De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 2 oktober pagina 11

2 oktober 1920 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

2 Oct. 20. No. 2258 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 WIBAUT-MÜNCHHAUSEN T tekening voor De Amsirrdammer" van Joh. Braakensitlt De toestand der gemeentebedrijven is kerngezond." (Memorie van toelichting op de begrooting.) Ik zal beginnen met de oplossing van het probleem, dat ik aan het einde van mijn vorig artikel ter overweging gaf. S H aas, heer, O R 10 K 5, 4 B .S S H 10, 5 2 A C H vrouw, 9 R vrouw R boer, 3 K heer, vrouw K 10, 9 D S 7, ? H boer, 3 R aas, 2 K D speelt het spel met schoppen troef, is in den blinde aan trek (dus bij B) en maakt alle slagen. De juiste oplossing van dergelijke problemen berusi er altijd op om zoo te spelen, dat de tegenpartij genoodzaakt is om een kaart van een kleur, die een slag kan opleveren, bij te spelen op renonce, om de mogelijkheid in een andere kleur een slag te maken, te behouden, terwijl men zelf dan vrij is, om in de kleur, waarvan door de tegenpartij een kaart is weggeworpen, nog een slag te maken. Beschouwen wij nu het vorenstaand pro bleem, dan is fret duidelijk, dat, behalve de belde troefslagen, die "D nog in handen heeft, D hetzij moet maken drie harten slagen en n ruiten slag of twee slagen in harten, n in ruiten, terwijl de zesde slag afhankelijk is van de kaarten door A en C op een renonce bijgespeeld. B is aan trek en begint met het spelen van harten heer, C werpt harten negen bij; D moet nu de kans open laten, dat, fndien C genoodzaakt is harten vrouw op renonce bij te spelen, om .zijn ruiten en klaveren gedekt te houden,'hij door het spelen van harten uit zijn eigen hand de fourchet houdt op de harten van A; D moet dus harten boer bijspelen. A werpt harten twee bij. Nu speelt B klaveren vijf, C klaveren negen, D schoppen zes en A klaveren vrouw en nu moet D door het spelen van schoppen zeven voor A en C de moeilijkheid scheppen, wat zij zullen bijspelen. Voor A is dit nu nog niet zoo moeilijk, hij kan gerust ruiten vrouw bijspelen, B ruiten tien; voor C is er op het oogenblik ook nog geen gevaar en weinig keus; harten vrouw kan hij niet wegdoen, een ruiten evenmin en hij werpt dus klaveren tien bij. . D. vervolgt nu met ruiten aas en daardoor is de zaak beslist. Werpt A een harten bij, dan maakt D nog twee harten slagen in den blinde door klaveren vijf bij te spelen; speelt A de klaveren heer bij, dan speelt D uit den blinde de harten zes bij en maakt daarna harten aas en klaveren vijf. Had C de klaveren tien niet bijgespeeld op de schoppen van D maar b.v. harten vrouw, dan kan D door het spelen van harten drie, n de harten zes en de harten aas uit den blinde maken en zoo C de ruiten drie had bijgespeeld, kan D uit de eigen hand ruiten aas en twee rmken en daarna de harten aas uit den blinde, Wij zien dus, dat D op die wijze spelende alle trekken maakt. Het zal aan vele Auction Bridgespelers wel opgevallen zijn, dat, wanneer zij met verschillende spelers het spel speelden er dikwijls zoo verschillende opvatting bestaat omtrent het bieden, in het bijzonder of men Nederl. Munt Holland» meoBt gewilde sigaar Demi-Saisotis f 85. SMIT & C0., P. C. Hooftstraat 66 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiitiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiliiiiimiiii een bod van den partner moei overnemen en daarover wilde ik het nog eens hebben. Dz beginannonce kan worden gedaan in een van de beide laagstgeprijsde kleuren, n.l. ruiten of klaveren, in een van de twee hoogstgeprijsde kleuren, n.l. in kroonschoppen of harten, dan wel in sans atout. Een beginannonce in een kleur beduidt in het algemeen, een kleur van voldoende lengte (een vijfkaart) met hooge kaarten aan het hoofd, omdat het niet in het bijzonder wil zeggen ik wil het spel met die kleur als troef spelen", maar ook als een andere kleur troef wordt, kan ik in die kleur zeer waarschijnlijk een paar slagen maken". Voor wat betreft de lengte der kleur kan desnoods in klaveren en ruiten volstaan worden met een vierkaart, rnaar dan moet men minstens aas, heer, vrouw hebben of vier honneurs op handen. Voor de lagere kleuren kan dat, omdat de partner zoo eenigszins mogelijk het boel zal trachten over te nemen in een hoogere kleur of in sans atout en die kleur dan geen troef wordt. Een beginannonce van een sans atout wil zeggen : Ik heb een goed spel, in minstens drie kleuren gedekt. In beide gevallen geeft de beginannonce aan, dat men ongeveer vier slagen in zijn spel heeft. Wanneer zal nu de partner een bod doen in een andere kleur, dan de door zijn mnat genoemde ? a. bij een beginannonce in ruiten of klaveren. Aangezien voor het halen van de manche in vorengenoemde kleuren vijf slagen noodig zijn, terwijl men in harten en schoppen met vier slagen, en in sans atout met drie slagen kan volstaan, zal de partner trachten een De voorsprong, die O«ZE rijwielen door hun bouw* constructie, kwaliteit en eigenschappen hebben ver kregen, is thans grooter dan ooit te voren De motieven, die tot de keuze van een FONGERS leiden, zijn derhalve thans nog sterker dan voorheen. DB6roningerIiiwiilBRf]briilii,FOUEIS annonce in harten of schoppen te doen, indien hij althans voldoende lengte en kracht heeft in die kleuren; dus minstens een vijfkaart; maar het is dan niet noodig, dat de hoogste kaarten aan het hoofd zijn, want men geeft dan alleen aan, dat men het spel met dien kleur als troef en rekende op het bijspel van zijn maat wil spelen. Ook kan hij een annonce in sans atout doen, althans indien hij in de niet genoemde kleuren voldoende kracht heeft. Het kan ook zijn dat de partner zijn maat in de geannonceerde kleur in het geheel niet kan steunen, b.v. indien hij slechts een of twee zeer lage kaarten daarin heeft. Om dat nu aan te geven, kan hij ook overgaan in een andere kleur, ook b.v. in de ruiten als zijn partner klaveren noemde, of in de klaveren als deze begon in ruiten, althans als hij in die kleur ook minstens een vijfkaart heeft, met steun in de andere kleuren. Anders is het maar beter om te passen, b. bij een beginannonce in schoppen of harten. Als regel zal de partner «een bod doen in een andere kleur, dan in het geval, dat hij zijn maat in het geheel niet kan steunen in die kleur. Een uitzondering kan zijn, indien men zelf in de niet genoemde harten of schoppen kleur een buitengewoon mooi spel heeft b.v. met vier honneurs op handen. Het overnemen van een schoppen of harten annonce door den partner in ruiten of kla veren wil zoo goed als altijd zeggen ,, Ik kan niet den minsten steun geven in die kleur". Het overnemen van een schoppen of harten annonce in sans atout acht ik in den regel verkeerd. Met den steun van sans atout zal die schoppen of harten annonce wel tot een goed resultaat voeren en als regel komt men met eene annonce in een kleur verder dan met eene in sans atout. c. bij eene beginannonce in sans atout. Heeft de partner een spel van voldoende lengte en kracht in een van de kleuren harten of schoppen, dan zal hij dat bod van zijn partner door een annonce van twee slagen in een van die kleuren overnemen. Het is mijn ondervinding, dat men als regel daarmede het beste zal uitkomen. Wordt door den partner na de sans atout annonce van den maat een bod van twee slagen in ruiten en klaveren gedaan, dan moet dit worden opgevat als een waarschu wing dat men de sans atout niet of hoogstens alleen in die kleur kan steunen. B R i n o E R IN DEN MORGEN *) De madeliefjes nog in diepe rust, Gesloten en naar den grond neer gebogen. Geen koele dauw heeft hen vannacht gekust. Wind noch regen hebben de lucht bewogen. Maar't jong gesproten gras heeft aan zijn toppen, En menig blad heeft aan zijn teere rand Een weelde van heldere waterdroppen Naar buiten geperst, uit de volle plant. De vogels staakten al hun morgeiikoor, Want zij slaan reeds af tusschen drie en vier. Alleen de schildvink houdt zijn lied nog door En jonge, bonte spechten vol getier Zoeken hun voedsel in 't abeelenloover. Koolmeezen vliegen op hun tieren af, Want voor de meezen blijft altijd wel over Van een boom, die den spechten voedsel gaf. Merel en lijster aan liet frmrageeren. De boeretv/Avaiuweti hoog in de vlucht, Die vliegend nog hun liedje kvvinkeleeren. De zon breekt door de luwe morgenlucht. De geuren van de nacht tusschen de boomen, Van vlier en 't geitenblad als specerij. Wanneer de zon straks hooger op zal komen Voegt zich spar en acacia daarbij. De kamperfoelie, vóór de dag ontlook, Heeft zijn bloemen gezet op teedre wacht. Nu begint, bezig, de papaver ook Met het openen van zijn bloemenpracht. Zij stonden al gisteren-avond klaar, Rechtop, hun kelkblaadren kleurend gescheurd Als onveranderd heel den nacht door, maar Nu wordt fel en snel hun wonder gebeurd. De saamgekreukte kroonblaadjes ontvouwen, Zij scheuren al hun kleine kelken los, Wit, geel en rood. Rondom de stempels bou wen Honderden meeldraden hun donkre .bos. Tot eindelijk al de bloemen wachtend strekken En met hun bestoven meeldraden staan. Dan zijn de blauwe beemd-ooievaarsbekken Ook aan 't gewijde liefdewerk gegaan. Zij slaan een kroon van vijf bladeren open, De donkerblauwe helmknoppen nog dicht. Een roode barst komt er over geloopen, Het driftig stuifmeel dringt zich naarhetlicht: Stralende rust. Dan gaan de bijen zoemen, Een aardhommel : prachtig zwart, wit en geel. Hij woelt en werkt in de papaver-bloemen, En zamelt zich vol van het stuivend meel. Honingbijen, die van elke bloem weten, Waar hij zijnen honing verstoken heeft. Hun tong dringt door alle teedere spleten In 't werk waarbij de bloem en de bij leeft. Een spin, die met pooten als bladernerven Zich op de hoofdnerven van een blad zet. Het leven, dat slechts leeft door te doen sterven, List, die zich tegen listigeren wet. Open bloemen en 't leven der insecten, De Dag bindt alles tot n werk, n plicht. Maar wat het leven ook tot leven wekte, Het madeliefje houdt zich angstig dicht. Nu begint ook het dagwerk van de grassen. Kropaar en reukgras, zonder veel vertoon, Maar die de kenners met een bloei verrassen, Niet minder dan de bonte bloemen schoon. Kropaar en reukgras wappren hun meeldraden, Gespreid de bluempaVgcs van iedere aar. De \\4ind, die de aren schudt, vaart welbeladeu Van "stuifmeel en van ochtend-geuren zwaar. Zes uur. 't Ochtendleven is doorgeloopen Het laatst van alles in de hageroos. Alleen die madeliefjes gaan niet open, Sterk in den winter, in den zomer broos. II Gij denkt, dat ik al dit bloeiende leven Des zomers in mijn Hollandschen tuin zag? Neen : ik las wat een ander heeft geschreven Over zijnen tuin in den vroegen dag. Alles wat hem te Bloemendaal bekoorde, Een man, die nieuws in ieder leven ziet, Las ik te Jerusalem en zijn woorden Schikten zich in miyie ziel tot dit Lied. Omdat ik van verlangen voortgedreven Naar Jerusalem, Holland niet vergeet. Zij zijn in mijne ziel te saam geweven Als inslag en schering van mijn wit morgen kleed. J A'c o B ISRAËL DE HAAN *) Jac. P. Thijsse in de Groene" van 19 Juni 1920. tMiiilifiiililHIIiHHIIflMiiilllllilflIIIIIMIIIIMIIIIMIinilllHIIIIMIMniJJMMI BCNHAAAj WARMONDj [HOUTBOUW [KANTOQC FDEDEWK nm JEN MAAG - TEUNiycn LEVERT DE/VEPLANGD INZEER KORTEN TUD ALLE HOUTtON/TPUCTlEX ALX " LANDHUIZEN ./CHOOLCEBOUWEN JACHTHUIZEN ZIEKENHUIZEN INLICHTINGEN OP AANVRAAG 't Was oprecht goe weer en dat zeeën ze allemoal tegen mekoare, Ah. degoenavend Fliesta, den goenavend, Omeerke. Schunne weer veur de karremisse, zulle!" Toen de kerk begost de luien, veur den Engel des Heeren, zee Fliesta : Alla jong, me goane wij bidde en noar bedde." En dat deeën ze. Nou lagge ze ?d'r in. Oeje, oeje. Da was 'n spul gewest om die twee riksdoalders weg te houwc. In z'n broek zitten loaten, da gong natureliknie. Ze kosten d'r uit vallen en morgend was 't Zondag, dan trok 'm z'n Zondagsche an en woar of Fliesta dan ieveranst z'n deur-deweeksche stak, da wist 'm gieneens. Azeu, veur 't 'm z'n broek uitdee, nam tie de twee zilveren stukken in z'n hand en hieuw ze goed vast in 'n gesloten vuist. As t 'm nou verdikke moar 'n plekke wist, woar offezc veilig wazze. Moar Fliesta bleef d'r al omtrent, lijk of ze de zilverlucht in de neuze had. Allee,' zee ze, aveceer 'n bitje schiet'n keer op gij.... pakan, ouw sloapmutse". Moar da viel nie mee jong, om 'n sloapmutse euver den kop te trekken mee een hand en 'n dichte vuist mee twee riksdoalders d'r in. van de rechter, die krom, stingen van kramp, Fliesta blies de kinkèuit : ze kwam euk te bedde, sjorde an de dekens, klopte d'r kus sen op, ronkelde zou wat rond, veur ze goed ,i)j goenacht Omeer.... D.1 goenacht Fliesla !" zee ze Ik lust, ik ze euk zulle! Fliesta zag 't nie, gelukkig, omdat ze eiges mee d'r kop in 'dr nacht jak, dat ze antrok, zeu'n bitje verward gerok. Toen Fliesta d'r kop weer beuven kwam, zat Omeer z'n sloapmutse euk vast, en Omeer sprong sjuust te bedde. Oeje-oeje, Iiij verstuikte de pols van z'n dichtgeknepen vuist. Bijkans most 'm schreewen van de pijn. Dat dee zeere, man.... da dee toch zeere '. Wat legde nou te krimpen?" vroeg Fliesta Die zag alles, jong. Nikske," zee Omeer. Gelukkig, de pijn bedaarde wat en nou, vei lig onder de dekens, nam 't 'm de riksdoalders in de linkerhand euver en strekte de vingers Awel, de goenaclH Fliesta : Maar nmi lag 't em mee twee riksdaolders in z'n hand te bedde. Wat non? As 't 'm in sloap gerok, dan liei-ie ze naturelik los en dan gnngen ze /wemmen deur 't bedde, kwam 't er nog een bij Fliesta en morgend kost-ie /.e nie meer vinden. Hij zuchtte. Wat ligde te zuchten?" vroeg Fliesta. Ali, noudejii, die mork toch alles, jong. Zuchten?".... zee Omeer.... Ah, ik was ik al in de sloap Fliesta." Non most-it' stil weze. Verdikke, dit' riks doalders wieren zeil wertn offezc op de kachel ploate gelegen hadden. U.i gong tocli nie om wakker te blijven, heel den nacht deur; da kont-ie nie euk. Ah, wacht 'n keer, Fliesta begost te ronken. Misschien as 't m de riksdoalders op de beddenrand lee en morgend veur da FJiesta op was, ze d'r terug af nam. Neeé, neeé, da was gevoarlijk spul. Fliesta was 't er altijd veul vroeger uit dan urn. Ineens viel 'm wat in. Ah, da was 'n keer 'n goed gedacht ! In 'n slip van z'n hemd gong t'm ze kneupcn. Hij lachte content. Oppassen .... veurzichtig .... veurzichtig da kneupen gaf nogal roerigheid ouder 't dek en Fliesta lag zeti gezeed vlak nevens urn ; 't bed was nie al te breed, jong. Eerst nog een stuitje wachten, tot ze goed vast sliep. Hij luisterde. Ah, nou begost ze pas goed te ronken, awel, 't zou lukken. Voorzichtig op 't gevoel, tastte hij onder het dek naar zijn liemdslip. Azeu hier was 't m ! Verdikke, de stukken linkelden nog effen tegen mekoare. Hij wachtte even. Fliesta bleef ronken. Zonder te asemen l ruk 'm de slip oniheuge, legde de riksdoalders d'r op, vouwde 't goed soameii, lee er 'n dikke kneup op. Da was gedoan. Mee 'n stille zucht van verluchtinge strekte Omeer de boenen en ging slapen. Hij droomde van goaipersen, bolle banen, pinten en kurassels en danste mee Helse Marie in de stammenee van Pierke Pntleud tot er allemaal rijksdoalders uit z'n zak vielen. Toen grabbelen ! Ah jong, da was 'n leute ! Zes uur", zee Fliesta in eene hard. Omeer schrok d'r wakker van. Is 't al morgen . . . oah !" Hij geeuwde. 't Znnneke schijnt", sprak Fliesta. ,,'k Gaon ik d'r uit, jung". Bons en ze sting op d'r beenen, liep seffens noar 't venster en trok 't luik los. Ineens viel 't zonlicht toen in 't karnerke, zeu fel, dat Omeer z'n oogcn dicht dee. Schun weer veur de karremisse " zee Fliesta, moar dan in eens : was 't verdikke nou . . . .?" Wat is 't er?" vroeg Omeer, z'n kop uit de dekens stekend. Be nondeju " zee Fliesta wat hangt er verdikke nou toch an me hemde te bengelen 'n kneup d'r in ?" Omeer's oogeu puilden uit z'n kop, z'n mond viel open. Och, och, da was toch 'n schrikkeHk ding ! In 't donker onder de dekens had' 'm de riksdaolders gekneupt in 't hemde van ze wijf. Omeer's oogen puilden uit zijn kop

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl