De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 14 augustus pagina 7

14 augustus 1920 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

14 Aug. '20. No. 2251 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VARIA BETREFFENDE Prof. dr. J. A. ALBERDINOK THIJM (Medegedeeld door K. J- L. ALBERDINOK THIJM) DE ALBERDINGKS, DE THIJMEN, J. A. ALBERDINGK THIJM'S GEBOORTEHUIS In onderscheidene der biographieën en biographische bijdragen betreffende personen, die Alberdingk Thijm heeten zoo in de aan J. A. Alb. Th. besteede af levering van het groote werk van Prof. Dr. Jan ten Brink over Onze Hedendaagsche letterkundigen" (1885), zoo in de Duitsche levensbeschrijving over Prof. Dr. P. P. M. Alberdingk Thijm door van Heemstede; zoo in het In memoriam"-boek, dat Dr. P. J. H. Cuypers aan zijn echtgenoote, geboren A. C. Th. Alberdingk Thijm, wijdde; zoo in J. A. Alb. Th's boekje over zijn vader j. F. Alb. Th., ? vindt men, ter kenschetsing der familie, uit welke J. A. Alb. Thijm is voortgekomen, onder andere aangehaald de volgende pas sage uit een reisverhaal, door den toenmaals vermaarden Franschen archaeoloog Didron Atnégeschreven in de Annales Arch ologiques" van 1856, deel XVI, bladzijden 94, 95: Je me suis trouvéla au milieu d'une de ces families hollandaises comme je les avais sou vent rêvées : négociants en qui Ie génie du commerce est doublépar l'amour des arts et sanctifiépar la ferveur de la religion. J'étais effectivement au sein d'une familie catholique, noblement estimée des calvinistes eux-mêmes,et qui se distraitdes devoirs aust res du négoce par Ie charme des sept arts libéraux, comme on aurait dit au moyen age. Le dimanche 6 Avril, au soir, après undiner tout patriarcal, dans Ie vaste salon oüpr sidaient les grands parents entourés de trois fils, de deux filles, d'un ancien et d'un tout jeune ami, on fit de la musique sévère et dont la familie pouvait revendiquer l'entière propriété. Les paroles taient de M. Joseph Al berdingk, notre ami; la musique appartenait un plus jeune frère, Lambert Alberdingk, que la mort vient d'arrêter au premier tiers de la vie; Ie chant tait exécutépar une soeur qu'un autre frère accompagnait. Ce chant, qui nous revenait du ciel par Ie magnifique organe de la soeur, devait mouvoir un tranger, mais surtout cette familie si tendrement et si pieusement unie. Aux parois du salon, Ie douloureux portrait du jeune mort, de beaux dessins religieux, de vigoureuses aquarelles témoignaient que les couleurs s'harmonisaient, dans cette noble maison, avec la musique.... J'ai donc vécu trois jours entiers dans Am sterdam avec M. Alberdingk Thijm, qui, pour ainsi dire, a dépliésa ville sous mes regards. Cette ville est la plus charmante, après Venise, que j'aie jamais vue. Toute pleine des XVIe, XVIIeet XVllIe siècles, elle est d'un gout assez frivole peut-être, mais d'une fantaisie des plus originales. Sous ce ciel gris, sur ce sol abaissé, les maisons d'Amsterdam et de toute la Hollande, du reste, s'égaient de couleurs vives et se relèvent en nombreux accidents de construction. Le peintre Ie plus lumineux, Rembrandt, sort de la Hollande terne et brumeuse, au même titre et pour la même raison sans doute que les constructions les plus capricieuses poussent dans Ie terrain Ie plus plat. C'est peut-ètre la loi des compensations qui Ie veut ainsi." 1). In het groote huis, waarvan hier sprake is, dit heerlijke familiehuis," zooals J. A. Alb. Th. het ergens noemt, was de familie Alberdingk Thijm gevestigd van omstreeks 1840 tot omstreeks 1860. Na den dood van den ouden Heer J. F. Alberdingk Thijm, toen alle kinderen reeds sedert korter of langer tijd gehuwd waren, verhuisde zijne weduwe naar het huis der familie Heerdinck op de Keizersgracht. Vóór de familie het door Didron bezochte huis betrok, woonde zij in een klein maar vriendelijk huis, zooals de Heer Ten Brink het noemt, op den Nieuwe Zijds Voorburgwal, tusschen de Kolk en de Dirk van Hasseltsteeg, genaamd het huis met het hekje." Het is in dit laatst genoemde huis, dat J. A. Alberdingk Thijm den 13en Augustus 1820 werd geboren. Over dit huis en de geheele door de Alberdingks bewoonde huizenrij vindt men in het als handschrift" gedrukte boekje van J. A. Alb. Thijm over zijn vader, getiteld : Joannes Franciscus Alberdingk Thijm. Zijn af komst, zijn leven, zijn charakter" (1866) het volgende gezegd : Recht aartsvaderlijk moet het op de N.-Z. Voorburgwal bij de Kolk" met de erfopvol ging in de bewoning der grootere en kleinere huizen zijn toegegaan. De herinneringen mij ner eigene kindsheid voeren mij echter niet verder te-rug dan tot het tijdperk, toen Frederik Alberdingk, als een stevige zestiger, met onze grootmoeder het huis No. 73 (thands No. 622) bewoonde, waaraan hij ter rechter hand eene breede voordeur in de onderpui had laten maken, hoewel hij-zelf immer door die der linker hand, waar ook kelder en keu ken toegang door kregen, binnentrad; wij bewoonden toen het?Huis met het hekje" ; onze Oom Bernardus het breede daarnaast en, voor zoover de gracht verder niet door werk en bewaarplaatsen van kuiperij en oliehandel was ingenomen, bevolkten de meesterknecht der kuiperij en n der sleepers de perceelen dichter bij de Kolk. Grootvader had dus, zooals het behoorde, het mooiste huis: het goed geschilderde behangsel der voorkamer stelde de walvischvangst voor waarschijnlijk als zinspeling op den traanhandel; de kamers waren lief en gezellig. Vóór dat onze grootvader dit huis betrok had hij gewoond in No. 76 (625), dat hij-zelf gebouwd en met groote kosten betimmerd had ; onze oom woonde toen in het Hekje." De in het laatst der zeventiende eeuw uit Hessen-Kassei naar Holland gekomen Alberdingks waren kuipers. In het begin der negentiende eeuw werd bij de kuiperij de olie-fabricage en olie-handel gevoegd. Het is door de vereeniging met de geslach ten Thijm en Kerst, dat is door het tweede huwelijk van J. A. Alb. Th's vader, waarin J. A. Alb. Th. zelf de oudste zoon was, en door J. A. Alb. Th.'s eigen huwelijk, dat patricisch, militairen- en Schotsen adellijk bloed in de familie kwam. Het geslacht Thijm behoorde tot de oudste, zestiende-eeuwsche, Amsterdamsche families, verwant aan en door de kwartieren der fami liewapens vereenigd met de als oudste bekende Auwels, Otters en Saels. Bizonderheden dienaangaande worden ge vonden in het als handschrift" gedrukte boekje van J. A. Alb. Th. over zijne moeder Catharina Thijm (1865). 1). Vertaling van Prof. Dr. J. ten Brink, in het genoemde werk over Onze Heden daagsche letterkundigen" (bladz. 1) : Ik bevond mij daar in een Hollandschenfamiliekring, zooals ik mij dien dikwijls had voor gesteld ; een gezin van kooplieden, die bij hun ne bedrevenheid in den handel zoowel vurige liefde tot de kunst als heilige ijver voor den godsdienst voegen. Ik verkeerde daar in eene catholieke familie, door protestantsche landgenooten geëerd en geacht, die zich na ern stige inspanning bij haar handelsbedrijf scha deloos stelden door de lieflijke genietingen der zeven vrije kunsten, als men in de middel eeuwen placht te zeggen. Zondag, den 6en April, hoorde ik daar, na ten deftigen maaltijd, in de ruime zaal waar het hoofd des huizes met zijne echtgenoote omringd werd door drie zonen, twee dochters, een bejaarden en een jongen vriend een statig concert, dat enkel door de leden van dezen kring werd gegeven. De woorden waren van mijn vriend Josef Alberdingk, de muziek van zijn jongeren overleden broeder Lambert Alberdingk ; de zang werd ons geschonken door eene zuster, geaccompagneerd door een ouderen broeder. De heerlijke stem der zuster scheen ons met hemelsche tonen te willen betooveren en trof niet alleen den vreemdeling, maar in zonderheid dit innig en vroom gezin.... Ik heb drie dagen in Amsterdam doorge bracht met den heer Alberdingk Thijm, die de geheele stad als het ware voor mijn nieuws gierig oog ontrolde. Na Venetiëvind ik Am sterdam de belangrijkste stad, die ik gezien heb. Vol herinneringen aan de XVIde, XVIIde en XVIIIde eeuwen, is zij met een misschien wat grilligen smaak gebouwd, maar draagt zij alom den benijdenswaardigen stempel der oorspronkelijkheid. Onder dezen grauwen hemel, op dezen lagen bodem verheffen zich de Amsterdamsche huizen en die van heel Holland trouwens met levendige kleuren en ongemeene bouwsieraden...." 2) In het genoemde boekje over J. F. Alb. Th., blz. 37. J A. ALBERDINOK THIJM en de heer ANTON W. M. MENSINO Prof. Dr. J. A. Alberdingk Thijm was van 1854 tot 1889 eigenaar van een compleeten boekhandel, gelegen aan den Cingel" (zooals Alb. Th. het woord spelde) te Amsterdam, waar de huizenbouw van den Cingel onderbro ken wordt door de Beulingstraat. Vele jaren, tot 1885 ongeveer, tevens van een boek- en courantdrukkerij, functioneerend in haar gebouw De Blaue Werelt", gelegen in de Spuistraat. Beide zaken droegen den firmanaam : C. L. van Langenhuysen. Het algemeen beheer was, tot 1876 onge veer, toevertrouwd aan een Directeur, den Heer Okhuysen. Het personeel van den boekhandel bestond verder uit de Heeren Kreyts, Winkelmeyer en twee jonge krach ten, en den pletter en wissellooper Weiman. Aan de boekbinderij, tevens in het perceel op den Cingel gevestigd, waren werkelijke kunstenaars in hun vak verbonden, zooals de chef, da Heer Vos, en de Heeren Mulder en Bekker. Hun werk werd meermalen op ten toonstellingen bekroond. Voor de huishouding in dit perceel zorgde de weduwe Bekker, vroeger keukenmeid bij Th's ouders, die den sous-terrain van het per ceel bewoonde. Omstreeks 1876 trad de Heer Okhuysen af als directeur en werd niet vervangen. De Heer Kreyts, die reeds een dertigtal jaren in de zaak was, werd toen chef van het perso neel. Het kleine kantoor in de Spuistraat werd waargenomen door den Heer Balvers, ook eenigen tijd door den lieer Lousbergh. De chef van de letterzetterij was de Heer Regen boog ; eerste zetter, later chef, de Heer Kreyts, neef van zijn naamgenoot aan den Cingel. In het perceel in de Spuistraat was ook ondergebracht de verzameling antieke boe ken, die den voorraad van een op gang te brengen antiquariaat zouden vormen. Als bizonderheid zij nog vermeld dat toen omstreeks 1867 in de letterzetterij en druk kerij eens eene werkstaking plaats had, Thijm's vriend, de bekende en vermaarde Haarlemsche lettergieter, letterzetter en boek drukker Mr. Joh. Enschedéper stoomboot een gedeelte van zijn personeel zond om de stakers te vervangen. Het was als jonge leerling, dat in den ge noemden boekhandel zijn intrede in de zaken wereld deed, omstreeks 1879, de Heer Anton W. M. Mensing, nu sedert een twintigtal jaren eenig firmant en eigenaar der firma Frederik Muller & Co. het bekende internationale antiquariaat in de Doelenstraat te Amsterdam. Niet ieder zag in den sedert een buiten gewoon man gebleken --de Heer M. heeft inderdaad iets van Napoleon I, want ook het Napoleontische bevindt zich niet in den algemeenen vorm der buitenlijnen van een kop, maar in het innerlijk karakter daarvan, zoo als dat blijkt uit den gelaatstint, de oogenkleur, de soortelijke compactheid der deelen van het gelaat, de verhouding der afmetin gen van de deelen tot elkaar niet ieder zag in den veertienjarigen jonge ling een buitengewonen aanleg. Ook J. A. Alb. Th. zag dat wellicht niet; maar wel vond Thijm den jongen Mensing zeer sympathiek. Hij besloot de ontwikkeling van Mensing, die zich ook in Thijm's huis voor de biblio theek interesseerde, te bevorderen. Hij noodigde hem tweemaal per week een uur des avonds in zijn kamer en hielp hem persoonlijk bij het aanleeren der Engelsche taal. Omstreeks 188) güig de heer Mensing over tot Frederik Muller & Co. CADILLAC Het Meesterstuk der Autotechniek Importeur: K. LANDEWEER, UTRECHT J. A. ALBERDINOK THIJM. Vereen'glngen, Genootschapppen, Commissies. Van een vrij groot aantal Vereenigingen en Genootschappen en van een groot aantal Commissies was J. A. Alb. Th. lid of eere-lid. Niet van Sociëteiten. Zijn vader, J. F. Alb, Th., die, hoewel kenner en voorstander der muziek en der literatuur, meer koopman en aan de algemeene norm beantwoordend samenlevingsmensch was dan hij, in wien permanent overheerschend de geestelijke cul tuur gloeide, was dertig jaar lid van de Amsterdamsche Kalverstraat-sociëteit Doctrina et Amicitia" (thans sedert eenigen tijd met de Groote Club", hoek Kalverstraat en Dam, vereenigd). Maar hij was lid van Instellingen en gezelschappen, die in dienst der schoone kunsten en letteren stonden of de beoefening van het vermogen tot kunstige gedachtenwisseling omtrent beschavings-vraagstukken ten doel hadden. Van eenige was hij ook oprichter. Den 18en Dec. 1846 werd opgericht de Amsterdamsche debating-club, de Vrijdagsche Vereeniging". In het s tat u ten -boek j e, dagt eekenend van dat jaar, worden als de oprichters genoemd: J. A. Alberdingk Thijm, Jhr. Mr. W. E. J. Berg van Dussen Muilkerk ; J. Brester Azn ; Dr. E. C. Biichner; J. F. Burdet Jr.; Mr. G. de Clercq; Dr. J. W. Cramer; J. Heemskerk Bzn ; Dr. J. P. Heye ; Prof. M. Des Amorfe van der Hoeven; Dr. Templeman van der Hoeven ; J. van Hoorn ; ). J. Landmeter ; Mr. M. J. de Lange; H. 'R. Mcskendorff; Dr. Henry Riehm ; Dr. M. J. Verkouteren ; Mr. S. Vissering. In 1858 was hij mede-oprichter van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap". Bij de overige oprichters treft men aan mannen met nu nog bekende namen als L. M. Beels van Heemstede; P. L. Dubourcq; C. P. van Eeghen; Mr. A. J. Enschedé; Mr. J. R. Corver Hooft ; J. H. Leliman ; Mr. ). van Lennep ; Prof. Dr. ). G. de Hoop Schetter; Jhr. Dr. J. P. Six ; Mr. P. J. Teding van Berkhout. i Tusschen 1850 en 1800 richtte hij op het familie- en vrienden-leesgezelschap ,,De Vi oolstruik". Van 1849, het jaar der vestiging van het instituut, af, nam hij deel aan de Noord- en Zuid-Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen. Te Amsterdam was hij lid van de Gemeen telijke Schoolcommissie". Leden der commissie voor het Vondelfeest in 1867 waren : Mr. J. Messchert van Vollenhoven; Mr. J. van Lennep ; P. A. de Genestet; G. D. Kolle; J. de Vos; J. A. Alber dingk Thijm; A.'Beelo; Mr. P. J. Teding van Berkhout; H. Binger; J. Bunge ; W. J. Hofdijk; E. J. Potgieter; Dr. P. Scheltema; Jhr. J. P. Six. Hij viert als president of lid der zich daartoe samengesteld hebbende gezelschap pen: in 18/9 Vondel, in 1881 P. Czn. Hooft ; in 1883 H ugo de Groot; in 1885 Bredero. Levensverzekering Maatschappij HAARLEM" Wilsonsplein 11 DE VOORDEEUOSTE TARIEVEN THIJM TEGENOVER HET HER STEL DER HIËRARCHIE EN DE APRILBEWEGING door pater P. Ai.BUKS In de dagen van het herstel der Hiërarchie en de Aprilbeweging, ten jare 1853, genoot Thijm reeds een zekere beroemdheid onder het Nederlandsche publiek. Ais t-ilentvol schrijver en emancipator deed hij toen reeds vermoeden, wat hij worden /.mi, een ridder van Gods genade", dien Professor Quack zich voorstelde, ,,gelijk aan het beeld van Donatello, den Sint Joris aan de K enk van San Michele te Florentië". Stegen ook zijn dichterlijke ide;ilen op arends-vvieken omhoog, zijn bovennatuurlijk streven ging nog hooger : Naar hooger! naar hooger ! ten hemel geschouwd. Vertrouwend van hart op de toekomst vertrouwd." N il nisi per Christitm l Met en voor Christus zou hij werken. Gearbeid en nimmer den arbeid gestaakt, l loe 't /.weet ook moog' gutsen van 't hoofd." ; Niet alleen als katholiek dichter, als katho liek letterkundige wilde hij een eerste plaats iit Nederland bekleeden, maar emancipator wilde hij zijn, reconstructie begeerde hij. Zijn levensdoel stond reeds vast : de opwekking tot het herstellen der Katholieke Nederlanders in hun volle rechten." liet werk van Alberdingk Thijm tot vrij making en opheffing der Katholieken, tot het herstel der kerkelijke hiërarchie, die de wanhopige Aprilbeweging ten gevolge had, kan moeilijk hoog genoeg worden geschat. In de Geschiedenis van het Herstel der Hiërar chie vroeg ik mij af, waarom Thijm, die in de openbaring der Katholieke levenskracht tegen over andersdenkenden zoo groot een deel had, die op het gebied der letteren en kunst zeker den eersten en krachtigstcn stoot gaf, tot de ontwikkeling der katholieken zooveel bijdroeg, ook buiten het gebied der letter kunde vruchtbaar werkte, en op al dat werk den echt katholieken stempel drukte ; die leefde in het volle bewustzijn der levende eenheid, gekroond in den onfeilbaren Paus, de alles omvattende maatscliappelijkheid des katholieken geloofs in haar volheid gevoelde en zich nooit of nimmer vleide met een toe komstig huwelijk tusschen de Kerk en den valschen vooruitgang ; die over inquisitie en brandstapel in zijn eeuw ongehoorde woorden dorst spreken en als Ultramontaansche Klant" werd,,begroet" met slijk en steenen, ik vroeg mij af, waarom deze Thijm in den emancipatiestrijd niet als aanvoerder of,veldheer is erkend en gehuldigd. En er werd ge antwoord, dat hij er zelf te zeer prijs op stelde franc-tireur te heeten. Maar franc-tireur of veldheer, moed, beleid en trouw, kracht en geestdrift, zoeken en kunnen, kennis en genie verdienen altijd en overal dezelfde on bewimpelde hulde en dezelfde onbekrompen vereering" (Schaepman, Menschen en Boeken l, 60). Met alle kracht steunde Thijm zijn vrienden in hun grootsche plannen: Katholieke normaalschool, dagblad, kiesvereeniging: Zoo werd het terrein geëffend", zegt hij zelf, voor de herstelling van de gewone kerkorde, het herstel van het Episkopaat." Hij was mede stichter der Vrijdagsche Vereeniging te Amster dam, waar jongelui zich oefenden voor den toekomstigen strijd. Ook zijn vriendschaps betrekkingen met de talentvolste en edelste katholieken des lands kwamen hem voor zijn zware taak zeer te stade. In verbinding stond hij met Dr. W. Cramer, Prof. C. Broere, President van Vree, den lateren bisschop van Haarlem, Prof. van Kints, Prof. Pluym, van Son, graaf Duchastel, van Nispen, Mutsaers enz. Al vinden wij Thijm's naam ook niet op de lijsten der Katholieke Associatie, het zoo verdienstelijke Comité, opgericht voor de her ziening der grondwet en het herstel der Hiërarchie, als franc-tireur stond hij in poli tieke actie voorop en werkte hij zoo veel als een hunner. Reeds na de eerste rechtstreeksche verkiezing, die tevens de katholieke emanci patie moest bevorderen, hekelde hij de onver draagzaamheid zijner andersdenkende broe ders ett vergeleek spottend den zwaren arbeid met het behaalde resultaat : Maar die goede katholieken Deugen zij ook wel tot iets? Blijkens hunne statistieken Zelfs tot klerk of poortkommies? Laat /.e meedoen Piuszonen, Meedoen? ja voor spek en booiten. Om er andren door te halen, Daartoe zijn ze goed genoeg: Even stemmen en betalen Dan weer rustig aan de ploeg ! 4 Wil dan, Muze, 't hceklen laten ! Wat vermeet ge U mee te praten ! !" Alberdingk Thijm heeft een machtig aandeel gehad aan de voorbereiding der gewone kerk orde in ons land. Geen protest of zijn naam stond voorop ; geen petitie of hij was er bij ; geen adres aan den Paus om bisschoppen te vragen, of Thijm was een der eerste bewerkers. Een heel bijzondere beteekenis echter ver kreeg zijn medewerking betrekkelijk de op richting van den aartsbisschoppelijken zetel te Utrecht. Zeer sterke krachten verzetten er zich tegen, zooals Mgr. Zwijsen, Thorbecke, Min. van Sonsbeek en anderen, terwijl Mgr. van Bommel, Mgr. van Wijkersiooth enz. met Thijm voor Utrecht pleitten. Toen men zoowel hier als te Rome in twijfel verkeerde, schijnt het wel dat Thijm den doorslag gaf. Wij zijn hieromtrent ingelicht door Thijm zelf, die later schreef: Eerst wilde men te Rome een aartsbisschop van Amsterdam benoemen, maar ik heb door C. F. Ltirasco en den staatsman Lightcnvelt, die te Rome waren, een memorie laten aan bieden, waarin het eigenaardige der aan stelling van een bisschop van Utrecht en van Haarlem uit een historisch oogpunt werd aangeduid." Naar Nuyens verhaalt, toonde Thijm op historische gronden aan, dat er niet een vaststelling, maar een herstelling wenschelijk werd geoordeeld ; at de Roomsen Katholieken van Nederland er prijs op stelden, dat de historische traditie niet werd ver broken" (Gesch.v.h.Nederl. Volk, 111,202-203). Of allén de memorie van Thijtn den door slag gaf, is mij niet bekend, maar zeker is het, dat Pius IX aanvaardde, wat Thijm met zooveel warmte betoogd had. Want 21 Decem ber 1852 gaf de Paus de gewenschte beslissing met de woorden : Utrecht, de zetel van deti H. Willebrord ; ik zal aan Europa toonen, dat de katholieken van Holland niet van gisteren zijn." Was deze bepaling des Pausen cenerzijds een groot succes voor Thijm en zijn vrienden, anderzijds bracht hem zijn krachtige bemoei ing niet weinig leed. Een groot deel der over Nederland, als een machtige vloedgolf, zich uitstortende Aprilbeweging kwam ook op hem neer. In vele der honderden bruchuren, in genoemde maand verschenen, werd de naam van Thijm met afkeer genoemd. Een berijmd pamflet tegen hem gericht, zegt vlakweg, dat hij de nagedachtenis van Prins Willem deu Eersten zocht te schandvlekken" en beweert, dat een stoet in monnikspij gedoken" uit zijn spelonken losbreekt : Om cle vrijheid, zoo hij kan, te smoren Op 't moordschavot, in houtmijtgloed." Zoozeer laaide cle haat tegen Thijm op, dat hij teAmsterdam niet alleen zelf begroet" werd met slijk en steenen, maar ook zijn familie niet veilig meer was, en hij zich genoodzaakt vond de zijnen elders buiten gevaar te brengen. Wat Thijm zooal te hooren kreeg, blijkt uit zijn ongerustheid in die zoo woelige en gevaarlijke dagen. Thorbecke moet weg, zoo hoorde hij roepen, de Kamer moet worden ontbonden, er moet komen een grondwets herziening, met de bepaling, dat alle aanstoot gevende instellingen der Roomsche Kerk, zooals bisschoppen, kloosters enz. verboden zijn ; de toestand van vóór 1798 moet worden hersteld en het Calvinisme staatskerk worden. Thijm echter troostte zich in zijn schuilplaats met de overtuiging, dat de vijand in de hoofd zaak van zijn opzet niet zou slagen. Terwijl hij het geruimen tijd niet geraden vond in het publiek te verschijnen, werkte hij met spoed aan zijn heerlijk vlugschrift : De Katholieke Kerkregeling in ons Vaderland, Amsterdam 1853. Hoe waardig staat hij tegenover het geloei der lastertaal, welke drie weken lang het vaderland in beroering bracht! Meesterlijk geschreven, nobel en kalm van toon, bewees de brochure zonneklaar het grondwettelijk recht der katholieken, verklaarde de uit drukkingen der Allocutie en der Bul des Pausen, toonde de beteekenis van den eed der bisschoppen en kwam ten slot te krachtig op tegen hen, die slechts n tijdperk der geschiedenis nationaal heeten, die de klein geestige vrees koesteren, dat een gedeelte onzer geschiedenis vernietigd zou kunnen worden, die eene richting laaghartig" noemen, wijl zij in de waardeering van de groote figuren onzer geschiedenis met hen in meening verschilt, MUM i FOLME1 |Oen Haag SPECIALITEIT: IEHHUIZINGEI OIDER GARUTIE-:- -:-:? -:- -:- -:? BERGPLJUTSEI 1001 IIBOEDEIS IMIIIIIMIllllllllllMIIIIMMIItllllll die niet berusten in den Nederlandschen Volkstoestand, gelijk die door de Grondwet omschreven wordt; die zich beijveren de werking van die Grondwet te belemmeren : ik zal dat nimmer doen, alle tijdperken onzer geschiedenis zullen mij dierbaar blijven, al hare groote feiten zullen voorwerpen zijn ook van mijn bewondering en trotschheid; ik zou geen vroeger tijdperk terugwenschen, zoomin dat der Graven, als dat der Stad houders. Dergelijke wenschen toch zijn on vruchtbaar en verlammen den geest, wiens onophoudelijken arbeid wij schuldig zijn op het outer des Vaderlands, ten algemeenen nutte voor den tijdgenoot, voor alle mede burgers ten offer te brengen." Dit schreef hij den 22sten April, en het boekje beviel zoo, dat het in zeer korten tijd een vierden druk beleefde. Ruim een week vroeger had Thijm, onder den titel: Trouw. Een Huldegroet aan zijn Majesteit Koning Willern den Derden bij zijn bezoek aan Amster dam in grasmaand 1853, zijn vorst met geest drift begroet en voor Hem gebeden : Geef kracht, o God, aan 's Konings hand Den jijksstaf voerend in ons midden, Voor wien U al de stemmen bidden Der vrienden van het Vaderland." Aldus was en bleef de gedachte van Thijm echter vaderlandsch gestemd. Aldus sprak hij ook met Mgr. Smits, met Broere en Dr. Cramer op een vergadering, in die dagen te Amsterdam gehouden. De katholieken mochten niet vreezen. Qui se fait mouton, Ie loup Ie mange. Toch moest de vurigheid van De Tijd niet in zenuwachtigheid ont aarden. De Koning moest worden gespaard. De katholieken moesten indachtig zijn, dat Holland hun vaderland is. Dat was altijd hun glorie en is het nog heden. Zulke echf Hollandsche gevoelens spoorden Thijm aan, om met zijn vrienden en helpers een dankadrcs op te zenden aan den H. Vader, die een zoo groote weldaad aan de katho lieken bewezen had. Zelfs verzet daartegen in het eigen kamp kon hem niet weerhouden. En al hoorde hij reeds spreken van grove fouten en onhandigheden," door de Amster damsche leiders begaan ; al voegde van Nispen daarbij dat zij het zijn, die ons voor een groot deel, wellicht geheel de ellende berok kend hebben, die onze kerkelijke organisatie ontmoet en die ons wel eens oneindig veel kan doen verliezen en aan oneindige rampen blootstellen," Thijm bleef bij het idee van een dankadres aan Pius IX, die het welwillend ontving en aan de opstellers een bijzonderen zegen schonk. Uit dankbaarheid en geestdrift zette hij 2ich nu aan het werk, om in October-November 1853 den bekenden gedenkpenning op het Herstel der Kerkelijke Hiërarchie te ont werpen. Ook heb ik, zoo schrijft hij zelf, de medalje ontworpen, die aan de eene zijde de opwekking der dochter van Jaïrus voor stelt. De officieele theologen hier kwamen daartegen op, omdat door de predikers die Evangeliegeschiedenis doorgaans wordt uit gelegd als een zinnebeeld van het verrijzen uit den slaap der zonde." Op de keerzijde ziet men de wapens van het aartsbisdom en vier bisdommen. Alle genoemde wapen schilden zijn bedekt door hoeden van zinopel, de insignes der bisschoppelijke vrijdommen. Op de middenruimte leest men : Anno R.S. CIC IC CCCL1II Pio IX Pont. Max. Ser. Reg. Wilhelmi III an. V Episcopali Hiërarchia Singulari Dei Beneficio Neerlandiae Restituta Civcs Catholici Gratulantur. Algemeen vond men het ontwerp van Thijm prachtig, zoodat een vroeger van Mgr. Bel grado niet meer genoemd werd. Hij zelf gaf een beschrijving onder den titel: De gedenk penning van liet herstel der bisschoppelijke hiërarchie in Nederland, Hollandsch en Fransen, Amsterdam (1853). Men begrijpt wat een vreugde het voor Thijm moest zijn, dat ook te Rome, de stad der prachtige gedenkpenningen, zijn werk hoogelijk geprezen werd. Zoo b.v. Fransoni, de prefect der Propaganda, en Antonelli, de beroemde staatssecretaris; maar vooral Pius IX zelf, die met erkentelijkheid den uitmuntend bewerkten gedenkpenning" aan vaardde. Alberdingk Thijm kon op het zware werk, waaronder hij bij het herstel der bisschoppelijke hiërarchie en bijzonder tijdens de stormen der Aprilbeweging gezwoegd had, met vreugde terugzien. En al stond hij bij velen in den lande, voortaan nog veel meer dan vroeger, met een zwarte kool geteekend, hij droeg de over tuiging weg, dat hij zeer veel goeds bewerkt had voor zijn H. Moederkerk en zijn dierbaar Vaderland. iiiiiiimiiiiiimiimiiimiiitiiiitiiimit imiimiimiiiimniliiiiiiilliiiiiili VARMOND HOUTBOUW l KANTOOR FBEDEPJK MENDQIKIAANÖ5] JEN HAAG - TCUNTJCH.23ÖO-23ÖI LEVERT DE/VEPLANCD IN ZEER KORTEN TUD ALLE HOUTCON./TRUCTIEX ' , ALS LANDHUIZEN .SCHOOLGEBOUWEN ; JACHTHUIZEN ZIEKENHUIZEN INLICHXINCEN OP AANVRAAG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl