"
dat we nu al zoolang kennen en dat heel duf
werd. Dat werd zoo'n getolereerd artistiek"
genre waar we uit moesten. En dit Weensch
werk is toch zoo geheel iets anders dan het
geen we in gewone modemagazijnen zien,
veel eigener zonder gezochtheid.
Maar vooral in z.g. kleinkunsten is er
belangrijk werk. Een email van Johanna
Meyer is van sprookjesachtige werking. Mooi
is ook een grijshouten juweelenkistje van
ClCF\RETTES
Ebner. Prachtig zijn de bronzen dierfiguurtjes
van Metzger, en zoo is er veel vermeldens
waard. Maar laat ik niet vergeten, naast
hctjwerk van den bekenden Deen Georg Jensen
te vermelden het zeer goede batikwerk van
onzen landgenoot A. Pijpers. Dat doet voor
het buitenlansche werk niet onder, integen
deel, staat er krachtig tusschen.
Verder zag ik nog metaalwerk van onze
landgenooten Eissenloeffel en Winkelman, een
mouie bronzen drommedarisfiguur van Althorf,
decoratief werk van den heer en mevrouw
Leo Visser, litho's van Heukelom en
Wenkebach, en vele andere zaken het bezien waardig.
C O K N. VAN DER S L V Y S "
vindt hij zoo heel natuurlijk, en in 't geheel
niet dankenswaard. Veelal nam hij zelfs te
veel van wat 't leven gaf.
In de stad, waar hij zich overmoedig «ai
aan 't volle leven, was alles zoo nuchter en
heel anders. Hoe kon Elsa spreken met zoo'n
hemelselie verrukking over 's levens schoon
heid?
Zwijgend rijden ze een wijle naast elkander
voort. Hij vindt het op zich zelf al een weldaad,
te ademen in de sfeer van haar persoonlijk
heid, l lij wordt 't zich steeds meer bewust :
hij heeft haar lief. Waarom mist hij den moed
het haar te zeggen?
Plotseling schrikken de paaiden up. Uit
het struikgewas, vlak vóór hen springt schich
tig een haas te voorschijn. De paarden snui
ven en beginnen ontsteld te steigeren.
Arnoud weet het zijne met een krachtigen
ruk tot staan te brengen. Maar Elsa, hoe vaar
dig ook in het rijden, verliest dooi'den schok
haar evenwicht, en valt bewusteloos op den
grond. In een oogenblik is Arnoud bij haar;
maakt in een beek zijn zakdoek nat, en be
vochtigt haar polsen, l lij richt haar wat op,
en laat haar hoofd rusten op zijn arm. Een
huivering doortrilt hem als hij haaf houdt
omkneld.
O, lieveling," fluistert, hij uaiuv hoorbaar,
mocht en kon ik je toch de mijne noemen."
Hij kan zich niet weerhouden, buigt zich
tot haar over. en drukt heel zacht een kus op
haar voorhoofd.
Eindelijk slaat zij de oogen op, en kijkt hem
verbaasd aan. Wat is er, waar zijn we toch?"
Hij helpt haar opstaan, en vertelt haar het
ongeval.
Voel je netgens pijn?" vraagt hij teeder.
Ze ziet hèm dan k baar aan. Neen, ze voelt, niets.
Arnoud gaat de paarden halen, die inmiddels
tot bedaren gekomen, rustig aan den kant
van il c n weg staan te grazen. Ze spreken af,
thuis maar niets te vertellen. Aloeuer zou zich
maar noodeloos ongerust maken.
Arnoud Helpt Elsn te paard ; ze rijden uu
kalm den terugweg naar huis,
Zoo spoedde zich de zomer voort, en al wat
wasdom had kwam na weelderigen bloei tot
rijpheid ; alles baadde zich in lichtglans en
weelde.
Ook in het hart van Jonkvrouw Elsa bloeide
iets. Daar was een schoone bloem, een liefde
ontsproten, liemelsch rein.
Ze wist het, hij had ook haar lief, ze wachtte
slechts op een enkel uitgesproken woord.
Elsa voelde zich gelukkig als een bloem, die
lieflijk geurt, en gouden zonnestralen opvangt
in haar kelk.
Zoo kwam de laatste avond van de vacantie,
en nog altijd liad Arnoud zich niet uitgespro
ken. Hugo en Arnoud zouden den volgenden
dag vertrekken.
De familie was in het salon bijeen, welke in
zachte schemering was gehuld. Slechts het
flauwe schijnsel van een kaars op de piano
verlichtte de kamer.
Elsa zat voor het klavier, en speelde. Het
was of Elsa heel haar ziel in de muziek uit
stortte.
Het was stil, zeer stil in de kamer, allen wa
ren onder den indruk van haar schoon speJ.
Ook Arnoud die in het duister van de diepe
vensternis geen oog afhield van Elsa's fijn pro
fiel, dat scherp afstak tegen het kaarslicht,
luisterde aandachtig, en kwam onder een be
dwelmende bekoring van haar lieftalligheid.
Welk een sombere keus van stukken had zij
heden ! Was het weemoed over het naderend
afscheid?
Toen Elsa al lang had opgehouden te spelen,
was daar niemand die de plechtige stilte nog
GedepitUBrd Handelsmerk
Dit merk op Uwe
rookartikelen garan
deert U kwaliteit
VOOR ENGROS:
JAN AARNOUTSE
DEN HAAG