De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 25 september pagina 9

25 september 1920 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

25 Sept. '20. No. 2257 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND WONDERLIJKE GESCHIEDE NISSEN DER STOF' *) Dr. W. van Beminden Sedert eenige weken is uit Indie in de Leidsche wetenschappelijke wereld terug gekeerd dr. W. van Bemmelen, leider van liet Koninklijk Magnetisch en Meteorologisch Observatorium te Batavia, dat hem reeds vijftien jaar al;s directeur kent. Dr. van Bem melen maakte de reis van Indiëover Amerika ten einde daar belangstelling te wekken voor onze koloniën op het speciale gebied, waarop hij reeds sedert zooveel jaren met vrucht werkzaam is. Aan den Gouverneur Generaal had hij een opdracht gevraagd om in de groote Amerikaansche Universiteiten lezingen te houden met lichtbeelden over onze onverge lijkelijke Javaansche vulkanenwcreld en het feit, dat men er veel geneigdheid toonde om van die wonderrijke natuur iets meer te vernemen, mag een groote voldoening voor den geleerde zijn. Het valt den kroniekschrijver, die Dr. van Bemmelen's levenswerk kent, altijd moeilijk over hem als geleerde te scjirijven ondanks de onschatbare diensten, welke hij gedurende zijn verblijf in de tropen aan de wetenschap heeft bewezen. Voor zoover ik een achttal jaren zijn arbeid in Indiëvolgen mocht, was het altijd de kunstenaar in hem, die mijn bewondering had, de fijn-gevoelige musicus, de auteur van meer dan n belangwekkend werk, die met zijn oorspronkelijke gedachten en frisschen stijl, de Indische litteratuur met eenige kostbare schatten heeft verrijkt. Henri van Wermeskerken, die een vijftal jaren geleden, een korte biografie van hem schreef, definieerde de figuur van Dr. van Bemmelen als een wonderlijke, maar zeer harmonische mengeling van geleerde,practicus, toonkunstenaar en idealist. Het valt ver buiten het bestek van een beknopt artikel hier na te gaan in hoeverre de geleerde invloed heeft gehad op den idealist, maar dit getuigt in ieder geval zijn werk wel, dat men niet met een geleerde heeft te doen in wien in zekeren zin de mensch is ondergegaan en bij wien het gevoel voor idealen en het schoone van het leven in zijn wereld van boeken en cijfers werd verstikt. Talloos zijn de geschriften en brochures die van zijn hand verschenen zijn in verschil lende talen en die Dr. van Bemmelen niet alleen in Nederland, maar in de geheelc internationale wetenschappelijke wereld een grooten naam hebben bezorgd. Onder zijn leiding werd het Bataviasche Observatorium het grootste tropisch-equatoriaal instituut dat men kan aanwijzen. Van deze omstandigheid genieten de Indische groot-cultures nog dagelijks enorme voordeelen. Want Dr. van Bemmelen is een geleerde van de practijk en een goed deel van zijn wetenschappelijken arbeid was er op gericht om den landbouw zooveel mogelijk klimatologische gegevens te verstrekken. Wanneer zijn Algemeenc Klimatologie van den O. I. Archipel" geheel voltooid zal zijn, zal daarmede een werk zijn afgeleverd, waarvan de enorme waarde voor de wetenschappelijke litteratuur over de tropen, moeilijk kan worden geschat. Wat verder zijn publicistischen arbeid betreft, dienen nog genoemd te worden zijn interes sante verhandelingen in De Natuur" over Het Rijk der tonen", welke indertijd zeer de aandacht hebben getrokken, terwijl zijn werk Naar hoogc toppen en diepe kraters den geleerde geeft als beklimmer van zoowat alle toppen van den Archipel. Hij erkende het zelf eens : Van cijferen houd ik niet, het liefst ben ik buiten, doe waarnemingen in de vrije natuur, op bergen en in de dalen, van Merauke tot Sabang, iet doet er niet toe waar. Maar voor cijferen heb ik mijn menschen. Met mijn magnetische opnemingen op Borneo, Sumatra, Celebes, Nieuw- uinea,en waar heb ik al niet gezeten, was ik altijd het gelukkigst. Dat is een leven van avonturen en van zonder-boeken-kennis-opdoen. Men weet niet wat een zotte sensatie het is met je instrumenten te midden van naakte papoea's te staan met als eenige dekking een jongen, die een pajong draagt. Ja, dat is het malle, ik heb nooit ergens overlast gehad en zag zonder wapenen den geheelen archipel." In zijn Naar hoage toppen en diepe kraters" is de geleerde tegelijk met den dichter aan 't woord. Zijn de beschrijvingen van tochten naar Insulinde's hoogste toppen aan dencenen kant rijk aan feitenmateriaal, aan den anderen kant wordt de wond're natuur van het tropisch bergland door dichterhanden beroerd en veel van het schoone mysterie van den Indischen nacht in het schier ondoordringbare oerwoud wordt een nog schooner openbaring door het woord van den dichter, in wiens ziel tevens het licht van den wijsgeer schijnt. Zijn Nachtwaak op den Merbaboe" is een stukje litteratuur, zoo fraai van vorm en diep van zin, dat men naar een pendant ervan vergeefs zal zoeken onder de meest dichter lijke voortbrengselen van onze hedendaagsche proza-schrijvers. Gezeten op den grooten berg, die in Midden-Java eerwaardig zich ver heft boven de aloude vlakte van Kedoe en Solo, waar hij al sinds duizend jaren neerkijkt op de schoonste der Hindoe-tempels in hun bloei en vergaan, wacht hij op 't komen van den Nacht om zijn ziel te 'stemmen op de Oneindigheid. De "gedachten over de Onein digheid in deze Nachtwaak" saamgebracht, behooren tot de rijkste van zijn geheele oeuvre. Men vindt ze meer uitgebreid terug in menige bladzijde van zijn jongste werk, Wonder lijke geschiedenissen der stof". Wij kunnen, om een vergelijking te maken, hier het best in herinnering brengen de studies over Het wijde" en Het mysterie in ons zelf" in de Ideeën van Dr. J. D. Bierens de Haan. ' *) DR. W. VAN"?BEMMELEN Wonderlijke geschiedenissen delfstof" fa. G. Kolft' en Co. Batavia, In zijn Wonderlijke geschiedenissen der stof' hoort men, als klokketonen tn een storm wind, den vleugelslag eener ongebreidelde fantasie, die alleen in zooverre na te wijzen is, waar zij blijft boven de reëele, - dat wil zeggen betrekkelijk reëele , banen van de exacte wetenschap. Hier is de geleerde ge huld in een mantel van de wonderlijkste kleurschakeeringen en de fantasie welke deze kleuren voor de oogen tooveren, is het best te vergelijken met die van Wells, welke geen grenzen kent van tijd en ruimte en alle wetten van 't sociale leven negeert. Maar van Bem melen's fantasie is, als men 't zoo eens zeggen mag, wetenschappelijker. Zestien geschiedenissen bevat dit wonder lijke boek, dat een geheel eigen plaats in onze letteren inneemt. Even wetenschappelijk als fantastisch is het eerste verhaal der drie kamers, de wilde tocht door het rijk der electronen". Maar onmiddellijk daarop, wanneer dit zee'V wonderlijke verhaal den lezer vermoeit mocht hebben, volgt de geschiedenis van De Chineesche Spiegel" die meer blijft binnen de grenzen van de middelmatige fantasie der menschen, maar daarom niet minder aangrij pend is. Het is het verhaal van een ouden antiquiteitenverzamelaar, die in een oud huis ergens buiten Batavia woont en die op een wonderlijke wijze in het bezit was gekomen van een ouden Chineeschen tooverspiegel, die, bij het branden van een rcukstokje, waar van er slechts twaalf in aantal waren, het mysterie openbaart, dat men zoo gaarne do'orgronden wil. Elf reukstokjes waren opgebruikt en de oude man, staande aan den rand van het graf, had het laatste be waard om het mysterie van den Dood in zijn tooverspiegel geopenbaard te zien. De beschrijving daarvan is even rijk aan gedachten als aangrijpend door ontroering. En toch is de toovermacht van den Chi neeschen spiegel zeer eenvoudig, want geen mensch kan de wereld anders beschouwen dan in den spiegel van zijn eigen geest en al moge het tafreel hem nog zoo wonderlijk voorkomen, toch is hij zelf het spiegelvlak. De opdracht" is een precieuse ontboeze ming van een muzikaal intens gevoelige ziel, die ons aan den dokter doet denken, wanneer hij over zijn cel gebogen, al het schoone uit zingt van zijn rijk gemoed. Dr. van Bemmelen was de voornaamste figuur in het Batavi asche muziekleven. Zijn Rach-fantasie, in dit boek opgenomen, legt van zijn muzikaal sentiment een onverdacht getuigenis af. Tusschen wonderlijke verhalen , won derlijk zijn ze alle zonder uitzondering , die den lezer in ongedroomde werelden brengen waar machten heerschen waarvan hij in zijn wereld slechts de zeer zwakke afschaduwing kent, komen litteraire fragmenten voor van een absolute zuiverheid naar vorm en inhoud, waaronder wij Het orgelregister" en Scha duwen" op de voornaamste plaats rekenen. Het heeft geen zin hier te citeeren. Dit boek moet in zijn geheel gele/.en worden, omdat, hoe fragmentarisch en soms iets al te frag mentarisch, de verhalen op zichzelf gebleven zijn, de fantasie van den auteur, kleurrijk en vol van de wonderlijkste en rijkste gedachten, die de ziel van den lezer stemmen in een zeer bijzonder register van tonen, hem zóó bekoort, dat hij zich door een korte interruptie ook maar van de lectuur, zich niet vrij van haar litteraire charme kan maken. Releveeren wij ten .slofte nog, dat hij een fijne kenner van het kindergemoed is, wat in zijn Schaduwen" treffend tot uiting komt, terwijl hij er in geslaagd is een schildering van het tropenmilieu te geven, zooals vóór hem nog door geen Indisch auteur werd be reikt. De eerste bladzijden van De Chinee sche spiegel" geven daar een schitterend staal van. Dit laatste werk van Dr. Van Bemmelen heeft een geheel eigen karakter. Het valt niet in te deelen bij een der groepen waartoe onze Nederlandsche litteraire kritiek zich in den regel bepaalt. Het is het werk van een dichter-wijsgeer, die bij voorkeur de pen heeft opgevat in uren dat een dolle fantasie zijn geest door de grenzenloozc ruimte voerde. Dichter,^omdat hij door ontroering het mys terie van het Leven en van de Oneindigheid nu en dan begrijpen doet, wijsgeer, omdat hij, die den weg der planeten bestudeert en de banen kent in het blauwe veld der lichtende sterren van den tropenuacht, de gedachten formuleert, die gaan in het spoor der Tijden en dwalen door de Oneindigheid van 't Heelal en door het mysterieuse land tusschen Dood en Leven. Zoo kon hij aan het slot van zijn Nachtwaak op den' Merbaboe" tot deze uitspraak komen, dat in het duister van den nacht het licht der waarheid wenkt en in het licht van den dag het duister der begrensd heid is. J o H A N KONING IIIIIIIIIIIM'mlIIMIIIIIIMIIIimlIIMIIIIIIIII Nationale Opera In afwachting van allerlei noviteiten kre gen we tot opening van het seizoen Puccini's Bohème", in eene weder-opvoering, die men blijkbaar met veel zorg heeft voorbereid. Dit kwam vooral uit, dunkt me, in het spel van het orkest, onder de gedecideerde en rustige, doch ook gloedvolle leiding van Albert van Raalte. Over sommige tempi blijft steeds meeningsverschil mogelijk; de totaal-indruk is evenwel, dat deze, zoo langzamerhand al flink geroutineerd geworden kapelmeester Puccini's muziek in haar sterk-eigen karakter uitmun tend reproduceert, den melodischen stroom zijn vollen eisch geeft, en tevens zoo ver standig en zoo handig is, alles binnen de rationeele perken eener gezonde techniek te houden. Er viel een mooie eenheid te be merken in de orkestrale verklanking der ver rukkelijke partitie, en op tal van plaatsen had men reden zich te verheugen over zooveel beschaafdheid en gaafheid en warmte van klank. Dat het instrumentaal apparaat nu dieper geplaatst is dan vroeger en grooten deels onder eene overkapping is opgesteld, lijkt mij voorshands van groot voordeel. De ergernis van den over-brutalen koperklank zijn we nu ten minste kwijt. Ook hebben we thans niet langer te vreezen, dat de zangers zich op de hoogtepunten gaan forceeren, en in 't algemeen kan nu een natuurlijker toongcving van hen worden verwacht. Het kan even wel zijn, dat op sommige plaatsen in den schouwburg, verder weg van het tooneel, be paalde timbres zich thans niet meer ten volle doen gelden. Het is de moeite waard, dit con sciëntieus na te gaan; eventueel zal naar mijne meening de noodig gebleken verbetering zijn aan te brengen door wijzigingen in de plaat sing der verschillende instrumenten-groepen in de orkestruimte ; dat bij de opera-voor stellingen het middengedeelte van de kap weg genomen wordt, om den dirigent den onmisbaren uitkijk te verschaffen, zal, naar ik verwacht, extra-voordeelen opleveren, waar van men den aard eerst na geduldig en zorg vuldig experimenteeren vaststellen kan. Ik ben zeer benieuwd, of men dit geduld en deze zorgvuldigheid werkelijk zal overhebben voor de goede zaak ! Het koor mag wel eens een pluimpje hebben. Het heeft in 't tweede bedrijf een zér lastige partij, en ik heb alle respect voor wat het ervan terecht bracht. En de kleine passage voor vrouwenkoor in 111 werd zelfs ongewoonverdienstelijk uitgevoerd. En wat de solisten aangaat, over hun zingen valt niet zoo hél veel nieuws te zeggen. We weten, dat AndréSpan, die als Marcel inviel, een zwakke broeder is ; dat hij zeer weinig ge cultiveerd spreekt en ontzettend veel moeite heeft, om in zijn stem wat hehoorlijk-dragenden klank te brengen ; tóch, ik moet zeggen : hij had ditmaal wel degelijk zijn gelukkiger momenten, b.v. in zijn samenzang met Rodolphe, aan het begin der laatste acte. Alexanders, die Coen Muller was komen vervangen in de rol van Schaunard, heeft ook al geen geluid, om wonderen mee te doen, Van Bijlevelt doet, al heeft hij zooals nu maar een paar noten te zingen, ons altijd pleizier met zijn kranige articulatie, Jos. Besselink heeft geen kwaden tenor, maar had als Benoit de huisbaas, wel wat fermer voor den dag mo gen komen. Knbbinga's ietwat ruigen bas hoor ik doorgaans met vee! genoegen ; zoo ook nu weer. Hij maakte van het afscheid van de jas" een in den juisten graad gevoeligen monoloog. Hij is een' intelligent opera-zanger, en intelligentie prijs ik ook in de muzikale praestaties van Faniëlla Lohoff, Lea Fuldaucr en Louis van Tuldcr. Van deze drie zingt Lea Fuldauer mij het aantrekkelijkst ; 't is alles frisch en ongedwon gen, en all-round-muzikaal. Dit kan ik met den besten wil van de wereld van Faniëlla Lohoff niet beweren ; zij heeft een krachtige en in menig opzicht voortreffelijk ontwikkelde stem, maar er is een eeuwige bibbering in haar geluid, en ze bedient zich van wat ik zou willen noemen : een zwijmel"-uitspraak, waar me zelfs het droevig Nederlandsen van dezen en andere teksten der Nationale Opera nog te goed voor is. Louis van Tulder wensch ik toe, dat hij nog eens iets echt-mannelijks in zijn stem zal weten aan te kweeken ; zonder dat zal zijn zingen, hoe rijk ook overigens aan smaakvolle accenten en bekorenden glans, ook in de goed-aansprekende hooge tonen, nooit algeheele bevrediging schenken. Over het spel mimiek, gebaar, houding, standen, het heele tooneclbewegen heb ik zelden zóó weinig goeds kunnen zeggen als ditmaal, nu deze eerste opera-voorstelling van een seizoen kwam te volgen op het veelzijdig genot van een aantal vertooningen onder Royaards. Ach, men deed zijn best, en zoo waren er ten sJotte toch nog wel eenige aannemelijke momenten ; maar regel bleef, en in het ko mische, n in den ernst, het machinale, het dik-conventioneele, het afroffelen der van buiten geleerde lesjes. Opera-gedoe ! H. J. D i: N H ii K T o a ?miiiiiiiiiiiimit iiiiuii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiimiiii niiiiiiiiiiiniiiiiii 11111111111111111111111111111111111 IMIIIMIIIII nu m n n 11111 umin immmiiiimin 11 111 SPREEKZAAL Geachte Redactie Uw medewerker de heer Plasschaerl schijnt er een bizonder genoegen in te hebben om, in zijn kunstverslagen, te pas of te onpas, mijn naam te verbasteren. Zulks bleek mij reeds meermalen. Ook nu weer, en zeer geprononceerd, naar aanleiding van een ten toonstelling van Expressionisten door ,,Dc Maatschappij van Beeldende Kunst", waar ik n.b. niet eens werk had. Mijn naam is noch Knpjcr, noch van Doesburg/;. Wanneer de heer Plasschaert zooveel waarde hecht aan een naam en aan den mijnen in het bijzonder, had hij goed gedaan zijn eigen boekje: Naamlijst van Hollandsche schilders" na te slaan om daar op blz. 128 en 131 te zien dat ik Cliristian, Einil, Marie Kiipper (feitelijk Küpper de Ferrand, doch die fransche staart schenk ik hem) heet en in Utrecht geboren ben. Door omstandigheden opgevoed door een stiefvader, werd ik van mijn prilste jeugd af naar dezen THEO VAN DOESBUR,; genoemd. Zoowel mijn vader als stiefvader waren Katholiek, mijn moeder was van fransche af komstenprotestant. De insinuaties, welke mij, hetzij door de pers, hetzij door particuliere brieven aanhoudend bereiken en ten doel moeten hebben mij voor een jood", of voor een boche" te laten doorgaan, hebben dus geen zin. U, mijnheer de Redacteur, zeer dankend voor de mij toegestane plaatsruimte Hoogachtend Cn. E. M. Küi'i'HK (ps: Tm:o VAN DOÜSBURG) Leiden, 15 September 1920. IIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIIMmlllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIIII Bontmantels, Mantels met Bont gevoerd Colliers, Moffen, enz. ?^B ^^ Am WEILL. Bontwerker HA A RLEIVI Barfeljorlsstraat 26-28 TELEFOON 6O4 Lid der Koninklijk goedgekeurde Vereenïging voor Bontwerkersbetfrljven Bericht de ontvangst tier Mieuwste Fransche Modellen Repareeren en Vervormen van alle Bontsoorten ZUIVEREN VAN MOT Niederl, Bildbauer des 16, u. 17. lahrbunderts Die Bedeutunj itirer Kunst für die Entwicklung der Barock-Skulptur des Aiisiandes 4 Voordrachten met Lichtbeelden op l, II, 14 en 18 Oct, 's av, 81 u. in de Aula v h And. Lyceum, de Lairessestraat 35 N.B. Deze voordrachten worden in het Duitsch gehouden TOEGANGSKANTEN voor de 4 voordrachten f 4, uitsluitend te bekomen VOLKSUNIVERSITEIT ? H. Doelenstraat 12-14, Tel. N. 4077 - AMSTERDAM DEEL 25 Elvira en de Kapstok DOOR Herman Salomonson (Omslagteekening IS. v. MENS) PRIJS GE BONDEN f 1.5O Ultg. v. Van Holkema & Warendorf WERKEN VAN RABINDRANATH TAGORE Wij-langen - De Hoovenier - De Wassende Maan Sadhana, i deeltjes - Chitra - De Koning van de Donkere Kamer - Hongerige Steenen, PRIJS PER DEELTJE GECARTONNEERD f 1.75 l1 i {gaven van W. VKKSIA'YS te Amsterdam BOUW MIJ. HET EMMAPARK HOOG BAARN. Villa's en Landhuizen in aanbouw, Photo'* on Teekenlngen op aanvrage te bekomonf bij Makelaars en Taxateurs H. J. VAN DUURSEN en P. MAN, STATIOMSPLEIH 2O. Tel. 268.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl