Historisch Archief 1877-1940
31 Juli '20. - No. 2249
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
Dr. J. A. WORP, Geschiedenis van
den Amsterdamschen schouwburg, 1496
1772. Uitgegeven met aanvulling tot
1872, door dr. J. F. M. STERCK. Met
portret van den schrijver en 47 afbeel
dingen naar oude prenten. Amsterdam,
920 V8o.
De] geschiedenis van den Amsterdamschen
schouwburg van'dr. Worp bestrijkt ongeveer
hetzelfde terrein'als jaren geleden C. A.
Wybrands bewerkte, tóen hij in 1873 als ant
woord op een prijsvraag der Leidschc academie,
zijn Amsterdamsen tooneel van 1 6 1 7 tot 1 772"
bewerkte. Er bestaat natuurlijk verband
tusschen beide boeken; niet allee^ behandelen zij
hetzelfde onderwerp, maar zij zijn voor een
groot gedeelte uit dezelfde bronnen geput. Die
bronnen zijn de rekeningboeken van het bur
gerweeshuis, die een zeer groot aantal gege
vens bevatten -over de geschiedenis van ons
oude tooneel, de acteurs, de costumes, de
stukken enz. Men weet, hoe die eigenaardige
bemoeiing van een liefdadigheidsgesticht met
den schouwburg is ontstaan. In 1617 heeft de
bekende tooneeldichter dr. Samuel Costcr den
eersten vasten schouwburg te Amsterdam ge
sticht aan de Keizersgracht tusschen de Bee
renstraat en de Runstraat, waar nu het
Roomsen Katholieke Armenkantoor is
gevestigd.Ontmoedigd door veel tegenstand, verkocht
Coster reeds in 1622 den schouwburg aan het
weeshuis, dat in 1635 weer een derde deel daar
van overdeed aan het oudemanhuis. Zoo had
den de beide godshuizen den schouwburg
in handen, die soms rechtstreeks, soms door
bemiddeling van regenten door hen werd be
stuurd. Vandaar dat de rekeningen van het
weeshuis zooveel gegevens bevatten over den
schouwburg en het tooneel in het algemeen.
Uit die bronnen heeft dan ook Wybrands
geput. Hij heeft tegelijk het archief van het
weeshuis geordend en beschreven. Hij heeft
dat gedaan onder een voorwaarde, die weten
schappelijk ongeoorloofd moet worden geacht.
Hij heeft van regenten van het weeshuis de
belofte weten te verkrijgen, dat tijdens zijn
leven niemand anders tot het archief zou mo
gen worden toegelaten, Regenten hebben
daarin onbegrijpelijkerwijze toegestemd, hoe
wel het zeer twijfelachtig was, of zij daartoe
recht hadden. Maar wat te zeggen van een ge
leerde, die ten eigen bate anderen den toe
gang tot een belangrijk archief wist te beletten!
Het ergste was, dat Wybrands niet door
publicatiën vergoedde wat hij aan anderen ontnam.
Veertig jaar lang heeft zoo de geschiedenis
van het Amsterdamsen tooneel stil gestaan,
stil moeten staan ter wille van de grillen van
n enkel'man. Wat ten slotte het ergste was
na Wybrands' dood bleek het, dat hij zijn
aanteekeningen over den Amsterdamschen
schouwburg had vernietigd. Een waarschu
wend voorbeeld.
Niemand heeft meer hinder ondervonden
van den willekeur van Wybrands dan dr. Worp,
MEDI
HSDQK
PHYSIOLOGEN-CONGRES
te Parijs, 16-20 Juli
Wie eenige weken geleden de ,,Tagung der
deutschen physiologischen Gesellschaft" te
Hamburg heeft medegemaakt en nu kort
geleden ook te Parijs is geweest, kan niet
nalaten tusschen beide congressen, eenverge
lijking te maken, congressen beide georgani
seerd door een der partijen, die aan den
wereldoorlog hebben deelgenomen, waar
natuurlijk de andere partij ontbrak, maar
waar neutralen aanwezig waren.
Bij het maken van een vergelijking zullen
vele verschilpunten naar voren komen ; echter
reeds op den avond van onze aankomst te
Parijs konden wij eenige zeer merkwaardige
gelijkenissen waarnemen. Want het mag dan
zijn, dat de Fransche geest een geheel andere
is dan de Duitsche, het mag dan zijn, dat de
Duitschers barbaren" zijn, of omgekeerd
dat de Franschen intellectueel bij de Duit
schers achterstaan, n proces heeft zich in
beide landen op volkomen dezelfde wijze
voltrokken, dat is de invloed van den oorlog
op de ziet van den taxi-chauffeur. De ge
moedsrust waarmede een Parijsch taxi
chauffeur zijn tarief uitschakelt en een be
lachelijk bedrag vraagt van den zoo juist
gearriveerden biiitcnlaiidschen physioloog, het
misselijk misbruik dat hij maakt van het
gebrek aan klein geld en de halsstarrigheid
waarmede hij weigert van 20 francs iets terug
te geven, al zit zijn portemonnaie vol met
klein geld, dat alles is in volkomen over
eenstemming met wat men te Hamburg van
den barbaarschen" Duitschen chauffeur be
leefde. Ik meen dan ook dat de vriend
schappelijke betrekkingen tusschen een Duit
sche en een Fransche
taxi-chauffeur-vereeniging onmiddellijk kunnen worden aangeknoopt.
Aan hen staan minder hinderpalen in den
weg dan aan de Duitsche en Fransche
physiologen.
Maar op dit vraagstuk - dat voor velen
van ons het belangrijkste punt van het
geheele congres uitmaakte - kom ik straks
nog terug. Eerst wil ik mijn, door de erger
nis over chauffeurs onderbroken verhaal voort
zetten en wijzen op het groote verschil tus
schen het Hamburgsche en Fransche congres.
De uitwendige omstandigheden waren te
Hamburg onvergelijkelijk veel ongunstiger
dan te Parijs. In Hamburg gebrek aan logies,
aan voedsel, aan gas en veel van de meest
noodige zaken. Om ook den schijn van
ondankbaarheid te ontgaan moet ik dadelijk
opmerken, dat wij, congresleden, van dat
gebrek aan voectsel enz. niet veel hebben
gemerkt, want onze Duitsche collega's hebben
i/iA^ff^V^c)
ENGELAND Brrr! dat ik niet meer uit kan, zonder die kerels tegen te komen!"
iiiiiiiMinmiiiirm iiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
min iiiiiiiiiiiiiniuiiiiiiiiiii
den kundigen geschiedschrijver van ons too
neel. Niettemin heeft hij eenige jaren geleden
een geschiedenis van het drama en het tooneel
in Nederland kunnen samenstellen, die zeer
vee! wetenswaardigs bevat. Maar een geschie
denis van het Amsterdamsche tooneel kon
eerst weer geschreven worden na Wybrands
dood. Deze stierf in 1913. Toen is dr. Worp
onmiddellijk aan den arbeid getogen. In 1917
was de geschiedenis van het Amsterdamsche
tooneel gereed. Maar toen is ook dr. Worp ge
storven, nadat hij dr. Sterck tot zijn letter
kundigen executeur had aangezocht. Deze heeft
met groote piëteit en daardoor geïnspireerde
volharding zijn taak aangevat en ten einde
gebracht. Twee jaar geleden gaf hij Worps
boek over Tesselschade uit. Thans heeft hij
diens bock over den Amsterdamschen schouw
burg niet alleen uitgegeven, maar ook tot
onzen tijd voortgezet. Al dadelijk komt hem
daarvoor een woord van warmen dank toe.
De oudste Amsterdamsche schouwburg is,
zooals wij zagen, in 1617 door dr. Coster ge
sticht. Dat neemt niet weg, dat er lang vóór
dat jaar in Amsterdam is comedie gespeeld
door rederijkers en ook door andexen. Dr.
Worp begint" zijn geschiedenis van den Amster
damschen schouwburg dan ook veel vroeger
dan 1617, met een inleiding over de oudste
rederijkerskamers te Amsterdam, waarbij na
tuurlijk vooral de beroemde kamer ,,ln Liefde
Bloeyende" op den voorgrond komt. Amster
damsche rederijkers worden voor het. eerst in
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIMMHIIIIIIIIIIIIIIIII"
Levensverzekering Maatschappij
H A A R L E M"
Wllsonsplei n 11
DE VOORDEELIOSTE TARIEVEN
ons ontvangen met een gastvrijheid en een
royaliteit, die verwonderlijk was, maar dat
belette ons niet om te zien hoe de toestand
was. Bovendien kan Hamburg niet wedijveren
met Parijs, wanneer het betreft grootsche
ontvangst met recepties en soirees in prachtige
zalen met buffetten die van champagne en
taarten (en nergens zijn ze lekkerder dan te
Parijs) en dergelijke zaken meer overvuld
zijn, met speeches en met alles wat maar
luxe is. Trouwens, ook reeds in normale
omstandigheden is Parijs zooveel grooter en
schooner dan Hamburg, dat een congres daar
altijd, althans voor dat deel onzer ziel, dat
nog niet door wetenschap is ingenomen, een
veel grooter aantrekkelijkheid" zal bezitten.
Uitwendig was er dus een groot verschil
tusschen Parijs en Hamburg; in het ge
halte der wetenschappelijke mededeelingen
was voor mijn gevoel dat verschil nauwelijks
aanwezig. Beide congressen waren voor mij,
maar dat zal wel grootendeels aan mijn on
ervarenheid liggen, een teleurstelling op
wetenschappelijk gebied; echter daarover zal
ik indien ik niet vóór dien tijd het door
de redactie als maximum gestelde aantal
woorden heb overschreden meer
mcdedeelen. Want ik meen, dal een der zaken,
die overigens op een congres zeer onbelang
rijk zijn/ n.l. de speeches, in dit geval be
langwekkender waren dan de wetenschappe
lijke mcde'.leelingen. i.'it 'le/e speeches toch
zouden wij moeten vernemen wat we in de
toekomst van de ontwikkeling onzer weten
schap zullen moeten verwachten en vooral,
als cardinaal punt, in hoeverre of samen
werking tusschen de geallieerden en de
ccntralen weer mogelijk z::l worden.
De opcnings-specch werd gehouden door
Richet, die thans in Frankrijk de incest be
roemde physioloog is. Richet is zeer wel
sprekend, Kiehet is geniaal en breed van op
vatting en zijn liefde \oor zijn wetenschap
is zoo groot, dat hij, hoe\\el hij persoonlijk
een groot verlies leed door den norlog, (zijn
zoon sneuvelde eenige dagen vóór hel buiten
van den wapenstilstand) tot de meest gema
tigden behoort. Als ;;!le Franschen er over
dachten als K'ichet, zou de zaak eenvoudig
genoeg zijn en hadden wij spoedig weer een
internationaal congres: maar men kan niet
vergen, dat de geestelijk minder bedeelden
even breed van gedachte zijn als Richet.
Zeer benieuwd v aren wij du--- om te ver
nemen wat Richet, als voorzitter van dit
congres, in zijn openingsrede "mtrent de/e
brandende quaestie zou mededeelen, en ik
moet bekennen, dat ik eenigszins teleurgesteld
was toen ik bemerkte, dat ! 'ichet over deze
quaestie eigenlijk heelemaai niets mededeelde.
Later is deze teleurstelling veranderd in een
groote vreugde, want toen ik hoorde wat op
een gelijktijdig gehouden congres vnn chirur
gen, waar de zaak wel ter sprake is gebracht,
is beslist en vernam hoe men daar het meest
enge en dom kortzichtige besluit heeft ge
nomen, dat in het brein van ecu weten
schappelijk man kan opkomen uitsluiting
ook in de toekomst van alle centralen
toen was ik Kichet zeer dankbaar e-i begreep
ik, dat hij, door als voorzitter de zaak niet
te bespreken en dus de beslissing als liet
ware te vermij ien. aan de internat onaie
betrekkingen en dus aan onze geheele
wetenschap een «moten dienst heeft bewezen.
Maar deze overwegingen kwamen eerst
l.iter; toen wij !'ichcl's sneedt hoorden,
Wisten wij dat alles nog niet en luisterden
1496 genoemd, toen zij deelnamen aan een
landjuweel te Antwerpen; zij speelden daar
toen dat grootste mysterie In principio erat
verbum", waarschijnlijk dus een Kerstspel.
Dit jaar staat dus vast; dr. Worp achtte het
gewichtig genoeg om dat jaartal zelf op den
titel te plaatsen. Niet geheel terecht, dunkt ons;
het doet eenigszins vreemd aan de geschiedenis
van den Amsterdamschen schouwburg te be
ginnen met een tooneclvoorstelling te Ant
werpen. Intusschen een zekerder jaartal heb
ben wij niet. Wanneer In Liefde Bloeyende"
is ontstaan, weten wij niet. Wij hebben ge
gevens, die terugwijzen naar 1493, 1498 of
1519. Men kan er bovendien op wijzen, dat het
blazoen der kamer het jaartal 1528 heeft, ter
wijl het keizerlijk wapen daarop wijst op
Karel V. Intusschen kan dat betrekking heb
ben op een reorganisatie; ook later bestond
de traditie, dat de Keizer aan de kamer nieuwe
wetten had gegeven.
Uitvoerig is door dr. Worp de geschiedenis
der kamers in Amsterdam behandeld. Terecht,
want uit het tooneel der rederijkers is de Am
sterdamsche schouwburg ontstaan. Daarnaast
had, dunkt mij, meer aandacht geschonken
moeten worden aan het Latijnsche
schooldrama, dat ons door de onderzoekingen van
dr. Sterck in den laatsten tijd meer bekend is
geworden. Natuurlijk beschrijft dr. Worp den
strijd in de oude kamer, die uitliep op het uit
treden van Brederoo en Coster met een aantal
volgelingen. De stichting der Duytsche
Acawij gespannen toe naar wat hij over de zaak
zou gaan zeggen, en toen bleek, dat zij niet
openlijk ter sprake zou komen, poogden wij
natuurlijk uit datgene wat hij dan wel zeide
te construeeren wat Richet's meening was
en wat hij wilde. En dat daarbij onze,
of althans mijn slimmigheid het aflegde
tegen Richet's diplomatiek en orato
risch talent, is geen wonder. Intusschen,
on n punt kregen wij houvast. Richet moest
mcinoreeren de namen van hen, die sedert
het laatste physiologen-congres waren ge
storven en daarbij moest iets positiefs ge
schieden, hij moest de namen van de
Duitschers noemen of hij moest ze verzwij
gen. Kcnteckenend voor den ongunstigen
invloed van den oorlog op onze wetenschap
is, dat wij inderdaad ons met dergelijke
quaesties bezig houden en beschamend is dat
velen van ons werkelijk met groote belang
stelling ". ochoorden of Hichet nu die Dnitsche
namen zou noemen of niet. Maar ik heb de
zaak nu eenmaal aangeroerd en zal ook de
rest vertellen. Richet noemde velen van de
gestorvene geallieerden en noemde van de
overleden Duitschers slechts Ehrlich en
BernsfeiiT. Droevig is, dat zelfs een man
als Richet dus vergat aan deze lijst toe te
voegen den naam van Zuntz b.v. die voor
de ontwikkeling van de physiologie van
zoo uitgebreide beteekenis is geweest, en
dal hij ook vergat andere namen te noemen,
die ongetwijfeld van internationaal stand
punt bconrdeeld van veel grooter beteekenis
zijn geweest dan sommigen, die hij wel
noemde.
!V\aar mi wil ik even de/c netelige en on
aangename /aak laten rusten en uit Richet's
sci.oniie rede iets mededeelen wat interessan
ter is. In da eerste plaats komt dan een van
zijn uitlatingen, geheel in het begin van zijn
rede, een uitlating die groot en bijval verwierf:
onze '.'.eienschap, zei Ricliet ongeveer, zal in
l aal.-te in< t ant ie steeds ertoe lei den menschelijk
leed te verzachten, zij za! helpen vermeerderen
het geluk der mcn.sdiheid, maar wij moeten
nooit meeiien, dat hij het meest in die rich
ting bereikt, die bij voorkeur vraagstukken in
studie neemt, die direct practisch belang
hebhen. Wij, wetenschappelijke onderzoekers,
Vrac htaatomobielen
Wilt ge de transportkosten in Uw
bedrijf tot een minimum reducecren,
koopt dan een
2 tons WHITE
Vrachtauto
het meest economische vervoermiddel.
n 2 tons WHITE" doet hetzelfde
werk als 2 rnenschen met 4 paarden
en 2 wagens, hetwelk wij met bewijzen
en attesten kunnen staven. Maakt Uwt
berekening. >-...
FirmaGebr.NEFKENS,
Filiaal Amsterdam
26 Jac. Obrechtstraat. Tel. Z. 2307
demie en van den eersten schouwburg in 1617
was er het gevolg van.
Van dat jaar af loopt de- geschiedenis van
den schouwburg regelmatig door. In 1622 ver
kocht Coster den schouwburg aan het weeshuis
gelijk wij zagen. In 1637 werd het houten ge
bouw vervangen door een steenen. Het is deze
schouwburg, die den 3en Januari 1638 met
Vondels ,,Gijsbreght van Aemstel" is geopend.
Van dat jaar dagteekent ook de zelden afge
broken traditie om met dat echt
Amsterdamsche stuk het jaar te openen; sedert 1707 laat
men daarop het zangspelletje de Bruiloft van
Kloris en Roosje" volgen. In 1665 werd de
schouwburg verbouwd en vergroot; hij kreeg*
toen het dubbele oppervlak en een geheel
nieuw tooneel, van alle technische hulpmidde
len van den toenmaligen tijd voorzien. De
schouwburg was een van de beste van Europa;
hij was een van de bezienswaardigheden van
Amsterdam. Het is deze schouwburg, die den
Hen Mei 1772 door den bekenden brand te
gronde is gegaan.
Tot zoover loopt de geschiedenis van dr.
Worp. Dr. Sterck heeft die geschiedenis nog
honderd jaar voortgezet. Terecht. Maar nr]
heeft dat op beknopter wijze gedaan dan dr.
Worp en geen aanspraak willen maken op vol
ledigheid. Evenzeer terecht. Want het boek
van dr. Worp moest de door dezen gewenschte
afsluiting verkrijgen, maar tegelijk ook het
boek van dr. Worp blijven. Als zoodanig kan
en moet het ook worden beoordeeld.
Het boek van dr. Worp is een boek van
beteekenis over dit onderwerp. Ook in dit boek
openbaart zich weer de groote werkkracht van
dezen geleerde, die zooveel heeft tot stand ge
bracht zonder daarvoor altijd de verdiende
waardeering te vinden. De enorme kennis van
het onderwerp komt ook in dit boek weer ten
duidelijkste uit. Wat dr. Worp heeft gelezen
en weet van het onderwerp van zijn onderzoek,
is ongelooflijk, haast overstelpend.
Dat is de indruk, dien het boek maakt, zoo
wel ten goede als ten kwade. Het is zeldzaam
volledig; overweldigend groot is het aantal
titels van tooneelstukken en namen van au
teurs en acteurs, die door hem worden ge
noemd. Maar men krijgt van het goede te veel,
vooral waar het verhaal soms dreigt te ont
aarden in een opsomming. Daarbij komt dat
de schrijver dikwijls tekort schiet in den eisch,
die toch ook en vooral aan den historicus moet
worden gesteld, dien der uitbeelding en daar
naast dien der karakteriseering. Het is opmer
kelijk, hoe weinig een man, die zich zoo heeft
verdiept in de geschiedenis van ons tooneel,
kan dramatiseeren in zijn verhaal, hoe weinig
plastisch zijn stijl is. Daardoor ook krijgt men
van dit boek meer een indruk van quantiteit
dan van qualiteit; van een samenvatten van
de resultaten van een aantal waargenomen
verschijnselen en verhoudingen in een karak
teristiek, is in den regel weinig sprake. Er is
zeer veel te leeren uit het boek van dr. Worp;
het is zeer gedocumenteerd, maar een geschie
denis is het niet geheel.
Daarbij komt, dat dit boek door den schrij
ver blijkbaar niet geheel is afgewerkt, ook niet
tot 1772. Er is hier en daar een zekere onre
gelmatigheid, die het overzicht wel eens be
moeilijkt. Zoo wordt het gekrakeel, dat ver
bonden is aan het optreden van dr. Oovert
Bidler in de jaren na 1680 beschreven op blz.
138 vlg. Meer dan twintig bladzijden verder
(blz. 163) vindt men de geschiedenis van den
strijd van dr. Lodewijk Meyer en het ge
nootschap Ni! voientibus arduum" tegen den
schouwburg in 1669 en volgende jaren. Ook
op blz. 149 vlg. vindt men een deel der geschie
denis van Nil, ongelukkig met het verkeerde
jaartal 1689. Dat is dus niet geheel in orde,
omdat het eene met het andere in nauw ver
band staat en dat verband duidelijk had moe
ten spreken.
Het spreekt van zelf, dat onze bezwaren aan
de waarde van dr. Worps boek weinig afdoen.
Men zal altijd juister een boek waardeeren,
wanneer men op den voorgrond stelt wat het
ons geeft dan wanneer men in den breede uit
meet wat het ons niet biedt. Op deze wijze
beoordeelend, kunnen wij niet anders dan erken
telijk zijn aan dr. Worp, die dit boek ont
wierp, en aan dr. Sterck, die het uitgaf en ?
ook dat worde dankbaar geconstateerd
ruim en rijk illustreerde.
H. BRUG MANS
zegt Richet, moeten in die richting werken
die met onzen aard en onzen geest het meest
overeenkomt, wij moeten trachten nieuwe
feiten te vinden, nieuwe wegen te openen,
duisterheden tot klaarheid te brengen, on
afhankelijk van de vraag of dat direct
practisch nut zal hebben. Een ontdekking van
zuiver theoretischen aard kan voor de ontwik
keling der medische wetenschap, of kan voor
het genezen van een bepaalde ziekte soms
veel en veel gewichtiger zijn dan het
bestudeeren van feiten die schijnbaar veel nauwer
met die ziekte verband houden. Alle groote
vooruitgang berust op diepgaand theoretisch
onderzoek, hoewel niemand dikwijls zelfs
hij niet, die het onderzoek deed van te
voren wist dat dit theoretisch onderzoek ooit
voor de practijk van cenig belang zou gaan
worden.
Juist in dezen tijd van moeilijke econo
mische omstandigheden, in dezen tijd van
overmatige waardeering van handenarbeid,
mag deze uitlating van Richet nog wel eens
driedubbel worden onderstreept. Zuiver weten
schappelijk theoretisch onderzoek heeft niet
alleen recht van bestaan, omdat het schoon
is en omdat het den geest verheft, maar ook
omdat alle vooruitgang, onverschillig of het
betreft nieuwe machines, het droogleggen
van de Zuiderzee, de bestrijding van de tu
berculose of de vaccinatie tegen de hondsdol
heid, op theoretisch onderzoek berust. Ik
kan mij volkomen begrijpen, dat een mijnar
beider iiooger loon eischt, dat zou ik ook doen
als ik mijnarbeider was, maar wanneer men
vergeet om naar evenredigheid van zijn loon
ook het loon van den geleerde te verhoogen
en geld voor zijn arbeid beschikbaar te stellen,
maakt men zich schuldig aan een kortzichtig
heid, die noodlottig wordt niet alleen voor den
wetenschappelijke!! onderzoeker, maar ook
voor den mijnarbeider zelf.
Reeds deze uitlating van Richet maakte
zijn rede belangwekkend. Zeer interessant
was echter het vervolg. Hij waagde het om
aan te wijzen in welke drie richtingen volgens
hem de physiologie in de naaste toekomst
vooral tot grootcn bloei zou kunnen komen.
Dat was dan in de eerste plaats de studie van
de vitaminen. Vitaminen het is tegenwoor
dig haast niet meer noodig om dat nog uit te
leggen zijn stoffen van onbekende samen
stelling, die niet behooren tot de bekende
eiwitten, vetten, koolhydraten enz. en die
noodzakelijk in ons voedsel moeten voorko
men, omdat, indien zij daarin ontbreken,
ziekten ontstaan. Deze zaak is, zei Richet, in
de laatste jaren met groote energie door onze
Amerikaansche vrienden in studie genomen.
De Nederlandsche toehoorder betreurde het,
dat hij daarbij niet even memoreerde, dat de
Nederlander 'Eijkman 20 jaar geleden den
grondslag voor al' dit onderzoek had gelegd.
De tweede hoofdrichting, die door Richet
werd aangegeven, is de studie van de physiolo
gie der hersenfuncties. Het is beschamend
voor ons, zei hij, hoe weinig wij daarvan
in den oorlog is dat nog eens met alle scherpte
gebleken weten. De derde hoofdrichting
is de leer van de erfelijkheid. Te lang, zei hij,
is de studie hiervan alleen in handen van de
zoölogen en botanici gebleven ; het wordt
hoog tijd, dat ook de physiologen er zich mede
gaan bemoeien.
Dat is Richet's opvatting. Discussie is hier
over nauwelijks mogelijk. Andere vooraan
staande mannen /.ouden natuurlijk weer an
dere opvattingen hebben. Over twintig jaren
zullen we weten, of Richet gelijk had.
Na Richet's rede kwam een voordracht
van een bekend rtaliaan, Fano, over
Inhibition et volonté". Deze rede was ongetwijfeld
zeer belangrijk, zij werd echter door Fano
niet zeer duidelijk en wel zeer vlug voorgelezen,
waarbij bleek dat mijn kennis van de Franschc
taal niet voldoende was om ook maar bij be
nadering te begrijpen wat er aan de hand was.
Thans ben ik met mijn verslag gekomen tot
op de helft van den eersten dag, maar tevens
ben ik bijna aan het eind van de voor mij be
schikbare ruimte. Ik had nog willen bespre
ken :
l e iets van den inhoud der wetenschappelijke
mededeelingen,
2e de kwestie van het verschaffen van
Engelsche en Amerikaansche literatuur aan de
Duitsche en Oostenrijksche geleerden en 3c
de rede, die Oley hield bij de sluitzitting.
De twee eerstgenoemde zaken moet ik tot
later uitstellen, dat neemt nu te veel plaats,
maar van Oley's rede moet ik voor de vol
ledigheid nog enkele woorden zeggen.
ley is een van de belangrijkste Fransche
physiologen van de oudere generatie en was
secretaris van dit congres. Aan het slot gaf
hij een soort overzicht van wat er met dit con
gres was bereikt. Niet sprak hij daarbij over
de wetenschappelijke waarde van de verschil
lende mededeelingen, niet ook sprak hij met
vreugde over de vele groote mannen,
Sherrington, Carrel, Flexner, Abel, onzen landgenoot
Einthoven en vele anderen, die op het congres
aanwezig waren, maar hij sprak over de nati
onaliteit van de verschillende congresleden.
Hij noemde ze, om geen gevoeligheden te
kwetsen, in de alphabetische volgorde hunner
nationaliteiten, met dien verstande dat wij,
de Skandinaviërs, de Nederlanders en/-, op
een hoopje achteraan kwamen. Er waren dan
zooveel Amerikanen, zooveel, Franschen, maar
dan, fait tres important a mon avis" schrik
niet lezer, twee Argentiniërs. Luid applaus :
Zuid-Amerika ! En dan bedwing Uw enthou
siasme 6 Japanners, een heele massa Span
jaarden en last not least een telegram uit
Mexico. Twee Polen hadden ook nog willen
komen, maar die waren verhinderd door den
oorlog. Tot slot releveerde Oley nog even
het intellect, de fantasie der Romaansche
volkeren, en hij hoopte dat deze Argentiniërs
enz
Ik wil honderd gulden verwedden dat Gley
noch de namen van deze Argentiniërs, noch
die van de Japanners kan uitspreken, noch
ook maar eenigszins weet wat ze voor de phy
siologie gepresteerd hebben. Ook ik ken deze
Zuid-Ainerikaanschc, Japansche en Poolsche
geleerden niet; ik twijfel geenszins aan de
mogelijkheid, dat ze voor de ontwikkeling
onzer wetenschap van groot belang kunnen
worden, maar ook als dat later geschieden zal,
is het mij een volkomen raadsel wat hun
nationaliteit met hun beteekenis als
physioloog te maken heeft. De Duitschers konden
op dit congres natuurlijk niet aanwezig zijn
maar dat men een opsomming geeft van
de naties, die er zijn, en dan niet met een enkel
woord betreurt, dat groote en beroemde Duit
sche geleerden niet konden komen! ,.,:
Leiden
W. S TOK M VAN L.E.EX'?W'1: N