De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 21 augustus pagina 9

21 augustus 1920 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

21 Aug. '20. - No. 2252 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE GEVAARLIJKE WEG Teekenlng voor de Amsterdammer" van Jordaan Parblcu, hier schijnt al eens iemand verongelukt te zijn" illiliiiiiiiiiiiiiiiiiiliiliilliliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiniiMimiiiiliiiiiiHiimiMiiiiiiMt ililllliiiiMiiiMiiiimiiimiiiimiiimiimiMiiiiiiiMiim SPEL EN JEUGD Elk geslacht, dat heengaat, is een laudator temporis acti, een lofredenaar op den ouden tijd. Of het oude altijd beter is dan het nieuwe, wie kan het met recht beweren? dat het anders . Is, valt niet te betwijfelen. Tempora mutantur et nos mutamur in illis, de tijden veranderen en wij met hen. Dat zijn al te maal oude . spreuken, die telkens weer nieuw zijn. De waarheid van het gezegde komt duidelijk . aan het licht op het gebied van het spel. De ouderen onder ons schudden bedenkelijk het . hoofd, als zij zien, dat de groote dagbladen kolommen wijden aan de vermelding van de uitkomsten van de spelen der jeugd, de intellectueele ? dammen en schaken?en de sociale bewegingsspelen voetbal, tennis, kaatsen en vernemen, dat duizenden toe schouwers de laatste door hunne tegenwoordig heid opluisteren, dat zelfs de nationale eer betrokken wordt geacht in het winnen of . verliezen van het spel. Werd er dan niet gespeeld in vroeger dagen? Ongetwijfeld was dit het geval zelfs in de oudste tijden en bij alle volken. Laten wij met onze gedachten maar even in het verleden verwijlen, uitsluitend met het Opg op de spelen, die betrekking hebben op het werpen niet den bal, Onze jonge kinderen beginnen er al mede. Sigismund, de schrijver van ,,Kind und Welt" zegt: Mit grosser Lust werfen alle Kinder... .und werden of t deswegen als böse Kinder gescholten. Aber sehr mit Unrecht. Man beobachte vielmehr wenn auch einige Spielgerathe, wohl auch einmal eine Fensterscheibe, zu Grimde gehen wie diese, haupts achlich das Herrwerden des Menschen ber die flüchtigen Thiere begründende, Bewegung sich allmahtich ausbildet und verstarkt, und freue sich mit ihnen, wenn ein Stein recht weit rollt oder platschend in 's Wasser springt!" Het Keesje van onze jeugd, dat een glas ge broken had vóór aan de straat, heef t zeker niet aan zulk een verdediging gedacht. Het werpen van boven naar beneden en in de verte leeren de kinderen het eerst, veel later dat in de hoogte, omdat het voorwerp dan minder gemakkelijk met het oog is te volgen. Maar het werpen met zware voorwerpen is niet alleen kinderspel. In oude tijden achtte men het een mannelijke bezigheid, waarmede men zijn kracht en behendigheid kon toonen. Homerus spreekt van het achterover gebogen hoog opwerpen van den bal naar de donkere wolken en hij vertelt ons in de Odyssee van den held, die den steenen schijf zoo krachtig wierp, dat hij voortsuisde over de hoofden der Phaeaken, die zich snel ter aarde bogen. Het werpen van den discus bij de Olympische spelen der oude Grieken is bekend. Ook van den *<jermaanschen vóórtijd komen zulke sagen en verhalen tot ons. Brunhilde wierp in haar beroemden wedstrijd metSiegfried den steen twaalf klafter ver, maar Siegfried over trof haar, veel verder vloog zijn steen. Ook in de sagen van de oude Noren wordt zoo de kracht verheerlijkt. Toen Gisli Sursson aan een hof op IJsland kwam, waar men hem niet ken de, nam hij een grooten steen en wierp hem in de richting van het strand. Als men nu vraagt wie er geweest is, zeide hij tot de knech ten, wijst dan dezen worp, dan weet ieder het. Uit dat eenvoudige werpen ontstonden de verschillende spelen, waarbij houtjes, ballen en andere voorwerpen door een stoot met arm of been of met slaginstrumenten stokken, raketten enz. voortgeworpen worden. De Romeinen hadden twee soorten van ballen, een grooten, die met den onderarm en een klei nen, die met de vuist voortgeslagen werd. De onderarm werd daarbij door een houten ring beschermd. Dit spel wordt nog op deze wijze in Italiëgespeeld. De bewoners van de Gilbert-eilanden spelen met omwoelde cocosnoten, die zij in de hoogte werpen en door een slag met de hand voortslingeren. Nog eenvou diger zijn het Holsleinsche klinkspe! en het zoogenaamde porscheck, waarbij houtjes met een stok op bepaalde wijze in de lucht op waarts gedreven worden. De grootste opgang viel echter ten deel aan het voetbalspel, waar bij de beweegkracht voortkwam uit het ge spierde been, dat bij de beweging zulk een grooten cirkelboog beschrijft. Het is van En geland lot ons gekomen. De Engelschen hebben het volgens Mosso reeds in den tijd der Renaissance van de Ita lianen geleerd. In het ,.Trattato della Palla" van Scaino (1555) wordt het voetbalspel tot in bijzonderheden beschreven ; o. a. wordt gezegd, dat de zolen der schoenen daarbij van buffelleder voorzien moeten zijn. Ook in Indiëen wel op Sumatra is volgens Forbes dit spel in zwang. Ten onzent zullen zeker genoeg personen kunnen beooordeelen of de beschrijving, die hij er van geeft, juist is! Een twintigtal jonge mannen in een kring geplaatst houden een bal, uit rotang gevloch ten, door krachtige schoppen met den voet voortdurend in de lucht. Dit is niet ons on stuimig spel; het is hier te doen om behendig heid, om vlugge bewegingen en bevallige hou dingen te vertoonen, die de bewondering opwekken van de omringende schaar van meisjes. Uit het gezegde blijkt voldoende, dat be wegingsspelen, vooral die met den bal, reeds in ouden tijden en onder alle volken in prak tijk werden gebracht. Dit is dus niets nieuws. Het nieuwe is gelegen in den grooten om vang, dien het spel in onze dagen verkregen heeft. En verder vragen wij naar de oorzaak van het verschijnsel. De laatste zal in de eerste plaats gelegen zijn in de verandering,, die de heerschende denkbeelden aangaande de waarde der licha melijke opvoeding in de laatste tientallen van jaren ondergaan heeft. Dit wordt reeds be wezen door de goed ingerichte localen voor gymnastische oefeningen onzer scholen en de openbare uitvoeringen op kleiner en grooter schaal, die voortdurend pla'ats vinden. En dan geniet het spel, dat van gymnastiek prin cipieel verschilt, thans een waardeering, die in vroeger dagen onbekend was. Men heeft allengs begrepen, dat het spel een opvoedmiddel is voor den geest zoowel als voor het li chaam, dat naast het schoolonderwijs een eigen plaats verdient in te nemen. Een jeugd zonder spelen doorgebracht, ware een verloren jeugd. Het spel is een der voornaamste middelen door de natuur gegeven, om den jongen mensch lichamelijk en geestelijk geschikt te maken voor het leven, dat hem wacht. Zonder de onafgebroken veelzijdige oefeningen van het spel in de jeugd, ware de volwassen mensch ongeschikt voor den strijd om het bestaan. Rousseau schreef in zijn Emile, als de mensch volwassen ter wereld kwam, dan zou hij zijn : ,,un parfait imbécille, un automate, une statue immobile et presque insensible." Als dan ouders, onderwijzers en de publieke opinie samenwerken, om hetspel in eere te hou den en te bevorderen, dan zullen de spelers zelf niet achterblijven, want het spel is van de zijde der laatsten met sterke lustgevoelens verbon den. Waaruit vloeien die gevoelens voort? Wat is de bekoring van het spel in het alge meen? Het zeer jonge kind geeft duidelijk zijn vreugde te jennen als het een bal voortschopt, papier stuk scheurt onder knetterende geluiden. Volgens de psychologen, die zich in het bijzonder bezig houden met de studie van de ziel van het kind, worden zulke lust gevoelens teweeggebracht door de gewaar wording, dat de handelingen en gebeurtenis sen, die de speler doet plaats vinden, zijn daad zijn, dat bij het spel alleen zijn eigen wil be paalt wat al of niet gebeuren zal, dat hij spe lend in zijn illusie zich niet onderworpen acht aan de ijzeren wet van oorzaken en gevolgen, die in de werkelijkheid den mensch zoo vaak er aan herinnert, dat hij niet oppermachtig is. Het bewustzijn van-.,*^ vrijheid, van naar willekeur te beschikker? 'tiver zijn gedachten en handelingen kan alleen in het spel bestaan. Ook daar is het illusie. Ook bij.bet spel is alles gedetermineerd. Die gedachte komt echter niet op in den geest van den speler. In het bewustzijn van den laatsten is tijdens het spel niets bui ten zijn eigen denkend, besluitend, handelend ik. Beantwoordt de uitkomst niet aan zijn wenschen, hij zelf alleen draagt er de schuld van; slaagt hij, het is alleen zijn werk en zoo ontstaat in zijn geest het verheffende gevoel van vrij te zijn in al zijn doen en laten. In de opwinding van het spel, te midden van den schijn bemerkt de speler niet, dat hij even goed als in de werkelijkheid de speelbal is van de natuur, aan vaste orde en wet ge bonden. Toch blijft de gedachte te leven in een zelf gemaakt milieu van schijn steeds le vendig en belet dat schijn en werkelijkheid geheel verwisseld worden. Zoo wordt ook de bekende uitspraak van Schiller begrijpelijk, dat der Mensch nur i m Spiel ganz Mensch ist". En zoo verstaan wij Schiller als hij zegt : Die Realitat der Dinge istihr (der Dinge) Werk; der Schein der Dinge ist des Menschen Werk, und ein Gemüth, das sich am Scheine weidet, ergötzt sich schon nicht mehran dem, was es empfangt, sondern an dem, was es thut." De gemoedstoestand, waarin wij verkeeren, als vóór het volbrengen van de daad de motie ven nog met elkander strijden, heeft overeen komst met het gevoel van vrij zijn bij het spel. Dat heeft Schiller schoon uitgedrukt in Wallenstein's monoloog, als Wallenstein zich af vraagt, of hij dan niet meer terug kon, als hij wilde. In dem Gedanken blosz gefiel ich mir; Die Freiheit reizte mich und das Vermogen. Nicht ohne Schauder greift des Menschen (Hand In des Geschicks geheimnissvolle Urne ; In meiner Brust war meine That noch mein. hinausgegeben in des Lebens Fremde, Gehort sie jenen tück'schen Machten an, Die keines Menschen Kunst vertraulich (macht." Zoo helpt een dieper inzicht in den aard van het spel ons de groote dichters beter ver staan. B'ij de waardeering van het spel kan echter overdrijven schaden. Du sublime au ridicule il n'ya qu'un pas. In 1732 verspreidde rector Böldicke, een bewonderaar van Locke, het volgende programma: Methodus LockioBaratierana, das ist, ein Vorschlafi;, durch Hülffe desSpielens, der Music, Poësie und an dere Ergötzlichkeiten, wodurch man die wichtigsten Wahrheiten vortragen kann, zum Ruhm des Schöpfers, binnen 12 Jahren zehn vornehme Kinder dergestalt zu erziehen, dass sie im fiintzehnten Jahre, die Teutsche Lateinische, Franzözische, Italienische und Englische Sprache verstenen l)"enz. Al komen zulke dwaasheden in onzen tijd niet meer voor, maathouden blijft pok voor ons de boodschap. Naast het de vermogens van lichaam en geest in vrijheid oefenende spel staat de school, die de vrijheid beperkt en een aangewezen taak oplegt. Als zij elkander steunen en aanvullen, kan het doel worden bereikt, om menschen te vormen, die den ernst des levens onder de oogen kunnen zien, wetend, dat zij goed toegerust zijn. Op de harmonische samenwerking komt het aan. Caveant consules, dat geen van beiden he_t terrein voor zich alleen in beslag neemt. Dr. J. E. E N K L A A R I) Aanhaling van Groos uit de Geschichte der Erziefhung" van H. A. Schmid. HET GROOTE VERLANGEN Op de hoogste toppen van het grillige bergland schitterde nog sneeuw in het warme zon nelicht der laatste Junidagen. Maar lager, op de glooiingen, en nog lager, in de dalen, aan de oevers van het meer en in de bosschen en in de struiken langs de kleine bergstroompjes was het zomer, daar bloeiden de bloemen en zongen de vogels en daar was al de weelde van het warme jaargetij. Waar de kammen der hooge bergruggen van de sneeuw-bedekte toppen naar beneden gingen, was het rots gesteente onbegroeid, maar lager, op de hel lingen dekte mos de blokken van graniet en hier en daar tusschen het rotsgesteente groei de gras of was een enkele struik opgeschoten, die nu in de zomerweelde het kille rotsgesteen te koeler in haar schaduw hield. Ieder jaar, al van den tijd af, dat zij het dorpsschooltje verlaten had bij den waterval, waar nu nog het waterrad de melodie zong van haar kinderliedjes, was de zomer gekomen tegelijk met een verlangen in haar binnenst om uit het land van de bergen weg te trekken, de bergen over, heel hoog, waar zij den blauwen. hemel schenen te stutten, en dan langs de hellingen dalen, dalen, tot in de vlakte, waar het ruim zou zijn, waar de oogen zouden kun nen turen, ver, ver weg, misschien wel de wereld uit, over de velden van groen of over de zee, zonder de benauwenis van die hooge, hooge bergen die haar aan alle kanten omring den, bekneld als binnen de hooge muren van een gevangenis, waar zij gedoemd was de mo notone dagen van haar leven te slijten. Nu was het wér zomer en 's avonds, als in de lange schemering de bergcontoeren zwart werden tegen den zacht getinten hemel en de pijnboomen zoo sinister konden staan in hun groote groepen op de hellingen als vormden zij het verblijf voor de berggeesten van het verlaten land, dan kwam er weedom in haar hart en overdag was ze somber en hu meurig tegen haar ouden vader, met wien zij in de woning in de bergen, waarvan hij een hotelletje had gemaakt, nu zoovele jaren al had doorgebracht. Ieder jaar kwamen toe risten van het natuurschoon van 't gebergte genieten en na hun vertrek was het stiller dan ooit. Dan leek het wel, of de kring van bergen dichter om haar heen getrokken was, en zij voelde het zoo sterk dat zij ook fysiek de benauwenis van haar omgeving onderging. Dan was haar eenige troost en vreugde de berghelling achter haar woning te beklimmen, van rots tot rots, zonder te rusten voor zij boven was op het groote rotsblok, dat als de sluitsteen van een krater den bergtop kroonde, en vanwaar zij de wereld ruimer kon zien. Het was een avond, dat de zon in wond're kleuren van goud en purper en rood was weg gezonken achter de bergen en de flamboyante hemel kleurde nog uren na, zoodat, toen de nacht al in de dalen zijn sluiers had gespreid, de sneeuw nog licht droeg op de hoogste top pen. Weer zat zij op de bank voor haar wo ning ; weer benauwden haar de bergen, weer martelde haar het verlangen naar het on.bekende land, naar de zee, naar de ruimten van licht en leven, waar de Vrijheid wezen moest. Toen kwam de jonge man uit het vreemde land, die sedert eenige dagen in het hotel letje zijn intrek had genomen, naast haar zitten. Van de rotsen vloeiden het laatste licht weg, een late vogel zong in hét geboomte, de aarde geurde, de zomernacht kwam als een stille bekoring. Ik heb gezien hoe je de rotsen beklom, aldus zette hij zijn ietwat vertrouwd geworden gesprekken van de laatste dagen voort. Je klom alsof je haast had, zonder te rusten, alsof er iemand wachtte, daar hoog boven, waar je den hemel raken kunt. En toen inniger, terwijl hij haar handen vatte: Ik voel wat jij voelt. In je oogen ligt het licht van den hemel maar ook de weemoed van de eenzaamheid. Je ziel verwelkt en verdort hier. Je bent benauwd, de bergen drukken je neer, jou en alles wat in je opleven wil en voor zijn bloei ruimte en vrijheid behoeft. Je bent jong en daar achter de bergen, waar daareven de zon is verdwenen, is het leven, dat je be koort. Het leven, dat het joue zijn kan, als je wilt, een leven dat je bevredigen zal, dat het verlangen dooden zal, het verlangen dat je nu martelt en verteert. Ja, verteert, ging hij onstuimiger voort?,enondertusschen gaan voorbij de arme dagen van je jonge leven die zoo rijk konden zijn, die ik, rijk zou willen maken. Kom mee, nu, in dezen lichten nacht, de rotsen op, hoog, heel hoog en daar, waar je over de zee kunt zien en over het land waar de steden zijn, wil ik je vertellen van dat rijke leven eri van mijn liefde voor jou Dien nacht stond zij op hét hooge rotsblok, met extase in haar oogen, fier, met haar losse haren fladderend in den nachtwind, sterk en mooi en groot alsof zij de Vrijheid had ver overd, en luisterde naar zijn lied van de liefde en naar den zang van het leven, in de groote wijde ruimte, die achter de bergen eindeloos moest zijn. Maar nauw een jaar later, kwijnde het kind weg in een kleine etagewoning in de groote stad, die grauw lag onder den rook der fabrieksschoorsteenen. Haar kleur was mat en bleek en in haar oogen was het licht gedoofd. De dagen bleven leeg en in haar hart was enkel droefheid om den verganen droom en om de verloren illu sie van vrijheid en geluk in de ruime wijde we reld achter de bergen, waarbinnen zij de be vrediging van haar verlangens tevergeefs had gezocht. Het kind van de rotsen stierf, toen zij den hoogen hemel niet meer kon zien en den zomer niet meer voelde komen. De geneesheer sprak van nerveuse storingen, maar zij was gestorven als slachtoffer van het verraderlijk verlangen naar het vreemde onbekende", waarvan de decepties zijn als doodelijk gif, waarvoor nog geen tegengif gevonden werd. JOHAN KONING 1S1 t iiiiiipiiiiiiiiiiiiiiiiHitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiniiiiiiiiiitiiiiimnii FIS K NON-SKI D AUTOBANDEN voldoen goed en zijn dienten gevolge in de meeste automobielzaken geregeld voorhanden Generaal Agentuur voor Nederland N.v.?R.A.M.I." L. E EU WA RDEN. Telegr. RAMI. Telef. 232. iiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiii f u ' in IIIMIIIII iniiiiiiiiimiii n "»'" iiiniiiiiimiiiitiiiiiii SCHILDERIJEN- REST AUREEREN. Moge ten opzichte der oude kunst de kunst historicus en stijlcrjticus al de rechter in hoog ste instantie zijn, het vak van den restaura teur is zeer zeker niet minder interessant. Voor hoeveel bloeiende problemen komt hij niet te staan, voor hoevele verrassingen, de een al merkwaardiger dan de andere.Dit maakt dan ook, dat hij steeds meer genoegen vindt in een arbeid, welke zijn gansene kunde en gansene toewijding vergt. Wat ik bij dit alles wel eens heb betreurd is, dat er over het algemeen veel te weinig notitie wordt gehouden van de interressante gevallen in de restaurateurspraktijk en de problemen, welke zich daarbij voordoen. Mu seum-directies maken zich tegenwoordig in dit opzicht_verdienstelijk en ook de vakliteratuur geeft ikele belangwekkende aanwijzingen. Maar te lang is de restaurateurswetenschap ecu geheim-wetenschap geweest, hielden de mannen van dit vak hun z.g. beroepsge heim" alleen voor zich zelf, zeer tot schade van de ontwikkelingvaneen wetenschap, waarmee, om zoo te zeggen, het leven van alle oude kunst gemoeid is. Daar moet langzaam verandering in komen. De restaurateurs moeten hun interressante gevallen" publiceeren. Geheimen voor el kaar kunnen zij nu toch niet meer hebben en de oude recepten zijn voor zoover zij bekend zijn genoeg allen gepubliceerd. De eenige vactor, welke gewicht in de schaal legt, is nu niet meer gcheimdoenerij," maar wordt gefornuldoor kennis en doorzicht, gesteund door een op ervaring en aangeboren eigenschappen gebaseerde techniek. En ook liet publiek moet beter ingelicht worden, opdat het er tot- mee kan werken wrakke toestanden te signaleeren en omdat de schilderij-bezitter er door wordt gewekt uit deu dommel, waarin hij zich zoo behagelijk gevoelt en er door wordt opgewekt aan menschen van het vak eens de gelegenheid te geven na te gaan wat er al zoo unnoodig wegkwijnt, dat met meer of minder moeite nog te redden ware en nog eeuwen lang den luister zou kunnen uitmaken van zijn ver zameling. Want dit feit wordt algemeen steeds erkend : er moet veel en met beleid gerestau reerd worden in oude verzamelingen ; hoe eerder dit geschiedt, hoe beter. Misschien dat de reputatie van een enkel schilderij zal worden geschaad, doordat onder den naam van een beroemd meester,een minder beroemde te voorschijn komt. Maar hoeveel talrijker zijn niet de gevallen dat uit het leelijke wij kunnen nu niet zeggen jonge , maar oude eendje, een mooie zwaan .groeit. Vooral in cte latere eeuwen is er zooveel bij en overgeschilderd, zijn zoovele doeken en paneelen in soms geheel afwijkende voorstellingen gemetamorphoscerd, dat menige schilderij-bezitter soms zon kunnen denken dat de restaurateur hem een heel ander werk in handen stopt. Maar laat hij getroost zijn : wat hij terug krijgt is altijd : Ie een veel gaver en voor onafzienbaren tijd gesauveerd kunstwerk ; 2c een werkelijk origineel en niet vervalscht kunstwerk van gewoonlijk aanmerkelijk ouderen datum dan de overschilderij aanwijst en 3e een veel schoonci en overtuigender uiting van kunst, die niel zelden kan worden toegeschreven aan een meester, wiens naam, eeuwen verguisd, eerst in tin/en tijd naar waarde werd geschat. De leek die'zich afvraagt hoe de restaurateur het klaarspeelt: Ie te ontdekken dat er bij geschilderd is en 2e juist daar op te honden waar de origineele schilderij aanvangt, kunnen wij aanstonds geniststellen. Ten eerste voelt een vakman dat bij intuïtie heel spoedig. En dan beschikt hij, wanneer het een oud en tamelijk laat bijgeschilderd schilderij betreft, over een onfeilbaar middel. De oude verf is n.l. zoo verhard en nieuwe verf zooveel minder versteend, dat een middel dat juist kracht genoeg heeft de nieuwe verf te ontbinden, in hare pogingen absoluut op de oude verf af stuit. Voor den vakman, die tevens heeft gezorgd het schilderij te versterken door het aanbren gen van een nieuw doek achter het oude en het er onzichtbaar mee te verbinden door een bepaald preparaat, dat geen waterdeelen mag bevatten, daar dit schimmel zon verwekken en die dal doek op een nieuw, onverwrikbaar raam spant, is het een veel moeilijker vraag stuk het doek weer in zijn ouden vorm te restanreeren. Tegenstanders van restauraties zouden, wanneer zij meer zulke doeken zagen, spoedig van het te ver gedreven purisme zijn genezen. Want zoo presenteert men toch geen schilderij ; met het zoo te laten bewijst men het toch geen eerbied. Aan den restaurateur is thans de taak na te gaan met welke verven en bindmiddelen het oude doek is geschilderd. Allén met diezelfde verven door den ouden meester gebruikt krijgt hij het/elftle effect. llvl is aan den leek duidelijk, dat hiervoor eene enorme materialenkennis vereischt wordt. Hoeveel soorten van bruin zijn er niet reeds alleen te maken en te mengen. En hoeveel grooter is niet het getal, de samenstelling der bindmiddelen. Heeft hij eenmaal vast gesteld welke de gebruikte verfsubstantie is, dan ontleedt hij den stijl van schilderen. Hij gaat na hoe de schilder zijn verven meitgde, berekent welke kwasten hij gebruikte, hoe het samenstel der verflagen, van onder- en over schildering precies is en op welke wijze, in welke dikte of dunte de oude meester zijn re lief modelleerde. M.a.w. hij moet de kale plek ken in deiizclfdcn stijl en daarbij ook iu het karakter van den uitgebeelden persoon bijwerken. Wat hij bijwerkt moet als vanzelf uit het oorspronkelijke weer bijgroeien, zonder dat men er n litteeken van blijft zien. Een plastische!' uitdrukking kan ik hier niet voor vinden. En dan moet hij er rekening mee houden, dat bij het drogen de retouche precies in denzelfden toon valt van het oorspronkelijke. Wanneer ik wel in onze musea ronddwaalde en daar de copiisten aan het werk zag, heb ik mij telkens verbaasd over het feit dat zij oude meesterwerken met verven trachten te copieeren, welke de oude meesters niet kenden. Het spreekt vanzelf, dat dan nooit hetzelfde effect verkregen wordt eu dat mettertijd door de verschillende drog'mgsprocessen van vele verven, het resultaat nog meer moest ver schillen. Sommige kleuren hebbeu de eigen schappen in een andere nuance op te drogen. Zoo zal iedere moderne schilder, die serieus arbeidt, u weten Ie vertellen, dat zoowel ctibaltblanw als Pruisisch blauw een weinig nagroenen. Cobalt b.v. wordt in die nuance al tijd nog mooier en Pruisisch blauw niet zelden (Pruisisch blauw, in zijn beste soorten Parijsch blauw genoemd, behoort tot de Duitsche standaardverven en is veel beter dan zijn reputatie, wanneer de soort maar goed is). Hiermee is de restauratie nog niet klaar. Wanneer de verf goed droog is, wordt bijgevernist. Modernen bestrijden de noodwen digheid van het vernis. Voor bepaalde effecten is zij niet te gebruiken.Maar voor de schilderijen der meeste oude meesters is zij een nood zakelijke toevoeging. Niet alleen geeft zij de kleuren hun gloed, kracht en doorzichtigheid, maar ook zij omgeeft deze als met een pantser, dat verderf afweert. De beste vernis is mastiekvernis. Zij geeft de kleur een prachtige wollige glans, die mettertijd een fijne dofheid en deftigheid krijgt en zij is het gemakkelijkst te vernieuwen. Veel verder ging het vroegere geslacht niet. Maar de moderne wetenschap doet dit wel. Zij redeneert aldus: waarom een schilderij van voor te conserveeren en van achter niet. Waarom de voordeur te sluiten en de inbrekers de gelegenheid te geven de achterdeur binnen te sluipen ! Daarom doet men het best ook het doek van achter met een verderf-wereld middel te conserveeren. En het allerbeste is het doekraam van achter met een dun schot af te sluiten en zoo de stof, die veel kiemen van verderf bevat, buiten te weren.. Op deze wijze geprepareerd, kan een oud kunstwerk opnieuw de eeuwen trotseeren, een glorie voor tijdgenoot en nageslacht. C. B. v. B o n E M E N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl