De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 28 augustus pagina 3

28 augustus 1920 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

28 Aug. '20. No. 2253 AMSTI- RDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND IIIIIIIIIIIIIIIIMI1IMIIHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIHHIIMIIIMIIII STARK'S OXYDOL" (CHLORAS KALICUS TANDPASTA) ||MM»L Vtnn. STARK& Co. Chwnlsclu Fabriek 't-HABE", ' CtiQISTOIT-E eoorizen FLICK's BOOMSCHORS Hat Ongeevenurij} Fibrlktit ) Is Chocolade in een vorm en van een samen stelling als In geen ander Fabrikaat wordt teruggevonden. OVERHEERLIJK VAN SMAAK! EIVEI CASPAI FLIK ? Dpgarleht 1145 Htflevarinclara Aimterdin lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIllllllltllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII U Het Globe Safety Bas Syndicaat AMSTERDAM * Telegram-Adres AVANTI" Wioston" Bas-stoom Radiatan Reukelooze Apparaten zonder afvoer NV. y /H FA/AMD HILV ^B 3IN P,H R 3I( :HT D n LNG Levering uitsluitend aan den handel GRAVLLWEG .TELEFOON J 00 Hotel KURHAUS TROMPENBERG HILVERSUM HUIS Isten BANG DINER LUNCH SOUPER Nog enkele kamers voor de maand September disponibel Prop.: J. F. S E IJ DEL Kinderkousen uit de fön ta aiefa briek. kunnen tegen kruipen. Het is van ALGEMEENE BEKENDHEID dat de WASSENAAR RESTAURANT. AFTERNOON- TEA-CONCERT. Naaml. Venn. Amsierdamsche Bad- en Zweminrichting Over 't Y. Geopend het nieuw gerestaureerde Café-Restaurant W. F. H. MOOIJEN, fANTASIEFABRIEK DEDEMSVAARTnJO? VRAAGT UW WINKELIER Telefoon C. 1158 Lunch Diner Souper la carte EXPLOITANT DINER- en AVOND-CONCERT c&oofet «figwenfobnifa JfiMoulman vfiaxh. MICHELIN IUWIELBII1EII ZIJN LICHTLOOPEND EN ONVEBSLIITBÜR 12 MAANDEN GARANTIE Buitenband f 8.50 Binnenbad 3.75 llliiilllillllliiiliiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiitiiiiiiiiiik iiiiiiiiiial!i*' der gekleurden zeker grooter is, want de belastingopbrengst is mede een maatstaf voor de officieele telling en in afgelegen streken weten de kleurlingen nog wel den weg om zich aan het betalen van belasting te onttrekken. In den laatsten tijd heeft het feit, dat er in Z.-Afrika l blanke leeft tegenover 3.6 ge kleurde, een ernstiger beteekenis gekregen, omdat de stemming onder de naturellen slechter wordt. Hiertoe werken verschillende oorzaken mede. Ten eerste de toenemende verstandelijke ontwikkeling van de Kaffers. Deze moge op het oogenblik betrekkelijk gering zijn, zij is er even goed als hun vurige begeerte zich verder te ontwikkelen. Menig Basoeto zoo werd mij verhaald spaart zooveel mogelijk zijn geld om boeken te koopen en offert zijn nachtrust om Ie leeren lezen. Zij hebben ook eigen bladen. Een daarvan staat onder redactie van den bekende S. Plaatje, die onlangs weer in Londen geweest is en die in 1916 uitgaf: Native Life in South Africa before and srnce the European war and the Boer rebellion," een boek vol haat tegen de Boeren en tegen de Inboorlingen-land-wet van 1913 en vol klachten daarover, dat de Kaffers geen recht kunnen krijgen. Het spreekt van zelf, dat zulk een blad propagan distisch werkt, het onrecht uitmeet en grooten invloed heeft. Intellectueele ont wikkeling zonder zedelijke verdieping maakt topzwaar; de parmantigheid" van den Kaffer, om het typische Z.-Afrikaansche woord te gebruiken, neemt toe. Ook is het duidelijk geworden, dat zij zich zijn gaan organiseeren. Of dit zoo is doordat zij in Europa geweest zijn, of dat Amerikaansche invloed zich hier openbaart, is van geen belang; het feit bestaat. Een groote werkstaking, als in Januari 1.1. onder de Kaffers in de goudmijnen plaats had, geeft te denken. Zij beginnen hun kracht bewust te worden. Het bij den Kaffer toch reeds sterke sociale bewustzijn wordt krachti ger ; zij staan met hun gevoel tegenover den blanke. Dit gevoel zal toenemen, nu in Johannesburg een naturellenclub zal worden gebouwd van geld, door de Amerikaansche negers geschonken. Het wordt een modelklub met lees-, speel- en ververschingskamers, en met terreinen voor voetbal en andere sport. Dit vereenigingspunt zal den onderlingen band sterken. Hier zullen alle maatregelen besproken worden, die te hunnen opzichte worden genomen, de rechtvaardige, zoowel als de onrechtvaardige. Als men zich nu maar voor de laatste wachten wilde, maar dat zal wel niet^gebeuren. De Randmagnaten toch trachten in_den laatsten tijd van de regee ring de toestemming te krijgen tot het invoeren van 5000 naturellen uit de tropen. Het doel is natuurlijk goedkoopere werkkrachten te krijgen, en het loon van de naturellen, die vooruitgegaan zijn in opvoeding, verstande lijke ontwikkeling en beschaving, en daarom meer verdienen, te verminderen, en de z.g. arme mijnen nog met winst te bewerken. Hier wordt gevaarlijk spel gespeeld. Het bin nenvoeren van zooveel naturellen uit de tropen is verkapte slavernij, want vrijwillig komen er geen naturellen om in de mijnen te sterven, maar bovendien zal het verbitterend werken op hen, wier werkloon daardoor gedrukt wordt. Verder is de invloed van den grooten oorlog niet te onderschatten. Een oud-Nederlander, die jaren lang in Transvaal heeft gewoond, deelde mij als een merkwaardigheid het volgende mede. Hij was, op weg naar zijn plaats in het Lydenburgsche, met zijn wagen verdwaald geraakt. Het werd avond. In de verte zag hij een Kaffer; hij riep hem aan en vroeg hem den weg en deze antwoordde: ,,ik ben in jou land geweest, zoek zelf je weg, je hoort hier niet." Dit wijst op een bedenke lijke stemming, die zich zelfs in verzet heeft geopenbaard in Lovedale, het Engelsche zendingsinstituut in de Kaapprovincie en up andere plaatsen. Er schuilt dan ook wel degelijk gevaar in het groote getal der naturellen. Men over schatte het echter ook niet, want physiekc kracht beteekent niet het meeste. Ook wijst de verhouding tusschen blanken en gekleurden volgens de officieele schatting van 1919 op een vooruitgang aan de zijde der blanken, die moedgevend is. (1.749.068 tegen 5.664.629). En bovendien : ook de naturellen zijn verdeeld. Onder hen zijn ook kleurlingen en koelies, en deze voelen zich evenmin onderling een, als een met de Bantoestammen. De kleurlingen wonen vooral in de Kaapprovincie. Zij zijn het oude Maleische element ; in 1911 telden ze 525.837 zielen. Ook zij zijn georganiseerd in de African political organisation" en hebben eigen bladen, waarvan een staat onder redactie van dr. Abdurahman. In de Kaap hebben zij stemrecht en zijn een deel van het gewone volk, vaak nauwelijks van de blanken te onderscheiden. Reeds jaren ge leden zijn er pogingen aangewend om een basis van verstandhouding te vinden tusschen de Bantoerassen en deze gemengde" menschen, maar deze zijn alle mislukt en het is meer dan onwaarschijnlijk dat zij ooit met de Kaffers zullen samengaan. Ook zijn er nog Aziaten, de Koelies. In de laatste jaren is hun getal sterk toegenomen. In 1911 waren er 152.309, nu zijn er zeker een kleine 200.000. Zij zijn de kleinhandelaars, de marskramers, wier belangen op handels gebied wel in strijd zijn met die van de blanke bevolking, maar die toch niet aan de zijde der Kaffers staan. Zij vormen ook eenig tegenwicht tegen het Kaffergevaar. En ten slotte zou immigratie van blanken, zoo die een eenigszins grooten omvang aannam wat bij de ont wikkeling van Z.-Afrika wel te verwachten is een doeltreffend middel zijn om de ver houdingen te verbeteren en daardoor het gevaar te verminderen. Maar toch heeft men het Kaffergevaar ter dege in het oog te houden, want het naturellen-vraagstuk heeft nog een anderen kant. De naturel is de werkkracht; zonder hem kan men niet. Hoe zal het zijn, als hij, naar mate hij zich beter ontwikkelt, een altijd zelf standiger en sterker concurrent van den blanke wurdt, zooals de koelie het voor dezen is op handelsgebied? Het probleem schijnt niet oplosbaar. Toen Dr. J. A. van Hamel jaren geleden er over schreef, zeide hij : het Kaffervraagstuk is nu eenmaal een van die vraagstukken, die de mensen niet in zijn hand heeft, maar aan den tijd moet overlaten." Dat is juist. Want het voorstel tot segregatie, dat door velen met kracht wordt bepleit, schijnt mij alleen theoretisch denkbaar, maar niet praktisch uitvoerbaar. Het is een verschuiven van de kwestie, meer niet. Eenigszins anders is het met de koeliekwestie, die vooral de gemoederen van de Natallers en Transvalers bezig houdt, omdat zij door de Koelies economisch worden dood ge drukt. Tegenover de Koelies zou men kunnen optreden als indertijd tegenover de Chineezen. Kol. Fawcus, vroeger volksraadslid voor Omlavi, verklaarde onlangs in het openbaar : dit is de eenige weg tot oplossing van de moeielijkheid : de Koelies moeten naar Indiëterug." Hij zou persoonlijk liever het heele Indiëwillen opofferen om eigen land ontslagen te krijgen van de Indiërs." Liever de verbreking van den band met de Empire, dan het behoud van de Aziaten. Ook hier dus de segregatiegedachte -- maar op het oogen blik onuitvoerbaar, omdat de Indiërs ook behooren tot het Britsche Rijk. Er zijn moeielijke problemen in Zuid-Afrika. De oogen zijn nu opengegaan voor het zwarte gevaar. Maar ??waar is de staatsman, die denweg wijst tot oplossing van dit probleem? J. W. P o N T De Memorie van Antwoord over de Huurcommlssiewetswijziging Wanneer een verhuurder of in het algemeen een zakenman, voor den oorlog met zijn bedrijf een netto winst maakte van b.v. / 1000.en deze winst niet onredelijk was, mag liet billijk heeten dat, nu na den oorlog deze ? 1000.de helft in waarde zijn gedaald, hij uit zijn bedrijf meer ontvangt dan ? 1000.., al wil daar mede niet zijn gezegd, dat hij een duur de wet te erkennen recht heeft de ? 1000.... o/> te voeren tot f 2000". Zietdaar een passage uit een Staatstuk. No; 381, dato 27,29 Juli, van de Nederlandsche Regeering. Men wrijft zich de oogen uit om een zoo veel bediiidcnden zin over een onderwerp, dat in dezen duurtetijd gemeengoed der massa is, nog eens goed te kunnen lezen en herlezen. En dan vraagt men zich af, indien de rede neering der Regeering in haar volle waarde tut ons denken is doorgedrongen : Is er, nu gij Regeering uw Huurcoinmissiewet hand haaft in den, na uw Memorie, vastgestelde!! vorm, geen wettelijk erkend recht op inkomstenvermeerdering voor den eigenaars van huizen? De onvermogende huurders, die thans nog van hun lagen huurprijs profiteeren, zullen straks, indien liet ontwerp door de Huurcoinmissies zal worden uitgevoerd, tot hun ontzetting ervaren, dat inderdaad het wettelijk recht is erkend. Immers de, in de wet toegestane marge, voor liuiirverhooging van perceelen beneden en boven ? 500. - (resp. 50 en 371 ",,) gerekend naar den geldenden prijs op l Ja nuari 1916, en l Januari 1918, is in art. 5 aldus omschreven : De liiiurcommissie staat geleidelijke liimrverhoogingen toe ; tot dat een billijke opbrengst van de woning wordt verkregen, met dien verstande, dat geen huurprijs wordt goedge keurd of vastgesteld, welke meer bedraagt dan 50%r boven den huurprijs geldende op, of laatstelijk voor l Januari 1916." De duurdere huren die boven / 500bij de huuropzeggingswet in 1918 onder con trole gekomen, worden op gelijke wijze in art 5 bedacht met 37 1%. En die verhpogingen zullen geleidelijk geschieden en daarbij zal op den oudcrhoiidsstaat van het huis worden gelet. Zoo lezen wij ook in de Memorie. . .. > Huurcommissies ZOEKT GIJ MAAR EEN Ol'I.QSSINü. Beseffen de Nederlandsche WONINCHUUROEKS nu goed, hetgeen hen te wachten staat? Vooral de bewoners van duurdere woningen zullen de dupe worden der speculatie-woede, die door wetsontwerpen, met begeleidende redeneeringen als in den hoofde van dit stukje gemeld, wel heel sterk wordt in de hand ge werkt. En nu zijn wij de laatsten om den VOOR-DEN-OOKI.OGSTIJD huizeiibezitters eenige meerdere "ontvangsten te misgunnen, mits de bepaling daarvan, op redelijke^ gronden, door de Huurcommissies met zekerheid kan worden toegewezen. In de nu aanhangige wetten missen de huurders elk recht om te verlangen, dat liet bewijs der redelijkheid van de gevraagde huiirverlioüging door betrouwbare gegevens worde gestaafd. De onderhoudsplicht der eigenaars ; de controle op de nakoming van dien plicht ; en de geldelijke gevolgen daarvan; behoorden, o|i een voor den huurder na te gane wijze te worden vastgelegd in de wet, die wordt ingediend met een betoog over den economischen toe stand, waarbij slechts het overwegend belang der voor-den-oorlcgstijd-huizenöez/'fto's, als uitgangspunt dient eener onzekere en weifeende redeneering. Worde er in de S. . alsnog op die leemte gewezen. Het is hoog nondig. J. N. J. D E^B o d v SPAAHSOH, EMGELSOH, FRAMSOH, DUITSOH oio. Brrlltz-Sohool 46t - H. 3286 Pract. Onderwiis door bultenl. Leeraren iiiiiimiiiiiiiniliiittimi iiiiiiiiniiiitiii NIEUW FRANSCH PROZA La mère et Venjant, par Charles-Louis Philippe. Het proza dat wij uit Frankrijk krijgen voldoet ons meestal maar ten deele. Wij zien genialiteit, schitterende stijl, ongelóofelijke werkkracht. Maar meestal ontbreekt er iets, wat ik, met verwijzing naar mijn Oentsche reede, (opgenopmen in mijn zesde bundel studies) ethische harmonie wil noemen. Tusschen de periode van Victor Hugo en die van Romain Roland is een groot hiaat. Prozaschrijvers van grooten naam en enorme vermoogens zijn er, maar de ons Hollanders zoo dierbare' kwaliteiten van ethische harmonie ontbreeken of zijn niet door artistieke schoonheid gesteund. Ik zou kunnen zeggen dat Jiet literaire Frankrijk twee groepen toont, de eene voor het huisgezin, de brave, deugdzame, religieuze leezers en de veel machtiger, waarschijnlijk kleiner groep van de vrije, geniale prozaïsten die heerlijke eigenschappen van stijl en geest toonen, maar niet aan de eisenen der ethische harmonie voldoen. Na Hugo kan alleen Romain Roland worden genoemd als de schrijver die toont niet alleen geniale ver moogens maar ook verheeven en vroom karakter te hebben. De laatste schrijver van geweldigen invloed, wiens arbeid eevenzeer bekend wordt als de eerste arbeid van Zola en oncourt, is Barbusse. En ook deeze ergert ons te vaak en te zeer om te bevreedigen. Zijn werk toont niet den goeden smaak waarvan we de waarde toch ook in Frankrijk hebben leeren schatten. Doch nu kwam mij in Parijs een klein boekje in handen, van een jong-gestorven auteur: Charles Louis Philippe, dat groote kwaliteiten van stijl en expressie verbindt met een heerlijke reinheid en zuiverheid. Hier blijkt weer dat de vaak als onartistiek gesmaadde vroomheid en braafheid samen kan gaan ook in Frankrijk niet een hooge kunst-waarde. Het boekje is weer een kinder-auto biografie zooals we ze in Holland, Scandinaviëen Duitschland kennen, maar zonder eenige sentimentaliteit of hyper-idealisme. Het is een wei-voltooid meesterwcrkje. Het heeft een naïeveteit die in 't geheel niet gekunsteld is en volkoomen eenvoudig en rustig wordt uitgesprooken. Het is de geschiedenis van de zoon van een klompenmaker, van af zijn geboorte tot zijn zeventiende jaar. Zijn moeder vereert hij als de meets liefhebbende zoon, maar het beeld dat hij van haar geeft is zonder eenige idealiseering met eerbiedige waarheidsliefde gegeeven. Een gewoon moe dertje, een sloof, alleen groot door d.- liefde voor haar zoon. Met een prachtige, zacht moedige ironie beschrijft hij hoe ze in haar eenvoud stumperig te werk gaat met een kwaadaardige ziekte, hoe ze niet wijzer dan het kind zelf, hem toevertrouwt aan domme doctoren en kwakzalvers, en hem eindelijk op een lyceum brengt, waar hij de ellendigste ervaringen van zijn jong leeven opdoet, en gepest wordt door ,,pions". Eindelijk gaat zij met haren zoon een bezoek afleggen bij de groote kapitalist van hun stadje om door zijn voorspraak aan een baantje te koomen. De groote man zend hen met een kluitje in 't riet en diep-aandoenlijk is het steeds weer opleevende vertrouwen, ondanks al de flaters van haar leeven, dat ze deeze maal toch wel succes zullen hebben. Ik ken geen werk waarin schrijnende ervaring met meer zachtmoedigheid, fijner ironie en zoo geheel zonder bitterheid wordt verhaald. De stijl is verrassend van origineele expressie en zuiver harmonisch ritme. Meesterlijk is het slot, waarin hij aldus zijn moeder toespreekt: Tu pendras des lunettespour lire ces phrases. Tu pëleras mot a mot en disant: C'est tin gros livre plein de mots. Eh bien, maman, chacun de ces mots est pour toi. Ma vie de fils, la voici racontée. Maintenant je gagne 3 fr. 75 par jour, et c'est ma vie d'homme qui commence." Helaas! van dat leeven zullen wij geen berichten meer hooren. De jonge geniale schrijver is al van ons heengegaan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl