Historisch Archief 1877-1940
28 Aug. '20. No. 2253
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE ALANDSEILANDEN
SpHsbergen aan Noorwegen,
Noord-Sleeswijk aan Denemarken, zal der Dritte im
Bunde" ook nog nouveau riche worden?
De politieke toekomst der Alandseilanden
is onzekerder dan ooit, nu Zweden en Finland
elkaar het recht daarop betwisten en waar
schijnlijk ten oorlog waren gegaan als niet En
geland had ingegrepen en de aandacht van
den Raad van den Volkenbond op dit punt
van geschil had gevestigd. Hiermede zien wij
voor het eerst een optreden van den Raad in
een geschil dat onder hare aandacht wordt
gebracht door een derde, dus met toepassing
van artikel II van het Volkenbondsverdrag,
dat elk lid van dien Bond het recht toekent
elke internationale positie, die den vrede
dreigt te verstoren, aan de Vergadering of
den Raad voor te leggen.
De Alandarchipel ligt aan den ingang van
de Bothnische golf en bestaat uit ongeveer
300 eilanden, die een deel vormen van de
Finsche provincie Abo-Björneborg. De meeste
dezer eilanden zijn niet meer dan verlaten
rotsen, een vervolg van de gevaarlijke rotsen
reeks aan de zuidkust van Finland. De groot
ste lengte der eilandengroep bedraagt 70 K.M.,
de grootste breedte 40. Het westelijkste punt
is plm. 40 K.M. van Zweden verwijderd, het
oostelijkste plm. 30 K-M. van het vasteland
van Finland. De totale oppervlakte is 1426
K-M.2, het aantal bewoners ongeveer 22 dui
zend, waarvan het meerendeel woont op het
voornaamste eiland, Aland, dat het dichtst bij
de Zweedsche kust ligt.
Bronnen van inkomsten vormen landbouw,
veeteelt, visscherij. Vee en visch wordt veel
uitgevoerd. De eilanden hebben goede havens,
die 's-winters minder lang toegevroren zijn
dan die van het vasteland van Finland. Eenige
maanden per jaar is de geheele groep door
ijsvorming met dat vasteland verbonden. Aan
de Zweedsche zijde bevindt zich een diepe
vaargeul, die voor 't laatst in 1809 tijdens den
Zweedsch-Russischen oorlog dichtgevroren
was, zoodat toen de kozakken de kustplaats
Orisselhamn konden bereiken en innemen.
De strategische waarde der eilanden valt
aanstonds in het oog. Wanneer men de geschie
denis nagaat, is het dan ook steeds die mili
taire waarde die ter sprake komt en van door
slaande beteekenis is. Behalve den toegang tot
de Bothnische golf beheerschen zij gedeelte
lijk ook dien naar den haven van Stockholm.
Vanaf de 14e eeuw heeft de archipel deel
uitgemaakt van Finland ; geheel Finland heeft
echter tot 1809 aan Zweden behoord.
In de nieuwste geschiedenis, na 1800, hebben
de eilanden tot vier maal toe de aandacht der
diplomaten gevraagd. Op 17 September 1809
?wordt te Frederikshamn de vrede
geteekend tusschen Zweden en Rusland, waarbij
eerstgenoemd land geheel Finland inclusief
de Alandseilanden aan Rusland moet afstaan.
Als grenzen worden vastgesteld de Alandzee,
de Bothnische golf en de rivieren Tornea en
Muonia. De bedreiging, die vóór 1809 Rusland
had gevoeld, voelt nadien Zweden, te meer
toen in 1833 Nicolaas I de plaats Bomarsund,
die de groote haai van Aland beheerscht,
versterkt had. Zweden zoekt om die reden
steeds meer en meer aansluiting bij de
westersche mogendheden, speciaal Engeland en
Frankrijk.
Tijdens den Krimoorlog komt de kwestie
der eilanden andermaal op het politiek tapijt.
Als in September 1855 Sebastopol gevallen
en Oostenrijk's ultimatum aan Rusland te
verwachten is, heeft de zending van maarschalk
Canrpbert naar Stockholm, in November van
dat jaar, tot gevolg het tot stand komen,
tusschen Engeland, Frankrijk en Rusland, van
het Alandverdrag in Maart 1856, waarbij
bepaald wordt, dat de eilanden niet versterkt
of tot militaire of vlootbasis gemaakt mogen
worden. Door dit verdrag en door den vrede
van Parijs had men Rusland's macht in de
Zwarte zee en in de Oostzee aan banden gelegd.
Bij artikel 33 van het vredesverdrag van
Parijs wordt aan het Alandverdrag dezelfde
kracht en waarde gegeven als maakte iiet er
deel van uit. Zweden is nu gerustgesteld,
Engeland, als altijd waakzaam voor zijn
vrijen handel, voldaan. De Engelsche staats
man Palmerston zeide in een redevoering in
het Lagerhuis op 6 Mei 1856, dat het verdrag
had placed a barrier between Russia and the
north of Europe." Als Rusland tijdens den
Fransch-Duitschen oorlog, in October 1870,
zich eenzijdig van de vernederende neutrali
seering van de Zwarte Zee ontdoet, verklaren
de op de Londensche Conferentie van 1871
vertegenwoordigde mogendheden deze han
delwijze uitdrukkelijk als strijdig met het
volkenrecht. Intusschen gelukt het Rusland
bij het Londensch tractaat van 31 Maart
1871, gesloten tusschen de onderteekenaars
van den Parijschen Vrede van 1856, bevrijd te
worden van deze neutraliseering. Nu begint
Zweden ongerust te worden omdat Rusland niets
zal nalaten ook de vroegere positie in de Oost
zee te herwinnen. In 't begin van de twintigste
eeuw komt daar nog bij de voorRusland slechte
afloop van den oorlog met Japan en de schei
ding van Zweden en Noorwegen, waardoor het
verlangen van Rusland naar een haven aan
de Noordzee levendiger wordt en in verband
hiermede een eventueele doortocht door Zwe
den waarschijnlijker.
Deze vrees wordt niet verminderd door de
overeenkomst van November 1907, waarbij
Rusland naast Engeland, Frankrijk en
Duitschland, de integriteit van Noorwegen garandeer
de. Een poging van Rusland in datzelfde jaar
om nu van het Alandverdrag bevrijd te worden,
mislukt. In 1907 schijnt intusschen Rusland
een geheim verdrag met Duitschland gesloten
te hebben, waarbij Duitschland toestemt in
opheffing van dit verdrag.
De Oostzeeconventie van 23 April 1908, ge
sloten tusschen alle oeverstaten, waarborgde
den status quo ; over de Alandseilanden werd
in dit verdrag niets bepaald. Desbetreffende
pogingen van Rusland hebben geen ander
gevolg dan dat de openbare meening in Zwe
den nog meer verontrust wordt.
Na deze politieke gebeurtenissen van de
jaren 1907/8 blijft de kwestie rusten tot het
uitbreken van den wereldoorlog. Ook het
Alandverdrag heeft deze laatste krachtproef
niet zonder meer kunnen doorstaan. Rusland
gaat nu de eilanden versterken, hetgeen zelfs
aanleiding is voor de Zweedsche regeering in
de troonrede van 1917 omtrent het lot der
Alandseilanden te vermelden dat eene op
lossing gezocht wordt, die met de levensbe
langen van Zweden in overeenstemming is.
Kort daarop in het najaar van 1917?komt
de onafhankelijkheidsverklaring van Finland,
die door Rusland en Zweden erkend wordt,
KUNSTHANDEL
JACK NIEKE^Kv/hChefGoupilOtCo.
23 & 250 Lange Houtstraat, 's-Gravenhage
MEESTERWERKEN VAN DE
i?e EEUWSCHE, HAAGSCHE
EN FRANSCHE SCHOOL
zonder beperking ten aanzien van het gebied.
Mede onder invloed van de Russische en
Finsche burgeroorlogen spreken reeds in
1917 de Alanders zich met overgroote meerder
heid uit voor afscheiding van Finland en
aansluiting bij Zweden op grond van het
zelfbestemmingsrecht. Deze volksstemming
wordt eenigen tijd later herhaald, met het
zelfde resultaat. Een adres aan de Zweed
sche regeering wordt door eenc deputatie
van 25 personen den koning persoonlijk aan
geboden. Finland's regeering beschouwt dit
optreden ais hoogverraad en' laat de beide
voormannen der deputatie, Sundblom en
Björkman, gevankelijk naar Finland voeren.
Tegelijk legt zij een bataillon troepen op de
eilanden. De wisseling van nota's, die nu volgt,
brengt de zaak ook al niét tot eene oplossing.
Finland beweert voornamelijk dat de geheele
aangelegenheid is eenc van zuiver Finsch
binnenlandsch beleid. Zweden put zijn argu
menten uit de wenschen der bevolking en de
historische verwantschap der Alanders aan
Zweden.
Het beroep van Zweden op de
Vredesconferentie te Parijs heeft tot resultaat dat de
Baltische commissie de neutralisatie der
eilanden aanbeveelt.
Finland is sinds eenige maanden bereid
de bevolking zelfregeering te geven en legt
dit neer in eene wet, waarbij een algemeene
raad verordeningen kan maken, die slechts
door een veto van den President van Finland
kunnen worden vernietigd. Tevens wordt
ten aanzien van den militairen dienstplicht
bepaald dat deze vervangen mag worden door
een verplichten loodsdienst.Tenslotte wordt het
Zweedsch als officieele taal toegelaten.
Intusschen waren de openbare mceningen
zoozeer opgezweept dat men gewapende bot
singen kon gaan vreezen. Op dat oogenblik
echter komt, zooals boven gezegd, Engeland
tusschenbeide en brengt de kwestie onder
de aandacht van den Raad van den Volken
bond. Deze hoort in eenige opeenvolgende
zittingen de 'vertegenwoordigers van beide
landen aan en geeft daarna niet aanstonds eene
beslissing, doch benoemt eene commissie van
drie vooraanstaande juristen, een
Franschman, een Zwitser en den Nederlandschen
Staatsraad Mr. Struycken, ten einde den Raad
van advies te'dienen omtrent de volgende twee
punten :
l", of de vraag omtrent het lot der Alands
eilanden eene is van zuiver binnenlandschen
aard en dus slechts Finland aangaat.
2". hoe op het oogenblik de volkenrechtelijke
positie van het meergenoemd Alandverdrag
van 1856 is.
Op 3 Augustus is de commissie te Parijs
bijcengckoitien. Van hare zienswijze is nog niets
bekend.
N. VAN HASSELT
OEN MAAG,
WARMOND i
HOUTBOUW
KANTOOR FBEDERIK
iDEN I1A,AG - TELMycn.25602561
LEVERT DE/VEPLANCD INZEER KORTEN
T'JD ALLE HOUTCONSTRUCTIES
Atv
LANDHUIZEN
SCHOOLGEBOUWEN
JACHTHUIZEN
ZIEKENHUIZEN
INLICHTINGEN OPAANVPAAC
IIIIIIIIIIHMII IIIHIIIIIIMIIINIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII
Een schoone ende gheneuchücke historie
of cliichte van Heynken de Luyere, uitgeg.
door Lode Baekélmans. De Sikkel, Ant
werpen en Em. Querido, Amsterdam, z. j.
Het boek der Rabauwen en Naakiridders,
uitgeg. door Victor de Meyere en Lode
Baekélmans, De Tijd, Antwerpen, 1914.
Euo. DE BOCK, Hendrik Conscience en
de opkomst van de Vlaamsche Romantiek.
De Sikkel, Antwerpen en Em. Querido,
Amsterdam, z. j.
De verdere titel van Heynken luidt
warachtelijck gheschiet, seer verheucklyck om
lesen ende deur Cornelis Cruis eerst in dichte
gestelt". Het is een herdruk van de uitgave van
1582 bij Jan van Ghelen in Antwerpen op
de Lombaerde Veste. Wel een leutig boekske
en stellig een herdruk waard. Heynken is de
type van den volksdichter die refreynkens
draait, met zijn kameraad, die de clavecordie
bespeelt, de kroegen rondtrekt en fuift in de
Compaignie". De rederijker Cornelis Cruis,
tijdgenoot van Anna Byns, heeft een paar
avonturen van den luchthartigen, zwervenden
compeer bezongen.
Deze heer Cruis is nu niet bepaald met groote
welwillendheid in onze 19e eeuw begroet.
Snellaert zei van hem in 1838 :
£ Hij schreef eene Incarnatie op den brand
van O. L. Vrouw Kerk in Antwerpen ; ook
Refereynen, welke, evenals het voorgaande,
ongedrukt zijn. Hij verdient niets meer dan
eene melding."
SH
NON-SKI D
AUTOBANDEN
voldoen goed en zijn dienten
gevolge in de meeste
automobielzaken geregeld voorhanden
Generaal Agentuur voor Nederland
N.V. R.A.M.I."
LEEUWARDEN.
Telegr. RAMI. Telef. 232.
Heynken kende Snellaert dus nog niet, of
hij wou het niet kennen en daar had hij van
zijn kant misschien wel reden toe.
Voor ons is zijn oordeel onbillijk. Heynken
is luchtig, kunsteloos gerij mei; groote plastische
kracht heeft het verhaal van Heynken niet ;
maar toch er is een frissche, zuivere realiteit
in ; het doet goed het naast zijn verwanten
Uilenspiegel te vinden in het begin der 16e
eeuw, waar zooveel rethorykelijke onnatuur
zich aan ons opdringt. Het boekje is geschre
ven in strophen van zeven regels, de laatste
regel van iedere strophe bevat meestal een of
andere algemeene, min of meer toepasselijke
levenswijsheid in den vorm van een spreuk of
spreekwoord, die het in zijn onverwachtheid
soms geestig doet.
Een Cappelaenken" komt zijn nood kla
gen bij Heynken. Eylaes, zijn nichte, die schoon
van aenschijn was en van leven lichte, is van
hem weggeloopen. Samen gaan ze haar zoe
ken in kroeg op kroeg. Maar het Cappelaenken
betaalt: Die Arbeyt is altijt den cost wel
weert." Alleen op die voorwaarde helpt Heyn
ken.
Na menig pintje kwamen ze niet verre
uuter Cammerstraten."
Waer datse vonden een nieuweerdinne
Die noch wijn tapte uut steene vaten.
Daar slopen zij als twee hoender dieven inne,
Sy vraechden huer terstont ten eerste
be(ghinne :
Hebdy hier niet nieus dat sidt in nmyten?
Men zal geen broot voor vrienden sluyten.
Daar blijven de vrienden ten slofte logeeren;
ze vinden er goed gezelschap.
's Morgens heel vroeg wordt de Pape wak
ker ; hij krijgt spijt over al de duiten, die
versnoept zijn, en wil hem stil smeren. Maar de
waardin staat aan de deur. 't Is 8 gulden.
't Cappelaenken betaalt er vier. Een oogenblik
later krijgt Heynken hetzelfde idee. De waar
din staat weer aan de deur : Mijn kameraad
betaalt alles." Dan blijkt, dat deze zich niet
aan zijn woord gehouden heeft. Maar Heynken
heeft geen cent. Hij weet raad ; laat de baas
maar meegaan ; hij zal het wel even in de buurt
leenen en dan terstond betalen. Onder streng
toezicht mag hij er uit.
Hij gaat de kerk in, neemt den koster even
apart : zijn neef, die daar bij hem is, heeft bij
ongeluk iemand dood gestoken van nacht,
mag hij in den toren blijven? Dan zullen van
avond zijn vrienden hem komen verkleeden
en zorgen, dat hij ontsnapt. Goed, zegt de
koster. Hij roept den kroegbaas om mee
naar boven te gaan en hem te geven wat hij
hebben moet. En Heynken?
Aen zijnen aers en was gheen kerre
ghebon(den ;
Hij liep soo den Hase doet voor die honden.
Dit is de eerste cluchte van Heynken.
In een aan Heynken verwante wereld voert
ons het Boek der Rabauwen. Het is al voor
eenigen tijd uitgegeven, maar, vermoedelijk
door den oorlog, bleef het hier vrijwel onbe
kend. Ook hier een zeer nuttige herdruk van
oude werken : l o. Der Fielen, Rabauwen oft
der Schalcken Vocabulaer, ooc de bevcysde
manieren der bedeleeren oft bcdelerssen, daer
menich rnensche deur bedrogen wort, wort
hier geleert, op dat hem elck dacrvoor wachten
mach, ende is seer nut ende profijtelijck om
lesen voor^al'e menschen ;" naar den druk
van "15G3 bij " Jan de Laet te Antwerpen;
HOFSTAD EN HOFSTEDELINOEN
Er zijn tweemaal zes weken in liet jaar,
waarin ik onze overigens goede residentie
haat; dat is in het najaar, in den tijd tusschen
half November en Nieuwjaar, wanneer al
de heerlijkheden voor St. Nicolaas en Kerstmis
in de winkelkasten liggen uitgestald, wan
neer drommen menschen voetje voor voetje
rondslenteren in onze nauwe city-straten,
wanneer in de winkels de juffrouwen eu
mcneeren, kribbcrig van vermoeidheid, de te vele
koopers niet vlug en niet vriendelijk genoeg
bedienen. En ik haat den Haag in de zes weken
van het Scheveningsche Hochsaison" (ik
weet hiervoor geen goedklinkend, kort
Hollaudsch woord), de zes weken van half Juli
tot l September. Dan is den Haag
verprovinciaald, vervreemdeliugd, verkindertuind,
veroweeërd, vermotorfietst en verautood.
Bij regenachtig of stormig weer hebben de
winkelstraten hun aanzien van St. Nicolaas
herkregen, vergapen zich de provincialen
aan de uitstallingen van de ,,groote
uitverkoopeu", die met groote letters op papieren
reepen op de ramen zijn aangekondigd. Kn
de auto's der Oweeërs staan ,,en file" te
wachten vuur de dure modemagazijnen, voor
de winkels der bontwerkers, voor sommige
protsige goudwinkels, die in hun reeks van
ramen vol waarde" vertellen voor hoeveel
millioenen aan weelde hier wel kan worden
gekocht.
Bij mooi weer ligt de stad als uitgestorven"
en is Scheveningen herschapen tot n groote
vacantie-kolonie.. Op den breeilcn
strandboultvard is het levensgevaarlijk om over te steken,
up het strand kan men niet dan zoekend
tusschen badstoelen zijn weg vinden, is het
bijna onmogelijk voor een man om zijn oogen
bewonderend te laten rondgaan naar de
schoone sexe, want hij heeft ze noodig om
steeds naar 't zand te kijken, zal hij niet val
len over een gat, een fort, een kanaal, een berg,
struikelen over een kind, of uitglijden over
een bananenschil. Hoe 't aan sommige heeren
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1I IIIII1IIIMIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIHlllll
2o. Kluchtighe Callïope, uytbeeldende Den
Aert,Eyghenschappen ende manieren der Arme
Bedelaeren, bestaende in verscheyde manie
ren van eyschen ;" naar den druk van 1651
bij Jacob van helen te Antwerpen. 3o. eenige
reeds elders gedrukte oude liederen uit de
rabauwenwereld.
Het eerste vooral moet een schat van woor
den en uitdrukkingen bevatten om onze
boerden, sotternieën en kluchten beter te doen
verstaan. Het is eene vrije Vlaamsche bewer
king naar het Liber Vagatorum, der Betler
Orden, toegeschreven aan Sebastiaau Brant
of Thomas Mwiner. In het Leidsche rapport
over armenzorg van 1577 gaf vermoedelijk Jan
van Hout een korte, krachtige schets van de
zwervende bedelaars en gauwdieven. Men zou
haast zeggen, dat ze geschreven is onder den
invloed van dit brecdcr opgezet werkje. Op
zich zelf is de lezing van deze kunstelooze
schets een genot, maar bovendien is ze zeer
leerzaam voor den folklorist, den cultuurhis
toricus, den litterator.
Nu. 2 heeft bovendien eenige letterkundi
ge waarde. De uitgevers deelen er zoo goed als
niets over mee. Ze constateeren, dat zij er
,?ich verder over kunnen beperken." Wanneer
dit kunnen een moeten blijkt na een uitvoerig
onderzoek, dan blijft er niets anders over dan
berusten. Maar het boekje is stellig een gron
dig onderzoek waard.
De onbekende auteur was een man van
eenige ontwikkeling, die de verschillende
typen van vreemde bedelaars in hun eigen
taal op rijm heel wat kon laten vertellen, ook
in het Latijn den. verluopen student, ook zelfs
in het Spa'ansch en het lerscli.
Hij moet thuis zijn geweest in de littera
tuur van het Noorden. In zijn Voor-redcn
hoor ik tenminste de maat en het rijm van
Cats on den vorm van het eigenlijke rijmwerk
lijkt mij geïnspireerd op Huygens' Voorhout
en op Tengnagels rijmelarij.
Wat heeft de rijmer de verschillende bede
laars aardig en juist getypeerd, den hoffelijker!
zwierigen Spanjaard, den student, die zich
geneert om te bedelen en alleen in het Latijn
aanspreekt menschen, die deze taal wel zullen
verstaan. Hoe voelt de Vlaming zijn superiori
teit boven den bedelenden Waal,
Die die knust en ambacht kan,
aet zijn leven noyt verloren ;
Dit inaeckt Peer en Meer in 't ent
Aen sijn'kindt voor testament.
den Waal, die weet, dat er uit de hoogte op hem
neerge/.ien wordt, en die voor alle zekerheid
zijn belangen dan ook maar probeert voor te
dragen in een Vlaamsch brablieltaailje. Dan
den onbehouwen, brutalen Hollander, die
aldus begint :
Wel inaer is er dan niet eeticn
Die aen mijn een duytjen gheeft,
Die niet eenen duvel heeft,
Handen, armen ofte boenen,
Wel maer wat ghebru is dat,
Hier Senor, gheeft ghij mijn wat."
Waarop de auteur :
Hebde ghij wel van n leven
Een ghehoort in dese stadt,
Die sou wat om (iodts wil b.-idt?
Maer gliij moet liet hem vevghevcn,
-, Want het was n'en bocts-ghcsel,
8 Dat bleek aen de klec-ren wel,
t Die pner op sijn schippers stonden,
Als^men aen de hroeck wel sagli,
En ecu wimpel "f een vlagh,
mogelijk is, om geen mooi gezichtje onopge
merkt te laten passeeren, is me een raadsel.
Ik geloof dat die mannen nog een paar
extraoogen aan hun voeten hebben ; ik kan 't niet;
maar ik ben een oud-ambtenaar in ruste,
niet meer zoo vief in m'n bewegingen en....
een beetje op m'n gemak gesteld. En ik kan
de zon in het water zien schijnen, ik heb in
mijn jeugd ook.... na-soedah-la, zou mijn
vriend de indisch-gast zeggen.
Als ik tusschen de strandstoelen, nauw
opeen gepakt, staande in alle richtingen zon
der een spoor van regelmaat, kronkelend,
bukkend en uitwijkend mijn pad gevonden heb,
dat me uit 't mulle- naar het harde zand
brengt, zie ik tot mijn verwondering dat daar
ook nog is : de zee, die ik achter den muur van
gele stoe'ruggcn nog niet had kunnen ontdek
ken.
En dan plast en ploetert daar in 't zilte riat
een bonte menigte, waarvan de vrouwelijke
helft ik spreek van de gemengde baden
the day's vere moment", voor badende gas
ten, wedijvert in schoone badcostuums. Want
ze gaan niet in zee voor de gezondheid ! Kan
je begrijpen ! Niet voor niets staat er altijd
een haag van kijkgrage menschen te turen,
liefst nog met binocles naar die stoeiende,
proestende, lachende natte menschenmassa
in de rollende golfjes, die ze met den weidschen
naam van branding bestempelen. Neen
men gaat er voor 't overgroote deel heen als
naar een Mengelberg-concert, om te zien en
gezien te worden, om te flirten, om bewonderd
te worden, ofschoon maar weinige natte
menschenkinderen op de weegschaal der schoon
heid hun gewicht ten volle halen.
Dan keer ik me af, loop den boulevard af
naar het zoogenaamde Stille Strand, waarvan
men spreekt, dat 't zoo shocking" is om
daar te komen. Er zijn geen badkoetsjes, de
luidjes loopen zoo maar in hun badpakjes
naar zee, ze kleeden zich daarna niet eens aan
en gaan liggen drogen in de zon. De menschen
zijn er eu familie". Ze hebben hun linnen tent
meegebracht. Ze storen zich niet aan en kijken
niet naar andere familie-tenten. Ze hebben
met hun dagelijksche jurk die der conventie
uitgetrokken en ze nemen het er van op hun
vrijen dag.
Van shocking" heb ik nooit iets gemerkt.
Mannen en vrouwen, meisjes en jongens leven
daar gezamenlijk hun natuurleven. Men ziet
er de menschelijke vormen zoo goed als on
verhuld, en vreemd, maar ook goed is het op
te merken, dat de gewoonte hier de menschen
in huu natuurleven reiner maakt, ze kijken
niet meer naar elkaar. Zij baden met elkaar,
ze stoeien met elkaar, eu dan spelen ze samen
op 't strand in groepen van tien meer
sportspeleu, voetbal, korfbal, kat en muis, speer- en
discuswerpen, en niemand denkt en ziet iets
anders dan het spel. En als ze zich droog ge
speeld hebben, krijgen ze honger, en moeder
de vrouw die op de tent heeft gepast, houdt
haar picnic-maal al gereed.
Het is me opgevallen, dat er onder die
volksbaders en baadsters zulke mooie, ranke,
spiersterke lichamen zijn.
Als ik 's zomers de zee wil zien iu 't
badleveu, ga ik naar het stille strand.
N v c n T ii K L i N t;
Wasser om sijn lijf ghewonden,
Hij had alsmer vele vint,
Op een oorloochsman ghedient.
En dit kreech hij onder Calis,
Daer sy hebben slacchs gheweest,
Als men uyt sijn brieifjen leest
Dat van sijnen admirael is:
En de geus soo 'k cost verstaen,
Was van Rotterdam vandaen.
Als we bedenken, hoe arm de Vlaamsche
litteratuur in de 17e eeuw is, dan is die
Calliope een prachtwerkje, geen beschaafde groote
kunst, verre van daar, maar een boekje, dat
bewijst, hoe de geest van het echte Vlaamsche
ras van den Reinaert ook onder de felle ver
drukking is blijven leven. Het is werk van een
zuivere, echte Vlaamsche realist.
't Scheen maer eenen langhen sack
Die vol menschen koten stack.
Want het voorhooft en de kaken,
Heel de tronie met de keel
Was soo van dat doncker geel
helijck is 't Bourgoense laken.
't Scheen soo men 't van ver sagh staen,
Ne gheroocktcn Baviaen.
Dat is Callot, aan wie n heel deze kunst in
het algemeen verwant is.
Op dit alles hebben de uitgevers niet ge
wezen, wat te verwonderen is, daar ze het
Nye Vlaams liederken van Dry Mans uit
Ofienten zoo zeer terecht weten te waardee
ren als zuiver Vlaamsche kunst.
Hi-t boek over Multatuti kan er nog niet
zijn ; liet boek over Conscience is er. De tijd
is' er rijp voor. De Bock staat volkomen vrij
en onbevangen met een scherp kritisch oordeel
tegenover het werk en den kunstenaar, dien
hij innig liefheeft, waarvan hij de groote waar
de" en beteekenis voor de kunst in liet alge
meen en voor zijn Vlaamsche cultuur diep
doorgrondt. Maar" hij staat er ver genoeg van
af om al het slappe en gebrekkige er evenzeer
in aan te wijzen en bloot te leggen.
Welke Vlaming zou voor een 30?40 jaar
over De Leeuw geschreven hebben wat De
Bock op p. 111 zegt?
Ik geloof dat Conscience in Holland weinig
meer gelezen wordt ; ook niet door de jeugd
in de meer beschaafde kringen. Zelf ken ik hem
alleen uit jeugdherinneringen en met weemoed
denk ik (enig aan de ontroering, waarmee ik
verzonken was in De arme edelman, Hoe men
schilder wordt, De Loteling, het kostelijek
Baes Ganzeiidmick, den geestdrift, dien de
forsche tooneelen uit den Leeuw bij mij wek
ten; met heimwee kan ik terug verlangen naar
de sedert jaren uit mijn joiigensboekerijtje
verdwenen oude exemplaren met de oor
spronkelijke prentjes van Dujardin en ande
ren.
Het is verstandig vanDe Bock, dat hij groote
citaten geeft en daardoor zijn studie tevens tot
een kleine bloemlezing maakt van het beste
en merkwaardigste dat Conscience schreef.
Dien ouden, trouwen, gemoedelijken Consci
ence met zijn fijn, zuiver gevoel, zijn stra
lende natiuirliefde doet hij voor ons herleven,
maar hij geeft ons zooveel meer. Zooveel
dingen, die ons als jongens niet in handen
kwamen of waarvan we de beteekenis niet
begrepen, brengt hij naar voren en zet ze in
het juiste verband tot de Vlaamsche en
buitenlandsche verhoudingen ; hij bereidt den lit
terator ongekende verrassingen.
Hoe doordringt hij ons na een vergelijking
iiiiiiiiiiiiiliiii iiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiii IIIIIIIIIHIIII
tusschen Conscience en George Sand van deze
waarheid: GèorgeSand schreef voor een publiek
vanoverontwikkelden, Conscience voor een
ongekultiveerden lezerskring. Toch liggen er in
zijn werk schatten voor literair gevoeligen,
waar de gewone man overheen leest" (240).
En dan dat andere : Eenvoudig genoeg om
de minst geletterden te bereiken en voldoende
sterk en schitterend om aan Europa de herge
boorte van onze te lang vergeten taal te ver
kondigen" (250).
Hoe overtuigt hij ons, dat de beschuldiging
dat Conscience den Vlaamschen boer te zacht
en te eerlijk geschilderd heeft, moet weg val
len, daar Vlaanderen een 80 j;iar geleden inder
daad nog in een patriarchalen toestand van
goedhartigen eenvoud leefde.
Welk een ons onbekenden en in verband
met de algemeene litteraire verschijnselen
hoogst belangwekkcnden Conscience teekent
hij ons in dat later door den auteur zelf ver
loochende Phantazy met zijn woeste, rillerige,
bloedige, sensueele romantiek. De
Godswraeck is een prachtding voor de vergelijken
de litteratuurgeschiedenis. Hoe heeft ook
Conscience zijn Ossian- en Wertherperiode
gehad. Want wat De Bock aan invloed van
Laniennais toeschrijft, zal zoowel bij dezen
als bij C. wel rechtstreeks uit Ossian ontstaan
zijn. Reeds in zijn jongensjaren las C. immers
Ossian iu het Engelsen (42).
En hoe is al dat vrije en cosmopolitischc
ook hier door priesterdwang wel niet verstikt,
maar toch in zijn rijken, natuurlijken groei
onderdrukt. Hoe heeft C. al den gloed en het
leven uit een van zijn eerste werken het
Wonderjaer moeten verzachten en verwateren.
Deze toegeving is ongetwijfeld een zonde
tegen den geest en tegen de kunst, maar zij
mag niet buiten alle verband worden beoor
deeld : Conscience heeft voor een heele
carrière een zwak werk ten offer gebracht"
(159).
't Is met Conscience gegaan als met Gezelle.
Het spijt me, dat ik over dit mooie boek
hier slechts zoo weinig zeggen kan.
J. PRINSEN J. Lz
Vrachtauto mobielen
Wilt ge dt transportkosten \n Uw
bedrijf tot een minimum reduceeren,
koopt dan een
2 tons WHITE
Vrachtauto
hel meest economische vervoermiddel.
tn 2 tons WHITE" doet hetzelfde
werk als 2 menschen met 4 paarden
en 2 wagens, hetwelk wij met bewijzen
en attesten kunnen staven. Maakt Uwt
berekening,
FirmaGebr.NEFKMS,
Filiaal Amsterdam
26 Jac. Obrechtstraat.
Tel. Z. 2507