De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 28 augustus pagina 1

28 augustus 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Nu. 8853 Zaterdag 28 Augustus A°. 1920 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. O. W. KERN KAMP Redacteuren: Prof. Dr. H. B-RUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF j Prijs per No. f 0.25. Per half jaar 16.25. Abonn. loopen per jaar" Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | Advertentiën t O 75 per regel plus 10 cent dispositiekostetT"] INHOUD : Bladz. 1. Een gemeene daad, door prof. dr. G. W. Kernkamp; De Bolsjewieken en Polen, door prof. dr. H. Brugmans; Tijdgenooten, door dr. W. O. C. Byvanck. 2. Zuid-Afrika en zijn problemen, door prof. dr. J. W. Pont; De Sport der toekomst, teekening van Jordaan; Buitenlandsch Overzicht, door prof. mr. J. C. van Oven. 3. De Me morie van Antwoord over de Huurcommissiewetswijziging, door J. N. J. de Booy ; Modern Fransen proza, door dr. Fred. van Eeden. 5. Voor Vrouwen, onder redactie van mej. Elis. M. Rogge; Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse. 7. De Alandseilanden, door mr. N. van Hasselt; Hofstad en Hofstedelingen, door Nuchterling; Boekbespreking, door prof. dr. J. Prinsen J.Lzn. 8j Schilderkunstkroniek, door A. Piasschaert; Boekbespreking (Van Dam van Isselt, De Jagers van Van Dam), door prof. dr. H. Brugmans; Erich Wichman, door Nico Rost; Medische Kroniek: Engelsche literatuur voor Duitsche Klinieken en Laboratoria, door prof. dr. W. Storm van Leeuwen. 10. Charivaria; Uit het Kladschrift van Jantje; Onze Puzzle; Spreekzaal; Leekenspiegel; Technische Rubriek: Iets over Argon, door v. O.?II. De aanstaande Lint jesdistributie, teekening van Joh. Braakensiek; Aan de Nagedachtenis van Stephen Partos, door P. W. Hoogterp ; Feuilleton (De Terug keer, door H. Wichard). Bijvoegsel: De Poolsche successen, teeke ning van Joh. Braakensiek. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIII11IIIMIIIIIIIIII EEN GEMEENE DAAD Bij een brand te Velzen is onlangs het volgende gebeurd. Alle mannen, die bij het blusschingswerk betrokken waren en dat waren er, door den omvang van het geval, zeer vele hebben plotseling hooge looneischen gesteld, onder bedreiging anders den brand te laten voortwoeke ren. Het hachelijke oogenblik noopte toe te geven tot eiken prijs. En zoo heeft die brand aan de gemeente Velzen een hand met geld gekost." Zoo kan men lezen in een hoofdartikel van Het Volk, van 24 Aiig. 1.1. Dit hoofdartikel is geschreven naar aanleiding van een artikel in De Tijd, van 18 Aug., waarin de redactie van dat blad het gedrag van de brandweer mannen te Velzen signaleerde als een der ,,uitvloeisels van onzen van mate rialisme doortrokken tijdgeest, ge speend van allen godsdienstzin en menschenmin", die ,,onze samenleving tot een hel maken". Zulke verschijnselen noopten haar luider den kreet te doen weerklinken : terug naar God !" De redacteur van Het Volk, die het zooeven door ons aangehaalde artikel schreef, werd getroffen door de eenzij digheid van de beschouwingen, die De Tijd naar aanleiding van liet gebeurde te Velzen hield. KLEUR i Komt u soms een boek voor oogen met wat schreetiwerigen Amerikaanschen titel : Tlic glory ui the coming, leg het dan niet oningezien neer, zooals men met de overvele neerschrijfsels van oorlogscorrespondenten gaat doen, maar geniet enkelen van zijn ver tellingen en anecdoten. Daar is een verhaal der avonturen van een Amerikaanschen neger in Frankrijk, kostelijk om te overdenken aan het begin dezer losse aanteekeningen over kleurlingen. Er mag hier immers ook wel een groote koolzwarte neger vooraanstaan, zooals de militaire policie er een vond in de buurt van de Gare du Nor d te Parijs. De twee policiemannen dachten niet een deserteur te doen te hebben, en, naar hun ge woonte, naderden zij hem steelsgewijs en schreeuwden hem plotseling in 't oor, omdat de schrik en het onverwacht commando, door de aanneming van een militaire houding, den schuldige gewoonlijk verraden. Maar deze zwarte draaide bedaard het hoofd om en vroeg leukwcg in zijn neger Engelsch of /ij iets van hem moesten hebben. Zij vroegen hem zijn papieren, hij had er geen, en zij zouden er geen bij hem vinden al namen zij hem gevangen. Dat deden zij dan ; de commissaris, die hem ondervroeg, wist niet of hij den meest doortrapten boef voor zich had of een die totaal onschuldig stond tegenover het leven. Het was een wonderlijke bekentenis die van de dikke lippen van den zwarte kwam. Hij had in Amerika van den oorlog gehoord Volgens Het Volk beging de redac teur van De Tijd onbewust deze een zijdigheid, dat hij den ontberenden arbeider, die zijn slag sloeg in een ang stig oogenblik, kwalijk nam wat hij van de insgelijks handelende bezitters zelfs niet vermeldt." Deze eenzijdigheid, zoo meent Het Volk, is heel eenvoudig te verklaren. En wel aldus. Van den handeler :.en stand kon het niet opvallen, dat hij van een tekort aan voorraad ter eigen verrijking mis bruik maakte, al ging ook de massa der bevolking daarbij te gronde. Zelfs het opzettelijk vergrooten, ja veroorzaken van het tekort door den handelsstand, kon den Tijd"-man niet treffen als iets laaghartigs en verdorvens, dat om terugkeer tot God krijten deed." Want dit immers is het beginsel dezer samenleving, haar natuurlijke basis, de kiem harer ontwikkeling, de as waarom zij draait. Den koopman neemt men niet kwalijk, dat hij overweelde perst uit de nooddruft der massa. Wie verwijt een hond het blaffen, den nacht zijne duis ternis, den wind dat hij loeit?" Maar de arbeider, die de hoogere standen" navolgt (luidt dan niet het katholiek program, dat daarvan dan ook de leiding" behoort uit te gaan?) die precies, zij het hongeriger, want armer, nadoet wat de van God geze gende bourgeoisie hem heeft voor gedaan, hij trekt in zijne verwildering de ontstelde aandacht van den Tijd"man. Van den arbeider o moedgevend verschijnsel ! had de vrome schrijver dus beter vei wacht. Bezitters-roof dieren waardeerde hij. Zij baanden zich een gouden opgang hemelwaarts. Maar zoodra de arbeider zijn deemoed ver liest en een geldbelust, in arbeidskracht spekuleerend koopman wordt ha, de hel, de zonde, de wanhoop, terug keer tot God !" Het artikel van Het Volk, waarvan wij den inhoud hier in hoofdzaak heb ben weergegeven, is een typeerend voor beeld, hoe een handelen in strijd met algemeen menschelijke begrippen van moraal, met propagandistische bedoe lingen kan worden goedgepraat. Het leidt de aandacht af van het minne gedrag der brandweermannen te Velzen en vestigt de opmerkzaam heid op een soortgelijk vergrijp van hen, die in de laatste jaren misbruik hebben gemaakt van de omstandigheden om overmatige winst te behalen. Eenige overeenkomst bestaat er zeer zeker tusschen de handelwijze van menschen, die bij een brand hunne nood zakelijke diensten alleen tegen hoogen prijs willen verkoopen, onder bedrei ging anders den brand te laten voort-woekeren, en het bedrijf van hen, die met de tijdsomstandigheden hun voor deel hebben gedaan en woekerwinsten hebben gemaakt ten koste van de ge meenschap. Indien Het Volk dan ook, na eerst zijne afkeuring te hebben uitgesproken over de struikrooversdaad van de man nen te Velzen, daarop had laten volgen : maar bedenkt wel, gij, die u hieraan zoo zeer ergert, dat de menschen, die in de oorlogsjaren en nu nog de omstandig heden misbruiken om zich te verrijken, zich schuldig maken aan praktijken, die niet zoozeer verschillen van wat er in Velzen is geschied -. dan zou daar niet veel tegen in te brengen zijn geweest. Ja, men zou -het d'an moeten toe juichen, dat aan alle O. W.-ers, onver schillig of dit menschen zijn uit de krin gen van de haute finance en den groot handel en de groot-industrie en de scheepvaart, dan wel menschen, die met smokkelarij en kettinghandel hun slag hebben geslagen, of winkeliers, die een voudig overmatig hooge winsten behalen, dat hun allen werd herinnerd: gij,voor uw deel, staat mede schuldig aan de ont wrichting van de maatschappelijke ver houdingen ; het zijn niet alleen de onaf wendbare gevolgen van den oorlog en de vermindering van de productie over de gansche wereld, waaraan de nood druft van een groot deel van het volk moet worden geweten, maar ook uw hebzucht heeft die nooddruft helpen vergróoten ; en al wordt die hebzucht u niet tot schande gerekend, omdat voor een koopman de leer geldt, dat hij van de omstandigheden gebruik mag maken om winst te behalen, voor uw geweten staat gij niet zuiver, wanneer gij die winst tot een \voekerwinst hebt opge voerd. Maar van een afkeuring van de daad der mannen te Velzen wordt in het artikel van Het Volk met geen woord gerept. Tenzij men die afkeuring zou moeten zoeken in de woorden: De. arbeiders zijn lastig tegenwoordig, toe gegeven ! Zij doen niet allemaal dade lijk als engelen, toegegeven ! Zij doen een beetje meneerig, toegegeven !" De mannen te Velzen hebben alleen gespekuleerd in <irhudskracl:t" en daarmede slechts het voorbeeld ge volgd, dat hun door de hoogere stan den" werd gegeven. Wij zullen allerminst vergoelijken het bedrijf van hen, die overmatige oorlogswinst hebben behaald, onver schillig of zij tot de hoogere standen" behooren clan wel ?-- en het zijn er niet weinigen of het menschen zijn, aan wie tot dusverre alle beschaving vreemd was. Wij stellen hen allen mede verant woordelijk voor de nooddruft, die thans met name heerschl in de kringen der niet gegoede intellectueelen. Maar er is toch ook een groot verschil tusschen wat zij deden en wat er te Velzen is geschied. De menschen, die overmatige oor logswinst behaalden en nog behalen, dragen een collectieve verantwoordelijk heid. Zulk een collectieve verantwoor delijkheid wordt door elk individu af zonderlijk niet gevoeld zoo min als wij allen, onverschillig tot welk volk of tot welke maatschappelijke klasse wij behooren, de verantwoordelijkheid gevoelen, die wij allen gezamenlijk hebben te dragen voor het uitbreken van den oorlog. Wanneer een O.-W.-er een transactie sloot, waarbij hij woekerwinsten be dong, dan zag hij niet onmiddellijk de noodlottige gevolgen, die zijne daad voor anderen had, in tastbaren vorm voor zich ; hij dacht er zelfs niet aan. Anders stond het te Velzen. Daar woedde een brand, en naar het schijnt een groote brand ; immers, het artikel van Het Volk zegt, dat er, door den omvang van de ramp, vele menschen bij het blusschingswerk betrokken waren. De mannen, die daar weigerden het blusschingswerk te verrichten, zagen de onmiddellijke gevolgen van hunne daad voor zich ; zij wisten, dat er een groote ramp zou plaats hebben, indien hun hooge looneischen werden afge wezen ; zij handelden niet anders dan een struikroover, die zijn slachtoffer het pistool op de borst zet : je geld of je leven ! Wat zij deden, staat gelijk met wat dijkwerkers zouden doen, die bij het dreigen van een watersnood zouden weigeren te graven of wat voor ander werk er noodzakelijk moest worden verricht, tenzij men hun een veel hoo ge r loon gaf, dan waarop zij aanspraak konden maken ; staat gelijk met om een voorbeeld te kiezen, ontleend aan een intellectueel beroep het misdrijf, dat geneesheeren zouden be gaan, wanneer zij bij het woeden van een gevaarlijke epidemie hunne dien sten alleen zouden willen aanbieden tegen een overmatig hooge belooning. Wanneer een plotseling gevaar dreigt, mogen zij, die dit gevaar kunnen hel pen afwenden niet, een loonactie" be ginnen. Dit is een algemeen menschelijk begrip van moraal, een van die begrip pen, die gelukkig nog aan alle klassen der maatschappij eigen zijn. Elk behoorlijk menscli, hij zij bour geois" of arbeider", zal wat die man nen te Velzen deden een verachtelijk bedrijf vinden. Wij twijfelen er geen oogenblik aan, of ook de redacteur van Het Volk, die het bewuste artikel schreef, zou, ware hij een van de brandweermannen te Velzen geweest,' zijne diensten niet hebben geweigerd. Maar, in zijn redactiebureau gezeten, zag hij alleen den propagandistische!! kant van het geval. Hier was de gele genheid om aan de bourgeoisie te ver. wijten, dat haar oorlogswinstmakerij in het wezen der zaak niet van veel beter allooi was dan wat er te Velzen was geschied : zijn voordeel doen met den nood van het oogenblik ! Die gelegenheid werd ruimschoots gebruikt. Maar verzuimd werd de daad te Velzen te merken niet den naam, dien zij verdient: een gemeene daad KERNRAMP DE BOLSJEWIEKEN EN POLEN Nog is Polen niet verloren. Wijnkoop zag reeds het nieuwe Jeruzalem dagen in het oosten en stiet fanfares uit van triomf over de overwinningen der Russen en de dreigende omsingeling van Warschau. En omgekeerd was menig rustig burger van West-Europa vol zorg en vrees voor de nadering der baarlijke duivels, die de Bolsjewieken moeten zijn. Ongetwijfeld vergisten beide zich. Noch wat de communisten hoopten noch wat de anderen vreesden, heeft zich vooralsnog voltrokken. Dat wil natuurlijk volstrekt niet zeggen, dat de gebeurtenissen in Oost-Europa voor ons niet van groot gewicht zouden zijn, maar zij zijn het niet om wat Wijnkoop hoopte en de rusti ge burger vreesde. Een maatschappelijke beteekenis heeft de opmarsch der Russen in Polen eigenlijk al lang niet meer, al worden ook overal sovjets gevormd, ten minste niet voor West-Europa. Maar politiek, gezien in het verband der internationale machtsver houdingen, zijn de Poolsche zaken van groot gewicht. Geen wonder waarlijk, dat men te Londen en te Parijs in de knel zit en dat koning corge zijn reis naar Schotland heeft uitgesteld tot een meer zorgenvrijen tija. Wat op het spel staat, is niets meer of min der dan de handhaving van de toestanden en verhoudingen, geschapen door het traktaat van Versailles. Dat verdrag bevestigde het door Duitschlatid tijaens den oorlog herstelde Polen en vergrootte het nog belangrijk ten koste van de grootste gemeene deelers" van vroeger, Pruisen-Duitschland, Oostenrijk en Rusland. De Entente heeft de twee eersten kunnen dwingen zich aan de regeling van Ver sailles te onderwerpen. Met Ruslanu was dat niet het geval. De vrede van Brest-Litowsk, waardoor Rusland een belangrijk gebied aan Puien had moeten afstaan, was door de En tente niet erkend, ; zij kon er zich dus niet op beroepen. e verhouding van de Entente tot Rusland was en bleef onbepaald : men wei gerde de sovjet-regeering te erkennen en deed, alsof Rusland niet meer bestond. Die politiek wreekt zich thans. De Russische beer is nog lang niet dood, al ging men reeds zijn huid verdeelen. Hij is springlevend en slaat als een echte beer zijn klauwen uit. Hij draagt nog wel een phrygische muts en rekent zich tot de orde der revolutionairen, maar het is toch wel degelijk de oude, bekende, vraat zuchtige Russi*che beer, Lenin is gestegen op den troon van Katharina II, nog niet formeel, maar feitelijk wel. En ook elders her haalt zich de geschiedenis : het republikeinsche Duitschland begint de banen te betreden van Frederik den Groote, wiens ruiterstandbeeld trouwens nog rustig en dreigend tegelijk in het nieuwe Berlijn staat. Een nieuwe deeling van Polen werd stellig overwogen, misschien be raamd. Nog verder gaat de parellel met de achttiende eeuw. Frankrijk zendt aan Polen zijn inorcclen steun, stellig ook we! meer materieele artikelen ; de Dinnouriez van deze dagen heet Weygand. Wij spreken kortweg van Rusland en niet van Bolsjewieken. Want wat tegenwoordig in het oosten gebeurt, heeft met Bolsjewisme bitter weinig te maken. Hoe in bijzonderheden de Russische revolutie zich heeft voltrokken, zullen wij eerst veel later weten. Ook kennen wij nog weinig ik definitieve resultaten van den maatschappelijke!! omkeer in het groote rijk. Er is natuurlijk zeer veel op papier her vormd ; van resoliitiën en motiën houden radicale partijen nu eenmaal zeer veel ; het papier is immers geduldig en velen hechten aan den inhoud der Staatscourant. Intusschen schijnen toch twee resultaten van beteekenis < IIIIIIUIIIIIIIII en had het idee gekregen voor hij in de lichting viel, zelf eens in Frankrijk te gaan waarnemen, hoe de zaken daar voor zijn rasgenooten stonden. Op een schip, eerst verborgen, later ontdekt en in scheepsdienst genomen, was hij naar Frankrijk overgekomen, had bij toeval gehoord dat in St. Nazairc veel negers aan 'l werk waren en wilde daarheen. Op den eersten den besten trein geklommen, was hij meegere den, verwijderd, en weer meegereden, had veel geloopen en was eindelijk bij het Noordcr station gekomen, om nog verder te gaan: want hij zocht de ,,niggers" die op de werf aan 't werk waren. Men moet zijn avonturen hooren, op zijn eigen manier verteld, gelijk de commissaris er pleizier in had. I lij vroeg zich verwonderd af, hoe iemand die geen Fransch kende en geen papieren bij zich droeg, in liet hart van een land was gekomen, waar niemand cir culeerde zonder zijn zakken vol passen en visums. En wat wilt ge nu? vroeg de commissaris. Ja, hij wou nu maar bij de soldaten gaan. Bij de blanken of iu een negerregiment, o t' bij een gemengde troep? Och, dat kwam er niet op aan, als er maar muziek bij was ! De muziek van de negerreginientcn ! Daar zon een heele reeks van verhalen over zijn te doen! Maar de dingen die ik heb te behandelen zijn te ernstig om hen uitsluitend niet vrnolijke trekjes in te leiden. Wie het verhaal van den neger volgt, gelijk het door den commissaris of zijn tolk in de uaiëve negertaai wordt weergegeven, zal zeker een gelukkig oogenblik doorbrengen. Maar zal hij inderdaad, wanneer hij die avonturen bij zich laat bezinken, daarin niet Jen zin ont dekken van een symbool? Uien zoekenden en in 't onbekende zwervenden neger ontmoet men hem niet telkens, waar men over de kleurlingen hoort? Men herinnert zich dan de bladzijden der autobiographic' van den voorstrijder zijner broederen, Booker Washington, waarin hij vertelt hoe hij, de arme mijnwerkers jongen, zijn weg vond naar het l lampton-iustituut. Onder het werk had hij twee negers, die in de mijn werkten, beluisterd, toen zij samen praatten over een instelling in Virginië, waar men tegelijkertijd een vak en een bedrijf kon leeren en de kosten daarvoor noodig kon ver dienen door i/enigen arbeid te verrichten. Hij wist niet hoe ver het was of in welke richting het lag, maar daarheen moest hij gaan. Die gedachte was bij hem dag en nacht. Hel duurde lang eer hij de mogelijkheid had den tijd te bepalen, waarop hij zijn besluit zou uit voeren ; toen liie tijd was gekomen ging hij uil weg. liet was zijn groote dag. De andere negers, die nog de dagen der sla vernij hadden meegemaakt, waren er trotsch op dat een der hunnen vertrok om te gaan lee ren,zij gaven hem van hun koper-of nikkel-geld of zij schonken hem een zakdoek.... De spoortrein liep nog niet door, van de dili gence moest gebruik worden gemaakt, en toen het weinigje geld bijna was verteerd moest het verder te voet of in een kar. wanneer men hem daarin wilde opnemen. In Richinond aan gekomen had de. jonge neger niets meer over. l Iet was avond in de groote stat', hij gevoelde zich daar geheel vreenul : tachtig mijlen scheid den hem nog van het l lainpton-instiunit. De honger plaagde hem ; wat zon hij niet hebben gegeven, om in 't be/.it te komen van het uitgestalde eten? Hij bleef dien nacht zwerven en zwerven door de straten, totdat hij op de stce.ne.il een plaats vond om zich neer Ie leggen. Maar welk een woede van honger in den morgenstond! Gelukkig, dat een vriendelijke kapitein hem werk gaf bij het lossen van een schip en elat hij ei' ook volgende dagen in slaagde eenig geld te verdienen. Zoo kon hij de reis weer aan vaarden. Hij was haar op goed geluk begonnen. Nu stond hij voor het gebouw, het eind doel van zijn streven, liet rees daar vóór hem niet zijn drie verdiepingen als een burcht van toevlucht. \\';tl beduidde de ellende van zijn tocht? Het was wel het schoc>n>te huis dat er bestond. Het. gezicht alleen gaf hem nieuw leven, hij wist nu waarvoor hij op aarde was. Hij beloofde zichzelf het huis en de stelling, die het hem zou verleenen, waardig te zijn. Maar hij had niet meer dan een halven dollar op zak, maar zou men hem op willen nemen in het majestueuze gebouw, hem den haveloo'zeu, verwilderden, vermagerden? Bezat hij eenigen waarborg in zijn uiterlijk dat hij het verblijf in het nieuwe Paradijs zou kunnen bekostigen? De strenge dame, die hem ont ving, keek hem aan met een scherpen blik. Die voorspelde niets goeds. Zij wees hem een locaal aan. Wilt ge dit schoon maken? lui de gretige jongensziel want het was zijn ziel die de opdracht kreeg en volvoerde,ging aan 't poetsen, dweilen, wrijven als hing er zijn eeuwig heil van af. Het strenge ge zicht verscheen in de deur, trad binnen, veegde met den vinger over het houtwerk of eeiiige stof was blijven liggen, en knikte toen goed keurend. Hij verkreeg de mogelijkheid een groot man te worden. l lij is het geworden. Hij is een invloed en een macht geweest in Amerika. U p jr/ini slavery, zijn eigen levensbe schrijving, is een eenvoudig grootseh boek, zonder gewilde naiëviteit, zonder pathos, in klassiek Engelsch. Er hecrscht een streven in van verzoening, hel toont den goeden \\il aan van de blanken, en het ziet geen nadeel voor de kleurlingen in het onweerspreekbare feit dat zij meer moeilijkheden hebben te over winnen dan de andereu om daarheen te komen, waar zij willen zijn. Neen, de schrijver be schouwt het als een groot voorrecht. Immers de verdiensten der menschen laten zich afmeten naar de hinderpalen die hun in den weg hebbeu gestaan. Zijn eigen rasgenooten hebben Booker Washington wel verweten dat hij nooit krach tig genoeg voor de rechten der Negers durfde optreden. Men vond hem den vergoelijker, hij maakte het mogelijk, zeide men, dat de on derdrukking en uitzuiging der kleiirlingen aan hield, wanneer men al te zeer enkele mooie daden van opoffering der blanken in 't licht stelde en al te sterken nadruk legde op de stelling dat de ontwikkeling der dingen niet moest worden geforceerd, maar geduldig moest worden afgewacht... Men meende zeker dat hij zijn zaak gewon nen achtte, nu hij eenmaal voor zich zelf zijn positie had verkregen. Een ander type van den Negerleider is Burghardt Dubois. Aan hem moeten wij onze aandacht wijden. Hij scheelt niet zooveel in jaren met Booker Washington, hij is van 1808,?toch heeft het den schijn alsof hij van een verschillende gene ratie is. De reden ligt echter meer in de afkomst en de omgeving dan in de jaren. Dubois is van het Noorden, waar de sla vernij sinds lang niet meer bestaat, en hij heeft een familie, ja zelfs een soort van genealogie, terwijl Booker Washington van het Zuidenis, waar de slavernij inheemsch was, en hij kende zijn vader niet. Dubois, van den beginne, staat steviger op zijn beenen en weet wat hij wil en wil wat hij weet. Laat Dubois b.v. hooren dat aan de Harvarduniversiteit, waar hij een graad heeft gehaald, een fonds bestaat voor het uitzenden van een waardigen klenrling naar Duitschland voor de studie, en hij heeft de resolutie om zich op te geven ais den verdienstelijken student. Vergeefs zal de president verklaren dat men in 't begin wel er aan heeft gedacht kleurlingen uit te zenden, maar dat men, niemand heb bende gevonden, daarmee is uitgescheiden. Had hij echter wel begrepen wien hij voor zich had? Dubois lachte om de verklaring en nam de excuses niet aan. Hij cischte zijn recht, en in plaats dat men hem om zijn tegenstreven verwijderde, kreeg hij zijn recht. Vergelijk dat optreden eens met het schrobben en dweilen van den negerjongen. Wij moeten Dubois nader leeren kennen. W. G. C. B \ v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl