De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 4 september pagina 8

4 september 1920 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 4 Sept. '20. - No. 2254 Het Lachen. Studie over de beteekenis van het Komische door HENRI BERG SON. Vertaling van A. MORESCO. Em. Querido, 1920, Amsterdam. Toevallig had ik Bergson's boek in het Fransch juist half uitgelezen, toen mij deze vertaling ter bespreking gewerd ; de gelegen heid en de gemakzucht spanden samen om mij over te halen, de lectuur in het Hollandsen voort te zetten. Bergson's stijl is klaar, maar het volgen van zijn veel vertakt betoog eischt reeds tijd en inspanning genoeg wanneer men het in de eigen taal onderneemt, en daarom is de ver schijning van deze goede vertaling van dit frissche en boeiende werk zeer toe te juichen. Als ik een algemeene aanmerking op het boek mag maken, is het deze dat de ondertitel eigenlijk beter zegt wat het bevat dan de an dere, want liet komische is meer bepaald het on derwerp van deze studie. Het lachen wordt opgewekt door andere dingen dan het komi sche alleen. Wel is waar gebruikt de schrijver zelf de uitdrukking het lachen" in den meer beperkten zin. Waar hij b.v. zegt: Het lachen heeft geen grooter vijand dan de ontroering," daar geloof ik dat hij den door het komische opgewekten lach op het oog heeft, en voor het oogenblik geheel uitsluit den glimlach die de uiting of de uitwerking is van humor. Al zijn voorbeelden, door het geheele boek heen, wijzen er trouwens op, dat hij het voort durend heeft over dat komische, waarin Molière uit wiens werken hij een groot deel van zijn toelichtingen put zulk een meester is. Om even bij deze zeer gewichtige negatieve definitie te blijven : Bergson zegt dus dat de ontroering onvereenigbaar is met het lachen, en dat dit lachen gewoonlijk door onverschil ligheid wordt vergezeld. Volledige sympathie met een handeling verwijdert alle neiging tot lachen. Het richt zich tot het zuivere intellect." Ik heb over deze verrassende om schrijving van het komische, juist omdat zij verraste, eens deugdelijk nagedacht, en geloof dat ze buitengewoon doeltreffend is. Het zou een oogenbük kunnen schijnen, alsof het be staan van het tragi-komische de bewering zou corrigeeren. Maar het tegendeel is waar. Het tragi-komische is overwegend, is geheel en al komisch, het ontleent alleen zekeren schijn aan het tragische ; had het n enkel element van het waarlijk tragische, het zou niet komisch meer zijn, maar tragisch. Het is niet ontroerend. Molière's Harpagon is geen oogenblik tragisch, betoogt Bergson, ook niet wanneer hij ontdekt dat zijn zoon geld van hem heeft geleend. Le përe oriot van Balzac, Siias Manier van Eilot, zijn niet komisch, om dat voor deze beide gierigaards sympathie is gewekt. Ik herinner mij dat ik, als jongen, Molière grappig vond, doch hem voor oppervlakkig hield ; men ziet later in dat deze oppervlak kigheid een kunstmatige is, dat het juist Molière's groote kunst is, alle ontroering te vermijden, het komische puur en ongerept te houden. Naast deze het wezen van het komische streng begrenzend aanduiding geeft Bergson er in den aanvang van zijn studie nog twee. Hij zegt ten eerste dat het komische menschelijk is. Een landschap kan noott lachwek kend wezen, een dier alleen omdat het aan iets menschelijks doet denken, een voorwerp, om dat het door een mensch zoo gemaakt is. Niet alleen is dus de mensch het dier dat kan lachen, hij is ook het dier dat doet lachen. Hij en hij alleen provoceert den lach. De tweede algemeene opmerking die Berg son maakt, is deze, dat het lachen behoefte heeft aan een echo." Het is niet de zaak van een afgezonderden eenling. Ook dit is, geloof ik, zeer waar: de kluizenaar verleert het lachen. Maar het is ook niet iets absoluuts, iets onbeperkts. Ons lachen is steeds het lachen van een groep." De schrijver voert hier het aardige voorbeeld aan van den man, die alleen onbe wogen bleef bij een preek, die alle toehoorders deed weenen, en als reden opgaf dat hij niet tot het kerspel" behoorde. Zoo iets doet zich voor ons aller waarneming telkens voor bij het komische. Het is een dikwijls op te merken ver schijnsel dat personen die uit een ander milieu, een andere sfeer komen, niet altijd grif kunnen meelachen om wat een gezelschap vermakelijk vindt, en elkeen die de komische literatuur of beeldende kunst uit verschillende tijdvak ken bestudeerde, heeft kunnen waarnemen dat elke tijd, elke cultuurfase er een eigen begrip van het komische op nahoudt. Maar met dit al is nog geenszins een alge meene definitie van het komische gegeven. Bergson is niet voldaan met definities als intellectueele tegenstelling" tastbare ongerijmdheid," die geenszins verklaren waar om het komische doet lachen. Evenmin aan vaardt hij cie uitspraak (die ook Baudelaire deed) dat het lachen uit een gevoel van min achting zou voortkomen, of anders gezegd, zooals de filosoof Alexander Bain het zei, dat het komische een degradatie zou zijn : Al deze omschrijvingen zijn onvolledig. Bergson's groote vondst is, dat hij een de finitie geeft, die deze alle omvat, die het moge lijk maakt het komische in soorten te verdeelen die door die andere beschrijvingen nader bepaald worden. Komisch is iedere ordening van hande lingen en gebeurtenissen, die, naar gelang ze uit elkander voortvloeien, ons de illusie van het Leven, en tegelijk den duidelijken in druk van een mechanische ordening geven." Korter, en naar het mij voorkomt even goed, zegt de schrijver hetzelfde in de formule, dat het komische is : de Werktuigelijkheid, ge plakt op het Leven." Een van de vele pogingen tot definitie van de oorzaak van het lachen, die men hoort, is, dat het wordt opgewekt door de tegenstelling. Maar ook deze is onvoldoende, want niet elke tegenstelling is komisch : niet die van dood en leven, arm en rijk, ziek en gezond. Toch is er iets van aan, dat een zekere te genstelling het komische veroorzaakt : het is de door Bergson nader bepaalde tegenstelling van het mechanische en het organische. De schrijver valt, ter toelichting van deze bepaling, telkens op het blijspel terug, en het blijspel is in de kunst het duidelijkst voorbeeld van zulk een ordening. Maar op nog directer wijze is het wezen van het komische door hem verklaard in den verstrooiden mensch, die werktuigelijk zijn ? handelingen voortzet, te laat de hindernissen bemerkend die het toe val of de moedwil ze in den weg legde. Dieper gaande komt hij op den door het gezond ver stand noch door waarneming van de werkelijk heid gecontroleerden gedachtengang in den droom, die de aandoeningen van buitenaf verkeerd uitlegt, ondergaat. En vandaar op de begoochelingen van Don Quichotte, die evenals verstrooide en droomer werktuigelijk den weg vervolgt dien zijn innerlijke gedach tengang uit wil: een molen aanziet voor een reus, omdat hij een reus verwacht, een ster in een put ontdekt, omdat hij zich die ster heeft beloofd ! Het is natuurlijk onmogelijk, een beknopte samenvatting te geven van de toelichting MEDI ?TflEK EEN NEDERLANDSCH ROCKE FELLER '-INSTITUUT VOOR MEDISCH ONDERZOEK In een mijner vorige opstellen heb ik o.a. de vraag ter sprake gebracht, waar omstreeks 1913 het zwaartepunt der experimenteele me dische wetenschap lag en ik heb er op gewezen, hoe volgens sommigen dat zwaartepunt zich nog in Duitschland bevindt, volgens anderen het zich reeds naar Engeland of America had verplaatst. Het is nuttig de vraag te stellen, welke plaats Nederland t. o. z. van deze weten schap inneemt. Nederland heeft van oudsher voortreffelijke physiologen gehad en de Hollandschc physio logen hebben nog steeds een zeer goeden naam. Es ist Schrecklich", zei een der Duit sche physiologen na het jongste congres in Hamburg, die halbe Physiologie wird von Hollandern gemacht". Dat was uu wel een beetje overdreven, maar het typeert toch de wijze waarop men daar het werk der Hollandsche physiologen op prijs stelt. Wij heb ben dus goede physiologeii, de physiologische laboratoria zijn goed, voor een deel zelfs schit terend, dat vak is in orde. De phannacologie is in Holland nog slechts in opkomst, maar ook daarin zullen we vrij spoedig wel goed uit gerust zijn. Onze interne klinieken zijn grootendecls goed ingericht, ook de pathologische laboratoria zijn goed, en men zon dus geneigd zijn te vragen : wat wil men eigenlijk nog meer ?" Wij willen nog een hcele boel meer. Holland heeft goede laboratoria en goede onderzoekers, Holland heeft heel wat goed wetenschappelijk werk geleverd, maar belang rijke vooruitgang in een zeer gewichtig vak, dat der therapie der ziekten, heeft Holland zoo goed als niet gebracht. Het komt mij voor , dat dit een zaak is die niet alleen voor ons artsen, maar ook voor alle andere Nederlanders gewichtig is en daarom breng ik ze hier ter sprake. Want.kort en goed komt het hier op neer dat breed opgezet ui ui iiiiiiiniiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Electrische Lampvoeten in Potterie LANOOY" Papestraat 24 - 's-Gravenhage stelselmatig onderzoek naar nieuwere behan delingsmethoden en verbetering der bestaande alleen mogelijk is door steun van het publiek, moreelc steun en materieele steun. Dit vereischt wel eenige nadere toelichting. In de eerste plaats de vraag : is het zoeken naar nieuwe behandelingswijzen, naar nieuwe middelen, is experimenteele therapie dan wel zoo noodig? Het antwoord kan tot weinige woorden beperkt blijven : tuberculose, kanker en.... denk nog eens even aan de griepepide mie van voorverleden jaar, aan deafschuwelijke massa slachtoffers, die toen zijn gevallen, aan de wanhopige onmacht toen van onze artsen. Een tweede vraag, waarom is grooter steun van het publiek noodig? Zijn de bestaande laboratoria en klinieken niet voldoende, zijn nog meerdere en nog grootere noodig? Er is een bekend ge/egde, dat de grootte van de laboratoria dikwijls omgekeerd even redig is aan de wetenschappelijke waarde van de publicaties die uit het instituut verschijnen. Dat moge in sommige gevallen en voor som mige vakken gelden, voor de experimenteele therapie geldt dat niet. Vroeger beheerschte een natuuronderzoeker een groot gebied, hij \v;ts tegelijkertijd arts, chemicus, botanicus, enz. Langzamerhand ontstond e behoefte aan specialiseering, d;it was onvermijdelijk, en door die specialiseering is onze kennis in tal van richtingen in zeer aanzienlijke mate ver diept. Maar wanneer men nu voor een bepaald doel, het genezen van ziekten, werkelijk in vollen omvang van die groote vermeerdering in kennis wil profiteeren, dan moet uit al die verschillende vakken of althans uit een aan tal ervan dat worden samengebracht, wat voor dat cene omschreven doel noodig is. Om een concreet voorbeeld te noemen, ik ben vast overtuigd, dat de behandeling van acute infectieziekten, of van de asthma of de hooi koorts zeer aanzienlijk zou kunnen worden vooruitgebracht door iemand, die evenveel wist, als de beste beoefenaars van de physiologie, de phannacologie, de cliniek, de orga nische chemie, de physische chemie eti'de pharmacie samen weten. Met andere woorden, hij die thans evengoed op de hoogte zou zijn van al die vakken, als dat vroeger nog mogelijk was, zou de oplossing van tal van vraagstuk ken uit zijn mouw schudden. Zoo iemand be staat niet en kan niet bestaan; de verschil lende gebieden zijn te uitgebreid. Er is dus gespecialiseerd, onze kennis is daardoor enorm vermeerderd, maar wij kun nen er voor n bepaald doel, en een uiterst gewichtig doel, niet voldoende van profi teeren. Eén middel is er dat ons helpen kan bijeenbrengen van vertegenwoordigers van verschillende richtingen in een groot instituut. De Staat kan dit in de meeste gevallen niet doen, die heeft reeds de zorg voor de geheele universitaire opleiding die ook onafhan kelijk van zuivere Forsclmngsinstitiiten" tot in alle onderdeelen perfect moet zijn. Als de Slaat het niet doet of niet kan doen, moet het door particulieren geschieden. J. S. MEUWSEN, Hofleverancier, A'DAM-R'DAH DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND IIIIIMHIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIKIIIMIIIIIIIIIIIIM die Henri Bergson bij zijn definitie geeft, van de toepassing van dit principe op alle mogelijke vormen van het komische. Maar wie voor zich de juistheid er van na wil gaan, mag zich een voorbeeld voor den geest halen en zien, of de som niet uitkomt. Ik kies bij voorbeeld het komische effect, door de woordspeling ver oorzaakt. Waar is hier nu die ordening van gebeurtenissen in onzen geest, die tegelijk de illusie van het leven en van iets werktuigelijks geven? Mij dunkt, die zaak is duidelijk genoeg. De werktuigelijkheid is in de letterlijke beteekenis van het woord, waarop wij met op zet worden gewezen. Dat mechanische, dat strijdig is met onzen gedachtengang, met het gezond verstand, wordt geënt op de werkelijk heid, die door de eigenlijke, meer abstracte beteekenis van het woord wordt opgeroepen, op het Leven dus. De woordspeling ordent onze gedachten voor ons, op de wijze door de defi nitie aangegeven. In andere gevallen wordt de indruk van een mechanische ordening tege lijk met de illussie van het leven, veroorzaakt door het bewegen van een pop, de actie van een vermomd of verkleed persoon enz. In de vertakkingen van zijn betoog heeft de schrijver vele verschillende wijzen aangetoond, waarop het mechanische op het leven wordt geënt ? door het toeval, door moedwil, door de kunst'?en het komische veroorzaakt. Zoo komt hij er van zelf toe, meer misschien dan in het algemeen voor onze genieting van de kunst wenschelijk zou zijn, de methode van den komischen kunstenaar bloot te leggen. Maar hij doet het op zulk een smakelijke wijze, en met zooveel waardeering, dat hij ons geen oogenblik het komische tegenrnaakt. Ik geloof dat het lezen van dit boek zeer aan te bevelen is voor de velen en daartoe behooren ook zulken die zich anders toch wel rekenschap geven die gewoon zijn het komische te beoordeelen naar een maatstaf, zoo klein, dat zij zich zouden schamen hemineenig ander geval aan te leggen. Voortgaande op de be wering van Bergson dat het begrip van een zekere soort komischheid altijd beperkt is tot een zekeren kring, zou men kunnen zeggen dat hij die het komische in zijn verschillende vormen wil kunnen voelen en genieten, zich binnen meerdere zulke kringen moet weten te plaatsen. Zelfs zij, tot wier taak het behoort, den geest in verschillende uitingen te proeven, verzuimen vaak dit te doen, en staan vreemd tegenover elke gedachtenwereld die niet pre cies van hun eigen tijd, hun eigen volk, hun eigen kring is. Het heldere, naar vele zijden lichtende geschrift van den Franschen wijsgeer kan hen wakker maken. Misschien is het mij echter toch nog vergund, op een leemte (geenszins een organisch ge brek) in Bergson's beredeneering van het lachen te wijzen. Ik heb er in den beginne al van gerept, dat zijn afwijzing van elke ver wantschap tusschen het lachen en de ontroe ring mij wat te volstrekt voorkomt. Laat ons denken aan den door hem vaak geciteerden Don Quichotte. Het is ontwijfelbaar dat Cervantes van het begin tot het einde de hande lingen van den ridder komisch ziet en gezien wil hebben. Wie anders beweert, heeft m.i. het boek niet goed gelezen. Op zijn sterfbed laat hij den dwaas tot inzicht komen van zijn dwaasheid ; eerst dan vraagt hij onze sympathie voor hem op. Niettemin laten de zuiver ko mische avonturen van den Don iets als ont roering achter, ook bij hem die het lachwekken de er van zonder sentimentaliteit heeft ge smaakt. Het komische kan dus een nawerking hebben van weemoed. Hetzelfde kan het geval zijn, wanneer b/v. de streken en grappen wor den herdacht en besproken van een kind dat gestorven is. Ze hebben niets van het komische verloren, en ontroeren nochtans diep. Maar dit raakt het terrein van den humor in dien dieperen zin, dien de schrijver buiten beschou wing liet, en de opmerking moge dan ook al leen dienen om aan te toonen, hoe ontzaglijk veel het onderwerp in heeft, dat door deze mooie studie wordt behandeld. C o R N E L i s V E T H EISCHT STEEDS SIPKES'JAMS IIIIIHI iiliiiiimiii uu ititttmmtmm Navigatie en Mooi-Netleilaotl DE ELITE-S1GARENMERKEN Verkrijgbaar bij de voornaamste winkeliers Fahr.: Firma RAPPARD & POTT - Tiel EEN ONBEVREDIGEND BOEK De nieuwe Europeesche geest in kunst en letteren" door Dirk Coster, Paul Colin, dr. F. M. Huebner, Douglas Qoldring en Romano Quarnieri, uitgegeven door de Uitgevers maatschappij van Loghum, Slaterus en Visser te Arnhem, was mij een groote teleurstelling. De titel belooft veel en veel meer dan deze vijf heeren vermochten te schenken. De be doeling was een overzicht te geven van den stand der jongste literatuur en de geestes gesteldheid, in Duitschland, Frankrijk, Enge land, Italiëen Nederland. Maar behalve dat zulks in 189 pagina's ondoenlijk is, had men toch met in-achtneming van groote be knoptheid veel meer kunnen bereiken, indien de diverse auteurs zich niet door persoonlijke opvattingen hadden laten leiden en noodelooze al te jeugdige ontboezemingen gegeven in plaats van feiten en objectieve beschouwingen, die men juist in deze materie in zoo hooge mate noodig heeft. Er worde dadelijk een uitzondering gemaakt voor Dirk Coster's overzicht, dat mijns in ziens verreweg het beste is van het vijftal, zoowel door de (zeer) betrekkelijke volledig heid, als door den dichterlijken en diepschouwenden blik, dien hij op veel verschijn selen onzer nieuwe geestelijke bewegingen blijkt te hebben. Gorter's Mei, van Deyssel's groote proza en Ary Prins' hartstochtelijke verbeel dingen noemt hij de voornaamste verschijn selen, en daarnaast Perk, Kloos, va"n Eeden's werk representatief, al breken zij ook minaer scherp met de traditie, van Eeden vooral door het Godsvertrouwen van den ouden Hollan der. De levenshartstocht der nieuwe idskunstenaars was hevig, zegt hij, maar kort en is door bittere machteloosheid en ouderlingen strijd gevolgd. Zij bleven in hun natuurlijkheid bevangen en verwoelden en verziekten zich daarin. Zij konden zich niet doorbreken naar een geestelijkheid, even fel van leven als hun natuurlijkheid. Inderdaad! Het verheugt mij, dat hij er op wijst, dat de beweging wat haar "inten siteit betreft, vrij zeldzaam was in Europa, niet minder juist is het, de waarheid te aan vaarden, dat de tachtigers ten slotte geen be vrediging meer kunnen schenken aan den mensch van dezen tijd, die naar geestelijke oriënteering zoekt en den schoonheids- en woordkunst-cultus hoogstens nog aesthetisch genieten kan. Geheel misplaatst echter is het, in een zoo beknopt overzicht als waartoe de heer Coster zich wel moest bepalen, enkele dii minores te noemen ten koste van anderen, die zeker in hoogcr mate hadden verdiend, hier te worden genoemd. Me dunkt, dat het persoonlijk aanvoelen en persoonlijke sympathieën den'Jschrijver hier parten hebben gespeeld. Ook de onevenredige verheerlijking van mevrouw Roland Holst, tegenover de karig toebedeelde waardeering voor andere, toch niet minder representatieve figuren (waar het hier toch om te doen was) als Verweij, Couperus, e.a. (deze worden in een naschrift even afgedaan,pour acquit de conscience blijkbaar !) kan niet worden goedgekeurd. Minder geslaagd lijkt mij IHuebners op pervlakkig betoog over het Duitsche expres sionisme. Gelukkig heb ik vrij wat belangrijker stukken over deze belangrijkste beweging van onzen tijd in het geestelijke Europa gele zen. Anders zou mij dit weinig zeggende, fragmentarische overzichtje al een heel 'ma geren indruk hebben gegeven van het jonge Duitschland. Het eerste gedeelte van het artikel: Algemeene gezichtspunten" deelt de bekende theorieën mede. Worringer, Kandinski, Walden, zelfs Bahr en zoo veel anderen hebben scherper en dieper geformuleerd de beteekenis van het expressionisme als reactie op realisme en naturalisme. Het impressionisme een stijlleer, het expressionisme een levensleer te noemen, het tegenover de natuur in haar betrekkelijk waardelooze natuurlijkheid" of werkelijkheid" te plaatsen, is allerminst de verdienste van den heer Huebner. En dan, wat komt erin zijn stuk terecht van den grandiosen bloei der moderne Duitsche dramaturgie, der tooneel- en tooneelspeelkunst,wat van oen prachtigen rijkdom der nieu we Duitsche durchgeistigte" lyriek, wat van de weidsche wegen, welke de moderne Duitsche romankunst (de epiek) gaat? Enkele tijd schriften worden genoemd, maar niets gezegd van hun streven, en strijd, en de kunstenaars die zich daaromheen groepeeren. Waar men groote behoefte aan heeft: een wetenschappelijk geordend en zielkundigbegrijpend overzicht van den chaos, die het tegenwoordige geestesleven in Duitschland voor den buitenstaander is, daarvan niets. En toch was dat de bedoeling. En zelfs, indien het doel alleen maar ware: wijzen op het bestaan eener nieuwe beweging, dan juist hadden andere namen onderstreept moeten zijn. Het stuk over de fransche kunst van den heer Colin is slecht. Vijanden en antipathieën worden, met fransen pathos, afgemaakt, geestverwanten ongemotiveerd meestal ver heerlijkt. Terwijl de heer Coster herhaaldelijk wijst op de noodzakelijke beknoptheid, zien we den heer Colin noodeloos uitweiden over zijn werkwijze, lyrische ontboezemingen sla ken, die nog al leeg zijn, herhaaldelijk van een besproken boek getuigen, dat dit het mooiste" of het belangwekkendste" is, in den laatsten tijd verschenen, ten slotte niet veel anders doen, dan eenige namen en titels noemen en op deze lichtelijk naïeve wijze eindigen : De crisis, waarop de worsteling der Fran sche intelligentie is uitgeloopen, heeft de nieuwe generatie te diep geschokt, dan dat in een formule haar beteekenis zou kunnen worden samengevat. Daarom is het beter te zwijgen, (ik cursiveer! S.) Ik heb uiteengezet hoe 't leven der Fransche literatuur in de laatste jaren was en hoe 't nu is. (Was dat maar zoo ! S.) Ik ben niet dwaas genoeg te willen voorspellen, hoe 't morgen zal wezen!" Welk een rhetorische blague ! En nu mag ik eerst wel even op enkele zaken wijzen die in het buitenland geschieden. Daar is dan de Carnegie-Institution" en de Rockefcller-Fourdation" in America. Voor wie van cijfers houdt, de Rockefeller-Foundation" bezit 200 milliocn dollar, het Rockefeller institute for medical research bezit 15 millioen dollar. Behalve dat bestaan er in America nog tal van andere particuliere instellingen, vele der groote instituten drijven geheel op parti culier kapitaal. In Baltimore werd 2 jaar ge leden een nieuwe school voor hygiëne opge richt, waarvoor van particuliere zijde miliioenen werden gegeven, thans wordt daar weer een nieuw physiologisch laboratorium ge bouwd, waarvoor van particuliere zijde onge veer 3 millioen dollar wordt beschikbaar ge steld. Men zou deze voorbeelden wel met tien tallen kunnen vermeerderen. Dat is America. Zien wij thans eens naar Engeland. Het eenvoudigste is, dat ik ervan ecu stukje overneem uit het Nederlandsch Tijdschrift van Geneeskunde" van 24 |uli J.I., waarbij men in aanmerking neemt, dat dit zaken betreft, die binnen n week ter kennis van den redacteur der rubriek ,,Buiten land" kwamen ; soortgelijke mededcelingen komen telkens voor. Londen. Biochemie aan de universiteiten. Verschillende Engelsche universiteiten zijn drior belangrijke giften in staat gesteld, het onderwijs en de studie in de biochemie krach tig ter hand te nemen. Te Camhridge /al uit een legaat van Sir W. Duim van 105,000 p. st., een instituut worden opgericht, waar de tegen woordige hoogleeraai' in de/e wetenschap, prof. Gowland Hopkins, zijn onderzoekingen op groote schaal door zijn leerlingen zal kunnen doen voortzetten. De universiteit heeft voor den grond gezorgd, het gebouw zal 1)0,000 p.st. kosten, aan het professoraat zal de rente van 25,000 p. st. ten goede komen, 10,000 p. st. zijn bestemd vooreen tweede professoraat, en voor onderzoekingen blijven dan 3000 p. st. per jaar over. Door K. Withley is een bedrag van 10,000 p. st. aan de universiteit te Oxford geschonken vuur een leerstoel in de biochemie, prof. Ben jamin Moore, zal ? daar als hoogleeraar op treden. Eindelijk is de universiteit van Londen door de Rockefeller Foundation" begiftigd met 50,000 p. st. voor een lahoratoriunigcbnuw voor biochemie en een jaarlijksche rente van 15,000 p. st. voor salarissen van hoogleeraren en assistenten (lirit. med. J uur n.) Om nu nog even terug te keeren naar Ame rica, Iaat ik hier volgen een stukje, dat ik eveneens uit de Journal of the American Medical Association" van 12 Juni j.!, en dat deel uitmaakt van een feuilleton van Gilstreest, waarin hij zijn persoonlijke herinneringen mee deelt van den zeer bekenden, kort geleden over leden chemicus Osler : Osler deed eens aan de lunch het verhaal, hoe Rockefeller er toe gekomen was oin zich voor de John l lopkins-tinivcrsitv Ie Baltimore te interesseeren. De voorzitter van de John I lopkins-miiversity. Gilman, zat eens aan een diner naast Mr. Gales, de rechterhand van Rockefeller. Gatcs vertelde aan dezen hoe hij kort geleden een medisch boek gelezen had van Osler en dat het hem zoo geïnteresseerd had, dat hij ecu exemplaar kocht en er ook een cadeau had gegeven aan Rockefeller, die hem kort daarna vertelde, ,,that hèwas surprised to know that medicine was sucli a wrmdcrfully progressive science an to learn what good work this man Osler was doing in Baltimore". Gilman antwoordde : Now, Mr. Gates, if you would sit down to morvow and write Dr. Osler what you have tokl me, l am sure hèwould feel very gratified". Gates voldeed aan dit ver zoek en toen Osler inderdaad ecuige dagen later een brief van Gates kreeg, zei hij tegen Mrs. Osler : Please put this letter in the safe. There niay co/ne a time wlien it will prove of service". Heilige jaren later leed de J. H.-universiteit groote schade door een brand. Osler haalde de brief te voorschijn en schreef aan Gates, of deze niet Rockefeller voor de /aak kon inte resseeren. Hen paar dagen later kwam een tele gram : Our Mr. Murphy will be with you to morrow1'. Mr. Murphy kwam en nam de schade op. In the evening", vertelde Osler verder, we had hirn at the Marylandclub and showed hiin that we \vere prctty good fellows". Geruimen tijd hoorde men niets en men begon al te wanhopen, tol een brief kwam vanden jongen Rockefeller : ,,My father h as earefnlly consiclered your lossës, whicli total $ 430,000,t>7 and hèwishes to know whether you vvould prefer to have a check or seenrities for the amount of S 500,000." Zooals bekend is dit halve millioen later nog door meerdere heele niillioenen dollars gevolgd. Het is wel overbodig nog meer voorbeelden uit het buitenland aan te halen, alleen /ij nog eraan herinnerd hoe Ehrlich, de uitvinder van het salvarsan, een groot deel van zijn beroemde onderzoekingen ook deed in een instituut ge sticht met particulier kapitaal. Nu zou het'ondankbaar zijn om het te doeu voorkomen alsof in Holland nog niefs was ge schied. Nog zeer kort geleden is te Amsterdam opgericht een instituut tot bcstudeering van vraagstukken betreffende de volksvoeding, dit instituut wordt grootendeels door particu lier kapitaal gesteund en hetzelfde geldt voor het koloniaal instituut te Amsterdam, voor de Leidsche verecniging voor tropische genees kunde enz. Twee jaren geleden heeft Dr. Ariëns Kappers te Amsterdam den stoot gegeven tot oprichting van een vereeniging die ten doel heeft de bestudeering van de behandeling van zenuw- en zielsziekten, en ook deze vereeni ging wordt gesteund door particulier kapitaal. Er wordt dus het een en ander gedaan in ons land, maar het is lans niet genoeg. Wat ons ontbreekt is een inrichting als het Rocke feller institute for medical research" te NewYork. Ik heb bij een andere gelegenheid dat instituut al eens uitvoerig beschreven en kan dat hier niet nog eens doen. Genoeg zij te ver melden, dat het principe van liet instituut is het bijeenbrengen van een aantal onderzoekers van zeer verschillende richtingen, die vrij willig en zonder hun zelfstandigheid te ver liezen, in groepen samenwerken tot het bestudeeren van bepaalde vraagstukken. Zoo is er een groep die de diabetes bestudeerd heeft, een groep die over de behandeling van syphilis werkt, een andere heeft jarenlang de kinder verlamming bestudeerd, enz. en al deze groe pen hebben zeer goed en voor een deel uiterst belangrijk werk kunnen verrichten. Holland zou niet een zóó groot instituut kunnen hebben, wij hebben geen Rockefeller of Caruegie die tien en zoo noodig honderd millioen dollars kunnen geven. Maar een Hollandsch instituut zon niet zoo groot behoeven te zijn als het Americaansche. In het Rocke feller instituut werken zeer vele groepen van onderzoekers, wij zouden met een of twee groepen kunnen beginnen. Het Hollanrische Institute for medical research", zou kleiner kunnen zijn dan het New-Yorksche, mits het niet beneden een /eker minimum blijft. Het minimum is n groep, bestaande uit een che micus, een physioloog, een pharmacoloog, een beoefenaar van de experimenteele pathologie, een clinicus. Daarbij zijn noodig goede labora toria, een kleine klinische afdeeling, een flinke staf van wetenschappelijk- en van technisch personeel en vooral een ruime geldelijke sub sidie. Nederland heeft geen Curuegie of Rocke feller, maar Nederland heeft ten allen tijde geld, en veel geld ook, beschikbaar gehad, wanneer nood gelenigd moest worden, vooral nood in het buitenland. Het geldt hier nood te lenigen voor de geheele meiiscliheid. Wie twijfelt aan de noodzakelijkheid ervan, denke nog even aan de drie ziekten die ik boven reeds noemde : tuberculose, kanker, griep, en aan tientallen van andere ziekeen meer, suiker ziekte, asthma, hooikoorts, enz. enz. Ziekten, die alle nog problemen bieden, die direct, met vrucht, kunnen worden in studie genomen. America doet veel, Engeland ook. Op het vasteland van Europa hebben de Centralen" een massa werk kunnen doen, maar die zijn nu voorloopig lamgeslage». Skandinavie doet veel, heeft groote instituten, met particuliere geldmiddelen, de Staat doet daar ook buiten gewoon veel voor de medische wetenschap. l leeft Nederland niet den plicht om alles Ie doen wat hoi kan? Moeten wij niet er voor zorgen, dat het zwaartepunt der medische wetenschap niet al te veel naar het Westen afzakt? Leiden Sr o R M v A N L i; i; u w IL N Dit merk op Uwa rookartikelen garan deert U kwaliteit. VOOR ENGROS: Handelsmerk JAN AARNOÜTSE DEN HAAG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl