De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 14 augustus pagina 8

14 augustus 1920 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 Aug. '20. No. 2251 THIJM EN DE KATHOLIEKE STAATSPARTIJ door dr. J. WITLOX De redactie van De Amsterdammer", het Weekblad, dat weleer Josef Alberdingk Thijm onder zijn trouwe medewerkers re kende, vraagt mij een artikel voor haar Thijmnummer, b.v. ,,over de verhouding van Thijm tot de katholieke partij als poli tieke partij." Was ik verlegen om een uitvluchtje, ten einde mij het overigens vereerend verzoek der redactie in dezen zaligen vacantietijd van den hals te schuiven, dan behoefde ik waarlijk niet lang te zoeken. Ik kon heel eenvoudig het woord van A.J. in de bekende levensbeschrijving van zijn vader J. A. Al berdingk Thijm" tot het mijne maken : Thijm's verhouding tot de Roomschen als staatspartij kunnen wij veilig onbesproken laten, om de afdoende reden, dat zij om zoo te zeggen niet bestond" (blz. 219). > Behalve dat A. J., zooals meer anderen, zich hierbij wel wat al te angstvallig aan het woordje partij" vastklampt, hebben wij echter rekening te houden met het feit, dat Thijm wel degelijk gelegenheid heeft gehad, en ze dus natuurlijk ook heeft benut, om zich uit te spreken over een Katholieke Staats partij als zoodanig, in den strikten zin des woords. 't Wa? in 't jaar 1883 toen Schaepman in Onze Wachter zijn Proeve van een Program" lanceerde, waarover nagenoeg geheel Katholiek Nederland een angstvallig stilzwijgen be waarde. Alleen de opene, warmbloedige Nuyens schonk hartelijk bijval en gaf ook in zijn brieven aan z'n vriend Thijm van zijn ingenomenheid blijk. Tot mijn leedwezen" antwoordt Thijm 23 Oct. 1883, deel ik uw ingenomenheid niet metScheapman'sprogram. Het biedt mij, in de moeilijke quaesties, die zich nu en dan voordoen, in 't geheel geen houvast. Beginselen der Katholieken, die bij niemand aan rechtmatige bedenking onderhevig zijn, worden er in uitgesproken, maar voor de beslissing van alle vraagstukken wordt er zooveel speling gelaten, dat men er weinig in de praktijk aan hebben zal. Onze vriend is, als een echt dichterlijke geest, met een veelbelovende toekomst opgetreden ; maar (en hier volgt een uiterst merkwaardig oor deel over Schaepman, dat echter aan de menschenkennis van Thijm geen eere doet!) maar politiek inzicht en vooral maatschappe lijke takt (wellicht Schaepman's sterkste zijde !) schijnen mij toe hem niet in hooge mate bedeeld te zijn.!" Meteen geeft hij ook zijn oordeel over een Katholiek staatsman van bescheidener structuur: Vermeulen kan argumenten tegen het Darwin-stelsel met klaarheid uit elkaar zetten, maar een staatsfilosoof heb ik nog niet in hem erkend." Nuyens blijft natuurlijk met de hem eigen West-Friesche taaiheid Schaepsman's pro gram verdedigen, Thijm handhaaft zijn af wijzend standpunt. Ik sta nog al aan de zijde van mr. Verwer", (deze had het program bestreden), schrijft hij 20 Febr. 1884. Ik vind het program beneden Schaepsman's genie, en zelfs beneden zijn letterkundig talent. Het zijn axiomaas, vage decisies op doorge hakte quaesties, waar het uit aan-een-geregen is. We worden er niets wijzer door. Ik geloof ook niet aan de mogelijkheid noch oirbaarheid eener Katholieke partij. Daarvoor worden wij hier te lande niet genoeg gekneveld, en daartoe gaan onze dagbladen-schrijvers te licht tot verbintenissen met onze erfvijanden (de te genwoordige Kuyperianen) over, hetgeen, naar mijn diepste conviktie, evenzeer met ons belang als met onze waardigheid in strijd is." 1) De redenen, die Thijm hier opnoemt: daarvoor worden wij hier te lande niet genoeg gekneveld" en.... vrees voor al te nauwe aansluiting eener georganiseerde Roomsche partij bij de anti-revolutionnairen zijn op zich zelf even merkwaardig als teekenend voor Thijm. Vooral van het monsterverbond" moest hij niets hebben. Het aanwenden van zulke middelen gold voor hem als een bewijs van gebrek aan vertrouwen op de Voorzie nigheid. ! (Volksalmanak, 1886). 't Was nu eenmaal- Thijm's levensdoel Nederland te overtuigen,dat het geen?protestantsche natie" was en de aanmatiging in Calvinistische kringen op dit punt was hem kortweg een gruwel. Vandaar ook zijn hartstochtelijk ver zet tegen het plechtig herdenken van protestantsche vierdagen" als de slag bij Heiligerlee en de inneming van den Briel. De hoofdreden van Thijm's afkeer van een georganiseerd partijverband ligt echter zon der eenigen twijfel in zijn vrijheidszucht. Thijm was Katholiek als geen ander, met over tuiging, ja met graagte hield hij vast aan de waarheden van zijn geloof, in trouwe aanhankelijkheid en onderdanigheid aan IN HET ZWITSERSCH NATIONALPARK Er wonen in het Engadin zeven menschen per vierkanten kilometer. Hun activiteit be perkt zich in hoofdzaak tot de onmiddellijke omgeving der weinige dorpen en al wat daar buiten ligt, is wildernis. Wanneer ge nu nog bedenkt, dat sinds de oprichting van den Bund für Naturschutz de idee van natuurbescher ming, van welwillendheid en mededoogen jegens planten en dieren zich ook buiten de palen van het Park in steeds sterker mate doet gelden, dan is het licht te begrijpen, dat de wegen hier alle bebloemd zijn en dat de dieren zich hoe langer en meer onge dwongen en onbevreesd bewegen. Alsof, zooals Kamphuyzen het zegt, alle menschen wijs waren en deze aarde alweer wordt tot een Paradijs. Wij waren nog geen week hier of wij kregen de bewijzen daarvan te zien. Op een wande lingetje van Zernez naar Sus, gewoon langs den grooten postweg, zagen wij rechts omlaag in het smalle streepje grasland tusschen de rotsen en de Inn een vrij groot grauw beest voortloopen. Als hij vlugger geweest was en langer ooren gehad had, dan zou het een haas hebben kunnen wezen, maar nu rekenden we spoedig uit, dat het een marmot was, een mormeldier. Wij waren meer in verbazing over zijne, dan hij over onze aanwezigheid, hij dacht niet aan vluchten, maar vergeRome, een ultramontaan" als geen'tweede. 't Was hem een eer, een geluk, ja een behoefte, dit ook tegenover niet-Katholieken te getuigen. De waarheid is mij iets exkluziefs", schrijf t hij 16 April 1868 aan De'Hoop Scheffer, en ik kan onmogelijk naast het stelsel, waarin ik ben geboren, en welks volledigheid en voor treffelijkheid mij alle dagen verrassender tegenschittert, plaats vinden voor een stelsel dat daarmee in strijd is. De rechten, die de dwaling kan laten gelden, zijn rechten van konveniëntie , maar het absoluut onderscheid tusschen waarheid en dwaling en de daaruit volgende gegrondheid of ongegrondheid der aanspraken van beiden, kan ik niet loslaten". In oprechte liefde voor zijn geloof wil hij iederen zoekende een gids zijn, getuige zijn geschrift van 1869 De bezwaren van J. A. Hartsen tegen het katholicisme beantwoord. Hartsen bracht hem dan ook oprecht dank voor zijn levendige en krachtige schets van het Catholicisme". Die liefde voor zijn geloof uit zich op de eigenaardigste wijze, en hij is overgelukkig als hij 5 Februari 1874 bij gele genheid van het Koningsfeest aan J.A.M, van Berckel kon schrijven : ik heb van de commis sie gedaan gekregen, dat de fervente Katholiek Philips Willem van Oranje de eereplaats naast Willem den Zwijger zal hebben." Maar zijn geloofsijver was niet uitdagend ; hij was geen Veuillot-man, zooals zijn vriend Cramer, en Broere en zelfs Smits tot zekere hoogte, en buiten geloofszaken eischte hij voor zich de noodige ruimte van beweging : het keurslijf van een politiek partijverband was niet het harnas, dat dezen strijder paste. Niemand twijfelt aan zijn vereering voor een Katho liek Centrum" schrijft hij in 1857 aan mr. H. van Berckel, maar, zoo voegt hij er aan stonds bij : geen uitdooving van levensele menten of vernietiging der vrijheid." Hij is geen soldaat, geschikt voor het gelid, zoo verklaart hij zelf, slechts als franc-tireur voelt hij zich in zijn element. (Volksalmanak. 1876 blz. XIII.) Helde hij in politieken zin dan misschien tot het liberalisme over? In de verste verte niet ! Met het volste recht kon hij van zich zelf ge tuigen : ik ben de meest konsequente antiliberaal van het land." (A.J. blz. 284). Thijm verwerpt het liberalisme als Katholiek. 20 Juni '62 schrijft hij aan den pas tot Kamerlid verkozen Heydenrijck : Ik verheug mij ten zeerste, dat Nijmegen een volksvertegenwoor diger van ondubbelzinnig Katholieke begin selen heeft gekozen, een Kamerlid, dat het bewijs zal leveren, hoe in hetKatholiek systeem alles aan-een-hangt, en hoe het liberalisme in den zin der practici van het moderne recht evenmin verontschuldigd kan worden als de theorieën der moderne theologie." Ook tegenover niet-Katholieken stak hij deze ge voelens niet onder stoelen of banken, zelfs al kost hem dit een hoog gewaardeerde vriend schap als van Heye. Hij laat zich, zoo schrijft hij dezen 10 April '69, de verwijdering tusschen hen beiden welgevallen en handhaaft zijn gevoelen over het liberalisme :,,.... het libe ralisme dunkt mij de kiem der ontbinding van alle orde en daarmee de ontkenning en ver nietiging van alles wat braaf, schoon en edel is, in zich te bevatten."/,,Het verscheurt het Vaderland !" En dan spreekt hij nog van het eerlijk liberalisme, niet van datgene, wat de keel toeknijpt aan alle overtuigingen, die afwijken van de geloofsbelijdenis der liberalen. .... Ik zie met verrukking, zoo besluit hij, dat gij ook aan een beter bestaan na dit kommervolle leven gelooft. Ik ook geef u daar van harte rendez-vons." In dezen brief komt scherp tot uiting, wat Thijm eigenlijk vooral tegen het liberalisme heeft. Zijn vrijheidsliefde is het wederom, die in verzet komt tegen het on-liberale in de houding der meeste liberalen. Telkens komt hij hierop terug en niet de minsten onder zijn hoogstaande, andersdenkende correspon denten, gaan hierin met hem accoord. N.G. Pierson vindt (7 Nov. 1868) zijn critiek op de liberalen wel wat scherp ; dezen toch hebben aan de Katholieken hun rechten bezorgd. Maar hij geeft toe : De liberalen zijn alleen niet consequent genoeg. De meesten hunner zijn bang geworden van de toepassing hunner eigene staatkundige vrijheids-beginsels." Hij vindt het echter geen wonder, dat de liberalen de Katholieken verdachten, meer te verlangen, dan de vrije kerk in den vrijen staat, en hij wenschte, dat de Katholieke partij zich bepaalde tot de onderwijs-kwestie waar in zij, in 't algemeen gesproken, mijns inziens in haar recht is." Telkens zit Thijm op zijn anti-liberaal stok paardje. De bekeerling H. A. des Amorie van der Hoeven is het met Thijm's opvatting van het liberalisme als noodwendig antiKatholicisme" alleen eens ten opzichte van het Lampingsche liberalisme", maar hij gelooft ook niet dat de zich noemende libe ralen in Nederland ware liberalen zijn." Op onderwijsgebied zijn zij zoo anti-liberaal mogelijk." Dit is hij volmaakt met Thijm eens. Zelfs de liberalistische" neigingen van Nuyens tuimelden ten laatste over dit struikelblok. Thans begrijp ik Schaepman, schrijft hij 23 Juli 1885 : hij heeft goed gezien, wijl hij philisophisch denkt. Wij konden niet anders dan de liberale partij den rug toedraayen. In woorden zijn zij voor Vrijheid." In den grond zijn zij antipapisten gebleven : 't zijn de op volgers van 1853." Uit bovenstaande correspondentie met H.A. des Amorie blijkt, dat Thijm vooral in de schoolkwestie het liberale standpunt niet deel de. Dit blijkt ook uit de drukke correspondentie bij gelegenheid van de verkiezingen van 1868 met den anti-revolutionnairen heer D. Koorders. Beiden wenschen conservatieve candidaten, die echter in de schoolkwestie op hun stand punt staan. Dit is te merkwaardiger, omdat Thijm zich later in den Volksalmanak van 1880 (blz. VIII?X) zoo kras voor de openbare school zou uitlaten. Dit alleen reeds maakte het Thijm afdoende onmogelijk als lid eener georganiseerde Katholieke Staatspartij op te treden. Schaepman 2) ziet hierin een bewijs van Thijm's schromelijke eenzijdigheid, wat kan worden toegegeven, en in de combinatie : proopenbare school en contra-monsterverbond een reddelooze inconsequentie, wat minder duidelijk - is. Thijm ageert vooral tegen de idee: Nederland is een Protestantsche Natie. Hij wil toonen : wij .Katholieken waren er 't eerst en zijn er nog immer, en den Roomschen invloed wil hij doen groeien op alle terrein. Een middel daartoe achtte hij : druk verkeer der Katholieken in andersdenkende kringen, en zelf gaf hij daarvan met ambitie het voor beeld. Maar daartoe achtte hij het tevens wenschelijk, dat de Roomsche kinderen van jongs af op de openbare school met anders denkenden opgroeiden. Thijm vergeet hierbij, dat de invloed eener partij niet zoozeer af hangt van hetgeen ieder individu in be paalden kring presteert, als van de kracht waarmede de partij als geheel, in hechte or ganisatie, op de samenleving inwerkt, 't Kan ook verbazing wekken, dat de door-en-door Roomsche Thijm in verbluffende eenzijdigheid geen oog scheen te hebben, voor de treurige lacune om niet van erger te spreken die de openbare school in de Roomsche op voeding liet, maar voor Schaepman's beschul diging van inconsequentie in verband met zijn afkeer van het monsterverbond" bestaat m.i. geen reden. Thijm was dus op politiek gebied geen Roomsch partij-man, van het liberalisme had hij den meest hartgrondigen, van het Socialis me een instinctmatigen afkeer, gebaseerd op zijn afschuw van alle overdreven staats bemoeiing. (Vgl. A. J. blz. 285 v.v.) Wat was hij dan wel? Thijm was een Roomsch, monarchistisch, conservatief anti-revolutionnair. Hij veroordeelt zijn vaderlijke en moe derlijke voorouders", schrijft hij 16 April 1868 aan De Hoop Scheffer, die aan de revo lutie van 1795 hebben meegewerkt. Hij vindt geen vrijheid om ooit revolutie te maken en leeft als Nederlander mede de tradities der Nederlandsche Katholieken, niet der Nederlandsche geschiedschrijvers van vóór Bilderdijk." Conservatief is hij in die dagen noodzakelijk als anti-liberaal en 't blijkt ook uit zijn verkiezingsactie, b.v. in 1868. Als anti-revolutionnair is hij monarchist of Koningsgezind, maar bovenal was hij ook in zijn politieke bedrijvigheid Katholiek. Hij was in de verste verte geen politicus van nature. Bijna alleen indien de gebeurte nissen van den dag in onmiddellijke botsing kwamen met Thijm's ideeën over God, Gezag, Natie en Katholicisme, voelde hij zich eenigszins politikus worden. Of liever de politiek was hem onverschillig, maar bij die gelegenheden hield de onverschilligheid op en kwam daarvoor afkeer en spotlust in de plaats." (A.J. blz. 279). Men behoeft geen diepzinnige verklaringen te gaan zoeken, voor het feit, dat Thijm niet op de eerste plaats politicus was. Hij was nu eenmaal een kunstenaars-ziel, een zoeker naar het schoone en hij zou wel idioot zijn geweest. als hij dit op de eerste plaats in de politiek had meenen te treffen. In de mengeling en worsteling der feiten kon hij nu eenmaal geen harmonische groepeering vinden, zooals Schaepman het schilderachtig uitdrukt. Een raadsel is het mij echter, hoe de Doctor hier na kan laten volgen, dat Thijm een groot staatsman had kunnen zijn, wanneer de Muze hem niet een anderen weg had gewezen. 3) Maar., die Muze was nu eenmaal niets anders dan Thijm's eigen aanleg en neiging, die hem voor de politiek ongeschikt, en de politiek noegde zich ermee, met een poosje doodstil te zitten tegen een bemost granietblok, dat met zijn kleur nog al goed hannon'ëerde en waartegen hij dan ook vrijwel verdween. Daarna ging hij drinken in de rivier. Een meter of tien van den oever was zijn hoi, dat hij pas had gegraven ; de aarde was nog donker en vochtig. Nu zijn op menige plaats in Grauwbunderland de marmotten even algemeen als bij ons de konijnen in het duin. In het Park hebben zij ook groote vestigingen en er is ook een beschermde kolonie bij Zuoz, vlak bij het dorp, die volgens de verslagen van den Bund, door de bewoners gaarne wurdt geduld, al richten de dieren ook nog al schade aan in het grasland. Onze eenzame vriend bij Zernez was echter al heel ver uit liet marmottcnland en moet misschien be schouwd worden als een pionier, die in deze dagen van voorspoed naar nieuwe gebieden gaat uitzien. Wij blijven nog een paar weken hier, ik moet toch eens zien, hoe het hem vergaat. Een nog mooiere ontmoeting hadden wij op den Baseglia, een beggroep, die buiten het Park ligt, maar die wij er a'vast maar bij rekenen en die dan ook reeds opgenomen is in het wetenschappelijk onderzoek. Wij voor hem onsympathiek maakte. Neen, dan had Thijm een beteren kijk op zich zelf, toen hij verklaarde in een brief aan zijn dochter : alles ontbreekt mij voor Kamerlid. Volgens A.J. (blz. 279-83) maakt ook de afkeer van lezingen Thijm voor het politieke leven minder geschikt. A.J. zou met zijn bovenstaande bewering : de politiek was hem onverschillig, dan ook volkomen gelijk hebben, als Thijm niet zoo door en door Roomsch was, en terstond bereid om alles aan te grijpen, wat den Roomschen invloed kon verhoogen, dus ook de politiek, als het pas gaf. Ook op dit gebied was hij een cheval de bataille en geen parade-paard zooals hij zich zelf eens heeft genoemd. Zeker, de politiek als zoodanig had zijn liefde niet, maar de Katholieke zaak had die wel, en de politiek kreeg, als middel om dit te bevorderen, zooal niet zijn liefde dan toch meer dan eens, zelfs in zekeren zin doorloopend, zijn actieve attentie. Thijm ergerde zich dood aan de achteruit zetting der Katholieken, op allerlei, ook op politiek terrein, maar feller was zijn ergernis over de lamlendigheid, waarmede velen zijner geloof sgenooten zich daarbij neerlegden en hun totaal gebrek aan activiteit. Hij begreep het eerst-noodige : het wekken van hun zelfbe wustzijn. Ik geloof met u, schrijft hij in 1854, aan een geestverwant, dat er nog veel te doen is, om onze geloofsgenooten tot dat Katholiek zelfbewustzijn te brengen, hetwelk onze kerkprovincie eene gelukkige en glans rijke toekomst verzekert." En dat ging hem maar niet gauw genoeg. Twee jaren later schrijft hij aan mr. H. van Berckel : 't Is met het Roomsche drukken en uitgeven als al het andere roomsche hier te lande: half bakken werk, om niet te zeggen volkomen on gaar." Katholiek, Tijd, Stemmen, allen lijden honger".... schrijft hij al wederom drie jaren later aan denzelfden, waar is toch in Gods naam de nieuwe, krachtige, Katholieke gene ratie, waarvan ons zooveel groots en schoons voorspeld is." Waar blijven de vruchten van Katwijk, vraagt hij bitter. De Amsterdamsche producten vallen weinig in 't oog. Pypentabak en halve flesschjes schijnen ook al niet tot arbeid te prikkelen.. Onze Katholieke gestudeerden hier in de hoofdstad voeren, op het openbaar gebied, niets uit en willen zich ook volstrekt tot niets leenen. Ik beken, dat ik een beetjen van samenwerking begin te walgen, en het voornemen overweeg alleen boekjens en artikeltjens te gaan schrijven, waar ik anderen niet bij noodig heb. Ons Regt voor allen," onze schoolmeestersvereeniging, enz. het moet alles door Cramer, nog n willig mensch en mijn persoon gedreven worden. 't Is alsof naar de kerk gaan en soepkoken het eenige publieke werk is, dat den Katholie ken te verrichten staat...." Iemand, die zoo van de noodzakelijkheid van allerlei actie doordrongen was, en zijn geloofsgenooten op dergelijke wijze onder handen nam, moet natuurlijk zelf niet stil zitten, ook niet op het politieke terrein. Vandaar, dat hij zich al aanstonds levendig interesseert voor de eerste rechtstreeksche verkiezingen van 1848. ,,De afloop der Ver kiezingen : Jubelzang van een Katholiek Amsterdammer" moest aan zijn hoogge stemde tevredenheid uiting geven. Meerdere geschriften van min of meer politieken aard zagen van zijne hand het licht, zooals Een verbijsterde Tweede Kamer" in 1866 en tien broederlijk woord, gericht tot de Katholieke kiezers te Amsterdam en elders" van 't zelfde jaar, enz. enz. (Zie A.J. blz. 277-78). Hij was ook de medestichter der Vrijdagsche Vereeniging", door A.J. wel wat hoog hartig genoemd een debating-club van staat kundige dilettanten." Hij was lid van Recht voor Allen", opgericht op de eerste plaats als kiesvereeniging, zooals hij in 1854 schrijft aan een Arnhemmer, wien hij de vraag stelt, waarom er in Arnhem ook geen afdeeling be staat. Met van Dort en Van Nissen moet hij maar eens probceren er daar een op te richten ; op de maaiidvergaderingen wordt van alles besproken : Poütiek, liefdadigheid, kunst, enz. alles in verband met hoogere godsdien stige belangen. Thijm is hier zelfs politiek-propagandist ! Telkens en telkens vinden wij hem dan ook in correspondentie over staatkundige onder werpen, zooals met M. van der Aa over het stellen van candidaten, met A. des Amorie over koloniale politiek ')f metjniet-KathoIieken, die van zijn grooten invloed op zijn geloofs genooten ook op politiek terrein willen profiteeren. Soms zit hij zelfs zeer diep in de politiek, zooals in 1868, toen hij ijverde voor de candidatuur van den anti-revolutionnai ren conservatief, D. Koorders, en zijn zorgen uitstrekte over de districten Amsterdam, Hoorn en Haarlem, zooals uit de brieven van Koorders blijkt. Nog dieper zat hij er echter Alpen-Marmot Foto van J. Feuerstein - Schuls liepen langs liet mooie boschpad en hoorden opeens een gedreun en gestamp als van paarden. Stilstaan, niet te plotseling, opkijken, zonder veei beweeg van hoof J, en daar zagen we twee herten, prachtig glanzend roodbruin, die in dolle capriolen eikander nazaten over den bloemrijken woudbodem, tusschen be groeide granietblokken, eeuwenoude roodbruine en grijze sp irren en fris h groenen opslag van allerlei naaldhoat. Ik geloof niet, dat ik ooit van mijn leven zoo iets moois gezien heb, zoo duidelijk de mogelijkheid heb beseft van een vroolijke, onbedorven wereld. Het waren een paar lustige jonge hertekoetjes. Ze s;henen van onze amwezigheid niets te bemerken en galoppeerden ons vaak voorbij op minder dan vijfentwintig meter afstand. Dat lag stellig niet aan onze wjudlooperskunst, maar was ve.leer een nieuw bewijs van de paradijsachtigheid van dit land. Eindelijk zijn ze al spelende verdwenen. Sir Herbert Maxwell viaagt ergens in zijn Memories of the Months : ,,wat voor afschuwelijken stank dra''gi de mensch toch bij zich, dat al het levend ge dierte hem vliedt als de pest?" Hij ondervond dat bij zijn hertejachten in de Hooglanden van Schotland, maar sedert ik omgang heb met de hertjes van Zernez, ben ik omtrent dien stank alweer aardig gerust gesteld. Met de gemzen is het al net zoo. Vijf entwintig jaar geleden leerde ik op school, dat de gemzen in Zwitserland zoo goed als uitgestorven waren. Wel, dat is nooit waar geweest en wie zijn wandeling goed weet in te richten, kan op menige plaats in het Park kudden van vijftig, tachtiggemzenontmocten, hetzij ze grazen op de alpweiden van Piz Nair of Piz Tavrü, iietzij ze onder de be kwame leiding van een ouden bok in den ganzenmarsch afdalen van den Alp Minger naar de algronden van het Spöldal. In vroeger jaren kwam de steenbok ook voor in deze bergen en nog dezer dagen in ten jare 1871, toen hij zich zonder dat hij het zelf wist in meerdere districten candidaat zag gesteld. Deze kool had zijn vriend, de groote bekeerling mr. S. P. Lipman, hem gestoofd. Deze had in de Juniaflevering 1871 van De Wachter een artikel gelanceerd met de strekking, dat de Katho lieken zooveel mogelijk zelfstandig moesten optreden, met eigen kandidaten. Ge?n bond met de anti-revolutionnairen, die de gevaarlijksten zijn van allen : Naar mijn innigste overtuiging zoude eene overheersching der zich noemende anti-revolutionnaire partij in hare gevolgen beroerten medebrengen, zooals in 's lands historie met de zwartste kleuren zijn afgeteekend", heet het onheilspel lend,en Thijm zou het van harte onderschrijven evenals Lipman's allesbehalve vriendelijk oordeel over het liberalisme. Overigens is voor verreweg de meesten het liberalismus niets dan een ijdele leus, un moyen deparvenir een zinlooze benaming, welke haren drager, die anders niet-met-al zijn zoude, in eens tot een verlicht, beschaafd, en tot alles bekwaam man van de hooggeroemde" negentiende eeuw ver heft. In zijne toepassing is niets meer illiberaal dan het liberalismus. Of is het niet de hoogste trap van onvrijzinnigheid, is het niet de afschuwelijkste tiranny, aan een overgroot deel der bevolking en welligt aan hare meer derheid het juk op te leggen van een onder wijsstelsel, hetwelk in strijd is met al wat aan de aldus geriefden heilig en dierbaar is?" De scherpzinnige jurist zegt het waarachtig scherp genoeg en legt er meteen de conser vatieven maar neer, met de verklaring, dat dezen zich noch generiek noch specifiek van de liberalen onderscheiden. Ten aanzien meer bepaaldelijk van het straks genoemde on derwijsstelsel is er inderdaad niet het minste verschil." Dus : met geen dezer partijen moe ten, de Katholieken samengaan. 4) Met Katholieke geestdrift en Israëlitische sluwheid toog Lipman, haast in den letterlijken zin des woords tot zijn laatsten snik voor de goede zaak ijverend, aan 't werk en zette in een schrijven van 13 Juni '71 aan Thijm als systeem uiteen : Katholieken stemmen in den regel alleen op Katholieken ; men stelle dezelfde candidatuur in verscheidene districten, en dit wel.... zonder de candi daten vooraf te vragen. Van deze methode nu was Thijm zelf ook 't slachtoffer geworden. Lipman wenschte hem kandidaat te stellen in Leiden, Tiel en Amersfoort. 8 Juni had hij daartoe al een aanbevelingsbrief geschreven naar C.P. van Leeuwen (ook deze berust in de Biblioheca Thymiana) met de uitdrukkelijke vermaning : Tliijm zelf mag er niets van weten. Het feest te Leiden ging echter niet door, daar de Katholieke kiesvereeniging Recht voor allen het aftredend lid candidaat stelde, het geen Lipman 12 Juni bitter aan Van Leeuwen deed schrijven: Ik vrees, dat onze Hollandsche kiesvereenigingen eenmaal den naam zullen dragen van Recht voor allen behalve voor Roomsch-Katholieken. Waar die Vereenigingen niet bestaan zijn de kiezers wijzer, en begrijpen, dat het beter is niet te stemmen, dan ten voordeele der tegenstanders." In zijn kiesdistrict Hilversum stemmen e Katho lieken voor een Roomsche candidatuur en storen zich niet aan hun onstaatkundige dagbladen." In Tiel kreeg Thijm slechts weinige stemmen doch in Amersfoort ging het beter. In de herstemming begrepen. Uit vi r in getal de tweede," luidt hel triomfantelijk telegram van Lipman op 14 Juni '71. Thijm haalde 446 stemmen. Bij de herstemming bracht hij het tot £60 stemmen, maar zijn tegenstander had er 1559 ! 't Is waar, schreef hij 19 Juni aan Cramer, dat het moevementje in Gooi en Eemland geheel het werk is van Lipman en buiten mijn voorkennis is volbracht." Thijm in herstemming ! 't Is wel 't hoogte punt geweest, al was hij dan candidaat gesteld buiten zijn weten, van zijn bemoeienis sen op politiek terrein, waarop niet zijn liefde en ambitie lagen, maar dat hij toch ook niet geheel ontweek, ter bereiking van zijn levens ideaal: De ontvoogding van Katholiek Neder land. 1) Bibliotheca Thvmiana. St. IgnatiusCollege Amsterdam. Ik benut voor dit artikel nagenoeg uitsluitend de ongedrukte stukken dezer verzameling, docli zal er niet telkens naar verwijzen. 2) Menschen en Boeken I, blz. XVI; XXIII. 3) Menschen en Boeken. I, blz. XXVII. 4) Zie De Wachter 1871, Deel I vooral blz. 453 v.v. vonvt het dier een geliefde versiering op de muren der editc Engadiner huizen. Hij komt ook voor in het wapen van Zernez en nog onlangs zijn er in het Park steenbokschedcls en horens gevonden. Geen wonder dus, dat men begeerde deze dieren weer in het Park te krijgen, maar de kaus daarop is heel ge ring, want de steenbok-gebieden in Noord-, Italiëaan den Paradiso en die in de WestAlnen liggen ver weg. Het menschelijk onge duld heeft thans geleid tot een afwijking van het grondbeginsel dat men de Natuur in het Park de vrije hand zou laten. Men heeft het tempo van de wederinburgering der steenbokken versneld door in de lente van 1920 zeven van die dieren in het Park lostelaten, vier uit Bern en drieuit St. Gallen. Met muziek zijn ze in Zernez ingehaald on met groot gevolg gereden naar Punt Praspöl, alwaar ze na vijftien redevoeringen zijn vrij gelaten. Eén hunner wilde zijn kooi niet ver laten en moest het Park ingeranseld worden. Eenmaal in de vrijheid wilden de Berner steenbokken niets met die uit St. Gallen te doen hebben. Hoe het er nu mee staat weet ik niet, ze dwalen nog rond in het vrijwel onbegaanbare bosch Falcun aan den voet van Piz Terza. De meeningen omtrent deze methode van natuurbescherming zijn ver schillend. Ik voor mij heb er niets mee op en ben voor de zuivere toepassing van het beginsel, dat de menschelijke invloeden tot een minimum en zoo mogelijk tot nul moeten worden teruggebracht. Dat is hier in Zwit serland veel gemakkelijker door te voeren dan bij ons in Nederland en daarom vind ik deze steenbok-episode wel vermakelijk, maar toch niet prettig. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl