De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 25 september pagina 12

25 september 1920 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 25 Sept. '20. No. 2257 TJIT iiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiitfiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii Miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiimimimmiimiimiiiiimii.iiiiiiiiiiiimiii kURLUS IHIU12 ets. sigaar, HATTINK & Co. REMBRANDTPLEIN 62 Hoek Amstelstraat, AMSTERDAM. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIIIIIIIIIIIIIII CHARIVAR1A Er was een vrijwillige brigade van roodekruisverplegers, die zich herhaal delijk verdienstelijk maakte, door het opnemen en bijbrengen van in onmacht gevallen dames." (N. R. C. De huldiging der Koningin) Wij kunnen hier zoo gauw niets bij beden ken. Maar 't is ook niet noodig. H. M. stelde zich op het terras op." (N. R. C.) Dit gaat niet. H. M. eet niet, maar neemt ververschingen tot Zich, praat niet, maar onderhoudt Zich minzaam, logeert niet, maar stapt af, bekijkt niet, maar neemt in oogenschouw, loopt niet, maar schrijdt (en wel op een rooden looper denkt er aan, collega's journalisten!) Accoord. Dat moet maar zoo blijven. Als Je veertig jaar lang geschreden hebt, kun Je niet ineens beginnen te loopen. En te schrijven: H M. kwam op het terras", kan alleen in het hoofd van een landsverrader opkomen. Maar, lijzen (zie Rnize-rijmen II, 24), H.M. stelde Zich op" daar moet je wat anders op verzinnen. Kom, kom, zoek maar eens goed! Je vindt nog wel een fluimpje in je slijm! De volksliederen werden gespeeld, terwijl de zangvereeniging Orpheus een lied ten gehoore bracht." (N. R. C t.) Laat ons hopen dat het niet al te valsch samen klonk. dagavond en Dinsdagavond voldoende bewe zen (én woord te veel Char.) dat het publiek geen verdere (?verdere" kan er wel mee door - Char.) neiging had ons uit te fluiten." M J S S B L R N C H E ClCRRETTES Tante Betje wordt ook door onze grootste letterkundigen begunstigd. Herman Heijermans schrijft in de bladen: Tegen herhaling van kwaadwilligheid (hij bedoelt: de uitingen daarvan ? Char.) zijn de noodige maat regelen van orde (twee woorden te veel Char.) getroffen en (nou komt het Char.) hebben trouwens de voorstellingen van MaanHet niet nieuwe nieuwe geluid. Wij mogen hopen, dat het nieuwe geluid dat ons uit deze troonrede tege moet komt, de voorbode moge zijn van eene nieuwe lente". (N.R.C.) Wanneer dan ook iemand door den bliksem wordt getroffen, geschiedt dit zoo snel, dat hij vaak dood is, alvorens hij iets voelde, zag, of hoorde'1 (Panorama) Deze volgorde: dood voelen, zien of hooren, trof ons niet. Wel die herhaalde dood. Ik werd giftig, en zei: Juffrouw, als u alleen buitenlandsche chocolade ver koopt, koop ik niets meer bij u, en dek ik mijn behoefte elders." (H. IJ.) Als Chariyarius de zetter geweest was, dan was hier bij ongeluk een zetfout inge slopen. De jongens kunnen nog vlugger de regels van het voetbalspel, dan de letters van het alfabet hoorde ik laatst een schoolmeester snauwen." (Onafli. Wbl.) Deze schoolmeester ken het alfabet mis schien kunnen de taalregels kan hij niet. CORRESPONDENTIE t'. 7.. Ie A. Met klimmende verbazing las ik uw Voetbalhymne". Ik geef gaarne toe, dat onze jongens dat spel te veel als hoofd zaak beschouwen, en stellig moeten wij hen er op wijzen, dat het bijzaak behoort te blijven. Maar gij maakt het in.i. en ik weet dat velen er ook zoo over denken ? wat al te bar; uw sonnet is beleedigend. Is u dat nu werkelijk geheel ernst? Antu: 80 %. IMIItlllllllllllllllllMllllllllllllllllllllinilllllllllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIII GEMAKKELIJKE BIJVERDIENSTE Nu flitse '/ vuur mij uit de pen, /{;; vlamme lel in 't duister 'I; Lleztveer je, dut il; giftig ben. Dus linti je vast en luister. lïIrell de banvloek van mijn vaers, 'jnod, atheïst of Christen.' C, vluclibaar nis van moordenaars, b', automobilisten ! - ? l>tit rijdt en rent en race't en raust Als ten Walpurgisfeeste ; Die dwazen hebben altijd haast, Wie 't minst te doen heeft, 't meeste.' Zij letten op geen zonneschijn, Of 't groen van b&emd en dreven, Om 't gauwst in 't voigend dorp te zijn, Dat is Inin cenig streven. -De stille burger, wundlend, kalm Langs 't veld, waar d'aren golven, Wordt plots bedwelmd door weeën walm, En onder stof bedolven. Vrij zijn zij in hun dol bedrijf, Dat spot met alle regels ; Weg, wand/aar: Berg n 't veege lijf Voor tierend' auto-vlegels! Wat deert hun 't lot van d'eventnensc/i ? Wat duizend' ongelukken? Hard, hard l te gaan, dat is hun wensch, Waar 't menschdom voor moet bukken, een enkle tak van arbeid bloeit In nuttigere zaken ; Ons kapitaal wordt stom verknoeid Om tuf-spnl van te maken. De wegen-toestand wordt barbaarse/i, O, bende booze geesten ! De weg is voor de wandelaars, FJI niet voor wilde beesten ! Meen, strenge rechter, 'I; vrees u niet, Hevangenis, ik tart je.... l'.n elk, die op een auto schiet, Die krijgt van mij een kwartje l\ C ii A K i v A R MI s AFSCHEID (Fragment uit een dagboek) DOOR ANNA ITUBERT VAN BEUSEKOM De Sandhorst, 7 Mei. Toen ik vanmorgen wakker werd, stond de zon in mijn kamer. De wind speelde met de strookjes der tullen gordijnen, terwijl schuin over de roode geraniums in het raamkozijn de gouden dag naar binnen feestte.... Met een schok zat ik ineens rechtovereind, mijn armen om mijn opgetrokken knieën geslagen. Waarom wekte dit helle, blijde licht geen vreugde in me? Wat was er toch? Ik moest me even bezinnen en m'n verwarde haren van mijn gloeiend voorhoofd strijkend, wist ik het ineens : ik had, wat in lang niet gebeurd was, van Rudolf gedroomd.... Dui delijk zag ik zijn gezicht voor me : zijn over moedige, blauwe oogen, zijn spottenden mond Neen, neen, dat niet! Niet aan hem den ken," kreunde ik. 't Is nu bijna een jaar uit tusschen ons. Voor goed, voor altijd uit," en ik begroef mijn warme gezicht in mijn handen. Een schrijnend wee doorvlijmde me en ik herkende de oude, oude pijn, die me den eersten tijd na 't verbre ken van onze verloving beving bij 't wakker worden. Hoe heb ik geworsteld, gebeden verlost te worden van den weemoedsduivel, die me overrompelde tégen béter-weten in, den demon, die mijn energie sloopte, mijn vroolijkheid worgde in zijn klauwcnden greep en me snikken deed, rampzalig van zelf medelijden... Neen, dat niet, dat niet!" Ik balde mijn vuist en sprong 't bed uit. 't Klokje op den schoorsteen wees tien mi nuten voor vijf, maar vastberaden schoot ik mijn paarse kimono aan, sloop muisstil het portaal over naar de badkamer, nam een koude douche en zat even later gekalmeerd en opgefrischt aan mijn kaptafel mijn haar te borstelen, dat afschuwelijk in de war zat. Dat komt van 't woelen en wakker liggen na 't lezen van dwaze, oude brieven, die je liever verbranden moest, domme gansj" zei ik tot mezelf en ik lachte. Ik wou, ik zou sterk zijn en ik knikte tegen mijn eigen spiegel beeld en vond ineens, dat ik op moeder leek. Werkelijk, tante Agnes had 't bij 't rechte eind met haar gezegde van enkele dagen geleden : Esther gaat hoe langer hoe meer lijken op 't jongemeisjes-portret van Emilie!" oeie tante Agnes, die haar heele leven na moeders dood voor ons heeft gesloofd en geslaafd ! Die nooit aan zichzelf is kunnen toekomen," zooals ze wel eens lachend be weert. O, ze kan erg vervelend zaniken over kleinigheden, maar ze is toch eigenlijk een schat en ik ben dikwijls heel onaardig tegen haar, dacht ik berouwvol en terwijl ik me verder kleedde en mijn kamer ordende, schoot me te binnen, dat ik goed zou doen van dezen zonnigen morgen gebruik te maken om de bank en de klapstoeltjes van het tuin-ameublement verder af te verven. Het had nog geen halfzes geslagen, toen ik met mijn blauwe schort aan, op klompen achter 't tuinhuisje aan 't scharrelen was, om de verfpotten voor den dag te halen en de te behandelen meubels naar buiten te sleepen. 't ing dadelijk hoogst plezierig, want de verf was nog smeeïg, de kwasten waren soepel en haarden niet, zoodat ik goed opschoot. Wel wel, wat is de freule vroeg vanmérge," verbaasde zich Andries, die tegen zessen de luiken van de benedenverdieping kwam open zetten. Ge zijt toch moar 'n hendig meske, as ge wilt," en hij bewonderde de voetbankjes en n der stoelen, dieer werkelijk onberispelijk uitzagen. Onder 't ontbijl duurde mijn montere stemming. Tante Agnes glunderde over mijn ververij. Dat knapt heel wat op ! Die oude dingen lijken gloednieuw en 't staat zoo vroolijk die witte meubeltjes," prees ze. De post bracht een brief vanNiek voor mij, en een van Audine voor vader, vol grappen over de kleinkinderen en ik wou net weer aan 't werk tijgen en had juist opnieuw mijn monslerschort aangetrokken toen ik Andries op de plaats tegenkwam : Freule, doar is Peer Hoagens en hij zeet. dat 't nie goed geel met z'n zuster en of gij iiie'nê'n keer konime kunt?" Wat, is Trees erger? Waar is Peer?" In 't spreek-koamerke, freule." Ik rende de vestibule weer in, wierp bijna een palm om, dien Andries nog juist bij tijds redde en deed de deur van 't spreekkamertje open. Bij 't raam stond Peer, bevend, oud manneke in z'n verschoten, blauwe kiel. Och, freule, odi-Heer-toch ! Onze Trees leet zóó slecht! Eergiesteren toen gij er woart, leek ze nog toamelijk goed, moargiestermiddag is er, gek'iif ik, zoovenl as 'n beslag bijgekomme. Tenminste zoo iet zeet meneer den doktoor," huilde hij, z'n pet.tusschen zijn rim pelige werkhanden wringend. Wat, is 't zóó verergerd? Zoo ineens?" Joa't. joa't. (ïiesteravond is ze ten volle bediend geworre. Meneer pastoor denkt ook, dèt 't gauw gedoan zei zijn. Ze heet noar oe gevraoge. Ze is weer gelijk bij kennis. Woar is Esther toch," zeet ze moar. e weet wel, freule, ze heet altij veul met oe opgehad," voegde hij er als een verontschuldiging aan toe. ,,Ik ga mee Peer! Ik ga dadelijk met je mee," zei ik, ijlings mijn schort losmakend, of zal ik liever de fiets nemen, dan ben ik er gauwer." Joa, joct, vat gij oe fiets moar. (jij zijt zooveul rapper as ik. Ik kom wel," wenkte hij en in een oinmezien was ik op weg. In wilde vaart scheerde ik over 't smalle paadje tusschen de groene roggevelden, rechtaf op 't roode dak van Hoagens boerderijke". Mieke met haar blozend, behtiild kindergezichtzataandeopen deur aardappelen te schillen en schoot dadelijk toe om de fiets aan te nemen. Peer-oome zee al, dége wel seffens komme zou. as ge thuis woart. Tante Treeze heet zóó noar oe gevroage. Kom moar gauw mee," en ze geleidde me naar 't ópkoamerke",waar van de deur openstond. Daar, in de bedstee met de groene gordijnen lag Trees. Doodsbleek zag haar ingezonkeii gezicht. De fijne, rechte neus stak scherp naar voren en onder 't witgeliaakte mutsje uit vlokte warrig 't grijze haar te voorschijn. Hannes, die in een leunstoel aan 't voeteneinde zat, naast 't tafeltje met den Kniis-lieven-Heer, 't gewijde palmtaksken en de afgedropen waskaarsen, stond op en schudde me de hand. Goed, dége komt, freule, Goa hier moar efkens zitte," fluisterde hij, een stoel voor me bijschuivend en toen zich buigende over z'n zuster: Trees, Treeze, doar is de freule. Doar is Esther!" Een dof geluid dat op een snik leek, kwam uit de bedstee. Toen ineens sloeg Trees de oogen op. . . . heel licht blauw leken ze, zooals ik ze nooit gezien had. Haar tandenlooze mond glim lachte en 't was of heel haar strakke wezen verhelderde.... Ik voelde mijn keel toeschroeven. Esther! Esther-me-kind," lispte ze. Ik boog mijn gezicht vlak bij 't hare. Hoe is het met je? Heb je geen pijn, Trees?" bracht ik er met moeite uit. Ze greep mijn hand en drukte die. Toen, met duidelijk verstaanbare stem zei ze : Neeë, neeë, geène pijn. Alleen moar zoo miiüg. 't Zal gauw t' ende zijn. Moar 't is góéd zoo. In den hemel za'k veur oe bidde. Ge zijt 'ti broaf kind, Esther !" Dét is ze," beaamde Hannes, mij met /.achten dwang op den stoel duwend. ,, Joa, hier blijve ! Nog 'n hietje hier blijve," klonk 't ma,t uit de bedstee. De warme tranen stroomden ineens langs mijn wangen. Ik kón ze niet langer terugdringen Ik zag alles als in een mist. Heel rustig lag de stervende nu, de oogen dicht, een flauwen glimlach om de halfgeopende lippen. Ik durfde me niet bewegen, zat maar stil naar haar te kijken.... Een oogenblik later verscheen Peers goedig gezicht om den denrhoek : Doar zij 'k teruug. Sloapt ze?" Joa't," knikte Hannes en hij stond voor zichtig op. ,,'k Mot Peere mee helpe hout kappe. Ge woarschouwt wel as ge hene-goat, woar freule," en hij liet me alleen met Trees. Zeker een uur heb ik zoo bij haar gezeten, terwijl allerlei herinneringen me bestormden. O, wat een stuk jeugd ging er voor ons allen met Trees heen... . Zeventig jaar zou ze dezen zomer geworden zijn, niet eens zoo oud en nu lag ze daar als een heel, heel oud vrouwtje. Zoo broos en fijn, zoo onaardsch al, na een ziekte van nog geen drie weken, die in den aanvang volstrekt niet ernstig geleken had. Gelukkig, dat ik dikwijls naar haar was komen kijken na mijn uitstapje naar Am sterdam. ... (ioeie Trees, hoe had ze altijd meegeleefd met onze familie van den tijd af, dat ze keu kenmeid bij ons geweest was tot nu toe. Hoe voorbeeldig had ze moeder mee opgepast in haar lange, sleepende ziekte ! Hoe goed en har telijk was ze voor ons, kinderen, geweest en wat een troost ging er van haar uit in dat ne vreeselijke jaar vóór mijn kostschooltijd, toen moeder stierf en miss Parker de verwilderde, jongste freule, die zich als een jongen gedroeg, moest leeren ,,how to behave." Als Trees er tóén niet was geweest, zou ik 't thuis niet heb ben uitgehouden. Vader en tante Agnes lieten me gelukkig mijn gang gaan, hoewel miss Parker bijna een scène verwekte met haar bewering, dat Trees moeite deed, me Roomsch te maken, waar natuurlijk geen woord van waar was. Och, wat deed 't me goed, als Trees, die dat Engelsche miroakel" ook niet zetten kon, me 's morgens stiekem een kopje thee bovenbracht en de gaten in mijn kousen maasde, zóó keurig, dat miss Parker er zich

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl