Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
14 Aug. '20. No. 2251
THIJM EN DE KATHOLIEKE
STAATSPARTIJ
door dr. J. WITLOX
De redactie van De Amsterdammer",
het Weekblad, dat weleer Josef Alberdingk
Thijm onder zijn trouwe medewerkers re
kende, vraagt mij een artikel voor haar
Thijmnummer, b.v. ,,over de verhouding
van Thijm tot de katholieke partij als poli
tieke partij." Was ik verlegen om een
uitvluchtje, ten einde mij het overigens vereerend
verzoek der redactie in dezen zaligen
vacantietijd van den hals te schuiven, dan behoefde
ik waarlijk niet lang te zoeken. Ik kon heel
eenvoudig het woord van A.J. in de bekende
levensbeschrijving van zijn vader J. A. Al
berdingk Thijm" tot het mijne maken :
Thijm's verhouding tot de Roomschen als
staatspartij kunnen wij veilig onbesproken
laten, om de afdoende reden, dat zij om zoo
te zeggen niet bestond" (blz. 219). >
Behalve dat A. J., zooals meer anderen,
zich hierbij wel wat al te angstvallig aan het
woordje partij" vastklampt, hebben wij
echter rekening te houden met het feit, dat
Thijm wel degelijk gelegenheid heeft gehad,
en ze dus natuurlijk ook heeft benut, om zich
uit te spreken over een Katholieke Staats
partij als zoodanig, in den strikten zin des
woords. 't Wa? in 't jaar 1883 toen Schaepman
in Onze Wachter zijn Proeve van een Program"
lanceerde, waarover nagenoeg geheel Katholiek
Nederland een angstvallig stilzwijgen be
waarde. Alleen de opene, warmbloedige
Nuyens schonk hartelijk bijval en gaf ook
in zijn brieven aan z'n vriend Thijm van zijn
ingenomenheid blijk. Tot mijn leedwezen"
antwoordt Thijm 23 Oct. 1883, deel ik uw
ingenomenheid niet metScheapman'sprogram.
Het biedt mij, in de moeilijke quaesties,
die zich nu en dan voordoen, in 't geheel
geen houvast. Beginselen der Katholieken, die
bij niemand aan rechtmatige bedenking
onderhevig zijn, worden er in uitgesproken,
maar voor de beslissing van alle vraagstukken
wordt er zooveel speling gelaten, dat men
er weinig in de praktijk aan hebben zal. Onze
vriend is, als een echt dichterlijke geest, met
een veelbelovende toekomst opgetreden ; maar
(en hier volgt een uiterst merkwaardig oor
deel over Schaepman, dat echter aan de
menschenkennis van Thijm geen eere doet!)
maar politiek inzicht en vooral maatschappe
lijke takt (wellicht Schaepman's sterkste
zijde !) schijnen mij toe hem niet in hooge
mate bedeeld te zijn.!" Meteen geeft hij ook
zijn oordeel over een Katholiek staatsman
van bescheidener structuur: Vermeulen kan
argumenten tegen het Darwin-stelsel met
klaarheid uit elkaar zetten, maar een
staatsfilosoof heb ik nog niet in hem erkend."
Nuyens blijft natuurlijk met de hem eigen
West-Friesche taaiheid Schaepsman's pro
gram verdedigen, Thijm handhaaft zijn af
wijzend standpunt. Ik sta nog al aan de zijde
van mr. Verwer", (deze had het program
bestreden), schrijft hij 20 Febr. 1884. Ik vind
het program beneden Schaepsman's genie,
en zelfs beneden zijn letterkundig talent.
Het zijn axiomaas, vage decisies op doorge
hakte quaesties, waar het uit aan-een-geregen
is. We worden er niets wijzer door. Ik geloof
ook niet aan de mogelijkheid noch oirbaarheid
eener Katholieke partij. Daarvoor worden wij
hier te lande niet genoeg gekneveld, en daartoe
gaan onze dagbladen-schrijvers te licht tot
verbintenissen met onze erfvijanden (de te
genwoordige Kuyperianen) over, hetgeen,
naar mijn diepste conviktie, evenzeer met
ons belang als met onze waardigheid in strijd
is." 1)
De redenen, die Thijm hier opnoemt:
daarvoor worden wij hier te lande niet genoeg
gekneveld" en.... vrees voor al te nauwe
aansluiting eener georganiseerde Roomsche
partij bij de anti-revolutionnairen zijn op
zich zelf even merkwaardig als teekenend
voor Thijm. Vooral van het monsterverbond"
moest hij niets hebben. Het aanwenden van
zulke middelen gold voor hem als een bewijs
van gebrek aan vertrouwen op de Voorzie
nigheid. ! (Volksalmanak, 1886). 't Was nu
eenmaal- Thijm's levensdoel Nederland te
overtuigen,dat het geen?protestantsche natie"
was en de aanmatiging in Calvinistische
kringen op dit punt was hem kortweg een
gruwel. Vandaar ook zijn hartstochtelijk ver
zet tegen het plechtig herdenken van
protestantsche vierdagen" als de slag bij
Heiligerlee en de inneming van den Briel.
De hoofdreden van Thijm's afkeer van een
georganiseerd partijverband ligt echter zon
der eenigen twijfel in zijn vrijheidszucht.
Thijm was Katholiek als geen ander, met over
tuiging, ja met graagte hield hij vast aan
de waarheden van zijn geloof, in trouwe
aanhankelijkheid en onderdanigheid aan
IN HET ZWITSERSCH
NATIONALPARK
Er wonen in het Engadin zeven menschen
per vierkanten kilometer. Hun activiteit be
perkt zich in hoofdzaak tot de onmiddellijke
omgeving der weinige dorpen en al wat daar
buiten ligt, is wildernis. Wanneer ge nu nog
bedenkt, dat sinds de oprichting van den Bund
für Naturschutz de idee van natuurbescher
ming, van welwillendheid en mededoogen
jegens planten en dieren zich ook buiten de
palen van het Park in steeds sterker
mate doet gelden, dan is het licht te begrijpen,
dat de wegen hier alle bebloemd zijn en dat
de dieren zich hoe langer en meer onge
dwongen en onbevreesd bewegen. Alsof, zooals
Kamphuyzen het zegt, alle menschen wijs
waren en deze aarde alweer wordt tot een
Paradijs.
Wij waren nog geen week hier of wij kregen
de bewijzen daarvan te zien. Op een wande
lingetje van Zernez naar Sus, gewoon langs
den grooten postweg, zagen wij rechts omlaag
in het smalle streepje grasland tusschen de
rotsen en de Inn een vrij groot grauw beest
voortloopen. Als hij vlugger geweest was en
langer ooren gehad had, dan zou het een
haas hebben kunnen wezen, maar nu rekenden
we spoedig uit, dat het een marmot was, een
mormeldier. Wij waren meer in verbazing
over zijne, dan hij over onze aanwezigheid,
hij dacht niet aan vluchten, maar
vergeRome, een ultramontaan" als geen'tweede.
't Was hem een eer, een geluk, ja een behoefte,
dit ook tegenover niet-Katholieken te getuigen.
De waarheid is mij iets exkluziefs", schrijf t hij
16 April 1868 aan De'Hoop Scheffer, en ik
kan onmogelijk naast het stelsel, waarin ik
ben geboren, en welks volledigheid en voor
treffelijkheid mij alle dagen verrassender
tegenschittert, plaats vinden voor een stelsel
dat daarmee in strijd is. De rechten, die de
dwaling kan laten gelden, zijn rechten van
konveniëntie , maar het absoluut onderscheid
tusschen waarheid en dwaling en de daaruit
volgende gegrondheid of ongegrondheid der
aanspraken van beiden, kan ik niet loslaten".
In oprechte liefde voor zijn geloof wil hij
iederen zoekende een gids zijn, getuige zijn
geschrift van 1869 De bezwaren van J. A.
Hartsen tegen het katholicisme beantwoord.
Hartsen bracht hem dan ook oprecht dank
voor zijn levendige en krachtige schets van
het Catholicisme". Die liefde voor zijn geloof
uit zich op de eigenaardigste wijze, en hij is
overgelukkig als hij 5 Februari 1874 bij gele
genheid van het Koningsfeest aan J.A.M, van
Berckel kon schrijven : ik heb van de commis
sie gedaan gekregen, dat de fervente Katholiek
Philips Willem van Oranje de eereplaats
naast Willem den Zwijger zal hebben." Maar
zijn geloofsijver was niet uitdagend ; hij was
geen Veuillot-man, zooals zijn vriend Cramer,
en Broere en zelfs Smits tot zekere hoogte, en
buiten geloofszaken eischte hij voor zich de
noodige ruimte van beweging : het keurslijf
van een politiek partijverband was niet
het harnas, dat dezen strijder paste. Niemand
twijfelt aan zijn vereering voor een Katho
liek Centrum" schrijft hij in 1857 aan mr.
H. van Berckel, maar, zoo voegt hij er aan
stonds bij : geen uitdooving van levensele
menten of vernietiging der vrijheid." Hij
is geen soldaat, geschikt voor het gelid, zoo
verklaart hij zelf, slechts als franc-tireur voelt
hij zich in zijn element. (Volksalmanak. 1876
blz. XIII.)
Helde hij in politieken zin dan misschien tot
het liberalisme over? In de verste verte niet !
Met het volste recht kon hij van zich zelf ge
tuigen : ik ben de meest konsequente
antiliberaal van het land." (A.J. blz. 284). Thijm
verwerpt het liberalisme als Katholiek. 20
Juni '62 schrijft hij aan den pas tot Kamerlid
verkozen Heydenrijck : Ik verheug mij ten
zeerste, dat Nijmegen een volksvertegenwoor
diger van ondubbelzinnig Katholieke begin
selen heeft gekozen, een Kamerlid, dat het
bewijs zal leveren, hoe in hetKatholiek systeem
alles aan-een-hangt, en hoe het liberalisme in
den zin der practici van het moderne recht
evenmin verontschuldigd kan worden als
de theorieën der moderne theologie." Ook
tegenover niet-Katholieken stak hij deze ge
voelens niet onder stoelen of banken, zelfs al
kost hem dit een hoog gewaardeerde vriend
schap als van Heye. Hij laat zich, zoo schrijft
hij dezen 10 April '69, de verwijdering tusschen
hen beiden welgevallen en handhaaft zijn
gevoelen over het liberalisme :,,.... het libe
ralisme dunkt mij de kiem der ontbinding van
alle orde en daarmee de ontkenning en ver
nietiging van alles wat braaf, schoon en edel
is, in zich te bevatten."/,,Het verscheurt het
Vaderland !" En dan spreekt hij nog van het
eerlijk liberalisme, niet van datgene, wat de
keel toeknijpt aan alle overtuigingen, die
afwijken van de geloofsbelijdenis der liberalen.
.... Ik zie met verrukking, zoo besluit hij,
dat gij ook aan een beter bestaan na dit
kommervolle leven gelooft. Ik ook geef u daar
van harte rendez-vons."
In dezen brief komt scherp tot uiting, wat
Thijm eigenlijk vooral tegen het liberalisme
heeft. Zijn vrijheidsliefde is het wederom, die
in verzet komt tegen het on-liberale in de
houding der meeste liberalen. Telkens komt
hij hierop terug en niet de minsten onder
zijn hoogstaande, andersdenkende correspon
denten, gaan hierin met hem accoord. N.G.
Pierson vindt (7 Nov. 1868) zijn critiek op de
liberalen wel wat scherp ; dezen toch hebben
aan de Katholieken hun rechten bezorgd.
Maar hij geeft toe : De liberalen zijn alleen
niet consequent genoeg. De meesten hunner
zijn bang geworden van de toepassing hunner
eigene staatkundige vrijheids-beginsels."
Hij vindt het echter geen wonder, dat de
liberalen de Katholieken verdachten, meer te
verlangen, dan de vrije kerk in den vrijen staat,
en hij wenschte, dat de Katholieke partij
zich bepaalde tot de onderwijs-kwestie waar
in zij, in 't algemeen gesproken, mijns inziens
in haar recht is."
Telkens zit Thijm op zijn anti-liberaal stok
paardje. De bekeerling H. A. des Amorie
van der Hoeven is het met Thijm's opvatting
van het liberalisme als noodwendig
antiKatholicisme" alleen eens ten opzichte van
het Lampingsche liberalisme", maar hij
gelooft ook niet dat de zich noemende libe
ralen in Nederland ware liberalen zijn."
Op onderwijsgebied zijn zij zoo anti-liberaal
mogelijk." Dit is hij volmaakt met Thijm eens.
Zelfs de liberalistische" neigingen van Nuyens
tuimelden ten laatste over dit struikelblok.
Thans begrijp ik Schaepman, schrijft hij
23 Juli 1885 : hij heeft goed gezien, wijl hij
philisophisch denkt. Wij konden niet anders
dan de liberale partij den rug toedraayen. In
woorden zijn zij voor Vrijheid." In den grond
zijn zij antipapisten gebleven : 't zijn de op
volgers van 1853."
Uit bovenstaande correspondentie met H.A.
des Amorie blijkt, dat Thijm vooral in de
schoolkwestie het liberale standpunt niet deel
de. Dit blijkt ook uit de drukke correspondentie
bij gelegenheid van de verkiezingen van 1868
met den anti-revolutionnairen heer D.
Koorders.
Beiden wenschen conservatieve candidaten,
die echter in de schoolkwestie op hun stand
punt staan. Dit is te merkwaardiger, omdat
Thijm zich later in den Volksalmanak van
1880 (blz. VIII?X) zoo kras voor de openbare
school zou uitlaten. Dit alleen reeds maakte
het Thijm afdoende onmogelijk als lid eener
georganiseerde Katholieke Staatspartij op
te treden.
Schaepman 2) ziet hierin een bewijs van
Thijm's schromelijke eenzijdigheid, wat kan
worden toegegeven, en in de combinatie :
proopenbare school en contra-monsterverbond
een reddelooze inconsequentie, wat minder
duidelijk - is. Thijm ageert vooral tegen de
idee: Nederland is een Protestantsche Natie.
Hij wil toonen : wij .Katholieken waren er 't
eerst en zijn er nog immer, en den Roomschen
invloed wil hij doen groeien op alle terrein.
Een middel daartoe achtte hij : druk verkeer
der Katholieken in andersdenkende kringen,
en zelf gaf hij daarvan met ambitie het voor
beeld. Maar daartoe achtte hij het tevens
wenschelijk, dat de Roomsche kinderen van
jongs af op de openbare school met anders
denkenden opgroeiden. Thijm vergeet hierbij,
dat de invloed eener partij niet zoozeer af
hangt van hetgeen ieder individu in be
paalden kring presteert, als van de kracht
waarmede de partij als geheel, in hechte or
ganisatie, op de samenleving inwerkt, 't Kan
ook verbazing wekken, dat de door-en-door
Roomsche Thijm in verbluffende eenzijdigheid
geen oog scheen te hebben, voor de treurige
lacune om niet van erger te spreken
die de openbare school in de Roomsche op
voeding liet, maar voor Schaepman's beschul
diging van inconsequentie in verband met
zijn afkeer van het monsterverbond" bestaat
m.i. geen reden.
Thijm was dus op politiek gebied geen
Roomsch partij-man, van het liberalisme had
hij den meest hartgrondigen, van het Socialis
me een instinctmatigen afkeer, gebaseerd op
zijn afschuw van alle overdreven staats
bemoeiing. (Vgl. A. J. blz. 285 v.v.) Wat was
hij dan wel? Thijm was een Roomsch,
monarchistisch, conservatief
anti-revolutionnair. Hij veroordeelt zijn vaderlijke en moe
derlijke voorouders", schrijft hij 16 April
1868 aan De Hoop Scheffer, die aan de revo
lutie van 1795 hebben meegewerkt. Hij vindt
geen vrijheid om ooit revolutie te maken
en leeft als Nederlander mede de tradities
der Nederlandsche Katholieken, niet der
Nederlandsche geschiedschrijvers van vóór
Bilderdijk." Conservatief is hij in die dagen
noodzakelijk als anti-liberaal en 't blijkt
ook uit zijn verkiezingsactie, b.v. in 1868.
Als anti-revolutionnair is hij monarchist of
Koningsgezind, maar bovenal was hij ook
in zijn politieke bedrijvigheid Katholiek.
Hij was in de verste verte geen politicus
van nature. Bijna alleen indien de gebeurte
nissen van den dag in onmiddellijke botsing
kwamen met Thijm's ideeën over God,
Gezag, Natie en Katholicisme, voelde hij
zich eenigszins politikus worden. Of liever de
politiek was hem onverschillig, maar bij die
gelegenheden hield de onverschilligheid op en
kwam daarvoor afkeer en spotlust in de
plaats." (A.J. blz. 279).
Men behoeft geen diepzinnige verklaringen
te gaan zoeken, voor het feit, dat Thijm niet
op de eerste plaats politicus was. Hij was nu
eenmaal een kunstenaars-ziel, een zoeker naar
het schoone en hij zou wel idioot zijn geweest.
als hij dit op de eerste plaats in de politiek
had meenen te treffen. In de mengeling en
worsteling der feiten kon hij nu eenmaal geen
harmonische groepeering vinden, zooals
Schaepman het schilderachtig uitdrukt. Een
raadsel is het mij echter, hoe de Doctor hier
na kan laten volgen, dat Thijm een groot
staatsman had kunnen zijn, wanneer de Muze
hem niet een anderen weg had gewezen. 3)
Maar., die Muze was nu eenmaal niets anders
dan Thijm's eigen aanleg en neiging, die hem
voor de politiek ongeschikt, en de politiek
noegde zich ermee, met een poosje doodstil
te zitten tegen een bemost granietblok, dat
met zijn kleur nog al goed hannon'ëerde en
waartegen hij dan ook vrijwel verdween.
Daarna ging hij drinken in de rivier. Een
meter of tien van den oever was zijn hoi,
dat hij pas had gegraven ; de aarde was nog
donker en vochtig. Nu zijn op menige plaats
in Grauwbunderland de marmotten even
algemeen als bij ons de konijnen in het duin.
In het Park hebben zij ook groote vestigingen
en er is ook een beschermde kolonie bij Zuoz,
vlak bij het dorp, die volgens de verslagen
van den Bund, door de bewoners gaarne wurdt
geduld, al richten de dieren ook nog al
schade aan in het grasland. Onze eenzame
vriend bij Zernez was echter al heel ver uit
liet marmottcnland en moet misschien be
schouwd worden als een pionier, die in deze
dagen van voorspoed naar nieuwe gebieden
gaat uitzien. Wij blijven nog een paar weken
hier, ik moet toch eens zien, hoe het hem
vergaat.
Een nog mooiere ontmoeting hadden wij
op den Baseglia, een beggroep, die buiten
het Park ligt, maar die wij er a'vast maar
bij rekenen en die dan ook reeds opgenomen
is in het wetenschappelijk onderzoek. Wij
voor hem onsympathiek maakte. Neen, dan
had Thijm een beteren kijk op zich zelf, toen
hij verklaarde in een brief aan zijn dochter :
alles ontbreekt mij voor Kamerlid. Volgens
A.J. (blz. 279-83) maakt ook de afkeer van
lezingen Thijm voor het politieke leven
minder geschikt.
A.J. zou met zijn bovenstaande bewering :
de politiek was hem onverschillig, dan ook
volkomen gelijk hebben, als Thijm niet zoo
door en door Roomsch was, en terstond bereid
om alles aan te grijpen, wat den Roomschen
invloed kon verhoogen, dus ook de politiek,
als het pas gaf. Ook op dit gebied was hij een
cheval de bataille en geen parade-paard zooals
hij zich zelf eens heeft genoemd. Zeker, de
politiek als zoodanig had zijn liefde niet,
maar de Katholieke zaak had die wel, en de
politiek kreeg, als middel om dit te bevorderen,
zooal niet zijn liefde dan toch meer dan eens,
zelfs in zekeren zin doorloopend, zijn actieve
attentie.
Thijm ergerde zich dood aan de achteruit
zetting der Katholieken, op allerlei, ook op
politiek terrein, maar feller was zijn ergernis
over de lamlendigheid, waarmede velen zijner
geloof sgenooten zich daarbij neerlegden en hun
totaal gebrek aan activiteit. Hij begreep het
eerst-noodige : het wekken van hun zelfbe
wustzijn. Ik geloof met u, schrijft hij in
1854, aan een geestverwant, dat er nog veel
te doen is, om onze geloofsgenooten tot dat
Katholiek zelfbewustzijn te brengen, hetwelk
onze kerkprovincie eene gelukkige en glans
rijke toekomst verzekert." En dat ging hem
maar niet gauw genoeg. Twee jaren later
schrijft hij aan mr. H. van Berckel : 't Is
met het Roomsche drukken en uitgeven als
al het andere roomsche hier te lande: half
bakken werk, om niet te zeggen volkomen on
gaar." Katholiek, Tijd, Stemmen, allen lijden
honger".... schrijft hij al wederom drie jaren
later aan denzelfden, waar is toch in Gods
naam de nieuwe, krachtige, Katholieke gene
ratie, waarvan ons zooveel groots en schoons
voorspeld is." Waar blijven de vruchten van
Katwijk, vraagt hij bitter. De Amsterdamsche
producten vallen weinig in 't oog.
Pypentabak en halve flesschjes schijnen ook al niet
tot arbeid te prikkelen.. Onze Katholieke
gestudeerden hier in de hoofdstad voeren, op
het openbaar gebied, niets uit en willen zich
ook volstrekt tot niets leenen. Ik beken, dat
ik een beetjen van samenwerking begin te
walgen, en het voornemen overweeg alleen
boekjens en artikeltjens te gaan schrijven, waar
ik anderen niet bij noodig heb. Ons Regt voor
allen," onze schoolmeestersvereeniging, enz.
het moet alles door Cramer, nog n willig
mensch en mijn persoon gedreven worden.
't Is alsof naar de kerk gaan en soepkoken
het eenige publieke werk is, dat den Katholie
ken te verrichten staat...."
Iemand, die zoo van de noodzakelijkheid
van allerlei actie doordrongen was, en zijn
geloofsgenooten op dergelijke wijze onder
handen nam, moet natuurlijk zelf niet stil
zitten, ook niet op het politieke terrein.
Vandaar, dat hij zich al aanstonds levendig
interesseert voor de eerste rechtstreeksche
verkiezingen van 1848. ,,De afloop der Ver
kiezingen : Jubelzang van een Katholiek
Amsterdammer" moest aan zijn hoogge
stemde tevredenheid uiting geven. Meerdere
geschriften van min of meer politieken aard
zagen van zijne hand het licht, zooals Een
verbijsterde Tweede Kamer" in 1866 en tien
broederlijk woord, gericht tot de Katholieke
kiezers te Amsterdam en elders" van 't zelfde
jaar, enz. enz. (Zie A.J. blz. 277-78).
Hij was ook de medestichter der
Vrijdagsche Vereeniging", door A.J. wel wat hoog
hartig genoemd een debating-club van staat
kundige dilettanten." Hij was lid van Recht
voor Allen", opgericht op de eerste plaats
als kiesvereeniging, zooals hij in 1854 schrijft
aan een Arnhemmer, wien hij de vraag stelt,
waarom er in Arnhem ook geen afdeeling be
staat. Met van Dort en Van Nissen moet hij
maar eens probceren er daar een op te richten ;
op de maaiidvergaderingen wordt van alles
besproken : Poütiek, liefdadigheid, kunst,
enz. alles in verband met hoogere godsdien
stige belangen.
Thijm is hier zelfs politiek-propagandist !
Telkens en telkens vinden wij hem dan ook
in correspondentie over staatkundige onder
werpen, zooals met M. van der Aa over het
stellen van candidaten, met A. des Amorie
over koloniale politiek ')f metjniet-KathoIieken,
die van zijn grooten invloed op zijn geloofs
genooten ook op politiek terrein willen
profiteeren. Soms zit hij zelfs zeer diep in de
politiek, zooals in 1868, toen hij ijverde voor
de candidatuur van den anti-revolutionnai
ren conservatief, D. Koorders, en zijn zorgen
uitstrekte over de districten Amsterdam,
Hoorn en Haarlem, zooals uit de brieven van
Koorders blijkt. Nog dieper zat hij er echter
Alpen-Marmot
Foto van J. Feuerstein - Schuls
liepen langs liet mooie boschpad en hoorden
opeens een gedreun en gestamp als van
paarden. Stilstaan, niet te plotseling, opkijken,
zonder veei beweeg van hoof J, en daar zagen
we twee herten, prachtig glanzend roodbruin,
die in dolle capriolen eikander nazaten over
den bloemrijken woudbodem, tusschen be
groeide granietblokken, eeuwenoude roodbruine
en grijze sp irren en fris h groenen opslag
van allerlei naaldhoat. Ik geloof niet, dat ik
ooit van mijn leven zoo iets moois gezien
heb, zoo duidelijk de mogelijkheid heb beseft
van een vroolijke, onbedorven wereld. Het
waren een paar lustige jonge hertekoetjes.
Ze s;henen van onze amwezigheid niets te
bemerken en galoppeerden ons vaak voorbij
op minder dan vijfentwintig meter afstand.
Dat lag stellig niet aan onze wjudlooperskunst,
maar was ve.leer een nieuw bewijs van de
paradijsachtigheid van dit land. Eindelijk zijn
ze al spelende verdwenen. Sir Herbert Maxwell
viaagt ergens in zijn Memories of the Months :
,,wat voor afschuwelijken stank dra''gi de
mensch toch bij zich, dat al het levend ge
dierte hem vliedt als de pest?" Hij ondervond
dat bij zijn hertejachten in de Hooglanden
van Schotland, maar sedert ik omgang heb
met de hertjes van Zernez, ben ik omtrent
dien stank alweer aardig gerust gesteld.
Met de gemzen is het al net zoo. Vijf
entwintig jaar geleden leerde ik op school,
dat de gemzen in Zwitserland zoo goed als
uitgestorven waren. Wel, dat is nooit waar
geweest en wie zijn wandeling goed weet in
te richten, kan op menige plaats in het Park
kudden van vijftig, tachtiggemzenontmocten,
hetzij ze grazen op de alpweiden van Piz
Nair of Piz Tavrü, iietzij ze onder de be
kwame leiding van een ouden bok in den
ganzenmarsch afdalen van den Alp Minger
naar de algronden van het Spöldal.
In vroeger jaren kwam de steenbok ook
voor in deze bergen en nog dezer dagen
in ten jare 1871, toen hij zich zonder
dat hij het zelf wist in meerdere districten
candidaat zag gesteld. Deze kool had zijn
vriend, de groote bekeerling mr. S. P.
Lipman, hem gestoofd. Deze had in de
Juniaflevering 1871 van De Wachter een artikel
gelanceerd met de strekking, dat de Katho
lieken zooveel mogelijk zelfstandig moesten
optreden, met eigen kandidaten. Ge?n bond
met de anti-revolutionnairen, die de
gevaarlijksten zijn van allen : Naar mijn innigste
overtuiging zoude eene overheersching der
zich noemende anti-revolutionnaire partij
in hare gevolgen beroerten medebrengen,
zooals in 's lands historie met de zwartste
kleuren zijn afgeteekend", heet het onheilspel
lend,en Thijm zou het van harte onderschrijven
evenals Lipman's allesbehalve vriendelijk
oordeel over het liberalisme. Overigens is
voor verreweg de meesten het liberalismus
niets dan een ijdele leus, un moyen deparvenir
een zinlooze benaming, welke haren drager, die
anders niet-met-al zijn zoude, in eens tot een
verlicht, beschaafd, en tot alles bekwaam man
van de hooggeroemde" negentiende eeuw ver
heft. In zijne toepassing is niets meer
illiberaal dan het liberalismus. Of is het niet de
hoogste trap van onvrijzinnigheid, is het niet
de afschuwelijkste tiranny, aan een overgroot
deel der bevolking en welligt aan hare meer
derheid het juk op te leggen van een onder
wijsstelsel, hetwelk in strijd is met al wat aan
de aldus geriefden heilig en dierbaar is?"
De scherpzinnige jurist zegt het waarachtig
scherp genoeg en legt er meteen de conser
vatieven maar neer, met de verklaring, dat
dezen zich noch generiek noch specifiek van
de liberalen onderscheiden. Ten aanzien meer
bepaaldelijk van het straks genoemde on
derwijsstelsel is er inderdaad niet het minste
verschil." Dus : met geen dezer partijen moe
ten, de Katholieken samengaan. 4)
Met Katholieke geestdrift en Israëlitische
sluwheid toog Lipman, haast in den letterlijken
zin des woords tot zijn laatsten snik voor de
goede zaak ijverend, aan 't werk en zette in
een schrijven van 13 Juni '71 aan Thijm
als systeem uiteen : Katholieken stemmen
in den regel alleen op Katholieken ; men
stelle dezelfde candidatuur in verscheidene
districten, en dit wel.... zonder de candi
daten vooraf te vragen. Van deze methode
nu was Thijm zelf ook 't slachtoffer geworden.
Lipman wenschte hem kandidaat te stellen
in Leiden, Tiel en Amersfoort. 8 Juni had hij
daartoe al een aanbevelingsbrief geschreven
naar C.P. van Leeuwen (ook deze berust in de
Biblioheca Thymiana) met de uitdrukkelijke
vermaning : Tliijm zelf mag er niets van weten.
Het feest te Leiden ging echter niet door, daar
de Katholieke kiesvereeniging Recht voor
allen het aftredend lid candidaat stelde, het
geen Lipman 12 Juni bitter aan Van Leeuwen
deed schrijven: Ik vrees, dat onze Hollandsche
kiesvereenigingen eenmaal den naam zullen
dragen van Recht voor allen behalve voor
Roomsch-Katholieken. Waar die
Vereenigingen niet bestaan zijn de kiezers wijzer, en
begrijpen, dat het beter is niet te stemmen,
dan ten voordeele der tegenstanders." In
zijn kiesdistrict Hilversum stemmen e Katho
lieken voor een Roomsche candidatuur
en storen zich niet aan hun onstaatkundige
dagbladen."
In Tiel kreeg Thijm slechts weinige stemmen
doch in Amersfoort ging het beter. In de
herstemming begrepen. Uit vi r in getal de
tweede," luidt hel triomfantelijk telegram
van Lipman op 14 Juni '71. Thijm haalde 446
stemmen. Bij de herstemming bracht hij het
tot £60 stemmen, maar zijn tegenstander had
er 1559 ! 't Is waar, schreef hij 19 Juni aan
Cramer, dat het moevementje in Gooi en
Eemland geheel het werk is van Lipman en
buiten mijn voorkennis is volbracht."
Thijm in herstemming ! 't Is wel 't hoogte
punt geweest, al was hij dan candidaat
gesteld buiten zijn weten, van zijn bemoeienis
sen op politiek terrein, waarop niet zijn liefde
en ambitie lagen, maar dat hij toch ook niet
geheel ontweek, ter bereiking van zijn levens
ideaal: De ontvoogding van Katholiek Neder
land.
1) Bibliotheca Thvmiana. St.
IgnatiusCollege Amsterdam. Ik benut voor dit artikel
nagenoeg uitsluitend de ongedrukte stukken
dezer verzameling, docli zal er niet telkens
naar verwijzen.
2) Menschen en Boeken I, blz. XVI;
XXIII.
3) Menschen en Boeken. I, blz. XXVII.
4) Zie De Wachter 1871, Deel I vooral
blz. 453 v.v.
vonvt het dier een geliefde versiering op de
muren der editc Engadiner huizen. Hij komt
ook voor in het wapen van Zernez en nog
onlangs zijn er in het Park steenbokschedcls
en horens gevonden. Geen wonder dus, dat
men begeerde deze dieren weer in het Park
te krijgen, maar de kaus daarop is heel ge
ring, want de steenbok-gebieden in Noord-,
Italiëaan den Paradiso en die in de
WestAlnen liggen ver weg. Het menschelijk onge
duld heeft thans geleid tot een afwijking
van het grondbeginsel dat men de Natuur
in het Park de vrije hand zou laten. Men
heeft het tempo van de wederinburgering
der steenbokken versneld door in de lente
van 1920 zeven van die dieren in het Park
lostelaten, vier uit Bern en drieuit St. Gallen.
Met muziek zijn ze in Zernez ingehaald on
met groot gevolg gereden naar Punt Praspöl,
alwaar ze na vijftien redevoeringen zijn vrij
gelaten. Eén hunner wilde zijn kooi niet ver
laten en moest het Park ingeranseld worden.
Eenmaal in de vrijheid wilden de Berner
steenbokken niets met die uit St. Gallen te
doen hebben. Hoe het er nu mee staat weet
ik niet, ze dwalen nog rond in het vrijwel
onbegaanbare bosch Falcun aan den voet
van Piz Terza. De meeningen omtrent deze
methode van natuurbescherming zijn ver
schillend. Ik voor mij heb er niets mee op
en ben voor de zuivere toepassing van het
beginsel, dat de menschelijke invloeden tot
een minimum en zoo mogelijk tot nul moeten
worden teruggebracht. Dat is hier in Zwit
serland veel gemakkelijker door te voeren
dan bij ons in Nederland en daarom vind ik
deze steenbok-episode wel vermakelijk, maar
toch niet prettig.
JAC. P. THIJSSE