De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 2 oktober pagina 1

2 oktober 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

2258 Zaterdag 2 October A°. 1920 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. O. W. KERN KAMP ?cdacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO J r., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. 10.25. Per hall jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f075 per regel plus 10 cent dispositiekostca"] INHOUD. Bladz. 1. Onze vertegenwoordiging bij den Paus, door prof. dr. G. W. Kernkamp; Op bezoek bij den Brusselschen kin derrechter, door H. Hillesum; Tijdgenooten, door dr. W. G. C. Byvanck. 2. Genève en Moskou, door Joh. Loopuit; Krekelzang, door J. H. Speenhoff; Buitenlandsch Overzicht, door prof. mr. J. C. van Oven. 3. Rabindranath Tangore, door dr. Frederikvan Eeden. 5. Voor Vrouwen (onder redactie van Elis. de Rogge); De Engelsche vrouw, door M. H. van Wessel; Vrouwenbelangen, door C. S. Groot; Uit de Natuur: In Drente (II), door Jac. P. Thijsse. 7. De Nobelprijs voor litteratuur, door Johan Koning; Boekbe spreking (Geschiedvervalsching I en II), door prof, dr. H. Brugmans; Saturnus Redivivus, teekening van Jordaan ; Dramatische Kroniek (Julius Oesar), door Top Naeff. 8. Een ernstige beschuldiging tegen de regeering van Amsterdam, door Fr. de Witt?Huberts ; Prijsopdrijving, teekening van George van Raemsdonck; Finantiën en Economie (Op den Economischen Uitkijk) door Mr. Jhr. H. Smissaert. 10. Uit het Kladschrift van Jantje; Charivaria; Feuilleton (De Rijksdaalders van Omeer, door F. de Sinclair. 11. Wiebaut-Münchhausen, teekening van Joh. Braahensiek; Boeketjes Sofistiek, door Gerh. v. D.; Royal Auction Bridge. Bijvoegsel: Het Militair Verbond tusschen Frankrijk en België, teekening van Joh. Braakensiek. ONZE VERTEGENWOOR DIGING BIJ DEN PAUS Toen in Juni 1915 de Tweede Kamer hare toestemming verleende tot het instellen van een buitengewoon ge zantschap bij den Paus, was in het daaraan voorafgaande debat door de Regeering uitdrukkelijk verklaard, dat de zending slechts tijdelijk zou zijn en dat zij met haar voorstel geenszins bedoelde, het herstel voor te bereiden van het Nederlandsche gezantschap bij het Vaticaan, dat in 1872 was afge schaft. In het midden bleef toen, hoe de Regeering dacht' over de al of niet wenschelijkheid van dit herstel. De toenmalige Minister van Buitenlandsche Zaken, de heer Loudon, had reeds vroeger te kennen gegeven, dat hij het besluit van 1872 betreurde. Maar dit was zijne persoonlijke meening. De Regeering maakte haar voorstel om een tijdelijke missie af te vaardigen geheel los van de principieele vraag, of het permanente gezantschap bij den Paus behoorde te worden hersteld. Men herinnert zich, welke redenen in 1915 een tijdelijke vertegenwoor diging van Nederland bij het Vaticaan schenen aan te bevelen. De Katholieke Kerk was een van de weinige groote organisaties, misschien de eenige, die ook na den oorlog in haar wezen inter nationaal bleef. Aan zijn moreel gezag en aan zijne stelling boven de partijen kon de Paus de bevoegdhelo ontleenen om als bemiddelaar of vredestichter op te treden, zoodra het gunstige oogenblik daarvoor was aangebroken. Ook Nederland zo», ten gevolge van zijne ligging tusschen de oorlogvoe renden, bij zulke pogingen een rol kunnen spelen. Zoowel ter bevordering van het hoogere doel : het tot stand helpen brengen van den vrede, als van het lagere: de vermeerdering van Nederland's beteekenis in de inte.n-tionale politiek, moest onze Regeering dus voeling trachten te krijgen met het Vaticaan. Vandaar de zencing van Dr. Nolens naar Rome om het terrein te verkennen; vandaar, toen hij met gunstige berichten terugkwam, het voorstel tot het zenden van een tijde lijke missie. Uit sommige Protestantsche krin gen ging verzet- op ; men zag daar in de tijdelijke missie een erkenning van de volkenrechtelijke beteekenis van het Vaticaan, die van Protestantsche zijde werd betwist; men vreesde tevens, dat het tijdelijk gezantschap den weg zou banen tot een blijvende vertegenwoor diging. Ook bij de debatten in de Tweede Kamer werd aan die bezorgdheid uiting gegeven ; de Regeering ontkende echter ten stelligste, dat de aanneming van haar voorstel een antecedent zou scheppen zóó stellig, dat de heer Nolens verklaarde er niet zeker van te zijn, of de kans op herstel van het blijvende gezantschap niet kleiner was geworden, in plaats van grootcr. In den zomer van 1915 gaf de Neder landsche volksvertegenwoordiging afgezien van de Katholieke Kamerleden d'e ook om prncipieele redenen de betrekkingen tusschen Nederland en het Vaticaan weder aangeknoopt wenschten te zien hare toestemming tot de afvaardiging van een buiten gewoon gezant naar den Paus als tot een tijdelijken maatregel, in het belang van den vrede er om het aan Nederland mogelijk te maken, zijne diensten bij een vredesbemiddeling aan te bieden. Een andere beteekenis7 mag aan haar besluit niet worden gehecht. Zooals men weet, heeft de Paus bij iiet tot stand komen van den vrede niet de rol gespeeld, die velen hadden ge meend of gehoopt, dat hem daarbij ten deel zou zijn gevallen. De pauselijke nota van Augustus 1917 bleef zonder uitwerking; de vrede van Versailles werd gesloten zonder eenig toedoen van den Paus ; de hoop van de Nederland sche regeering dat het contact met het Vaticaan haar de gelegenheid zou bieden een werkzaam aandeel te nemen aan de voorbereiding van den vrede, werd niet vervuld. Met het sluiten van den vrede ver viel de bestaansreden van het tijdelijk gezantschap. Toch bleef de titularis te Rome. Welke diensten hij nog aan den Nederlandschen Staat bewees, heeft nier nooit vernomen ; wij spre ken hier van diensten, die verband hielden met het do.'l, waarvoor hij was uitgezonden. inmiddels doken er geruchten op, dat de Nederiandsche regeering den tijdelijken post tot een blijvenclen wilde maken. Toen de Septembermaand van 1920 was aangebroken, kon men in Katholieke bladen het bericht lezen, dat de troonrede het voornemen tot 1111 """ ' "" " II uut mui min iiimiiiiimm innam LYAUTEY Wat men weet van Lyautey vóór zijn erva ring van koloniale avonturen" is maar heel weinig. Hij is van 1854 en komt uit Nancy, een Lotharinger. De Lotharingcrs hebben koppen, al ziet men het hun soms niet aan. Maar de Lyautey's waren een goede familie van onafhankelijk fortuin en van uitstekende manieren ; in de oude hoofdstad van Lotharin gen weet men zich te houden en aan zich te houden. Den oorlog van 1870 heeft hij niet meege maakt. Hij heeft den naschok gevoeld en de militaire loopbaan gekozen, is dan onder clericalen invloed geraakt en heeft met Albert de Mun gedweept ; uit den engeren kring echter is hij vrijgekomen. Zijn oudere vriend Melchior de Vogii heeft hem een ruimere wereld leeren kennen. Het militaire leven in de garnizoensteden werd op den duur voor hem ondragelijk. Hij zocht afleiding in reizen, ging naar Italië, naar Griekenland, en stelde zich enthousiast de oude wereld voor ; dan kwam hij naar Al giers en daar hebben licht en lucht hun be koring over hem uitgegoten. Teruggekeerd scheen hem het leven in Frankrijk beneveld en somber. Gelukkig dat hij in de buurt van Parijs, in St. ermain werd geplaatst. Zoo kon hij zich onderhouden met zijn vriend Vogiié, over de toekomst, over de rol die de officier ii de maatschappij had te vervullen, over de literatuur van den dag; en hij kon zich ver beelden deel te nemen in de geestelijke stroo mingen van den tijd. Afrika bleef zijn be loofd land. De Vogiiéhad zijn ideeën over Afrika als een oefenplaats en ec'n ontwikkelingsschool voor het genie vanFrankrijk. Daar kon men zijn longen vullen, zijn borst uitzetten, zijn bloed voelen tintelen in de aderen. Men kwam er door de beschikking der avonturen in directe aanraking met het leven. Alles was zoo klein en zoo gedrukt in Frankrijk; de bureaucratie heerschte er met haai' bekrompenheid en haar nijd, ook in het leger, in de statscliool, in den generalen staf . ICr viel geen adem te halen, het was er alles jalocrschheid, zucht om vooruit te komen, naar de oogenkijkerij. Geen recht, geen werkelijkheid ! Men moet het oordeel le/.en van l.yaute\, zoodra als hij heelt vernomen van de zaak Dreyfus en van de opgepronkte manier waar op de vernederende straf aan hem is voltrok ken. Van liet begin al', ziet hij dat daar iets niet in orde is. l lij vertrouwt iiet recht niet dat daar is gesproken. Hij, de militair in zijn hart, hij die het leger aanziet voor een steun pilaar der maatschappij. Men kent zijn bevinding uit den brief dien hij vanAchter-lndie naar huis heeft geschreven. Want nu, in zijn veertigste jaar, neemt hi; ons op in /.ijn intimiteit. Voortaan gaan wij nut hem om als oi '.vij tot zijn vrienden behoorden. Hindelijk i:- hij uit den kerker ontMiapt; hij trapt niel langer als een eekhoorn!je in zijn kooi. om beweging (e hebben, lui i> de beweging gaan opzoeken. De eerste gelegen heid heeft hij aangegrepen. Hij is naar Tnnkiiig gegaan met liet voor uitzicht bij den staf \:m een expeditieieger Ie worden aangesteld, en hij lioudl familie en vrienden op de hoogte van zijn wedervaren in den vreemde. De brieven waren bedoeid om te circuicemi, instelling van een blijvend gezantschap bij het Vaticaan zou aankondigen. De Regeering is wel wijzer geweest. Vermelding- van haar voornemen in oe troonrede zou oaarop een ongewenschten nadruk hebben gelegd.. Ook zou daarvoor eenstemmigheid der ministers noodig zijn geweest en men mag betwijfelen, of die verkregen hac1 kunnen worden. De blijvende gezant wordt net ingeleid door de voordeur: het uitlokken van een principieele beslis sing over de vraag, of Nederland weder een permanenten vertegenwoordiger zal hebben bij het hoofd van ae Katho lieke Ketk, maar door de achterdeur: een stemming over een post op de begrooting van Buitenlandsche Zaken tot aanstelling van een blijvend ge zant bij een nieuw centrum van diplo matiek verkeer. In den toelichtenden .staat tot deze begrooting wordt het voorstel om het tijdelijke gezantschap bij het Vaticaan te veranderen in een definitieve zen ding aldus gemotiveeid: Onder sterk gewijzigde omstandig heden en te midden van groote moei lijkheden zoekt het internationale leven zich nieuwe banen en is het voor ae bevestiging van de positie van Nee*erlana tusschen te Staten noodzakelijk, in alle belangrijke centra van diplomatiek verkeer en internationale informatie een vertegenwoordiger te onderhouden. Als een zoooanig centrum is in toe nemende mate het Vaticaan te be schouwen." Deze formuleering van de redenen, waarom Nederland een blijvend ge zantschap bij den Paus moet hebben, maakt het mogelijk over de quaestie te oordeelen, zonder dat kerkelijke hartstochten het vraagstuk vertroe belen. De tegenwoordige Minister van Buitenlandsche Zaken en in dit verband is het niet zonder beteekenis, dat ook zijn voorganger, gelijk wij straks in herinnering brachten, het besluit van 1872 betreurde de heer van Karnebeek is van meening, dat het belang van Nederland zou worden geschaad, indien ons land geen blij vend vertegenwoordiger had bij zulk een belangrijk diplomatiek Centrum als het Vaticaan. Van deze meening zal hij echter het bewijs hebben te leveren en een meer afdoend clan de opsomming van de Staten, die reeds een vast gezantschap bij den Paus hebben ; er blijven er nog een groot aantal over, die niet verte genwoordigd zijn bij liet Vaticaan. Bij de gedaclitenwisseling tusschen Regeering en Kamer, die straks zal volgen, zal hij moeten aantoonen welke de sterk gewijzigde omstandigheden" zijn, die voor een herstel van het blij vend gezantschap pleiten ; zal hij met argumenten moeten staven, dat het Vaticaan in toenemende mate" een middelpunt van diplomatiek verkeer is geworden. Waaruit zou dit beier kunnen blijken dan uit de rapporten vanden diplomaat, die in iie laatste jaren als tijdelijk gezant fungeerde? Van die rapporten verleene zij zijn een soort van geordend dagboek. Het geeft de indrukken kersverseh wér, / ooals zij zijn opgevangen, met een groote openhartig heid en een ondeugend innemende oolijkheid. Al zijn stemmingen komen daarin naar voren en, wat meer is. niet alleen hij spreekt, maar ook de nicnschen van zijn omgang gaan spre ken, de natuur van het verre Oosten doet ons aan, wij leven de wapenfeiten mee en wij /.ij n getuigen van het werk der colonisatoren. Hij kan schrijven. Heeft hij met gewilde nederigheid in zijn rede voor de Academie zich verontschuldigd, dat de man van het zwaard het woord durfde voeren in de vergadering der geletterden, /.ij n brieven toonen, dat hij ook meester is, of ten minste meester had kunnen worden, vaneen vreedzamer wapen. l lij is artist van aanleg. Zij hebben succes gehad, de epistels, in den kring waarvoor zij waren bestemd. 1-ang niet allen, in die eerste afwezigheid van Frank ' uit Achter-Indiëen Madagasear geschreven, zijn beivaard gebleven ; want het lot heeft vreemd met hen huisgehouden. Toch vormen zij een zeker geheel. l lij zelf heeft dat zeker ook gevoeld, en waarlijk niet voor het eerst, toen hij totlidder AeaJemie werd gekozen. Reeds vroeger heeft l, ij enkele zijner Afrikaansehe reisberichten gepubliceerd, en de reden is niet ver te zoeken: de artist staat niet graag in den hoek, hij wil mcedeelc.ii van zijn .schat, en is hij ook -niet wat nien noemt: ijdel, het lijkt er toch wel iets op. Zullen wij hem nu op zijn reis volgen V Het zou een .??nbegomieii werk zijn, omdat wij niet lol i en iind /ouden kunnen komen. Beter schiint hel mij hier en daar eenige personen en een paar trekken uil zijn brie\en te lichten die ons iie! i'CLiU van den kranschinan als colode minister inzage aan de Commissie uit de Kamer voor de buitenlandsche aangelegenheden; deze zal zich dan kunnen overtuigen van de onschatbare diensten, die onze gezant bij het Vati caan reeds heeft bewezen en z;ch een denkbeeld kunnen vormen van de nog grootere diensten, die men in de toe komst van hem mag verwachten, in aanmerking genomen het evolutie proces, waarin, volgens de bewoord;ng van den tr;el;chtenden staat", het Vaticaan als diplomatiek centrum schijnt te verkeeren. Dit zal ook daarom niet onnoodig zijn, omdat, al heeft de formuleering van den Minister het in theorie mogelijk gemaakt, dat een Protestantsch Ka merlid vóór zijn voorstel stemt en een Katholiek er tegen, allicht een Katho liek hooger gedachten zal koesteren van de diplomatieke beteekenis van het Vaticaan in onze dagen dan een Pro testant. De Minister zal hen, die aan hun godsdienstig geloof geen reden ont leenen om de verandering van het tij delijk in het blijvend gezantschap toe te juichen, moeten overtuigen dat d? voorgestelde maatregel niet tegemoet wil komen aan de wensclien van onze Katholieke landgenooten, maar dat het belang van liet geheele volk er door gebaat wordt. Dan zal ook een nietKatholiek Kamerlid, tenzij papenvrees of politieke haat tegen de Katholieke Kerk zijn oordeel gevangen houdt, zijne stem aan den begrootingspost niet ont houden. Eerst wanneer de minister aanne melijk heeft gemaakt, dat het nationaal belang de instelling van een blijvend ge zantschap bij het Vaticaan vordert, komt de vraag aan de orde, of deze post niet kan worden vervuld door den ge zant, die Nederland reeds bij de Italiaansche regeering vertegenwoordigt. Wij maken hiervan melding, omdat er in de pe s reeds debat over wordt gevoerd ; naar onze meening is de kans echter niet groot, dat aan het Vaticaan als Nederlandsch gezant aan genaam zou zijn dezelfde persoon, die namens onze regeering op het Quirinaa! komt. Of dit al of met kloinzielig" is van het Vaticaan, doet weinig ter zake ; indien het belang van ons land een blijvend vertegenwoordiger bij den Paus eischt, zal men verstandig doen tot dien post niet lemaiiüte benoemen, wiens werkzaamheid weinig of geen nut zal kunnen opleveren, omdat hij in het Vaticaan geen peisona grata is en hij dus in dit centrum van diplomat.ek verkeer en internationale infor matie" wein.g te hooren zal krijgen, dat het overbrieven waard is. Bovendien moet men veronderstellen dat onze gezant bij het Vaticaan het in toenemende mate" druk zal krijgen zoodat hij liet Qnirinaal niet tegelijk zal kunnen bedienen ! Door de kosten behoeft men zich ook niet af te laten schrikken. De Maasbode heeft reeds uitgerekend, dat een blijvend gezantschap bij het Vati caan tut aanmerkelijke bezuiniging op ons budget zal leiden. Aldus : als Nederland zich op eenigerlei wijze ver dienstelijk wil maken voor de vredesgedachte, zal dat wel niet anders kunnen dan in nauwe samenwerking met den H-Stoel. Gaat van zulke actie wat verwacht mag worden een heilzame influentie uit op de internationale po litiek, aan zal vanzelf aan der tijden zorgen kunnen worden tegemoet ge komen door bezuiniging op het nood zakelijk kwaad, dat landsdefensie wordt genoemd." Vele wegen leiden naar Rome : ook de pacifisten en alle tegenstanders van hooge militaire budgetten, tot de soci aaldemocraten incluis, zullen nu voor het blijvend gezantschap bij den Paus moeten stemmen indien er althans van de redeneering van De Maasbode een heilzame influentie" tot hen uitgaat! Heel gerust zijn wij daar niet over. Wij vermoeden dan ook dat minister van Karnebeek sterker argumenten zal moeten aanvoeren, zoo hij ook de Tweede Kamer op den weg naar Rome wil brengen ! gevoel van moedeloosheid aanstippen,' als hij in October I8'J4 Frankrijk's grond verlaat. Wanneer hij Singapore en de Hngclsche nederzettingen vergelijkt met het werk dooi de Franseheii verricht, of liever niet verricht, dan komt hij in verzet tegen de administratie van zijn vaderland : alle initiatief van parti culieren wordt er gesmoord. Hij hoort overal klachten, en hij moet wel aan de echtheid van die grieven gelooven, omdat hij weet hoe het bij den staf van het leger gaat. De ambtenaar denkt aan niets anders dan aan den ambte naar. De zaak zelf gaat hem niet aan. Wat mij nu reeds opvalt," verklaart hij bij het begin van de reis, dat is, welk een kleine plaats wij innemen in de wereld, zoodra wij buiten Frankrijk zijn, en hoe weinig men met ons rekening houdt ; ja, wanneer wij er even uit zijn, moeten wij bemerken, hoe diep wij in de meening van de vreemden naar beneden zijn getuimeld, daar zij weten van onze bestuursanarchie, van het gebrek aan overleg in onze ondernemingen, van de heel eigenaardige wijs waarop wij bel personeel voor onze koloniën bijeenhaspelen ; zij zijn zeker overtuigd dat alles nog veel erger is, dan het in werkelijkheid gaat. Ik moet ai moeite doen om te bewijzen dat het bij ons beter is dan het er uitziet.." Maar aan de vrienden erkent hij telkens: Wanneer men zich op een wereldstandpunt plaatst, dan heeft men dra het slikbenauwende gevoel dat men «p iets leeft dat in de diepte wegzakt; en het grijpt des te sterker aan nu wij omringd zijn door dingen die omhoog gaan." Is er dan niets goeds? Maar iuTonking heeft hij den kolonel, weldra generaal, Gallieni gevonden ; die heeft hem tot zijn stafofficier gemaakt, dat is zijn chef, zijn held, zijn model, die kan de redder wezen. (ialliéni trekt hem aan, en hij voell zich aan getrokken tot Lvautey ; hij neemt liein dade lijk in de leer. KERNRAMP OP BEZOEK BIJ DEN BRUSSEL SCHEN KINDERRECHTER Daar het Ontwerp tot invoering van den Kinderrechter nog bij de Tweede Kamer aan hangig is, meen ik er goed aan te doen mijn vermeerderd inzicht tengevolge van het bij wonen eener zitting van den Brusselschen Kinderrechter Mr. Wets en een daarna door hem mij met de meeste welwillendheid toe gestaan onderhoud in ruimeren kring bekend te maken. Mr. Wets beschikt over een ervaring van 8 jaren en heeft ongeveer 10.000 kinderen de revue zien passeeren. Wanneer men de ontzetting uit de ouder lijke macht, die in Belgiëniet tot de competen tie des Kinderrechters behoort, ter zijde laat, is de omvang der bevoegdheid van beide Kinderrechters vrijwel even groot. (1) Beiden zijn uitgesloten van de berechting van school verzuim. Onze Minister van Justitie verwacht dat de Kantonrechter mededeeling doet aan den Kinderrechter, wannneer hij een geval be handeld heeft, waarin hem is gebleken van slechte geaardheid van het kind of verderflijken invloed der omgeving. Ten aanzien van dit punt verkeeren we op het oogenblik nog in het gelukkige stadium te kunnen profiteeren van de ervaring door den Brusselschen Kin derrechter opgedaan. Hoewel de Belgische Kantonrechter ook zelfs wettelijk krachtens de Schoolwet 1914?verplicht is een kind naar den Kinderrechter te verwijzen, wanneer het schoolverzuim daartoe aanleiding geeft, is in de 6 jaren gedurende welke die wet werkt nog nooit een kind naar den Brusselschen Kinderrechter verwezen. Mr. Wets betreurde het ten sterkste dat de Kantonrechters op dit punt te kort schoten. Moge deze ervaring nog tijdig aan ons tot leering strekken en de berechting van schoolverzuim veelvuldig de oorzaak van later asociaal gedrag ? rechtstreeks bij den Kinderrechter worden gebracht. De Belgische Wetgever heeft zich weten te ontworstelen aan de begrippen strafbaar feit en straf" t.o.v. kinderen. De Kinderrechter heeft dezelfde bevoegdheden tegenover kin deren die nog slechts gevaar loopen asociaal te worden als tegenover hen, die reeds een strafbaar feit bedreven hebben. Volgens ons Ontwerp treedt in het eene geval de Kinder rechter als burgerlijk-, in het andere geval als strafrechter op, met verschil in bevoegdheden. Achter elkaar zag ik door Mr. Wets berechten een jongen die gestolen had en een meisje dat den slechten weg opging. En ik begrijp even min als de Belgische Wetgever waarom de hou(jij hebt er natuurlijk aan gedacht?zegf hij tot zijn officier om uit Parijs het allerlaatst uilgekomene mee te brengen dat betrekking heeft op uw rol als chef van den staf? Zeker, kolonel. ?- Daar stel ik zeer veel belang in, dat moet ge mij na den eten eens toonen. Lvautey bracht bij elkaar wat hij had, nieuw ste edities van Taktiek en van agenda's. Prachtig, - zeide (ialliéni mag ik het heb ben? Hij pakte het in een papier, deed er een touw om en cacheteerde het; want, zcide hij, ik stuur het naar Hanoi ; gij zoudt er misschien in gaan kijken en verward raken, nu gij bij mij /ijt. Hier op de plaats, bij het behandelen van menschen en dingen, moet gij het métier leeren. Bij de definitieve aanstelling tot chef "an den staf, een paar maanden later, maakte L ?autey eenige excuses, wees op zijn onerva renheid. Maar (ialliéni brak ze at' : Zeg ja of neen ! Ge begrijpt, wanneer ik u mijn plan zeg, dat ik weet wat ik doe. Wij zijn nu twee maanden samen geweest, ik heb mijn oordeel over u, woorden zijn verder onnoodig. Laten wij elkander alleen verstaan. Chef van den staf bij mij is geen sinecure. Ik bemoei mij niet met de détails, mijn hoofd moet vrij blij ven voor de directie. Kom mij niet aan met moeilijkheden. Ik denk alleen om het doel. De middelen gaan u aan Ik geloof dat het wel zal gaan, maar gaat het niet, dan laat ik u schieten als ik weet niet wat, pf, gij zij t er geweest. In zaken van dienst ken ik geen sen timent."Heiligen tijd later, toen er 's nachts een alarmbericht was gekomen, interpelleerde de generaal zijn officier : Waarom hebt ge me niet laten wekken? - - Omdat wij toch van morgen pas de maatregelen kunnen nemen. (ialliéni gaf hem de hand : Mijn compli ment, gij hebt mij begrepen." W. G. C. B v v ANC K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl