De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 28 augustus pagina 7

28 augustus 1920 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

28 Aug. '20. No. 2253 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE ALANDSEILANDEN SpHsbergen aan Noorwegen, Noord-Sleeswijk aan Denemarken, zal der Dritte im Bunde" ook nog nouveau riche worden? De politieke toekomst der Alandseilanden is onzekerder dan ooit, nu Zweden en Finland elkaar het recht daarop betwisten en waar schijnlijk ten oorlog waren gegaan als niet En geland had ingegrepen en de aandacht van den Raad van den Volkenbond op dit punt van geschil had gevestigd. Hiermede zien wij voor het eerst een optreden van den Raad in een geschil dat onder hare aandacht wordt gebracht door een derde, dus met toepassing van artikel II van het Volkenbondsverdrag, dat elk lid van dien Bond het recht toekent elke internationale positie, die den vrede dreigt te verstoren, aan de Vergadering of den Raad voor te leggen. De Alandarchipel ligt aan den ingang van de Bothnische golf en bestaat uit ongeveer 300 eilanden, die een deel vormen van de Finsche provincie Abo-Björneborg. De meeste dezer eilanden zijn niet meer dan verlaten rotsen, een vervolg van de gevaarlijke rotsen reeks aan de zuidkust van Finland. De groot ste lengte der eilandengroep bedraagt 70 K.M., de grootste breedte 40. Het westelijkste punt is plm. 40 K.M. van Zweden verwijderd, het oostelijkste plm. 30 K-M. van het vasteland van Finland. De totale oppervlakte is 1426 K-M.2, het aantal bewoners ongeveer 22 dui zend, waarvan het meerendeel woont op het voornaamste eiland, Aland, dat het dichtst bij de Zweedsche kust ligt. Bronnen van inkomsten vormen landbouw, veeteelt, visscherij. Vee en visch wordt veel uitgevoerd. De eilanden hebben goede havens, die 's-winters minder lang toegevroren zijn dan die van het vasteland van Finland. Eenige maanden per jaar is de geheele groep door ijsvorming met dat vasteland verbonden. Aan de Zweedsche zijde bevindt zich een diepe vaargeul, die voor 't laatst in 1809 tijdens den Zweedsch-Russischen oorlog dichtgevroren was, zoodat toen de kozakken de kustplaats Orisselhamn konden bereiken en innemen. De strategische waarde der eilanden valt aanstonds in het oog. Wanneer men de geschie denis nagaat, is het dan ook steeds die mili taire waarde die ter sprake komt en van door slaande beteekenis is. Behalve den toegang tot de Bothnische golf beheerschen zij gedeelte lijk ook dien naar den haven van Stockholm. Vanaf de 14e eeuw heeft de archipel deel uitgemaakt van Finland ; geheel Finland heeft echter tot 1809 aan Zweden behoord. In de nieuwste geschiedenis, na 1800, hebben de eilanden tot vier maal toe de aandacht der diplomaten gevraagd. Op 17 September 1809 ?wordt te Frederikshamn de vrede geteekend tusschen Zweden en Rusland, waarbij eerstgenoemd land geheel Finland inclusief de Alandseilanden aan Rusland moet afstaan. Als grenzen worden vastgesteld de Alandzee, de Bothnische golf en de rivieren Tornea en Muonia. De bedreiging, die vóór 1809 Rusland had gevoeld, voelt nadien Zweden, te meer toen in 1833 Nicolaas I de plaats Bomarsund, die de groote haai van Aland beheerscht, versterkt had. Zweden zoekt om die reden steeds meer en meer aansluiting bij de westersche mogendheden, speciaal Engeland en Frankrijk. Tijdens den Krimoorlog komt de kwestie der eilanden andermaal op het politiek tapijt. Als in September 1855 Sebastopol gevallen en Oostenrijk's ultimatum aan Rusland te verwachten is, heeft de zending van maarschalk Canrpbert naar Stockholm, in November van dat jaar, tot gevolg het tot stand komen, tusschen Engeland, Frankrijk en Rusland, van het Alandverdrag in Maart 1856, waarbij bepaald wordt, dat de eilanden niet versterkt of tot militaire of vlootbasis gemaakt mogen worden. Door dit verdrag en door den vrede van Parijs had men Rusland's macht in de Zwarte zee en in de Oostzee aan banden gelegd. Bij artikel 33 van het vredesverdrag van Parijs wordt aan het Alandverdrag dezelfde kracht en waarde gegeven als maakte iiet er deel van uit. Zweden is nu gerustgesteld, Engeland, als altijd waakzaam voor zijn vrijen handel, voldaan. De Engelsche staats man Palmerston zeide in een redevoering in het Lagerhuis op 6 Mei 1856, dat het verdrag had placed a barrier between Russia and the north of Europe." Als Rusland tijdens den Fransch-Duitschen oorlog, in October 1870, zich eenzijdig van de vernederende neutrali seering van de Zwarte Zee ontdoet, verklaren de op de Londensche Conferentie van 1871 vertegenwoordigde mogendheden deze han delwijze uitdrukkelijk als strijdig met het volkenrecht. Intusschen gelukt het Rusland bij het Londensch tractaat van 31 Maart 1871, gesloten tusschen de onderteekenaars van den Parijschen Vrede van 1856, bevrijd te worden van deze neutraliseering. Nu begint Zweden ongerust te worden omdat Rusland niets zal nalaten ook de vroegere positie in de Oost zee te herwinnen. In 't begin van de twintigste eeuw komt daar nog bij de voorRusland slechte afloop van den oorlog met Japan en de schei ding van Zweden en Noorwegen, waardoor het verlangen van Rusland naar een haven aan de Noordzee levendiger wordt en in verband hiermede een eventueele doortocht door Zwe den waarschijnlijker. Deze vrees wordt niet verminderd door de overeenkomst van November 1907, waarbij Rusland naast Engeland, Frankrijk en Duitschland, de integriteit van Noorwegen garandeer de. Een poging van Rusland in datzelfde jaar om nu van het Alandverdrag bevrijd te worden, mislukt. In 1907 schijnt intusschen Rusland een geheim verdrag met Duitschland gesloten te hebben, waarbij Duitschland toestemt in opheffing van dit verdrag. De Oostzeeconventie van 23 April 1908, ge sloten tusschen alle oeverstaten, waarborgde den status quo ; over de Alandseilanden werd in dit verdrag niets bepaald. Desbetreffende pogingen van Rusland hebben geen ander gevolg dan dat de openbare meening in Zwe den nog meer verontrust wordt. Na deze politieke gebeurtenissen van de jaren 1907/8 blijft de kwestie rusten tot het uitbreken van den wereldoorlog. Ook het Alandverdrag heeft deze laatste krachtproef niet zonder meer kunnen doorstaan. Rusland gaat nu de eilanden versterken, hetgeen zelfs aanleiding is voor de Zweedsche regeering in de troonrede van 1917 omtrent het lot der Alandseilanden te vermelden dat eene op lossing gezocht wordt, die met de levensbe langen van Zweden in overeenstemming is. Kort daarop in het najaar van 1917?komt de onafhankelijkheidsverklaring van Finland, die door Rusland en Zweden erkend wordt, KUNSTHANDEL JACK NIEKE^Kv/hChefGoupilOtCo. 23 & 250 Lange Houtstraat, 's-Gravenhage MEESTERWERKEN VAN DE i?e EEUWSCHE, HAAGSCHE EN FRANSCHE SCHOOL zonder beperking ten aanzien van het gebied. Mede onder invloed van de Russische en Finsche burgeroorlogen spreken reeds in 1917 de Alanders zich met overgroote meerder heid uit voor afscheiding van Finland en aansluiting bij Zweden op grond van het zelfbestemmingsrecht. Deze volksstemming wordt eenigen tijd later herhaald, met het zelfde resultaat. Een adres aan de Zweed sche regeering wordt door eenc deputatie van 25 personen den koning persoonlijk aan geboden. Finland's regeering beschouwt dit optreden ais hoogverraad en' laat de beide voormannen der deputatie, Sundblom en Björkman, gevankelijk naar Finland voeren. Tegelijk legt zij een bataillon troepen op de eilanden. De wisseling van nota's, die nu volgt, brengt de zaak ook al niét tot eene oplossing. Finland beweert voornamelijk dat de geheele aangelegenheid is eenc van zuiver Finsch binnenlandsch beleid. Zweden put zijn argu menten uit de wenschen der bevolking en de historische verwantschap der Alanders aan Zweden. Het beroep van Zweden op de Vredesconferentie te Parijs heeft tot resultaat dat de Baltische commissie de neutralisatie der eilanden aanbeveelt. Finland is sinds eenige maanden bereid de bevolking zelfregeering te geven en legt dit neer in eene wet, waarbij een algemeene raad verordeningen kan maken, die slechts door een veto van den President van Finland kunnen worden vernietigd. Tevens wordt ten aanzien van den militairen dienstplicht bepaald dat deze vervangen mag worden door een verplichten loodsdienst.Tenslotte wordt het Zweedsch als officieele taal toegelaten. Intusschen waren de openbare mceningen zoozeer opgezweept dat men gewapende bot singen kon gaan vreezen. Op dat oogenblik echter komt, zooals boven gezegd, Engeland tusschenbeide en brengt de kwestie onder de aandacht van den Raad van den Volken bond. Deze hoort in eenige opeenvolgende zittingen de 'vertegenwoordigers van beide landen aan en geeft daarna niet aanstonds eene beslissing, doch benoemt eene commissie van drie vooraanstaande juristen, een Franschman, een Zwitser en den Nederlandschen Staatsraad Mr. Struycken, ten einde den Raad van advies te'dienen omtrent de volgende twee punten : l", of de vraag omtrent het lot der Alands eilanden eene is van zuiver binnenlandschen aard en dus slechts Finland aangaat. 2". hoe op het oogenblik de volkenrechtelijke positie van het meergenoemd Alandverdrag van 1856 is. Op 3 Augustus is de commissie te Parijs bijcengckoitien. Van hare zienswijze is nog niets bekend. N. VAN HASSELT OEN MAAG, WARMOND i HOUTBOUW KANTOOR FBEDERIK iDEN I1A,AG - TELMycn.25602561 LEVERT DE/VEPLANCD INZEER KORTEN T'JD ALLE HOUTCONSTRUCTIES Atv LANDHUIZEN SCHOOLGEBOUWEN JACHTHUIZEN ZIEKENHUIZEN INLICHTINGEN OPAANVPAAC IIIIIIIIIIHMII IIIHIIIIIIMIIINIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII Een schoone ende gheneuchücke historie of cliichte van Heynken de Luyere, uitgeg. door Lode Baekélmans. De Sikkel, Ant werpen en Em. Querido, Amsterdam, z. j. Het boek der Rabauwen en Naakiridders, uitgeg. door Victor de Meyere en Lode Baekélmans, De Tijd, Antwerpen, 1914. Euo. DE BOCK, Hendrik Conscience en de opkomst van de Vlaamsche Romantiek. De Sikkel, Antwerpen en Em. Querido, Amsterdam, z. j. De verdere titel van Heynken luidt warachtelijck gheschiet, seer verheucklyck om lesen ende deur Cornelis Cruis eerst in dichte gestelt". Het is een herdruk van de uitgave van 1582 bij Jan van Ghelen in Antwerpen op de Lombaerde Veste. Wel een leutig boekske en stellig een herdruk waard. Heynken is de type van den volksdichter die refreynkens draait, met zijn kameraad, die de clavecordie bespeelt, de kroegen rondtrekt en fuift in de Compaignie". De rederijker Cornelis Cruis, tijdgenoot van Anna Byns, heeft een paar avonturen van den luchthartigen, zwervenden compeer bezongen. Deze heer Cruis is nu niet bepaald met groote welwillendheid in onze 19e eeuw begroet. Snellaert zei van hem in 1838 : £ Hij schreef eene Incarnatie op den brand van O. L. Vrouw Kerk in Antwerpen ; ook Refereynen, welke, evenals het voorgaande, ongedrukt zijn. Hij verdient niets meer dan eene melding." SH NON-SKI D AUTOBANDEN voldoen goed en zijn dienten gevolge in de meeste automobielzaken geregeld voorhanden Generaal Agentuur voor Nederland N.V. R.A.M.I." LEEUWARDEN. Telegr. RAMI. Telef. 232. Heynken kende Snellaert dus nog niet, of hij wou het niet kennen en daar had hij van zijn kant misschien wel reden toe. Voor ons is zijn oordeel onbillijk. Heynken is luchtig, kunsteloos gerij mei; groote plastische kracht heeft het verhaal van Heynken niet ; maar toch er is een frissche, zuivere realiteit in ; het doet goed het naast zijn verwanten Uilenspiegel te vinden in het begin der 16e eeuw, waar zooveel rethorykelijke onnatuur zich aan ons opdringt. Het boekje is geschre ven in strophen van zeven regels, de laatste regel van iedere strophe bevat meestal een of andere algemeene, min of meer toepasselijke levenswijsheid in den vorm van een spreuk of spreekwoord, die het in zijn onverwachtheid soms geestig doet. Een Cappelaenken" komt zijn nood kla gen bij Heynken. Eylaes, zijn nichte, die schoon van aenschijn was en van leven lichte, is van hem weggeloopen. Samen gaan ze haar zoe ken in kroeg op kroeg. Maar het Cappelaenken betaalt: Die Arbeyt is altijt den cost wel weert." Alleen op die voorwaarde helpt Heyn ken. Na menig pintje kwamen ze niet verre uuter Cammerstraten." Waer datse vonden een nieuweerdinne Die noch wijn tapte uut steene vaten. Daar slopen zij als twee hoender dieven inne, Sy vraechden huer terstont ten eerste be(ghinne : Hebdy hier niet nieus dat sidt in nmyten? Men zal geen broot voor vrienden sluyten. Daar blijven de vrienden ten slofte logeeren; ze vinden er goed gezelschap. 's Morgens heel vroeg wordt de Pape wak ker ; hij krijgt spijt over al de duiten, die versnoept zijn, en wil hem stil smeren. Maar de waardin staat aan de deur. 't Is 8 gulden. 't Cappelaenken betaalt er vier. Een oogenblik later krijgt Heynken hetzelfde idee. De waar din staat weer aan de deur : Mijn kameraad betaalt alles." Dan blijkt, dat deze zich niet aan zijn woord gehouden heeft. Maar Heynken heeft geen cent. Hij weet raad ; laat de baas maar meegaan ; hij zal het wel even in de buurt leenen en dan terstond betalen. Onder streng toezicht mag hij er uit. Hij gaat de kerk in, neemt den koster even apart : zijn neef, die daar bij hem is, heeft bij ongeluk iemand dood gestoken van nacht, mag hij in den toren blijven? Dan zullen van avond zijn vrienden hem komen verkleeden en zorgen, dat hij ontsnapt. Goed, zegt de koster. Hij roept den kroegbaas om mee naar boven te gaan en hem te geven wat hij hebben moet. En Heynken? Aen zijnen aers en was gheen kerre ghebon(den ; Hij liep soo den Hase doet voor die honden. Dit is de eerste cluchte van Heynken. In een aan Heynken verwante wereld voert ons het Boek der Rabauwen. Het is al voor eenigen tijd uitgegeven, maar, vermoedelijk door den oorlog, bleef het hier vrijwel onbe kend. Ook hier een zeer nuttige herdruk van oude werken : l o. Der Fielen, Rabauwen oft der Schalcken Vocabulaer, ooc de bevcysde manieren der bedeleeren oft bcdelerssen, daer menich rnensche deur bedrogen wort, wort hier geleert, op dat hem elck dacrvoor wachten mach, ende is seer nut ende profijtelijck om lesen voor^al'e menschen ;" naar den druk van "15G3 bij " Jan de Laet te Antwerpen; HOFSTAD EN HOFSTEDELINOEN Er zijn tweemaal zes weken in liet jaar, waarin ik onze overigens goede residentie haat; dat is in het najaar, in den tijd tusschen half November en Nieuwjaar, wanneer al de heerlijkheden voor St. Nicolaas en Kerstmis in de winkelkasten liggen uitgestald, wan neer drommen menschen voetje voor voetje rondslenteren in onze nauwe city-straten, wanneer in de winkels de juffrouwen eu mcneeren, kribbcrig van vermoeidheid, de te vele koopers niet vlug en niet vriendelijk genoeg bedienen. En ik haat den Haag in de zes weken van het Scheveningsche Hochsaison" (ik weet hiervoor geen goedklinkend, kort Hollaudsch woord), de zes weken van half Juli tot l September. Dan is den Haag verprovinciaald, vervreemdeliugd, verkindertuind, veroweeërd, vermotorfietst en verautood. Bij regenachtig of stormig weer hebben de winkelstraten hun aanzien van St. Nicolaas herkregen, vergapen zich de provincialen aan de uitstallingen van de ,,groote uitverkoopeu", die met groote letters op papieren reepen op de ramen zijn aangekondigd. Kn de auto's der Oweeërs staan ,,en file" te wachten vuur de dure modemagazijnen, voor de winkels der bontwerkers, voor sommige protsige goudwinkels, die in hun reeks van ramen vol waarde" vertellen voor hoeveel millioenen aan weelde hier wel kan worden gekocht. Bij mooi weer ligt de stad als uitgestorven" en is Scheveningen herschapen tot n groote vacantie-kolonie.. Op den breeilcn strandboultvard is het levensgevaarlijk om over te steken, up het strand kan men niet dan zoekend tusschen badstoelen zijn weg vinden, is het bijna onmogelijk voor een man om zijn oogen bewonderend te laten rondgaan naar de schoone sexe, want hij heeft ze noodig om steeds naar 't zand te kijken, zal hij niet val len over een gat, een fort, een kanaal, een berg, struikelen over een kind, of uitglijden over een bananenschil. Hoe 't aan sommige heeren IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1I IIIII1IIIMIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIHlllll 2o. Kluchtighe Callïope, uytbeeldende Den Aert,Eyghenschappen ende manieren der Arme Bedelaeren, bestaende in verscheyde manie ren van eyschen ;" naar den druk van 1651 bij Jacob van helen te Antwerpen. 3o. eenige reeds elders gedrukte oude liederen uit de rabauwenwereld. Het eerste vooral moet een schat van woor den en uitdrukkingen bevatten om onze boerden, sotternieën en kluchten beter te doen verstaan. Het is eene vrije Vlaamsche bewer king naar het Liber Vagatorum, der Betler Orden, toegeschreven aan Sebastiaau Brant of Thomas Mwiner. In het Leidsche rapport over armenzorg van 1577 gaf vermoedelijk Jan van Hout een korte, krachtige schets van de zwervende bedelaars en gauwdieven. Men zou haast zeggen, dat ze geschreven is onder den invloed van dit brecdcr opgezet werkje. Op zich zelf is de lezing van deze kunstelooze schets een genot, maar bovendien is ze zeer leerzaam voor den folklorist, den cultuurhis toricus, den litterator. Nu. 2 heeft bovendien eenige letterkundi ge waarde. De uitgevers deelen er zoo goed als niets over mee. Ze constateeren, dat zij er ,?ich verder over kunnen beperken." Wanneer dit kunnen een moeten blijkt na een uitvoerig onderzoek, dan blijft er niets anders over dan berusten. Maar het boekje is stellig een gron dig onderzoek waard. De onbekende auteur was een man van eenige ontwikkeling, die de verschillende typen van vreemde bedelaars in hun eigen taal op rijm heel wat kon laten vertellen, ook in het Latijn den. verluopen student, ook zelfs in het Spa'ansch en het lerscli. Hij moet thuis zijn geweest in de littera tuur van het Noorden. In zijn Voor-redcn hoor ik tenminste de maat en het rijm van Cats on den vorm van het eigenlijke rijmwerk lijkt mij geïnspireerd op Huygens' Voorhout en op Tengnagels rijmelarij. Wat heeft de rijmer de verschillende bede laars aardig en juist getypeerd, den hoffelijker! zwierigen Spanjaard, den student, die zich geneert om te bedelen en alleen in het Latijn aanspreekt menschen, die deze taal wel zullen verstaan. Hoe voelt de Vlaming zijn superiori teit boven den bedelenden Waal, Die die knust en ambacht kan, aet zijn leven noyt verloren ; Dit inaeckt Peer en Meer in 't ent Aen sijn'kindt voor testament. den Waal, die weet, dat er uit de hoogte op hem neerge/.ien wordt, en die voor alle zekerheid zijn belangen dan ook maar probeert voor te dragen in een Vlaamsch brablieltaailje. Dan den onbehouwen, brutalen Hollander, die aldus begint : Wel inaer is er dan niet eeticn Die aen mijn een duytjen gheeft, Die niet eenen duvel heeft, Handen, armen ofte boenen, Wel maer wat ghebru is dat, Hier Senor, gheeft ghij mijn wat." Waarop de auteur : Hebde ghij wel van n leven Een ghehoort in dese stadt, Die sou wat om (iodts wil b.-idt? Maer gliij moet liet hem vevghevcn, -, Want het was n'en bocts-ghcsel, 8 Dat bleek aen de klec-ren wel, t Die pner op sijn schippers stonden, Als^men aen de hroeck wel sagli, En ecu wimpel "f een vlagh, mogelijk is, om geen mooi gezichtje onopge merkt te laten passeeren, is me een raadsel. Ik geloof dat die mannen nog een paar extraoogen aan hun voeten hebben ; ik kan 't niet; maar ik ben een oud-ambtenaar in ruste, niet meer zoo vief in m'n bewegingen en.... een beetje op m'n gemak gesteld. En ik kan de zon in het water zien schijnen, ik heb in mijn jeugd ook.... na-soedah-la, zou mijn vriend de indisch-gast zeggen. Als ik tusschen de strandstoelen, nauw opeen gepakt, staande in alle richtingen zon der een spoor van regelmaat, kronkelend, bukkend en uitwijkend mijn pad gevonden heb, dat me uit 't mulle- naar het harde zand brengt, zie ik tot mijn verwondering dat daar ook nog is : de zee, die ik achter den muur van gele stoe'ruggcn nog niet had kunnen ontdek ken. En dan plast en ploetert daar in 't zilte riat een bonte menigte, waarvan de vrouwelijke helft ik spreek van de gemengde baden the day's vere moment", voor badende gas ten, wedijvert in schoone badcostuums. Want ze gaan niet in zee voor de gezondheid ! Kan je begrijpen ! Niet voor niets staat er altijd een haag van kijkgrage menschen te turen, liefst nog met binocles naar die stoeiende, proestende, lachende natte menschenmassa in de rollende golfjes, die ze met den weidschen naam van branding bestempelen. Neen men gaat er voor 't overgroote deel heen als naar een Mengelberg-concert, om te zien en gezien te worden, om te flirten, om bewonderd te worden, ofschoon maar weinige natte menschenkinderen op de weegschaal der schoon heid hun gewicht ten volle halen. Dan keer ik me af, loop den boulevard af naar het zoogenaamde Stille Strand, waarvan men spreekt, dat 't zoo shocking" is om daar te komen. Er zijn geen badkoetsjes, de luidjes loopen zoo maar in hun badpakjes naar zee, ze kleeden zich daarna niet eens aan en gaan liggen drogen in de zon. De menschen zijn er eu familie". Ze hebben hun linnen tent meegebracht. Ze storen zich niet aan en kijken niet naar andere familie-tenten. Ze hebben met hun dagelijksche jurk die der conventie uitgetrokken en ze nemen het er van op hun vrijen dag. Van shocking" heb ik nooit iets gemerkt. Mannen en vrouwen, meisjes en jongens leven daar gezamenlijk hun natuurleven. Men ziet er de menschelijke vormen zoo goed als on verhuld, en vreemd, maar ook goed is het op te merken, dat de gewoonte hier de menschen in huu natuurleven reiner maakt, ze kijken niet meer naar elkaar. Zij baden met elkaar, ze stoeien met elkaar, eu dan spelen ze samen op 't strand in groepen van tien meer sportspeleu, voetbal, korfbal, kat en muis, speer- en discuswerpen, en niemand denkt en ziet iets anders dan het spel. En als ze zich droog ge speeld hebben, krijgen ze honger, en moeder de vrouw die op de tent heeft gepast, houdt haar picnic-maal al gereed. Het is me opgevallen, dat er onder die volksbaders en baadsters zulke mooie, ranke, spiersterke lichamen zijn. Als ik 's zomers de zee wil zien iu 't badleveu, ga ik naar het stille strand. N v c n T ii K L i N t; Wasser om sijn lijf ghewonden, Hij had alsmer vele vint, Op een oorloochsman ghedient. En dit kreech hij onder Calis, Daer sy hebben slacchs gheweest, Als men uyt sijn brieifjen leest Dat van sijnen admirael is: En de geus soo 'k cost verstaen, Was van Rotterdam vandaen. Als we bedenken, hoe arm de Vlaamsche litteratuur in de 17e eeuw is, dan is die Calliope een prachtwerkje, geen beschaafde groote kunst, verre van daar, maar een boekje, dat bewijst, hoe de geest van het echte Vlaamsche ras van den Reinaert ook onder de felle ver drukking is blijven leven. Het is werk van een zuivere, echte Vlaamsche realist. 't Scheen maer eenen langhen sack Die vol menschen koten stack. Want het voorhooft en de kaken, Heel de tronie met de keel Was soo van dat doncker geel helijck is 't Bourgoense laken. 't Scheen soo men 't van ver sagh staen, Ne gheroocktcn Baviaen. Dat is Callot, aan wie n heel deze kunst in het algemeen verwant is. Op dit alles hebben de uitgevers niet ge wezen, wat te verwonderen is, daar ze het Nye Vlaams liederken van Dry Mans uit Ofienten zoo zeer terecht weten te waardee ren als zuiver Vlaamsche kunst. Hi-t boek over Multatuti kan er nog niet zijn ; liet boek over Conscience is er. De tijd is' er rijp voor. De Bock staat volkomen vrij en onbevangen met een scherp kritisch oordeel tegenover het werk en den kunstenaar, dien hij innig liefheeft, waarvan hij de groote waar de" en beteekenis voor de kunst in liet alge meen en voor zijn Vlaamsche cultuur diep doorgrondt. Maar" hij staat er ver genoeg van af om al het slappe en gebrekkige er evenzeer in aan te wijzen en bloot te leggen. Welke Vlaming zou voor een 30?40 jaar over De Leeuw geschreven hebben wat De Bock op p. 111 zegt? Ik geloof dat Conscience in Holland weinig meer gelezen wordt ; ook niet door de jeugd in de meer beschaafde kringen. Zelf ken ik hem alleen uit jeugdherinneringen en met weemoed denk ik (enig aan de ontroering, waarmee ik verzonken was in De arme edelman, Hoe men schilder wordt, De Loteling, het kostelijek Baes Ganzeiidmick, den geestdrift, dien de forsche tooneelen uit den Leeuw bij mij wek ten; met heimwee kan ik terug verlangen naar de sedert jaren uit mijn joiigensboekerijtje verdwenen oude exemplaren met de oor spronkelijke prentjes van Dujardin en ande ren. Het is verstandig vanDe Bock, dat hij groote citaten geeft en daardoor zijn studie tevens tot een kleine bloemlezing maakt van het beste en merkwaardigste dat Conscience schreef. Dien ouden, trouwen, gemoedelijken Consci ence met zijn fijn, zuiver gevoel, zijn stra lende natiuirliefde doet hij voor ons herleven, maar hij geeft ons zooveel meer. Zooveel dingen, die ons als jongens niet in handen kwamen of waarvan we de beteekenis niet begrepen, brengt hij naar voren en zet ze in het juiste verband tot de Vlaamsche en buitenlandsche verhoudingen ; hij bereidt den lit terator ongekende verrassingen. Hoe doordringt hij ons na een vergelijking iiiiiiiiiiiiiliiii iiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiii IIIIIIIIIHIIII tusschen Conscience en George Sand van deze waarheid: GèorgeSand schreef voor een publiek vanoverontwikkelden, Conscience voor een ongekultiveerden lezerskring. Toch liggen er in zijn werk schatten voor literair gevoeligen, waar de gewone man overheen leest" (240). En dan dat andere : Eenvoudig genoeg om de minst geletterden te bereiken en voldoende sterk en schitterend om aan Europa de herge boorte van onze te lang vergeten taal te ver kondigen" (250). Hoe overtuigt hij ons, dat de beschuldiging dat Conscience den Vlaamschen boer te zacht en te eerlijk geschilderd heeft, moet weg val len, daar Vlaanderen een 80 j;iar geleden inder daad nog in een patriarchalen toestand van goedhartigen eenvoud leefde. Welk een ons onbekenden en in verband met de algemeene litteraire verschijnselen hoogst belangwekkcnden Conscience teekent hij ons in dat later door den auteur zelf ver loochende Phantazy met zijn woeste, rillerige, bloedige, sensueele romantiek. De Godswraeck is een prachtding voor de vergelijken de litteratuurgeschiedenis. Hoe heeft ook Conscience zijn Ossian- en Wertherperiode gehad. Want wat De Bock aan invloed van Laniennais toeschrijft, zal zoowel bij dezen als bij C. wel rechtstreeks uit Ossian ontstaan zijn. Reeds in zijn jongensjaren las C. immers Ossian iu het Engelsen (42). En hoe is al dat vrije en cosmopolitischc ook hier door priesterdwang wel niet verstikt, maar toch in zijn rijken, natuurlijken groei onderdrukt. Hoe heeft C. al den gloed en het leven uit een van zijn eerste werken het Wonderjaer moeten verzachten en verwateren. Deze toegeving is ongetwijfeld een zonde tegen den geest en tegen de kunst, maar zij mag niet buiten alle verband worden beoor deeld : Conscience heeft voor een heele carrière een zwak werk ten offer gebracht" (159). 't Is met Conscience gegaan als met Gezelle. Het spijt me, dat ik over dit mooie boek hier slechts zoo weinig zeggen kan. J. PRINSEN J. Lz Vrachtauto mobielen Wilt ge dt transportkosten \n Uw bedrijf tot een minimum reduceeren, koopt dan een 2 tons WHITE Vrachtauto hel meest economische vervoermiddel. tn 2 tons WHITE" doet hetzelfde werk als 2 menschen met 4 paarden en 2 wagens, hetwelk wij met bewijzen en attesten kunnen staven. Maakt Uwt berekening, FirmaGebr.NEFKMS, Filiaal Amsterdam 26 Jac. Obrechtstraat. Tel. Z. 2507

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl