De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 7 augustus pagina 11

7 augustus 1920 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

7 Aug. '20. No. 2250 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 Teekening voor De Amsterdammer" van Joh. Braakensiek GEMEENTE-ZUIGELINGENZORG Baker Abrahams: Zuig je buikje maar lekker rond, kind, de gemeente is er goed voor" iiliiiiliiiiiliiiiiiiiliimilitiMiiiiiii minimi n nu iiiiiiiiiimimmiiimimiiiiimniiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiniiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii n u n iiiiiiiiiiiniiiii iiiiiiinii ntiiiin m» Inhoud van de Augastus-Tijdschriften De Nieuwe Taalgids bevat : C. O. N. de Vooys, Bestaan er grondslagen voor een nieuwe regeling van het taalkundig mannelik en vrouwelik geslacht ? Frank Baur, Gezelle-studie; E. Jaspar en J. Endepols, Maastrichtse zegswijzen, spreekwoorden, enz.; J. Salverda de Grave, Over Nederlandse en Amstdodamum bevat: De Amsterdamsche Franse verskunst; Boekbeoordelingen; Aan- Schouwburg", een bespreking van het werk kondigingen en mededeelingen. van dr. J. A. Worp en dr. j. F. M. Sterck, Nederland bevat: Het Werk, door Agnes door H. B.; verder Langs den Weg, Oud Maas-v. d. Moer; Jim de Verleider (II), door en Nieuw uit Amsterdam's Verleden en Raiph Springer; Doktoressen, door M. H. van Vragenbus. Wesel; De eerste violist, door H. van RaalteSimons; Verzen van Beatricc en Ag. Backer ,?i r-r n Overbeek. El S M IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHMMIIII iiiiiiiiiiiitimiiiiiiiii "^^êi^ DE FANTAST DOOR ANDRÉSCHILLING S Hij was opgegroeid aan het strand der zee, waar z'n vader schelpen schepte na 't vloed getij en z'n moeder wieren zocht. Toen ie nog heel klein en teer was, legden ze hem, in 'n deken gewikkeld, tegen de glooiingen van het duin en daar nam ie vrede mee, totdat ie kruipen kon op handen en voeten en hen volgde tot waar de zee haar golven glijden deed. In 't rulle zand speelde hij onder hun wakende oogen.. - Van schoolgaan was niet veel gekomen, omdat de dorpsrneester stokstijf op zijn stuk bleef tegenover vader, dat zijn kind achterlijk was, heel achterlijk en dat niettegenstaande z'n de eerste-zijn in de christelijke leering. De kapelaan moet zich vergissen", zei ie. Maar de kapelaan vergiste zich niet, doórvorschte zielkundiger aanvoelend de kinder zielen en kleine Dirk" deed z'n eerste Com munie op den gewonen tijd en kreeg het mooiste aandenken er aan, omdat ie de gebeden en geboden 't beste kende. Hij bleef z'n vader en'moeder volgen naar de zee en ze gaven hem spoedig een houten spa in de handen om mee te werken. En zwijgend volbracht ie 't hem opgedragen werk. Hij sprak tegen nie mand, evenmin thuis als elders, verlangde niets als aan zee te zijn. Ik geloof toch, dat ge 't geraden hebt, meester", zei vader, toen ie de dorpsschool eens bezocht, om schelpjes te brengen voor 't plein. En de meester lachte witjes, omdat ie zoo .graag z'n knapheid in 't peilen van kinder zielen roemen hoorde. Dirk groeide op tot een flinken jongen, groot van gestalte, maar tenger van ledematen, maar dat zag je niet onder z'n wijde buis en broek. Blonde haren gaven z'n regelmatig gezicht met diep blauwe oogen iets heel teers, wat aan vrouwen liefde, aan mannen medelijden inboezemde. Dirk merkte er niets van, want meidengegiegel maakte hem bang en mannengepraat hoorde ie als golfgebrom. Je zoon is een droomer", zcien ze tegen Dirks vader, als ze met den bejaarden man te spreken kwamen over z'n gezin, ie heeft nooit met den stok gehad, dat ken je zien". Vader ging op die bemoeiingen niet. in. Hij schudde weemoedig het hoofd en bromde onverstaanbaar wat tusschen de tanden. En Dirk droomde z'n gedachtenleven ongestoord voort en omweefde z'n bestaan hoe langer hoe vaster met de verbeeldingen van zijn rijken geest. Onder den arbeid op het strand of als ie neerzat om te rusten op het duin, de oogen beveiligend voor 't felle licht met z'n groote, zacht-behaarde handen, kwamen de vlinderende fantasieën hem omzweven. Geen afstand bestond nog voor hem van waar hij was tot der aarde einde, tot het verste licht van den h&mel, de diepste der zee, wier wijdte tot den horizon voor hem gemeten was. In zijn verbeeldingen doorleefde hij alles wat hij ooit aan werkelijkheden vernomen had of wat onbewust tot zijn wetenschap behoorde. Hij droomde van liefde en zag schoone jonkvrouwen, dansend hand in hand, omgeven de zee, getooid met millioenen lichtjes, witte en blauwe om en om, de aure ool van een wondergroot bloedend hart. Hij droomde van geloof en wrakken met havelooze schipbreukelingen deinden op 't wild bewogen water, dat in onmetelijk hooge golven zich splitste, die hen omhoogwierpen en deden dalen in diepen afgrond beurtelings. Hoog boven de schuimkoppen rees een lichtend kruis en daarheen worstel den allen en aangekomen verdwenen ze, als door vuur verteerd. Hij droomde van hoop In de diepten der zeeën ontwaarde zijn oog duizenden De voorsprong, die ONZE rijwielen door hun bouw, constructie, kwaliteit en eigenschappen hebban ver kregen, is thans grooter dan ooit te voren. De motieven, die tot de keuze van een FONGERS leiden, zijn derhalve thans nog sterker dan voorheen. blankblonde engelen in witte gewaden, met gouden gordels om de slanke lendenen, en hij zag hen de ankers grijpen, die telkens daalden uit de hand der schepelingen, in nood, en met hun zachte handen grepen ze de zware ijzers vast en die bewogen niet meer onder hun pluimpjeslichten last, maar bleven op de plaats, waar ze waren uitgeworpen tot het oogenblik van 't ophalen begon. Als het nietige klokje van de dorpskerk luidde, hoorde ie een spel van groote en kleine klokken, die zingende accoorden dreven langs den hemel in wondere melodie en eindeloos schier voortbeiaardierden, totdat ze de heele lucht vervuld hadden met muziek en alles wat zingen kon, deden meejubelen uren lang. Wanneer de donkere hemel plots in lichte laaie geraakte door wolkensnijdend bliksemlicht, was zijn zucht naar de zee onweerstaan baar. Hoog op het duin tuurde ie dan eenzaam, met wild bewogen haren, naar den horizon. Brandende schepen dreven door het lucht ruim, vonken spattend alomme, ze botsten tegen elkaar en draaiden als wielingen om hun middelpunt. Lucht en water werden vuur, In mijn vorig artikel is in het eerste spel een fout blijven staan, waardoor A 14 en C 12 kaarten heeft. Nu heeft een van mijn lezers de harten twee van A aan C gegeven en daardoor krijgt de speler van het spel een winstkans, als hij het spel wat anders speelt, dan door mij werd voorgesteld. Er wordt meer bij gewaagd, maar de kans op winst van het spel is er ongetwijfeld en dan kan men het ook zoo probeeren. S Vrouw, boer H Aas, 7, 5 R 9, 8, 4 K 9, 6, 5, 4, 2 S Heer, 9, 7, 2 S 5, 4 H 8, 6 ACH Heer, boer, 9,4,2 R 10, 7 R Heer, 6, 5 K Aas, heer, 10,8,3' K Vrouw, boer, 7 Gr S Aas, 10, 8, 6, 3 H Vrouw, 10, 3 R Aas, vrouw, boer, 3, 2 K Zooals {ik in "mijn vorig artikel aangaf annonceert G n ruiten. A twee klaveren, B past, C past. Daarop G. twee schoppen, waarna A, B en C passen. A speelt klaveren heer, die door G met troef wordt genomen. D speelt schoppen zes na, die door A met den heer wordt genomen. A vervolgt met klaveren drie die door G met troef acht wordt gecoupeerd. Ik gaf daarna aan om schoppen aas en tien te slaan in de hoop, dat de troeven verdeeld zouden zitten en zouden vallen. Dit mislukte en het spel was verloren. Er kan echter nog op een andere wijze worden gespeeld door gebruik te maken van de rentrants, die in den blinde zijn; G. speelt in dat geval schoppen tien, waardoor hij in den blinde met schoppen vrouw aan trek komt, en nu speelt hij uit den blinde de ruiten vier en snijdt in zijn eigen spel door den boer op te werpen. Dit gelukt, de slag is voor G, die nu schoppen aas naspeelt. Zooals het spel nu zit, houdt A een troef over. D speelt daarna harten drie, die hij in den blinde met den aas neemt, vervolgt dan door ruiten negen te spelen. Hij kan dan weer snijden, door in zijn eigen hand ruiten vrouw op te werpen. Ook die slag i? voor G, die nu vervolgt met ruiten aas. A. neemt dien slag met zijn laatste troef, speelt daarna klaveren aas en klaveren tien; de klaveren acht kan hij niet maken, want in den blinde ligt dan nog de klateren negen. Hij moet daarna dus harten spelen, die door C met den heer wordt genomen, maar C heeft dan alleen nog maar een harten over en G, die uit den aard der zaak op de beide klaveren van A zijn twee kleine ruiten heeft weggeworpen, maakt nog de harten vrouw. G maakt dus met den blinde samen acht slagen en wint zijn spel. Het meerdere gewaagde zit hetrt natuurlijk in het snijden met ruiten boer; zit de heer verkeerd en wel bij A, dan speelt A een kleine klaveren na en als G die coupeert, dan i.; hij zijn laatste troef kwijt, tnrwijl A en C dan nog samen twee troeven hebben en twee vrije klaveren, behalve de harten heer en boer, waarmede zij waarschijnlijk ook nog n slag makrn. Wordt het spel door G gespeeld, zooals ik aangaf, n.l. door na den derden slag aas en tien van schoppen te spelen en vallen dan alle troeven, dan vervolgt G met het spelen van ruiten aas en daarna de vrouw. C maakt dien laatsten slag met den heer. A en C kunnen dan nog twee klaverenslagen maken, maar daarna komt de blinde aan trek met hartenaas. De blinde speelt daarna weer ruiten en G maakt dan nog drie ruitenslagen, want hij heeft door het spelen van zijn ruitenaas en vrouw gezien, dat alleen C nog maar een ruiten heeft; op de klaveren van A kan hij dus gerust twee harten wegwerpen. G maakt dan drie aan trek. Zitten de troeven verdeeld en de ruitenheer goed, dan is natuurlijk ook de eerst aange geven manier van spelen de voordeeligste, want dan maakt (i door uit den blinde twee maal ruiten te spi-len vijf ruiten sla4en, gouden vuur, een baaierd ten slotte, waarin al 't bestaande verzonk en waar slechts uit oplichtten ten leste sterker vuur en feller goud tongen, wier glansen al liet licht overstraalden en die bleven dagen lang in den diep blauwen hemel en niet weken voor 't al verslindend zonnegoud. Zijn moeder stierf geluidloos, terwijl hij bij haar zat hand in hand. Geen traan kwam in zijn oogen en de menschen vonden hem knielend bij haar bed in dezelfde houding, als toen de laatste adem langs haar lippen gleed. Ze troostten hem met ruwe woorden, die hij niet begreep en waar naar ie niet luisterde ook, want hij volgde het bootje met de oogen, waarin ze alleen ver trok, terwijl de riemen sliepen net als z'n moedertje zoet. Op den stroom dreef het af en de golven gingen geen anderen weg dan de slaapster, want die richtte haar doode wijdopen oogen naar een schoone, trouwe ster, die den zang der zielen verstond. Moedertje vertrok alleen, maar zeker ging het bootje zijn weg en spotte met den storm ; het dreef naar 't eiland der rozen, ver achter nevelen, waar nimmer was het licht der maan en waar eeuwig bloeiden de rozen met gouden blaadjes, die lichtten lijk perlemoeren schelpen in zonnegeflonker. Dagen lang volgde hij het bootje en zelfs bij het graf, waarin de dragers neerlieten met 'n doffen plomp de doode, zag hij de ster, de schoone en trouwe, die moeder slechts in 't oog te houden had. Vader volgde haar ecnige maanden later. Toen ie bij diens sponde stond, kwam het oude paard, den wagen zeulend met moeite, waarin de schelpen werden geschept, hem halen. Maar nauwelijks was het buiten, of 't paard schoot vleugelen aan, als vogelmeik zoo blank en z'n ingevallen flanken vulden zich en gin gen schuil onder een regenboogkleurig dek kleed. De oude kar werd van louter goud en veerde licht over de wolkenwegen, waarachter de zon hoorbaar zong. Ze wenkte den ouden man, want ze wilde hem geleiden naar zijn bestemming, koesterend z'n verschrompeld lichaam, waaruit de warmte begon te wijken vier schoppen slagen en harten aas en dan wint hij dus zelfs de manche, maar dan heeft hij ook wel heel veel geluk. « Als de spellen alle vier open liggen, is het wel uit te maken op welke wijze de meeste slagen te maken zijn, maar de speler van het spel ziet maar twee spellen en dan kan hij niet juist bepalen, welke wijze van spelen de voordeeligste zal zijn. Hij moet dan een keus doen en dan blijft het snijden naar de zijde, waar de lange kleur klaveren zit, in dit geval zeer gevaarlijk. Laatst kwam nog de volgende verdeeling van kaarten voor: S Aas, vrouw, 10, 8, 5 H 7 K R Aas, heer, vrouw. 9, 8, 4, 2 B S Heer, 9, 3 S Boer, 2 H 6, 5 H Heer, vrouw, A C boer, 9, 2 R Vrouw, boer, 5 R Aas, 9,8,6,4, 3 K Boer, 10,7,5, 3 K D S 7, 6, 4, H Aas, 10, 8, 4, 3 R Heer, 10, 7, 2 K 6. A had gegeven, hij paste, B annonceerde n klaveren; hij had wel dadelijk twee of drie klaveren kunnen annonceeren, maar hij wilde eerst eens zien, hoe het bieden verliep; een overgaan in schoppen met de klaveren als bijkaart kan ongetwijfeld veel succes hebben. C annonceerde n harten. D met zijn sterke harten en zijn singleton in klaveren had natuurlijk een zeer sterk tegenspel, zelfs tegen n harten, maar toch maar alleen als harten troef is. Er zijn spelers, die op dat spel de n harten van C doubleeren, maar ik kan mij daarmede niet vereenigen. Wat toch zai het geval zijn. Of A, of C zullen trachten in een andere kleur over te gaan en B krijgt daardoor den indruk, dat D een tamelijk goed spel heeft, boven het gemid delde. Hij zal uit den aard der zaak niet tevreden zijn met de gedoubleerde n harten, maar opbieden, hetzij in klaveren, hetzij in schoppen en wat voor steun kan nu D bieden ? Hij heeft dan twee, wellicht drie trekken, die hij medebrengt, dus een spel zelfs iets beneden het normale. D doet m. i. beter om te passen en het verloop van het bieden aandachtig te volgen. A paste ook en B biedt n schoppen, C daarna twee ruiten, D past, evenzoo; B drie klaveren; C moet nu drie slagen bieden, hetzij in harten, hetzij in ruiten. Hij doet dit in ruiten. Kan A zijn maat beter in harten, dan in ruiten steunen, dan kan A altijd nog drie harten bieden, nadat D gepast heeft, terwijl als C drie harten biedt, A vier ruiten moet bieden, indien hij wel in ruiten en niet in harten kan steunen. D past. Hij heeft wel een oogenblik er over gedacht om de drie ruiten van C te doubleeren, maar A en C staan schoon in de manche, en hij is liever tevre den met de niet-gedoubleerde strafpunten, dan om A en C de kans te geven met drie gedoubleerde ruiten de manche ts winnen. A past. B is nu weer aan bod. Hij heeft een te mooi spel om te passen. Hij werd door D niet gesteund in de schoppen en daarom biedt hi^ vier klaveren, C past, D past en A met zijn lange klaveren kleur en de beide door C geannonceerde harten en ruiten doubleert. B past, C past, D heeft een singleton in klaveren, maar drie schop pen. Hij kan dus beter in schoppen dan in ? klaveren steunen; boyendien is drie schop pen (27) meer dan vier klaveren (24) en het is m. i. dus alleszins juist van D om drie schoppen te bieden. Het resultaat is, dat A, B en C passen. Het is nu de vraag of het juist was, dat A de vier klaveren doubleerde. B had geboden en in klaveren n in schoppen. Het is waarschijnlijk, dat B met klaveren troef het spel zal verliezen, maar A moet er rekening mede houden, dat hetzij B, hetzij f) in schoppen kan overgaan en dan zijn de klaveren in zijn hand niet veel waard en zit hij met heer derde van schoppen vóór B, die de schoppen hood. M. i. moet A passen en tevreden zijn met de niet-gedoubleerde strafpunten, indien B zijn vier klaveren verliest, te meer, daar B en D op schoon stonden in de mansche. l let verdient aanbeveling het spel eens te spelen n met klaveren, n met schoppen als troef. B wint zijn vier klaveren en met schoppen als troef wint hij zelf~ de manche. B R I D G E R en ijlend ging het vlugge, hinnekend paard z'n weg, die in de wolken was uitgestoken. Geen kromming stuitte de vaart van 't wilde wolkenpaard. En 't eiland der gouden rozen werd reeds zichtbaar, waar sterren groeiden aan zilverbladige hoornen en de maan gewaden weefde van ragfijnen nevel. Sinds dien werden de nachten niet meer donker en vloeiden ineen met de dagen. Altijd verlangde hij er naar de wolkenwegen te vol gen, omdat zijn liefde sterker was dan zijn krachten bleken te zijn, voor moedertje en vader, die hem alleen gelaten hadden. Z'n lichaam werd poreus door den frisschen Lentewind. Hij voelde zich oneindig, omdat z'n vrede almachtig was. Zijn hart sloeg luide, als ie den geur insnoof der zee, die altijd werkte bij vloed en ebbe. Hij leefde in gestadige vreugd, omdat z'n lichaam onstoffelijk werd en toch voelde ie, dat dit leven het geluk niet zijn kon, dit leven zonder verlangens. De vreugde was voor hem op het eiland der rozen, bij de engelen met gouden gordels; sterkte en schoonheid heerschten er oppermachtig. Hij vermeed angstvallig de menschen en niets wekte hem uit zijn inkeer dan een wind vlaag nu en dan, zilte paarlen dragend in zijn haren. Hij voelde zich oneindig en de zee bleef on veranderlijk gaan en komen en het bootje met de slapende riemen dreef naar den gouden horizon en 't wilde wolkenpaard jachtte ongespoord en zonder toom driftig verder, al tijd verder langs de wolkenwegen. Zijn hart stond plotseling stil. De fantast was gestorven aan zijn liefde. Meelijdende buren droegen hem naar een hoekje grond en dekten hem met aarde tegen 't vallen van den avond. Alleen en eenzaam lag hij in zijn hoekje. En verlicht kwamen de menschen terug van hun karwei en waschten de handen en zongen blij, toen ze in hun woonkamer zaten te rusten na een dag van arbeid en zorgen. En den volgenden dag gingen ze weer naar hun werk, zooals ze gewoon waren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl