Historisch Archief 1877-1940
Nu. 8853
Zaterdag 28 Augustus
A°. 1920
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. O. W. KERN KAMP
Redacteuren: Prof. Dr. H. B-RUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
j Prijs per No. f 0.25. Per half jaar 16.25. Abonn. loopen per jaar" Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | Advertentiën t O 75 per regel plus 10 cent dispositiekostetT"]
INHOUD : Bladz. 1. Een gemeene daad,
door prof. dr. G. W. Kernkamp; De
Bolsjewieken en Polen, door prof. dr. H. Brugmans;
Tijdgenooten, door dr. W. O. C. Byvanck.
2. Zuid-Afrika en zijn problemen, door prof.
dr. J. W. Pont; De Sport der toekomst,
teekening van Jordaan; Buitenlandsch Overzicht,
door prof. mr. J. C. van Oven. 3. De Me
morie van Antwoord over de
Huurcommissiewetswijziging, door J. N. J. de Booy ; Modern
Fransen proza, door dr. Fred. van Eeden.
5. Voor Vrouwen, onder redactie van mej.
Elis. M. Rogge; Uit de Natuur, door Jac. P.
Thijsse. 7. De Alandseilanden, door mr. N.
van Hasselt; Hofstad en Hofstedelingen, door
Nuchterling; Boekbespreking, door prof. dr.
J. Prinsen J.Lzn. 8j Schilderkunstkroniek,
door A. Piasschaert; Boekbespreking (Van
Dam van Isselt, De Jagers van Van Dam),
door prof. dr. H. Brugmans; Erich Wichman,
door Nico Rost; Medische Kroniek: Engelsche
literatuur voor Duitsche Klinieken en
Laboratoria, door prof. dr. W. Storm van
Leeuwen. 10. Charivaria; Uit het
Kladschrift van Jantje; Onze Puzzle; Spreekzaal;
Leekenspiegel; Technische Rubriek: Iets over
Argon, door v. O.?II. De aanstaande Lint
jesdistributie, teekening van Joh. Braakensiek;
Aan de Nagedachtenis van Stephen Partos,
door P. W. Hoogterp ; Feuilleton (De Terug
keer, door H. Wichard).
Bijvoegsel: De Poolsche successen, teeke
ning van Joh. Braakensiek.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIII11IIIMIIIIIIIIII
EEN GEMEENE DAAD
Bij een brand te Velzen is onlangs
het volgende gebeurd.
Alle mannen, die bij het
blusschingswerk betrokken waren en dat waren
er, door den omvang van het geval,
zeer vele hebben plotseling hooge
looneischen gesteld, onder bedreiging
anders den brand te laten voortwoeke
ren. Het hachelijke oogenblik noopte
toe te geven tot eiken prijs. En zoo
heeft die brand aan de gemeente Velzen
een hand met geld gekost."
Zoo kan men lezen in een hoofdartikel
van Het Volk, van 24 Aiig. 1.1.
Dit hoofdartikel is geschreven naar
aanleiding van een artikel in De Tijd,
van 18 Aug., waarin de redactie van
dat blad het gedrag van de brandweer
mannen te Velzen signaleerde als een
der ,,uitvloeisels van onzen van mate
rialisme doortrokken tijdgeest, ge
speend van allen godsdienstzin en
menschenmin", die ,,onze samenleving tot
een hel maken". Zulke verschijnselen
noopten haar luider den kreet te doen
weerklinken : terug naar God !"
De redacteur van Het Volk, die het
zooeven door ons aangehaalde artikel
schreef, werd getroffen door de eenzij
digheid van de beschouwingen, die De
Tijd naar aanleiding van liet gebeurde
te Velzen hield.
KLEUR
i
Komt u soms een boek voor oogen met wat
schreetiwerigen Amerikaanschen titel : Tlic
glory ui the coming, leg het dan niet
oningezien neer, zooals men met de overvele
neerschrijfsels van oorlogscorrespondenten
gaat doen, maar geniet enkelen van zijn ver
tellingen en anecdoten.
Daar is een verhaal der avonturen van een
Amerikaanschen neger in Frankrijk, kostelijk
om te overdenken aan het begin dezer losse
aanteekeningen over kleurlingen.
Er mag hier immers ook wel een groote
koolzwarte neger vooraanstaan, zooals de
militaire policie er een vond in de buurt van
de Gare du Nor d te Parijs.
De twee policiemannen dachten niet een
deserteur te doen te hebben, en, naar hun ge
woonte, naderden zij hem steelsgewijs en
schreeuwden hem plotseling in 't oor, omdat
de schrik en het onverwacht commando,
door de aanneming van een militaire houding,
den schuldige gewoonlijk verraden. Maar deze
zwarte draaide bedaard het hoofd om en vroeg
leukwcg in zijn neger Engelsch of /ij iets van
hem moesten hebben.
Zij vroegen hem zijn papieren, hij had er
geen, en zij zouden er geen bij hem vinden al
namen zij hem gevangen. Dat deden zij dan ; de
commissaris, die hem ondervroeg, wist niet of
hij den meest doortrapten boef voor zich had
of een die totaal onschuldig stond tegenover
het leven.
Het was een wonderlijke bekentenis die van
de dikke lippen van den zwarte kwam.
Hij had in Amerika van den oorlog gehoord
Volgens Het Volk beging de redac
teur van De Tijd onbewust deze een
zijdigheid, dat hij den ontberenden
arbeider, die zijn slag sloeg in een ang
stig oogenblik, kwalijk nam wat hij
van de insgelijks handelende bezitters
zelfs niet vermeldt."
Deze eenzijdigheid, zoo meent Het
Volk, is heel eenvoudig te verklaren.
En wel aldus.
Van den handeler :.en stand kon het
niet opvallen, dat hij van een tekort
aan voorraad ter eigen verrijking mis
bruik maakte, al ging ook de massa der
bevolking daarbij te gronde. Zelfs het
opzettelijk vergrooten, ja veroorzaken
van het tekort door den handelsstand,
kon den Tijd"-man niet treffen als
iets laaghartigs en verdorvens, dat om
terugkeer tot God krijten deed."
Want dit immers is het beginsel dezer
samenleving, haar natuurlijke basis, de
kiem harer ontwikkeling, de as waarom
zij draait. Den koopman neemt men niet
kwalijk, dat hij overweelde perst uit de
nooddruft der massa. Wie verwijt een
hond het blaffen, den nacht zijne duis
ternis, den wind dat hij loeit?"
Maar de arbeider, die de hoogere
standen" navolgt (luidt dan niet het
katholiek program, dat daarvan dan
ook de leiding" behoort uit te gaan?)
die precies, zij het hongeriger, want
armer, nadoet wat de van God geze
gende bourgeoisie hem heeft voor
gedaan, hij trekt in zijne verwildering
de ontstelde aandacht van den
Tijd"man. Van den arbeider o moedgevend
verschijnsel ! had de vrome schrijver
dus beter vei wacht. Bezitters-roof
dieren waardeerde hij. Zij baanden zich
een gouden opgang hemelwaarts. Maar
zoodra de arbeider zijn deemoed ver
liest en een geldbelust, in arbeidskracht
spekuleerend koopman wordt ha,
de hel, de zonde, de wanhoop, terug
keer tot God !"
Het artikel van Het Volk, waarvan
wij den inhoud hier in hoofdzaak heb
ben weergegeven, is een typeerend voor
beeld, hoe een handelen in strijd met
algemeen menschelijke begrippen van
moraal, met propagandistische bedoe
lingen kan worden goedgepraat.
Het leidt de aandacht af van het
minne gedrag der brandweermannen
te Velzen en vestigt de opmerkzaam
heid op een soortgelijk vergrijp van hen,
die in de laatste jaren misbruik hebben
gemaakt van de omstandigheden om
overmatige winst te behalen.
Eenige overeenkomst bestaat er zeer
zeker tusschen de handelwijze van
menschen, die bij een brand hunne nood
zakelijke diensten alleen tegen hoogen
prijs willen verkoopen, onder bedrei
ging anders den brand te laten
voort-woekeren, en het bedrijf van hen, die
met de tijdsomstandigheden hun voor
deel hebben gedaan en woekerwinsten
hebben gemaakt ten koste van de ge
meenschap.
Indien Het Volk dan ook, na eerst
zijne afkeuring te hebben uitgesproken
over de struikrooversdaad van de man
nen te Velzen, daarop had laten volgen :
maar bedenkt wel, gij, die u hieraan zoo
zeer ergert, dat de menschen, die in de
oorlogsjaren en nu nog de omstandig
heden misbruiken om zich te verrijken,
zich schuldig maken aan praktijken,
die niet zoozeer verschillen van wat er
in Velzen is geschied -. dan zou daar
niet veel tegen in te brengen zijn geweest.
Ja, men zou -het d'an moeten toe
juichen, dat aan alle O. W.-ers, onver
schillig of dit menschen zijn uit de krin
gen van de haute finance en den groot
handel en de groot-industrie en de
scheepvaart, dan wel menschen, die met
smokkelarij en kettinghandel hun slag
hebben geslagen, of winkeliers, die een
voudig overmatig hooge winsten behalen,
dat hun allen werd herinnerd: gij,voor uw
deel, staat mede schuldig aan de ont
wrichting van de maatschappelijke ver
houdingen ; het zijn niet alleen de onaf
wendbare gevolgen van den oorlog en
de vermindering van de productie over
de gansche wereld, waaraan de nood
druft van een groot deel van het volk
moet worden geweten, maar ook uw
hebzucht heeft die nooddruft helpen
vergróoten ; en al wordt die hebzucht
u niet tot schande gerekend, omdat voor
een koopman de leer geldt, dat hij van
de omstandigheden gebruik mag maken
om winst te behalen, voor uw geweten
staat gij niet zuiver, wanneer gij die
winst tot een \voekerwinst hebt opge
voerd.
Maar van een afkeuring van de daad
der mannen te Velzen wordt in het
artikel van Het Volk met geen woord
gerept. Tenzij men die afkeuring zou
moeten zoeken in de woorden: De.
arbeiders zijn lastig tegenwoordig, toe
gegeven ! Zij doen niet allemaal dade
lijk als engelen, toegegeven ! Zij doen
een beetje meneerig, toegegeven !"
De mannen te Velzen hebben alleen
gespekuleerd in <irhudskracl:t" en
daarmede slechts het voorbeeld ge
volgd, dat hun door de hoogere stan
den" werd gegeven.
Wij zullen allerminst vergoelijken
het bedrijf van hen, die overmatige
oorlogswinst hebben behaald, onver
schillig of zij tot de hoogere standen"
behooren clan wel ?-- en het zijn er niet
weinigen of het menschen zijn, aan
wie tot dusverre alle beschaving vreemd
was.
Wij stellen hen allen mede verant
woordelijk voor de nooddruft, die thans
met name heerschl in de kringen der
niet gegoede intellectueelen.
Maar er is toch ook een groot verschil
tusschen wat zij deden en wat er te
Velzen is geschied.
De menschen, die overmatige oor
logswinst behaalden en nog behalen,
dragen een collectieve verantwoordelijk
heid. Zulk een collectieve verantwoor
delijkheid wordt door elk individu af
zonderlijk niet gevoeld zoo min als
wij allen, onverschillig tot welk volk
of tot welke maatschappelijke klasse
wij behooren, de verantwoordelijkheid
gevoelen, die wij allen gezamenlijk
hebben te dragen voor het uitbreken
van den oorlog.
Wanneer een O.-W.-er een transactie
sloot, waarbij hij woekerwinsten be
dong, dan zag hij niet onmiddellijk de
noodlottige gevolgen, die zijne daad
voor anderen had, in tastbaren vorm
voor zich ; hij dacht er zelfs niet aan.
Anders stond het te Velzen. Daar
woedde een brand, en naar het schijnt
een groote brand ; immers, het artikel
van Het Volk zegt, dat er, door den
omvang van de ramp, vele menschen
bij het blusschingswerk betrokken
waren.
De mannen, die daar weigerden het
blusschingswerk te verrichten, zagen
de onmiddellijke gevolgen van hunne
daad voor zich ; zij wisten, dat er een
groote ramp zou plaats hebben, indien
hun hooge looneischen werden afge
wezen ; zij handelden niet anders dan
een struikroover, die zijn slachtoffer
het pistool op de borst zet : je geld of je
leven !
Wat zij deden, staat gelijk met wat
dijkwerkers zouden doen, die bij het
dreigen van een watersnood zouden
weigeren te graven of wat voor ander
werk er noodzakelijk moest worden
verricht, tenzij men hun een veel hoo
ge r loon gaf, dan waarop zij aanspraak
konden maken ; staat gelijk met
om een voorbeeld te kiezen, ontleend
aan een intellectueel beroep het
misdrijf, dat geneesheeren zouden be
gaan, wanneer zij bij het woeden van
een gevaarlijke epidemie hunne dien
sten alleen zouden willen aanbieden
tegen een overmatig hooge belooning.
Wanneer een plotseling gevaar dreigt,
mogen zij, die dit gevaar kunnen hel
pen afwenden niet, een loonactie" be
ginnen. Dit is een algemeen menschelijk
begrip van moraal, een van die begrip
pen, die gelukkig nog aan alle klassen
der maatschappij eigen zijn.
Elk behoorlijk menscli, hij zij bour
geois" of arbeider", zal wat die man
nen te Velzen deden een verachtelijk
bedrijf vinden.
Wij twijfelen er geen oogenblik aan,
of ook de redacteur van Het Volk, die
het bewuste artikel schreef, zou, ware
hij een van de brandweermannen te
Velzen geweest,' zijne diensten niet
hebben geweigerd.
Maar, in zijn redactiebureau gezeten,
zag hij alleen den propagandistische!!
kant van het geval. Hier was de gele
genheid om aan de bourgeoisie te
ver. wijten, dat haar oorlogswinstmakerij
in het wezen der zaak niet van veel
beter allooi was dan wat er te Velzen
was geschied : zijn voordeel doen met
den nood van het oogenblik !
Die gelegenheid werd ruimschoots
gebruikt. Maar verzuimd werd de daad
te Velzen te merken niet den naam,
dien zij verdient: een gemeene daad
KERNRAMP
DE BOLSJEWIEKEN EN POLEN
Nog is Polen niet verloren. Wijnkoop zag
reeds het nieuwe Jeruzalem dagen in
het oosten en stiet fanfares uit van triomf
over de overwinningen der Russen en de
dreigende omsingeling van Warschau. En
omgekeerd was menig rustig burger van
West-Europa vol zorg en vrees voor de
nadering der baarlijke duivels, die de
Bolsjewieken moeten zijn.
Ongetwijfeld vergisten beide zich. Noch wat
de communisten hoopten noch wat de anderen
vreesden, heeft zich vooralsnog voltrokken.
Dat wil natuurlijk volstrekt niet zeggen, dat
de gebeurtenissen in Oost-Europa voor ons niet
van groot gewicht zouden zijn, maar zij zijn
het niet om wat Wijnkoop hoopte en de rusti
ge burger vreesde. Een maatschappelijke
beteekenis heeft de opmarsch der Russen in
Polen eigenlijk al lang niet meer, al worden
ook overal sovjets gevormd, ten minste niet
voor West-Europa. Maar politiek, gezien in
het verband der internationale machtsver
houdingen, zijn de Poolsche zaken van groot
gewicht. Geen wonder waarlijk, dat men te
Londen en te Parijs in de knel zit en dat koning
corge zijn reis naar Schotland heeft uitgesteld
tot een meer zorgenvrijen tija.
Wat op het spel staat, is niets meer of min
der dan de handhaving van de toestanden en
verhoudingen, geschapen door het traktaat
van Versailles. Dat verdrag bevestigde het
door Duitschlatid tijaens den oorlog herstelde
Polen en vergrootte het nog belangrijk ten
koste van de grootste gemeene deelers" van
vroeger, Pruisen-Duitschland, Oostenrijk en
Rusland. De Entente heeft de twee eersten
kunnen dwingen zich aan de regeling van Ver
sailles te onderwerpen. Met Ruslanu was dat
niet het geval. De vrede van Brest-Litowsk,
waardoor Rusland een belangrijk gebied aan
Puien had moeten afstaan, was door de En
tente niet erkend, ; zij kon er zich dus niet
op beroepen. e verhouding van de Entente
tot Rusland was en bleef onbepaald : men wei
gerde de sovjet-regeering te erkennen en deed,
alsof Rusland niet meer bestond.
Die politiek wreekt zich thans. De Russische
beer is nog lang niet dood, al ging men reeds
zijn huid verdeelen. Hij is springlevend en
slaat als een echte beer zijn klauwen uit. Hij
draagt nog wel een phrygische muts en rekent
zich tot de orde der revolutionairen, maar het
is toch wel degelijk de oude, bekende, vraat
zuchtige Russi*che beer, Lenin is gestegen
op den troon van Katharina II, nog niet
formeel, maar feitelijk wel. En ook elders her
haalt zich de geschiedenis : het republikeinsche
Duitschland begint de banen te betreden van
Frederik den Groote, wiens ruiterstandbeeld
trouwens nog rustig en dreigend tegelijk in het
nieuwe Berlijn staat. Een nieuwe deeling van
Polen werd stellig overwogen, misschien be
raamd. Nog verder gaat de parellel met de
achttiende eeuw. Frankrijk zendt aan Polen
zijn inorcclen steun, stellig ook we! meer
materieele artikelen ; de Dinnouriez van deze
dagen heet Weygand.
Wij spreken kortweg van Rusland en niet
van Bolsjewieken. Want wat tegenwoordig
in het oosten gebeurt, heeft met Bolsjewisme
bitter weinig te maken. Hoe in bijzonderheden
de Russische revolutie zich heeft voltrokken,
zullen wij eerst veel later weten. Ook kennen
wij nog weinig ik definitieve resultaten van
den maatschappelijke!! omkeer in het groote
rijk. Er is natuurlijk zeer veel op papier her
vormd ; van resoliitiën en motiën houden
radicale partijen nu eenmaal zeer veel ; het
papier is immers geduldig en velen hechten
aan den inhoud der Staatscourant. Intusschen
schijnen toch twee resultaten van beteekenis
< IIIIIIUIIIIIIIII
en had het idee gekregen voor hij in de lichting
viel, zelf eens in Frankrijk te gaan waarnemen,
hoe de zaken daar voor zijn rasgenooten
stonden. Op een schip, eerst verborgen, later
ontdekt en in scheepsdienst genomen, was hij
naar Frankrijk overgekomen, had bij toeval
gehoord dat in St. Nazairc veel negers aan 'l
werk waren en wilde daarheen. Op den eersten
den besten trein geklommen, was hij meegere
den, verwijderd, en weer meegereden, had
veel geloopen en was eindelijk bij het Noordcr
station gekomen, om nog verder te gaan:
want hij zocht de ,,niggers" die op de werf aan
't werk waren.
Men moet zijn avonturen hooren, op zijn
eigen manier verteld, gelijk de commissaris
er pleizier in had. I lij vroeg zich verwonderd
af, hoe iemand die geen Fransch kende en
geen papieren bij zich droeg, in liet hart van
een land was gekomen, waar niemand cir
culeerde zonder zijn zakken vol passen en
visums.
En wat wilt ge nu? vroeg de commissaris.
Ja, hij wou nu maar bij de soldaten gaan.
Bij de blanken of iu een negerregiment, o t'
bij een gemengde troep?
Och, dat kwam er niet op aan, als er maar
muziek bij was !
De muziek van de negerreginientcn !
Daar zon een heele reeks van verhalen over
zijn te doen!
Maar de dingen die ik heb te behandelen zijn
te ernstig om hen uitsluitend niet vrnolijke
trekjes in te leiden.
Wie het verhaal van den neger volgt, gelijk
het door den commissaris of zijn tolk in de
uaiëve negertaai wordt weergegeven, zal zeker
een gelukkig oogenblik doorbrengen. Maar zal
hij inderdaad, wanneer hij die avonturen bij
zich laat bezinken, daarin niet Jen zin ont
dekken van een symbool?
Uien zoekenden en in 't onbekende
zwervenden neger ontmoet men hem niet telkens,
waar men over de kleurlingen hoort?
Men herinnert zich dan de bladzijden der
autobiographic' van den voorstrijder zijner
broederen, Booker Washington, waarin hij
vertelt hoe hij, de arme mijnwerkers jongen, zijn
weg vond naar het l lampton-iustituut.
Onder het werk had hij twee negers, die in
de mijn werkten, beluisterd, toen zij samen
praatten over een instelling in Virginië, waar
men tegelijkertijd een vak en een bedrijf kon
leeren en de kosten daarvoor noodig kon ver
dienen door i/enigen arbeid te verrichten. Hij
wist niet hoe ver het was of in welke richting
het lag, maar daarheen moest hij gaan. Die
gedachte was bij hem dag en nacht.
Hel duurde lang eer hij de mogelijkheid had
den tijd te bepalen, waarop hij zijn besluit
zou uit voeren ; toen liie tijd was gekomen
ging hij uil weg. liet was zijn groote dag.
De andere negers, die nog de dagen der sla
vernij hadden meegemaakt, waren er trotsch
op dat een der hunnen vertrok om te gaan lee
ren,zij gaven hem van hun koper-of nikkel-geld
of zij schonken hem een zakdoek....
De spoortrein liep nog niet door, van de dili
gence moest gebruik worden gemaakt, en
toen het weinigje geld bijna was verteerd moest
het verder te voet of in een kar. wanneer men
hem daarin wilde opnemen. In Richinond aan
gekomen had de. jonge neger niets meer over.
l Iet was avond in de groote stat', hij gevoelde
zich daar geheel vreenul : tachtig mijlen scheid
den hem nog van het l lainpton-instiunit. De
honger plaagde hem ; wat zon hij niet hebben
gegeven, om in 't be/.it te komen van
het uitgestalde eten? Hij bleef dien nacht
zwerven en zwerven door de straten, totdat
hij op de stce.ne.il een plaats vond om zich
neer Ie leggen. Maar welk een woede van
honger in den morgenstond!
Gelukkig, dat een vriendelijke kapitein hem
werk gaf bij het lossen van een schip en elat hij
ei' ook volgende dagen in slaagde eenig geld
te verdienen. Zoo kon hij de reis weer aan
vaarden. Hij was haar op goed geluk begonnen.
Nu stond hij voor het gebouw, het eind
doel van zijn streven, liet rees daar vóór hem
niet zijn drie verdiepingen als een burcht van
toevlucht.
\\';tl beduidde de ellende van zijn tocht?
Het was wel het schoc>n>te huis dat er bestond.
Het. gezicht alleen gaf hem nieuw leven,
hij wist nu waarvoor hij op aarde was. Hij
beloofde zichzelf het huis en de stelling, die het
hem zou verleenen, waardig te zijn.
Maar hij had niet meer dan een halven dollar
op zak, maar zou men hem op willen nemen
in het majestueuze gebouw, hem den
haveloo'zeu, verwilderden, vermagerden? Bezat hij
eenigen waarborg in zijn uiterlijk dat hij het
verblijf in het nieuwe Paradijs zou kunnen
bekostigen? De strenge dame, die hem ont
ving, keek hem aan met een scherpen blik.
Die voorspelde niets goeds. Zij wees hem een
locaal aan. Wilt ge dit schoon maken?
lui de gretige jongensziel want het was
zijn ziel die de opdracht kreeg en
volvoerde,ging aan 't poetsen, dweilen, wrijven als hing
er zijn eeuwig heil van af. Het strenge ge
zicht verscheen in de deur, trad binnen, veegde
met den vinger over het houtwerk of eeiiige
stof was blijven liggen, en knikte toen goed
keurend. Hij verkreeg de mogelijkheid een
groot man te worden.
l lij is het geworden.
Hij is een invloed en een macht geweest in
Amerika. U p jr/ini slavery, zijn eigen levensbe
schrijving, is een eenvoudig grootseh boek,
zonder gewilde naiëviteit, zonder pathos, in
klassiek Engelsch. Er hecrscht een streven in
van verzoening, hel toont den goeden \\il
aan van de blanken, en het ziet geen nadeel voor
de kleurlingen in het onweerspreekbare feit
dat zij meer moeilijkheden hebben te over
winnen dan de andereu om daarheen te komen,
waar zij willen zijn. Neen, de schrijver be
schouwt het als een groot voorrecht.
Immers de verdiensten der menschen laten
zich afmeten naar de hinderpalen die hun
in den weg hebbeu gestaan.
Zijn eigen rasgenooten hebben Booker
Washington wel verweten dat hij nooit krach
tig genoeg voor de rechten der Negers durfde
optreden. Men vond hem den vergoelijker, hij
maakte het mogelijk, zeide men, dat de on
derdrukking en uitzuiging der kleiirlingen aan
hield, wanneer men al te zeer enkele mooie
daden van opoffering der blanken in 't licht
stelde en al te sterken nadruk legde op de
stelling dat de ontwikkeling der dingen niet
moest worden geforceerd, maar geduldig
moest worden afgewacht...
Men meende zeker dat hij zijn zaak gewon
nen achtte, nu hij eenmaal voor zich zelf zijn
positie had verkregen.
Een ander type van den Negerleider is
Burghardt Dubois. Aan hem moeten wij onze
aandacht wijden.
Hij scheelt niet zooveel in jaren met Booker
Washington, hij is van 1808,?toch heeft het
den schijn alsof hij van een verschillende gene
ratie is. De reden ligt echter meer in de afkomst
en de omgeving dan in de jaren.
Dubois is van het Noorden, waar de sla
vernij sinds lang niet meer bestaat, en hij heeft
een familie, ja zelfs een soort van genealogie,
terwijl Booker Washington van het Zuidenis,
waar de slavernij inheemsch was, en hij kende
zijn vader niet. Dubois, van den beginne, staat
steviger op zijn beenen en weet wat hij wil en
wil wat hij weet.
Laat Dubois b.v. hooren dat aan de
Harvarduniversiteit, waar hij een graad heeft gehaald,
een fonds bestaat voor het uitzenden van een
waardigen klenrling naar Duitschland voor
de studie, en hij heeft de resolutie om zich
op te geven ais den verdienstelijken student.
Vergeefs zal de president verklaren dat men
in 't begin wel er aan heeft gedacht kleurlingen
uit te zenden, maar dat men, niemand heb
bende gevonden, daarmee is uitgescheiden.
Had hij echter wel begrepen wien hij voor
zich had? Dubois lachte om de verklaring en
nam de excuses niet aan. Hij cischte zijn recht,
en in plaats dat men hem om zijn tegenstreven
verwijderde, kreeg hij zijn recht. Vergelijk dat
optreden eens met het schrobben en dweilen
van den negerjongen.
Wij moeten Dubois nader leeren kennen.
W. G. C. B \ v A N c K