Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
25 Sept. '20. - No. 2257
DE MELK-DICTATOR.
Niet de regeering, maar wij hebben te beslissen !"
(Verslag eener melkboeren-vergadering).
Teektning voor de Amsterdammer" van Jordaan
De boer (Louis XIV): I.'État.... Da' bin ikke!"
iHiliimilimiiiiiiiimiiMliimiiiimmi «i iM"«mimiiiiiiiiiiiiiimiMiiimimiimimiiHmiiiiiimiiiiimmiiiiiiiiiiiiir n
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
KUNSTHANDEL
JACK NIEKERKvlhChe}Goupil&Co.
23 & 250 Lange Houtstraat, 's-Gravenhage
MEESTERWERKEN VAN DE
i?e EEUWSCHE, HAAGSCHE
EN FRANSCHE SCHOOL
HOFSTAD EN HOFSTEDELINOEN
September. Ons plichtleventje is weer be
gonnen. De jongens zijn vol goede
studieplannen naar Delft en Leiden vertrokken,
Willy helpt moeder de vrouw weer
getrouweJijk in 't huishouden sinds ze thuis is. Mies zal
moeten gaan werken voor haar eindexamen
H. B. S. ,,Goddank het laatste jaar op dat
rothok"," zegt ze. Onze tegenwoordige jonge
dames houden er een eenigszins kernachtige
woordenkeus op na, gevolg van de veel
geroemde co-educatie. De ondergeteekende is
eveneens teruggekeerd tot zijn dagelijksche
stadswandelingen, ten einde de faits et
gestes" van onze Hofsteedsche inboorlingen
nauwkeurig te observeeren.
We zijn met de vacantie uit" geweest, na
tuurlijk! Welke raszuivere hofstedeling gaat
in de vacantie niet uit", indien hij zich ten
minste respecteert? En we zijn't waard! We
voelen ons eens los van alles, vrij van alle
hofsteedsche conventie, ontwrongen aan den
dagelijkschen dwang : dit kan je niet doen, en'dat
kan je niet laten.
Hagenaars zijn heel andere mcnschen op
reis dan anderen, je herkent ze dadelijk en
overal. Ze komen in 't meest landelijke hotel
letje van den Achterhoek of de Veluwe met
hooggehakte schoenen en zijden kousen, met
snoezige" voile toiletjes aan de table
d'höte. De mannen nemen hun wit flanellen
broeken en dito schoenen met slobkousen van
Scheveningen mee en de verlakte pumbs"
voor 's avonds.
Maar na een paar dagen verandert dat wel.
De zijden kousen liggen na de eerste wande
ling al vol gaten in de waschzak en de linnen
riemschoentjes, die dadelijk grijs van stof
zien, worden al gauw verwisseld voor de schoe
nen met lagere hakken, die eigenlijk bestemd
waren voor leelijk weer. Na 3 dagen worden
de dorpsche schoenwinkels bezocht terwille
van sterke wandelschoenen, en Mies bezon
digde zich zelfs aan een paar sandalen. Toen
Willy daar bedenkelijk haar neus voor optrok,
dreigde Mies : Als je er n woord over zegt,
ga ik er in den Haag mee naar school."
Durf je niet," plaagde Willy. Hè, wat
geestig," smaalde Mies terug. Sst", kwam
ik vermanend met vaderlijk gezag
tusschenbeide.
Zoo doorkruisten wc dan per fiets en ad
pedes de Veluwsche bosschen, baadden pootje
in het Uddeler meer, alsof we in Scheveningen
waren, trokken geen mooie toiletten of
lakschoenen aan voor het diner", maar de dames
verfrischten zich in een schoone witte blouse
en wij wipten in een ander colbertje. We
dachten niet aan den Haag en hare steedsche
hoffelijkheden, en toen we eens door
Nunspeet wielerden en daar in het hotel" met de
witte tui nmeubelen de menschen
poes-mooiopgedirkt zagen zitten achter hun pousse-caf
tafeltjes niet dezelfde vervelende en verveelde
gezichten alsof ze nog in de steden waren,
toen deed ons die verzameling menschen
een beetje belachelijk aan, die temidden van
de mooie natuur de mondainiteit meebrachten
en niet voelden hoeveel ze er mee bedierven.
Zoo hebben wc veertien dagen genoten en
met ons vele anderen. En toen we op den
laatsten Zaterdag in Augustus huiswaarts
keerden in de overvolle treinen, was 't grap
pig om te zien hoe allen de natuur probeerden
mee te nemen naar hun steedsche huizen.
Behalve de populaire rieten koffertjes,
waar duizende reizigers mee sjouwden, liepen
De Rij kspostspaarbank In 1919
Een paar maanden vroeger dan we het de
laatste jaren gewend zijn geweest, is het ver
slag der Rijkspostspaarbank over 191'.) ver
schenen. Deze vluggere behandeling heeft
aan de zakelijkheid van het verslag geen af
breuk gedaan. Integendeel komen er thans
voor het eerst enkele zeer belangwekkende
gegevens en staten in voor, waarop ik meer
iu het bizonder de aandacht wenseh te ves
tigen.
In het hoofdstuk Financiëele Uitkomsten"
wordt, als gewoonlijk, aangegeven het bedrag,
dat de instelling meer aan rente op hare be
leggingen verkregen heeft dan zij aan rente
op de inlagen heeft moeten betalen of (het
geen op hetzelfde neerkomt) op de boekjes
heeft moeten bijschrijven. Aan rente werd
ontvangen f 11,470,124.26, uitgekeerd
f 7.575,250, zoodat per saldo een rentewinst
van f 3.903.874.26 gemaakt werd, zijnde c.a.
34 pet. van de gekweekte en meer dan 50 pet.
van de uitgekeerde rente. Feitelijk is de rente
winst echter nog f 379,693.-?hooger, daar
de winst bij uitloting tot dit bedrag in werke
lijkheid eene verkapte rentewinst is. Daarte
genover staan evenwel de onkosten van het
bedrijf, die voor 1919 op f 1.088,500.
geraamd worden. Deze beide posten in aan
merking nemende, kom ik tot het resultaat,
dat de Rijkspostspaarbank qua bedrijf, in
1911) een netto-winst heeft opgeleverd van :
Rcntewinst f 3,903,874.2(5
Winst bij uitloting 379,693.01-'
Af : Onkosten
f 4,283.567.275
,, 1.688.500.
Saldo bedrijfs-vvinst f 2.595.007.27?'?
Dit gunstig resultaat is in hoofdzaak te
danken aan de omstandigheid, dat, terwijl
de Rijkspostspaarbank aan hare inleggers
2.64 pCt. (en in werkelijkheid nog iets minder
wegens het verwaarloo'/.en der rente over pos
ten, die niet een volle halve maand staan en
over de fracties van guldens) vergoedt, zij in
1919 4.68 pet. aan rente op de balanswaarde
harer beleggingen gemaakt heeft, dus ruim
2 pCt. meer. De onkosten absorbeerden echter
c.a. % pCt. van de balanswaarde der beleg
gingen, zoodat er per saldo een netto-marge
van c.a. \}4 pCt. overblijft, een nog altijd
respectabel winstpercentage.
Zooals echter algemeen bekend, worden de
mooie winsten uit het zuivere
beleggingsbedrijf, niet alleen geheelfverslondeu dooi- de
afschrijvingen op de boekwaarde der beleg
gingen wegens koersverlies, maar daardoor
ettelijke malen overtroffen.
In dat opzicht was 1919 al een bijzonder
ongunstig jaar, daar voor koersverlies op
beleggingen niet minder dan f 23,293,1544
moest worden afgeschreven of meer dan het
dubbele van het tot nu toe ongunstigste jaar,
1914, toen het koersverlies f l 1,265,114 be
droeg. Nog sterker komt deze factor uit,
wanneer men ziet, dat in de 38 voorgaande,
sedert de oprichting der Bank verloopen,
jaren het per saldo aan koersverlies, na
aftrek vau koerswinst in enkele jaren, c.a.
f 43 millioen beliep, dus in 1919 meer dan de
helft van het totaal der 38 voorafgaande jaren.
Deze cijfers ontleen ik aan een der zeer te
waardeeren nieuwigheden in het verslag, waar
op ik hiervoren doelde.
Voor het eerst komt er namelijk in voor
een uitgewerkten staat van de
waardewijzigingen en van de bedrijfsresultaten ,in elk
der 39 jaren sedert de oprichting der Bank.
In de eerste 15 jaren, toen het saldo te goed
der inleggers nog betrekkelijk gering was en
nauwelijks f40 millioen bedroeg, waren het
voor het meerendeel koerswinsten, die aan
het einde van het jaar geboekt konden worden.
De eenige uitzondering van beteekenis in die
jaren was 1890, het jaar der Baring-crisis,
toen een verlies van f 739.520 moest geboekt
worden op een saldo te goed van c.a. f21
millioen. Die schade werd echter in de vol
gende vier jaren ruimschoots ingehaald, toen,
onder den invloed van het wantrouwen tegen
min of meer riskante beleggingen, de eerste
klasse beleggingen over de geheele wereld
tot ongekend hooge prijzen stegen en o.a.
ten onzent Integralen c.a. 95 pet. noteerden.
Van toen af zette echter eene geleidelijke,
maar vrij constante daling van het koersniveau
der eerste klasse beleggingswaarden in, die
slechts een enkelen maal duw een klein herstel
onderbroken werd, wanneer de voorafgegane
daling wat al Ie snel vau slapel gcloopen was.
Sedert hel uitbreken van den oorlog in |<i|.|
ging de teruggang, in vecsneld lempu en
In-J.S.MEUWSEN, Hofleverancier, A'DAH?R'DAH
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiii
ze ook nog met half verlepte bosjes bloeiende
hei in hun volle handen. Truien, jumpers en
regenjassen waren de overal geziene dracht.
Velen zaten blootshoofds in den trein en toon
den, niet vrij van zekeren trots,hun door de zon
gebrande gezichten.Mies liep op haar onafschei
delijke sandalen en Willy had haar vos" zelfs
in den koffer gestopt. We zaten met allemaal
bepakte menschen in buiten-toiletten" en
je vondt 't heelemaal niet gek, dat je met elkaar
praatte als goede bekenden, dat je onder elkaar
een zak met pruimen leeg at en de pitten uit
't portierraampje smeet.
Maar voorbij Utrecht kwam je weer in de
cultuur"-streek. Met de dennen, de hei en den
zandgrond verdween je gevoel van vrijheid
weer. Op de perrons zag je weer zijden kousen,
hooge hakken, nauwe mantelpakken, correct
gesneden demi-saisons en
Jagershuis-regenjassen. We zeiden niets, maar zwegen wel
sprekend. Mies keek stiekem af en toe naar
haar sandalen en mijn vrouw vond dat ze 't
eigenlijk zonder haar mantel te koud had.
Bij Gouda trok Willy haar glacéhandschoenen
aan en Piet stofte zijn bestoven laarzen af. Toen
we in den Haag uit den trein stapten, wou ik
me als behulpzaam huisvader met de valiezen
belasten, maar Hugo riep een witkiel en zei
wat kortaf tegen me : dat we daar toch onze
menschen voor hadden".
Op 't stationsplein weifelde ik even tusschen
lijn 12, die ons naar Duinoord kon brengen,
of de Rivière-Express alias : het
stoomtrammetje dat langs het ververschingskanaal
rijdt, maar moeder hakte den knoop door en
zei : Nee een auto; we zien er vél te
schandalig uit".
Zoo zijn we dan veilig en ongezien in onze
schandaligheid" thuis gekomen. Den volgen
den dag waren wij weer Hègsch" unto the
bigbone en nu weten we niet beter of we
zijn nooit anders geweest. Zóó profiteert een
Haegenacr van z'n vacantie. g|
NUCHTERLINC
minimum i i mi nniii.ni i mini
EEN 'ERNSTIGE BESCHULDIGING
TEGEN DE REGEERDERS VAN
HAMSTERDAM
Reeds" lang" liepen er geruchten?omtrent
enkele regeerders van de Amstelstad, wegens
handelingen welke het daglicht niet mochten
zien ; de praatjes waren het eerst opgedoken
in den Haag, naar aanleiding van eene ge
vangenneming. Wel was deze eerst geheim
gehouden, doch spoedig lekte er iets uit van
de bekentenissen van den gearresteerde; de
verhalen werden vergroot, verspreidden zich
rot in Amsterdam en de beschuldigingen
maakten weldra een onderwerp van gesprek
uit, zoowel "op de beursfals op straat.
Dit werd er niet minder op, toen er eenige
brochures verspreid werden, die of de be
schuldigingen aandikten, of deze trachtten te
ontzenuwen en het bekend werd, dat het Hof
zich met de zaak bemoeid had, terwijl de
regeering de behandeling op de lange baan
scheen te willen schuiven.
Wat was nu de aanleiding, dat de namen
van enkele leden van onze stadsregeering
zóó over de tong gingen?
In Februari 1(589 was te Philippine een man
gevangen genomen, die vergezeld was van
een vrouw in manskleercn. De Majoor
Hendrick Everaerts had hem aan een voorloopig
verhoor onderworpen en daarna opgezonden
naar den Graaf van Homes, Gouverneur te
Sluis, die het onderzoek voortzette en de
zaak belangrijk genoeg achtte om deze aan
de Algemeene Staten te berichten.
Bij Secrete Resolutie van 2 Maart 1689
van Hoog Mogenden werd beslist, dat de
gevangene met de bij hem gevonden papieren,
moest worden overgebracht naar den Haag
en ter beschikking gesteld van den Raad van
State.
De arrestant had n.l. verklaard, dat hij
in opdracht van de regeercnde burgemeesters
van Amsterdam een schrijven had overge
bracht aan den Koning van Frankrijk, om
diens hulp te verzoeken tegen den Stadhouder.
Het was dus niets minder dan een
beschuldidiging van landverraad tegen de
Amsterdamsche regeerders; immers sedert 1688 was de
Republiek in een oorlog gewikkeld met Frank
rijk.
De man, die zulk een zware beschuldiging
had geuit, werd in de Gevangenpoort opge
sloten en den 25en Maart aan een eerste ver
hoor onderworpen.
Het bleek nu, dat de gevangene Jan Jansz.
alias Jan Hol heette, geboren was te Hedel en
schoenlapper in de Meijerij van den Bosch.
Bij zijne arrestatie waren de volgende stukken
op hem gevonden :
een ongeteekende brief in het Fransch,
gedagteekend 3 Februari 1689, een eigenhandige
brief van den Franschen Minister Louvois,
een reisroute met dezelfde hand geschreven,
eene ordonnantie aan de Fransche Post
meesters om den houder van die ordonnantie
paarden te bezorgen, geteekend door Louvois,
en een brief aan de la Neufville, Gouverneur
van Duinkerken.
Bij die eerste ondervraging en ook bij de
volgende verhooren op 3 en 7 April 1689
deed de gevangene nu het volgende verhaal,
buiten pijne en banden van ijsere."
In de Kerstmisweek van 1688 had hij zich,
met een aanbevelingsbrief voor de Burge
meesters van Amsterdam van Jhr. Daniel
van Wijngaarden, Heer van Werkendam en
Lid van de Ridderschap van Holland, naar die
stad begeven, om hun zijn plan voor te leggen,
n.l. om de stadsgrachten van versch water te
voorzien. De brief werd aan een bode van de
Burgemeesterskamer afgegeven, maar na
een kwartier gewacht te hebben ontving hij
de mededeeling, dat men voor zijn z.g. uit
vinding bedankte.
Op een avond toen hij wilde vertrekken en
hij zich bevond bij de eerste steenen brug
buiten de Utrechtsche poort, sprak hem een
als heer gekleed persoon aan met de vraag
of hij de man was, die een aanbevelingsbrief
aan de Burgemeesters had gegeven. Nadat hij
deze vraag bevestigend had beantwoord,
verzocht genoemde heer hem mede te gaan en
werd hij in een huis gebracht waar eenige
personen bijeen waren, die hem vroegen of hij
een eed van geheimhouding wilde doen, indien
men hem een belangrijke opdracht gaf. Hol
zou toen gezegd hebben hiertoe bereid te zijn,
indien het iets goeds was. Hij ontving toen den
last een brief aan den Gouverneur van
Rijnberk, Baron Berentzau te brengen en n
aan den Koning van Frankrijk, geadresseerd
aan Louvois. Er waren bij dit onderhoud
drie heeren aanwezig, waarvan er n zeide
Appelman te heeten en aan wien het huis
scheen toe te behooren. De beide anderen
kende hij niet; zij waren wel zoo lang als
Appelman en in het zwart gekleed met man
tels om, terwijl hij meende hen op het stadhuis
te hebben gezien.
Hol legde, volgens zijn relaas, toen den ver
langden eed af, ontving de brieven en eenig
reisgeld en bovendien de belofte 100 Rijks
daalders te zullen krijgen, boven zijne on
kosten, indien hij bij terugkomst brieven mede
bracht. Hij meende dat er geen kwaad in stak
en verklaarde toch alles aan de Staten te
hebben willen mededeelen, z.oodra hij zijn
opdracht had vervuld.
Den Ien Januari 1689 verliet hij Amsterdam.
Te Rijnberk aangekomen, bemerkte hij dat de
gouverneur wel wist van wie de brieven kwa
men en er wel meer scheen te ontvangen. Deze
gaf hem een paar van zijn eigen stevels en
een goed onthaal en deed hem door een kornet
en vier dragonders naar Ordingen begeleiden
en verder naar Nuyts en Bonn. Van Bonn ver
trok hij met de post zonder geleide naar
Montroyal, Charlonie, Metz, Verdun, Chalons,
Parijs en Versailles. Tot Bonn had hij als reis
geld 17 a 18 rijksdaalders ontvangen en verder
te Montroyal 8 pistolen, terwijl hij overal
met geld en geleide werd voortgeholpen,
uit achting, zooals hij veronderstelde, voor
zijne lastgevers.
*Te Versailles bij Louvois toegelaten, scheen
deze wel te weten van wie de brief kwam.
Hol vertaalde voor den secretaris van den mi
nister den inhoud in liet l loogduitsch, die
droeg in de 5 oorlogsjaren te zamen ruim f 22
millioen, om echter in 1919 het toppunt te
bereiken met een verlies van nog ruim een
millioen meer dan dat der voorafgaande vijf,
oorlogsjaren, tezamen. ja
In dezen belangwekkende!! staat, voor del
publicatie waarvan men de directie der Bank ;
erkentelijk moet zijn, worden ook de bedrijfs- j
resultaten in elk der 39 jaren, sedert de op
richting der Bank verloopen, opgegeven. 'J
Deze geven een geheel ander beeld en toonen
ten duidelijkste aan, dat de Rijkspostspaar
bank in haar bedrijf als deposito-bank op
bijna onafgebroken vooruitgang kan wijzen.
'De eerste zes jaren (1881-1880) leverden
nog verliezen op omdat, zooals bij alle be
ginnende zaken, de onkosten niet gedekt kon
den worden door de rente-winst op het ge
ringe opereerend kapitaal, dat in 1880 nog
geen 9 millioen bedroeg. Vau toen af begon
het bedrijf echter winst op te leveren en, met
uitzondering van enkele, kleine onderbrekin
gen, in gestadig toenemende .mate. In 1893
overschreed de bedrijfswinst voor het. eerst
een ton, om echter in de beide volgende jaren
snel terug te loopen tot f 34.000, blijkbaar als
gevolg van den toen heerschenden lagen rente
stand. Ofschoon heel natuurlijk, verdient het
toch opmerking uit den staat te zien, dat juist
in het jaar, dat de bedrijfswinst sterk afnam
(1894) de boekwinst op de beleggingen het
voor het onder de toenmalige omstandigheden
zeer hooge cijfer van f 11/2 millioen bereikte.
Juist het tegenovergestelde van hetgeen
thans het geval is, mul. /eer hooge bedrijfs
winsten maar daartegenover veel belangrijkere
boekverliezen op de belegde kapitalen.
Het moge paradox schijnen, maar toch
komt het mij voor dat voor de beoordeeling
van eene instelling als de Rijkspostspaarhank
als bedrijf, het voortdurend vooruitgaan van
de bedrijfswinst vau meer beteekenis is dan
de tot zekere hoogte fictieve wijzigingen
in de waarde der beleggingen. Koerswinst
wordt bij instellingen als de Rijkspost toch
nooit gerealiseerd. Het zoude wellicht in de
jaren van hoogen koersstand onzer N.W.S.
een daad van wijze koopmanschap geweest
zijn dat be/it te realisceren en tijdelijk, al zij
het met eenige rentederving, het geld op korten
termijn te beleggen. Te begrijpen is het echter,
dat de toenmalige beheerders daarvoor
terugik'insücvt en zich niet aan critiek wilden bloot
stellen in een tijd, toen hooggeleerde econo
misten beloogden, dat de rentestaiid
voorfdurend moesl blijven dalen. Eveneens /oude
het ut.i. llums ecu lUutd van goede koopman
schap zijn van het lage prijsniveau, (resp.
hooge rentestand) gebruik te maken om de
inlagen bij de Rijkspost nog verder te
stimuleereu dan zij nu reeds van nature doen en
den midden-kostprijs van de bestaande be
leggingen te verlagen en daardoor kans op
koerswinst in de toekomst te openen.
Eene optelling van de in bedoelden staal
opgenomen cijfers wijst aan, dat in de 39
jaren sedert de oprichting der Bank de be
leggingen per saldo eene waardeverminderimg
van ruim t (50 millioen aanwijzen, terwijl in die
jaren een netto bedrijfswinst van f 21 millioen
behaald werd. Er blijft dus per saldo een ver
lies van f 4ömillioen over, waarvoor de Slaat
der Nederlanden als garant gedebiteerd is. In
de balans komt een cijfer van f 40 millioen
voor, maar dat verschil is (blijkbaar een ge
volg van de omstandigheid, dat de Slaat ook
diverse andere poste'n o.a. de gebouwen
rekening ad. :' i millioen) voorgeschoten heeft.
Reeds vroeger heb ik er op gewezen, dat
het mij minder oordeelkundig voorkomt, dat
de Rijkspostspaarbank, terwijl zij hij zeer
hooge koersen een zeer aanzienlijk bedrag
aan integralen en drie percents geaccumuleerd
heeft, zij dien aankoop bij de verlaagde koersen
geheel gestaakt heeft. Zelfs blijkt uil de gege
vens omtrent de Staatsschuld-boekjes, dat
de Rijkspost feitelijk een deel van haai' voor
raad aan drieën met verlies van de hand doet.
Immers werd in 1919 de ruim f 5 miliiocn,
die op deze schuldboekjes bijgeschreven werd,
geheel uit den eigen voorraad afgegeven en
niet in de markt gekocht, hetgeen in werkelijk
heid neerkomt op een verkoop van dat be
drag aan de houders der boekjes tot voor
de Bank verliesgevende prijzen.
Een tweede, zeer belangwekkende nieuwig
heid, die in het verslag met al te grooie be
scheidenheid zonder er speciaal de aandacht
op te vestigen is opgenomen, is de
atzonderlijke vermelding van het rendement percen
tage van de beleggingen rullens uankt>i>;'>i'irij*,
naast de tot nu toe alleen gevolgde opgave
vau het rendement volgens balanswaarde.
Daaruit blijkt o.a. dal, terwijl het totaal der
beleggingen in 1919 volgens de balanswaarde
4.08 pet. rendeerde, het rendement op de
prijzen, die de Bank er werkelijk voor betaald
heeft, slechts 3.9(5 pet. gexteest is. In dit licht
gezien, is de winst van gekweekte rente boven
uitgekeerde renle en onkosten niet zou bui
tengewoon hoog als zij schijnt, wanneer men
alleen lel op de l hans zon/eer gcdcprcchcrde
boekwaarde.
ik mij u.u de hunulcijl'cis \.iii hei
daarna den brief in het Fransch weergaf.
Hij bleef nu vier dagen te Versailles en Parijs
en werd op last van Louvois in een herberg
onderdak gebracht, waar een van de secre
tarissen van den minister hem steeds gezel
schap hield, om te beletten dat hij met iemand
sprak. Bij het overgeven van de missive had
hij gezien, dat Louvois een papier uit zijn les
senaar nam, waarop eenige zegels in rood
lak, die deze vergeleek met het cachet, waar
mede de brief was dichtgemaakt. Hij noemde
den minister den naam van Appelman en
verklaarde den inhoud van het schrijven
niet gekend te hebben vóór hij het moest
vertalen.
Het epistel luidde ongeveer als volgt : Al
soo wij een afkeer hebben van die vervloekte
schelmcrije, die de prins van Orangien met
de andere Staeten van Hollant begaen on
trent de saecke van Engelant, die Sijn Majt.
wel bekent is, soo bidden wij Sijn Majt. dat
hij ons de behulpige hand wil bieden op de
manier die wij hier aan Sijn Majt. te kennen
geven."
De Koning moest n.l. met een sterk leger
Nijmegen en Gravc tegelijkertijd belegeren en
verder over de Veluwe aanmarcheeren op
Utrecht en doorrukken naar Amsterdam.
Hem zouden spionnen worden tegemoet
gezonden, terwijl er gezorgd zou worden, dat het
werven van manschappen in de Nederlanden
zooveel mogelijk vertraagd werd. Bij Nijmegen
moesten de Fransche troepen gelegerd wor
den aan de zijde van den berg boven de stad,
terwijl een toren bij de Heselpoort, waarin een
munitie-magazijn gevestigd was, onder vuur
diende te worden genomen.
Indien de aanval half April plaats vond,
zou alles gereed zijn. Verdere bijzonderheden
zouden worden medegedeeld zoodra het ant
woord van den Koning was ontvangen. De
brief was onderteekend door J. Apesz en
Henr. de Laet.
Louvois gaf hem kort daarop een
missivezonder adres terug, met last die aan Appelman
te overhandigen en wenschte hem goede reis.
Bij zijn tweede verhoor vulde Hol zijn ver
haal aan met de mededeeling, dat hij bij te
rugkomst te Amsterdam tusschen 8 en
11uur 's morgens op de voorzaal van het stadhuis
moest wandelen vóór hij de brieven aan het
huis van Appelman bezorgde. Voorts bekende
hij, dat de missive, geschreven met de hand
van Louvois, welke men bij de arrestatie bij
hem gevonden had, dezelfde was als die
hem te Versailles ter hand was gesteld. Deze
begon aldus -. On a fait t mi te la considération
que vous pouvez desirer, sur ce que contient
vostre lettre, et on vent bien vous aider a
secouer Ie jong qni vous accable, lors qu'ort
sc.aura plus particulièrement quels efforts
vous pouvez faire, pour seconder de vostre
costéceux, qui employeront leurs forces et
leurs moyens a vous restablir dans vostre
ancienne Liberté!" De schrijver wilde verder
zoo spoedig mogelijk weten hoe sterk de
partij der ontevredenen was en nadere bij
zonderheden over de plannen, ten einde ge
zamenlijk maatregelen te kunnen beramen om
te slagen. Het geheim zou goed bewaard blij
ven, terwijl bovendien mededeelingen aan
den koerier waren verstrekt hoe men moest
verhinderen, dat de zaak ruchtbaar werd.
De brief was zonder adres of onderteekening,
opdat niemand den schrijver of geadresseerde
zou kennen. Werd de koerier gevangen
genomen, dan moest hij zeggen dat de brieven
bestemd waren voor den Franschen gezant
in Denemarken, waartoe aan Hol een pas was;
verstrekt op naam van een franschen koerier.
(Stut i'!).'«!) FR r,i-: W ITT Hu BI: KT s
BATENBURG 4 FOLMER
Den Haag ?:? Huijgenspark22.j
SPECIALITEIT:
rERHUIZIHEEN ONDER GARANTIE-:- -:- ?:? -:?
-:- ?:? ?:- ?:? BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS
verslag moet bepalen tot verwijzing naar de
min of meer uitvoerige uittreksels in de dag
bladen, wenseh ik hier alleen uit het al
gemeen r:.suméin den aanhef van het verslag
het volgende over te nemen :
De gunstige resultaten door de Rijkspost
spaarbank sedert 1915 verkregen, werden dit
jaar nog overtroffen. De vooruitgang in liet
aantal in omloop zijnde spaarbankboekjes was;
weliswaar in vroegere jaren, in 1899 en in 1904
tol en mei 1907, grootcr, doch het aan in
leggers verschuldigde saldo-tegoed sleeg van
l' 242 millioen op f 2(>8 millioen en vermeerder
de derhalve mei f 20 millioen of II1;,,, terwijl
de vermeerdering van 1918, de grootste fot
dusver behaald, l' 19 miliioen bedroeg.
l lel totaal verschuldigde tegoed, met in
begrip van de reéele waarde der op
Staalsschüldbockjes ingeschreven bedragen, sleeg
\an 1203 millioen lot 1288 millioen.
De omzet op spaarbankboekjes is gestegen
van f 197 o]) f 250 millioen, o l' mei 3(1",,, in
aantal posten van 3.085.789 op 3.572.091 ol
mei bijna 10",,.
Opmerking verdient, dat vooral in de groolc
steden Amsterdam en Rotterdam de inlagen
belangrijk hooger waren dan de terugbeta
lingen, l lel voordeelig saldo bedroeg voor Am
sterdam l'(i.081.480, en voor Rotterdam
f 2.081.(tol. Terwijl het gemiddelde saldo
tegoed per boekje voor het geheele Rijk geste
gen is van f 133.07 op l' 1-12.10 en alzoo toe
genomen i:- met f 9.O3, waren deze cijfers dan
ook voor Amsterdam van t'9(5.49 op f 113.44,
toeneming f 10.9;'), voor Rotterdam van
f l 18.70 op Ki4.o4, toeneming f 15.34.''
Ten slot te zij hier als eene eigenaardige
coïncidentie medegedeeld, dat tegelijk met
het verslag der Rijksposlspaarbank ons een
Aiuerikaansche mail bereikt, waaruit blijkt,
dal aldaar door invloedrijke financiers eene
verhooging van de rentevergoeding op de
inlagen bij de Anierikaansche Postspaarbank
bepleit wordt. Alen meent daarin een middel
te zien om aanzienlijke bedragen naar 's Rijks
kas te trekken en de kapitaalbehoeften van
hel Rijk groolendeels te financieren' door de
te verdachten, grootere inlagen der Post
spaarbank.
In een volgend artikel stel ik mij voorop dit
onderwerp terug te komen, maar reeds nu
moet ik opmerken dai de toestanden aldaar
en in l'.uropu met betrekking tot het spaar
bankwezen zoo geheel verschillend zijn, dat
\\al voor de een ra.id/.i.im schijn!, voor den
.mder daarom nog, nii-l aan ie bevelen zoude
zijn. l- D. S \ \ i l i, H A N 11