Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2 Oct. '20. No. 2258
EEN ERNSTIGE BESCHULDIGING
TEGEN DE REGEERDERS VAN
AMSTERDAM
(Slot)
De door Louvois aangegeven reisweg luidde
van Parijs over Clermont, Amiens, Abbeville,
Montreuil, Calais en Grevelingen naar Duin
kerken, terwijl ten slotte de brief aan de la
Neufville Lieutenant du Roi a Dunquerque"
de mededeeling bevatte, dat het de bedoeling
des Konirrgs was om de stukken, die Hol na
zijn terugkeer uit Nederland zou medebrengen,
met een bijzonderen koerier naar Parijs
door te zenden. Het antwoord van daar
moest weder aan Hol worden medegegeven,
voor wiens onderdak goed gezorgd diende te
worden, zonder dat iemand hem kon onder
vragen.
Hol was echter van den aangegeven weg
afgeweken en naar Sas van Gent getrokken,
had aan den Commandeur, Majoor Adriaan
de Lion den brief getoond en was spoedig
daarop gevangen genomen.
Na de ondervraging van den Ten April
1689 scheen men in den Haag den gevangene
te vergeten en was er eene aanmaning van de
Staten Generaal noodig, eerde Raad van State
het onderzoek voortzette ; dit laatste college
werd n.l. zóó in beslag genomen door de voor
bereiding voor den oorlog met Frankrijk, dat
er geen tijd scheen over te schieten om zich
met Hol te bemoeien.
Den 27en Januari 1690 werd hij eindelijk
weer voor den Raad gebracht en bij dit ver
hoor volhardde hij bij zijn vorige verklaringen
en voegde er bij, dat een verbond tusschen de
heeren, die hem hadden afgezonden en den
Koning van Frankrijk vast stond, dat noch
de Koning noch Louvois hem anders zouden
geloofd, noch hem 100 Pistolen zouden gegeven
hebben. De koning wilde zoo veel troepen
zenden als er noodig waren en zou met een
klein leger van Hoei naar den kant van Breda
oprukken en met het hoofdleger over Rijnberk
in de Nederlanden vallen.
Inmiddels was de geschiedenis ook ter oore
gekomen van de Amsterdanische regeering.
De burgemeesters, op wie zulk een zware be
schuldiging rustte, waren Johannes Hudde,
Heer van Waveren, Cornelis Geelvinck, Heer
van Castricum, Mr. Nicolaas VVitsen en Jan
Ap"pelman.
Het spreekt van zelf, dat deze meer van de
zaak wenschten te weten ; vandaar dat eerst
genoemde burgemeester in briefwisseling
trad met zijn neef Johan Dedel in den Haag,
ten einde volledig te worden ingelicht over
deze geschiedenis, die hun goeden naam zoo
zeer in opspraak bracht. Dedel voldeed
zooveel mogelijk aan den wensch van zijn oom
eit kon den 5en Februari berichten, dat Hol
eindelijk twee dagen te voren bekend had
Appelman ten onrechte te hebben beschuldigd
en den brief aan den Gouverneur van Rijnberk
zelf te hebben geschreven.
Bij dit verhoor en ook den 7en Februari
deelde de schoenmaker mede, dat hij den
brief had toegelakt met een knoop van zijn
mouw. Ook de missive aan Louvois had hij
zelf geschreven in de herberg de Roscam te
Zanten.
Een zucht van verlichting zal den burge
meesters wel ontsnapt zijn toen ten langen leste
en zonder dat van de hulp van de pijnbank
gebruik gemaakt was, Hol erkende slechts
leugens te hebben opgedischt. Langs
ambtelijken weg werden'lnin echter zijne bekentenis
sen niet medegedeeld; vrienden en bekenden
in den Haag moesten daartoe in den arm
worden genomen. Eerst later zouden zij de
zware beschuldigingen in vollen omvang
vernemen.
Het publiek begon zich thans ook met het
vermeende landverraad te bemoeien, hetgeen
o.a. bleek uit het verschijnen van eeuige
pamfletten, als : Missive ven de Parnas,
behelzende eenige consideraticn over de confes
sie van Jan Hul", Legende van Amsterdam
aan den dagh gekoumen door de eigene
bclijdenisse van Jan Hoi' en Postwagcn-praetjen
tussen een Hagenaer, Amsterdammer
Bencficiant, schipper en Frans Koopman", enz.
De lasteraar van de burgemeesters vulde
onderwijl zijn bekentenis met allerlei bij
zonderheden aan. Zoo vertelde hij dat de
brief aan den Koning eveneens met een afdruk
van zijn mouwknoop was gecacheteerd, dat
men te Versailles dan ook, door vergelijking
met andere zegels, dadelijk bemerkt had, dat
de brief niet met het juiste cachet verzegeld
was, dat zijn eerste bekentenissen versiert
en onwaeragtigh" waren, hij door niemand
gezonden was en niemand van deze zaak wist
dan hij alleen. Te Philippine en te Sluis had
men hem opgedrongen, dat hij zijn lastgever
zou bekend maken, waarop hij burgemeester
Appelman genoemd had, omdat hij de/.en ge
sproken had bij het overhandigen van den
aanbevelingsbrief van den Heer van Wer
kendam. Hij had het voornemen gehad zijn
zuster te Horst bij Wesel te gaan bezoeken
en toen was het onzalige plan bij hem opge
komen, om eens te zien of den Koning en
sijne Ministers wel zoo wijs waren als sij
vermaert sijn ende off de Fransse wel gaen ge
noeg waren." Onbedacht en lichtvaardig had
hij zijn daad gepleegd, terugkomende had hij
de brieven willen wegwerpen, doch dit telkens
in dronkenschap nagelaten en toen de waar
heid niet durven zeggen.
Ook den 21 en Februari hield hij eerst zijn
laatst gegeven verklaringen vol, doch toen hij in
den pijnkelder gebracht werd en de beul hem
van zijn schoeisel ontdeed, alsof men aanstal
ten maakte om hem te pijnigen, kwam hij
weder met een ander verhaal voor den dag,
n.l. dat hij werkelijk ten huize van burge
meester Appelman geweest was, waar nog twee
onbekende heeren tegenwoordig waren, en
hij naar den Gouverneur van Rijnberk ge
zonden was met een meinoritjen." Met behulp
hiervan had hij een brief samengesteld, die
hij aan den Gouverneur had overhandigd.
Het memoritjen" moest hij verbranden. Ook
deelde hij mede, dat de brief van den Koning
reeds ten huize van Appelman gereed lag;
hij volhardde bij hetgeen hij gezegd had om
trent dien Gouverneur en Louvois, dat deze
laatste hem persoonlijk de brieven, bij zijne
arrestatie gevonden, had ter hand gesteld in
diens woning te Parijs, waarheen hij in een
gesloten karos was gebracht en dat hij den
brief van Louvois aan Appelman zou hebben
bezorgd, indien men hem niet had gevangen
genomen.
Toen men hem wees op zijn vele tegenstrij
dige verhalen, bekende hij zijne verklaringen,
te Philippine, Sluis en voor Haar Edel
Mogenden gedaan, te hebben herroepen uit vrees
dat men hem toch niet zou gelooven, aangezien
hij geen enkel bewijs had. Thans echter bleef
hij bij zijne eerste bekentenissen en noemde
die van den 3en en Ten Februari onwaar.
De eerst geuite beschuldiging rustte dus
opnieuw op de vier regeerende burgemeesters
en in een brief aan Johannes Hudde werd dan
ook medegedeeld, dat in de vergadering van
Gedeputeerden eenige leden, o.a. Putmans
van Delft en Nijveld van Rotterdam, zich
niet ontzien hadden injurieuse discoursen"
te houden tegen de Heeren van Amsterdam.
De Raad van State wist thans niet meer
waar hij zich aan te houden had en verklaarde
zich den 24en Februari niet competent om
de zaak verder te onderzoeken. Als een gevolg
daarvan ontvingen de Staten Generaal drie
dagen later van dat college een schrijven,
meldende dat de gearresteerde verscheidene
malen was gehoord en eenige personen en
omstandigheden had genoemd, daarvan
de waarheyt bij den gemelden Raadt niet
konde werden onderzocht," omdat hij meende
daartoe niet bevoegd te zijn.
Daarom was besloten alle stukken aan de
Staten-Generaal te zenden met het voorstel
om competente rechters te benoemen voor
een verder onderzoek.
De Hoog Mogende Heeren staken de hoofden
bij elkaar en beslisten, dat de geheele ver
zameling papieren en verhooren naar de Sta
ten van Holland en West-Friesland zou wor
den gezonden. Aldus werd den 8en Maart
besloten.
De Secrete Resolutiëu van Groot Mogenden
melden op 22 Maart 16'JO de ontvangst van
vorenbedoelde stukken. Na voorlezing waren
de heeren van de Ridderschap en nagenoeg alle
andere leden van oordeel, dat de zaak behoorde
in handen van het Hof van Holland. De
Amsterdamsche Gedeputeerden meenden daar
entegen, dat hun stad ten hoogste benadeeld
zou worden, indien op zulke losse, op niets
steunende beschuldigingen de regenten voor
het Hof van Holland kouden worden gedaagd.
Zij verzochten tevens om de missive van Hoog
Mogenden en de bekentenissen, ten einde die
aan de Amsterdanische regeering te kunnen
tonnen, doch zulks werd hun geweigerd, als
zijnde een groot secreet." De vergadering
scheidde dien dag, zonder dat er ecu besluit
genomen was; dit werd tot naader delibe
ratie" uitgesteld.
De Afgevaardigden van de Amstelstad rap
porteerden een en ander aan de regeering
hunner stad en in de Vroedschapsvergadering
van den ITen April werd het rapport in handen
gesteld van Mr. Joan Corver, Mr. Jacob
Boreel, Mr. Nicolaas Opmecr, Mr. Gerard
Bors van Waveren en de regeerende Burge
meesters om, na onderzoek, de Vroedschap
van raad te dienen. Deze raad, reeds den vol
genden dag gegeven, was : dat aan Gede
puteerden en Ridderschap verzocht zou wor
den op de beschuldiging niet in te gaan, doch
aan den Raad van State moest worden
opgedragen tien lasteraar met alle vigem"
te straffen, tot spiegel ende afschrik van
alle diergelijke booswichten." ; immers ging
Huize l. ZOMEIDIK BUS1K
PavilioenVondelparkJel.Zuid41906n7li95
Restaurant a la carte
Lunch,Afternoon-tea,DinersenSoupers
Dagelijks muziek door het Huis-orkest
PRIJSOPDRIJVING
Teekening voor de Amsterdammer" van Georgt van Raemdonck
het, volgens hun oordeel, niet aan iemand
met eenige criminele recherche ende
procedtitiren" te bezwaren, zonder dat er iets
ten laste van de verdachte of beschuldigde
personen was gevonden, vooral omdat er
uit zulk een zaak allicht nadeel ontstond voor
den goeden naam en faam van de betrokkenen,
zij het ook zonder grond.
Al had de Raad van State zich niet com
petent verklaard, toch was het onderzoek voort
gezet en had Hol den l en April, weder
,,buyten pijn en torture gehoord," bekend aan den
Gouverneur van Rijnberk te hebben mede
gedeeld, dat Holland door Frankrijk verraden
was: hij had dit voor zeker op het Amster
danische Stadhuis gehoord. Thans verklaarde
hij, dat hij zulks had gezegd zonder er bij na
te denken. Wel had hij op zijn reis naar Frank
rijk niet veel geld gehad, doch veel uitgegeven,
omdat zijne lastgevers gezegd hadden, dat
hij geen gebrek behoefde te lijden. De Gouver
neurvan Rijnberk had daartoe dan ook aan den
Generaal Sourdis te Nuyts een brief geschre
ven en deze weder aan de andere Gouverneurs,
waardoor hij steeds volop reisgeld had gekre
gen. De Koning was zeer tevreden geweest
met den brief, terwijl Louvois hem niets anders
had gelast, dan zijn lastgevers te groeten en
hun te zeggen, dat hij hen spoedig hoopte
te zien.
Toen zijne ondervragers hem voorhielden
dat hij eindelijk de volle waarheid moest spre
ken, antwoordde hij zich te houden aan zijn
vorige verklaringen, in 't bijzonder aan die
van den 27en Januari 1690.
Nu werd het den Heeren wat al te erg en
besloten deze eindelijk over te gaan tot
het, in wcrkelijkeu zin, aanzetten van de
duimschroeven en den 3en April werd hem,
thans onder de torture", afgevraagd of
hij bij zijn vorige bekentenis bleef.
Op nieuw wijzigde hij zijn relaas en deelde
mede nooit door iemand tot eenig secreet
desseyn" afgezonden te zijn. Niemand dan
hij was schuldig en mocht hij ouder de pijni
ging dood blijven, dan riep hij God tot getuige
dat hij niemand in het land kende, die ann
eenig verraad schuldig was.
Toen men hem van de pijnbank deed op
staan, volhardde hij bij zijn bekentenis, even
als bij het verhoor drie dagen later afgenomen,
waarbij hij nogmaals getuigde niemand over
deze zaak te hebben geraadpleegd, dat' hij
alles verzonnen had en alsnog den dood dacr
op wilde sterven" dat zijn verklaring van den
3en April volkomen naar waarheid was.
Toen hem zijn nieuwe bekentenis van woord
tot woord was voorgelezen, bleef hij daarbij.
Voorzien van de resolutie van hun Vroedschap
van den l Ben April, togen de Afgevaardigden
van Amsterdam den dag daarna opnieuw ter
vergadering van de Staten van Holland en ge
tuigden daar ten krachtigste van hun
afschuw van onbehoorlijke briefwisseling
met den vijand, doch zeiden tevens zich be
zwaard te gevoelen om toe te stemmen in een
crimineele procedure, zonder dat er eenige
apparente precedente informatiën of preuveii
ten laste van de verdagte of beschuldigde
persoonen werden gevonden of geëxhiheert".
Er had reeds lang tegen Hol geprocedeerd
kunnen zijn. Indien men zooy.ee! waarde
hechtte aan eenig schrijven of voorgeven
van den vijand, dau opende men immers de
deur om de eerlijkste Regenten en die den
vijant het meest in het oog loopeii, op gelijke
wijze crimineel te maken."
De Heeren van de Ridderschap bleven bij
hunne opvatting, dat de zaak voor liet Hof
van Holland moest worden gebracht, doch
andere leden meenden geen staat op de be
kentenissen van Hol te kunnen maken,
zagen hem aan voor een schelm en vagebond en
verklaarden bijna eenstemmig, dat het niet
oorbaar was zoo de Regenten van Amsterdam
werden geealangeert of in eenige criminele
procedure betrokken." Enkliuizen was het
volkomen eens met de Amsierdamsdie Ge
deputeerden, dat Hol als een spion of
cahnnniateur" door den Raad van State moest
worden gestraft.
Met het straffen werd echter geen voortgang
gemaakt, zoodat men te Amsterdam zeer
verwonderd was over de langzame wijze van
handelen van genoemden Raad. l kalde uitte
daarover dau ook den Ten Mei yjjne verwon
dering aan Dedel, er bij voegende, dal de
geschiedenis door paskwillen" reecis door
geheel Europa was bekend geraakt.
Op den Economlschen Uitkijk
N o o d z a k e l ij k e voorzichtigheid."
Omtrent de nieuwe Arbeidswet, die aan
het eind dezer maand zal in werking treden,
heeft minister Aalberse omstreeks het midden
der vorige maand een merkwaardige ver
klaring afgelegd en wel iu ecne mededeeling
in het Ccnlnim, waarin hij betoogde dat hij
voor de metaal-industrie ecu overgangs
bepaling op weg naar de 45-urige werkweek
bepaald noodig achtte. Die verklaring van
minister Aalberse vind ik daarom zoo merk
waardig, omdat zij in den gnmd der zaak
volkomen juist is, maar wel beschouwd
tevens inhoudt een veroordeeling van heel
het stelsel der wet!
Ik had, zoo ongeveer betoogde Z.F.xc.,
heel graag dadelijk ook voor deze industrie
de 4f:-urige werkweek ingevoerd en was dat
dan ook van plan, maar ik kreeg daarna
nieuwe gegevens" en leerde feiten en cijfers"
kennen, die ik niet kan uegligeeren". Men
moet uu eenmaal rekening houden met de
buiteiilaudsche, in casu vooral de Duitsehe
en Belgische concurrentie ten aanzien niet
alleen van den arbeidsduur maar ook van
de loonen. Die zijn in Duitschland f 0.10
per uur minder dan hier en men werkt ginds
4H uur. Ook zien wij hier vee! scherper toe
op de naleving v,m sociale wetten dau h.v.
in Belgiëgeschiedt. Onze groote bedrijven
in de metaal-industrie staan'dus gehandicapt
tegenover de buitenlanusehe, met wie zij hier
te lande of elders moeten concurrcercn. Mag
onze nijverheid uu worden overvleugeld eil
verdrongen, moet er hier minder werk komen,
wellicht werkloosheid V Duitsehe ijzer-con
structies worden hier nu reeds zoo goedkoop
geleverd. Ook spelen de kolenprijzeii hier
ecu beteekenisvolle rol. Allerlei' redenen
manen tot noodzakelijke voorzichtigheid".
Wegens de loopeude contracten is er thans
ten onzent nog werk aan den winkel, maar
over een of anderhalf jaar zou er gebrek
aan werk komen en hier eu daar allicht wel
licht algeheele stilstand. Hield ik daarmee
geen rekening, mij zou later verweten worden
de werkgelegenheid te hebben verminderd.
Ik zal dus een overgangstermijn instellen;
ik zal cijfers publiceeren die zullen doen zien
dat er inderdaad ernstige reden bestaat"
voor zulk een maatregel. Trouwens, Schaper
in zijn ontwerp-Arbeidswet gaf oorspronkelijk
een overgangstijd van tieïi jaar, later r/Vr;
twee jaar zou nog 10 en twee iaar iioj» o, (lur
gewerkt mogen worden voordat men on de
8 neerkwam. ...
Deze laatste overweging met haar lichtelijk
politiekeii bijsmaak laat ik voor wat zij is.
Maar het hier door den Minister geleverd
betoog is werkelijk merkwaardig en ook
merkwaardig-juist. Wij zijn niet verwend
door vele zulke practische en op het hart
van de zaak afgaande redeneeringen van dezen
Minister noch ook van zijn voorgangers; hij
en zij hadden altijd veel meer oog'voor de
rechtstreeksere arbeiders-bescherm in g dan
voor de vraag of onze nijverheid in haar mede
dinging met liet buitenland wel dergelijke
lasten kon dragen en of niet door het opleg
gen van die lasten de ucrkgclci'cnhcid /on
Nog hooger?!
De Stadhouder, die in Engeland was,
had ook reeds van de zaak gehoord, waarom
de stadsregeering het noodig oordeelde
haren pensionaris Hop het Kanaal over te
zenden, met de noodige inlichtingen voor
Willem 111, opdat deze geen verkeerd denk
beeld van de betrouwbaarheid van de Am
sterdanische burgemeesters zou krijgen. Dit
was te meer uoodia;, daar er sedert kort een
geschil was gerezen tusschen den Stadhouder en
de Amstelstad. Gelukkig betuigde Zijne Majes
teit, dat hij aan de beschuldigingen geen
geloof sloeg en van het contrarie te wezen
gepersnadeert." Toch meende de Koning
het niet wel apparent was, dat den voor
noemde Jan Huil alleen uyt sig selven de
correspondentie, bij hem ondernomen, zoude
hebbeu geformeerd."
Het scheen dan ook vreemd, dat Louvois
op een door Hol geschreven brief zou zijn in
gegaan, want toen men tijdens een verhoor
den gevangene pen en papier had gegeven
eu gelast te schrijven, bracht hij het niet
verder dau tot een echten schoenlappers
brief, die moeilijk kon doorgaan voor de mis
sive van een burgemeester.
Wat er van zij, de zaak bleef hangende en
eerst den l Hen Juli kou Deciel zijn oom melden,
dat de raadpensionaris Heiusius in het laatst
van Juni namens l loog Mogeuden aan den
Raad van State de vraag had voorgelegd,
waarom de zaak Hol niet werd afgedaan. De
Raad voerde als verontschuldiging aan, dat
er te veel leden afwezig waren.
Eerst op den 31en December 109C volgde de
sententie, geconcipieert bij de advocaten,
daeromtrent gecoiisulteert op ordre van de
Raad van State'', waarbij Hul werd veroor
deeld gebragt te worden ter plaetse, daer men
gewoon is de executie van criminele ^.ustitie
te doen, ende aldacr met de strop om de hals
niet roeden wel streiigelijk gegeesselt eu ge
brandmerkt te worden, bant hem voorts ten
eeuwigen dage uyt den Lande, sonder daerinnc
uyt wederom te mogen komen en verklaert
alle .sijne goederen gecuiifisqueert ten be
hoeve van de Hooge uverigheid." l>e ver
banning zou eer.-1 ingaan, nadat hij 15 jaar in
liet tuchthuis had gezeten.
Daar men bang was voor ongeregeldheden
werd het vonnis in 's Hertogenbosch voltrok
ken en Hol daarna overgevoerd naar het
Rasphuys" te Rotterdam, om aldaar zijn
straf uit te zitten.
De schoenmaker behoefde echter niet te
worden gebannen, zooals wij zullen zien. In
de Amsterdamsche Courant van 26 Februari
1692 komt n.l. het volgende bericht voor uit
Rotterdam van den 24en : De soo bekende
en befaamde Jan Hol, nadat van 't Hof
streiigelijk gegeesselt en hier in 't Rasphuys
was gecoufineert, heeft op den 21 dezer een
der psiendcrs. die gewoon zijn de
geconfineerden eeten Te brengen, met een Vuurtest
of confoir soodanig met twee slagen op
't Hoofd getroffen, dat hij dood ter aerden
is gevallen, dog staet nu loon na werk te ont
vangen." Hij had deze daad gepleegd de
wijl hij hem geen eeten bragt, omdat hij zijn
werk niet afgedaen had, maer het aeu anderen
gaf."
Hij werd daarop ter dood veroordeeld.
Vóór hij gevonnist werd, schijnt hij echter
nogmaals de geschiedenis van de briefwisse
ling met den Fransclien koning te hebben
aangeroerd; op den dag van de executie, den
28en Februari 1692, moest hij n.l. voor Baljuw
en Schepenen verschijnen en aan eerstgenoem
de mededecleu wat hij tegen den
kraukenbezoeker Willem Jansz Steerling en den cipier
Jan Stoffelsz over de Amsterdamsche bur
gemeesters had gezegd. Niet met een leugen
de eeuwigheid willende ingaan, had hij toen
geantwoord : dat het verraad of de corres
pondentie met Frankrijk een werk was geweest
van zijn eigen inventie en niemand van de
regenten van Amsterdam of anderen dezer
Lande daar ooit in getrompeert" hadden.
Des middags omstreeks twaalf uur werd hij
naar de gerechtsplaats gevoerd, eerst aen
een Pael doot gewurgt, en alsdoen met een
IJser Coufoor 2 mael hart op zijn Hooft ge
slagen ; zijn Lichaem is dese naemiddag op
't Galge-Veld gebragt, eu daer op een Rad
gestelt."
De lasteraar en moordenaar had eindelijk
loon naar werk" gekregen.
FR. DE W ITT H U B E R T S
verminderen, waardoor dan de arbeiders wel
zeer fraaie wetten zonden hebben, maar wel
licht geen of althans minder werk....
Nu zegge men toch waarlijk niet, dat dit
slechts theoretische bedenksels zijn van lieden.
die arbeidsbescherming willen tegenhouden.
V. ant de geschiedenis on/er vadci'lamlsche
nijverheid levert maar al te veel \oorbeelden
op van industrieën, die onder een stelsel van
te ver gedreven overheidsbemoeiing zijn te
gronde gegaan, liet is dos een uiterst prac
tische overweging, wanneer men bedenkt dat
bij het opletten van m'emve Jaste» moet
worden rekening gehouden met de draagkracht
der nijverheid.
Dit ziet minister Aalberse dan ook thuns
zeer wel in voor wat betreft den toestand
op 't oogenblik van onze metaal-m'iverheid.
En het spreekt toch ook wel vanzelf, dal de
lasten te zwaar kunnen zijn, vooral voor een
export-nijverheid. Op de wereldmarkt immers
gaat de goedkoopste aanbieding met den
order strijken en bij de felle mededinging
daar heeft men veelal met kleine winst-marges
te doen. Wanneer ilan vooi ecu tak van
nijverheid in eenig land de
voortbreiigingskosteii door de wetgeving van dat land
worden verhoogd, dan kan die nijverheidstak
in een toestand geraken, waardoor de mede
dinging op de wereldmarkt voor haar /waar
der, wellicht (e zuaar. dus onmogelijk wordt.
Ik wees er vroeger in deze rubriek reeds op,
dat in ons kleine land met de uitteraard be
perkte binnenlandsclK' beluchte een
nijverheids-la!' alleen dan zijn vleugels breed'kan
uitslaan, wanneer de uitvoer van het product
kan worden ter hand genomen. Zoodat dan
ook al on/e groote industrieën in uitvoer haar
bcstaaiis-mogcliikhcid vinden. Woult Jie
mogelijkheid docii Uc- welgi-veis maati cgelcii
aigc.Micdcn, dan moeien /ij ineenschrompelen
tot slechts voorde eigen.kleine markt werkende
ondernemingen. Ik \ raag, mij af ("f liever ik be
twijfel in hooge mate) of on/c metaalnijverheid
niet alleen voor den beperkten duur van den
overgangsmaatregel, doch in de toekomst, blij
vend tegen de buitenlamlsclie mededinging zal
opgewassen zijn n hier in ons e'gen land en
op de markt daarbuiten, onder het stelsel
dezer wet.
De bestendige lezer" van deze rubriek
weet, welke in hoofdzaak mijn bezwaren tegen
die wet zijn. Nog steeds is hè' in mijn oogen
ecu verbijsterende dwaasheid, de arbeidende
bevolking van een land bij de wet te dwingen
tot geringere voortbrenging op liet oogenblik
zelf, dat heel de wereld (ook ons land) sterk
verarmd te voorschijn treedt uit het tijdperk
van kapitaalsvernietiging gedurende den
oorlog, na welk tijdperk slechts arbeid en
nog eens arbeid en nog wee!' arbeid ons als
eenig redmiddel kunnen opheffen uit de in
zinking, waarin wij zijn weggezakt. In mijn
oogen is hij de schriftelijke en mondelinge
verdediging van deze arbeidswet door on/e
Regeering te werk gegaan met ecu bijna
misdadige licht vaardigheid en licht/innigheid
en heeft zij met niet meer dan optimistische
onderstellingen en ongegronde verwachtingen
zich heeiige/.et over de einstige waarschu
wingen, die legen haar voornemen zich lieten
hooren. Alles wat tegen zijn denkbeeld werd
aangevoerd, hoe raak en juist het ook was,
werd door den Minister Weggcoraat of met
een breed gebaar weggezwaaid. 'l'lians eerst,
nu hij voor de uiUuering staat, komt over
hem yoo iets als een besef van ,,noodzakelijke
voorzichtigheid". Tliiin>, zijn nieuwe gege
vens" (l edoeld is zeker: voor hem nieuwe
gegevens!) te zijner kennis gebracht. Hij heeft
nu ..cijlei's en leitcu" "iulci de oogen gekre
gen, naaiden hij heelt ingezien, wel heeft
moeten inzien (want hij kon ze niet
uegligeeren"): wat ik aanvankelijk wilde
en meende dat kou, dat kan toch waarlijk
niet en dat mag ik dus ook niet meer willen.
Ja, zo i gaat het, wanneer men een
achturen-wet iu elkaar zet eu niet vooraf door
gezette studie van de te verwachten gevolgen
weet waar men heen gaat. Wanneer deze
wet ten volle in werking zal zijn getreden,
dan zullen, vrees ik, nog wel meer nieuwe
gegevens" te zijner en te onzer kennis komen
en dau zullen wij cijfers en feiten leeren
kennen, die zich, met de brutale kracht, nu
eenmaal aan cijfers en feiten eigen, niet laten
uegligeeren, maar die dan slechts zullen
strekken tot beschaming, niet tot verbetering,
omdat dan termkeer op den ingeslagen weg
zal uitgesloten zijn.
Wij zijn met deze wet haantje de voorste"
geweest. Andere landen moeten nog volgen.
Intusschen gaan wij alvast onze voortbrenging
beperken. Bij ons zal het ernst zijn, want
(zooals de Minister terecht zei) onze arbeids
inspectie ziet zeer scherp toe op de naleving
van wetten als deze. In meer dan n ander
land wordt met zulke wetten de hand gelicht
en wordt de wettelijke 8-ureu-dag uitgebreid...
Zoo zijn wij dau gehandicapt" uit het oog
punt der concurrentie (de woorden zijn van
den Minister). En dat zal geen overgangs
maatregel goed maken, niet voor de metaal
nijverheid en voor andere takken ook niet.
Maar wat is het vooruitzicht van een nijver
heidstak, die tegenover de mededinging ge
handicapt" is? En waar blijft bij dit alles,
waarhij het geldt de voortbrcngings-kracht
van het industrieele Nederlanden de welvaart,
die daardo".r moet worden gekweekt, waar
blijft hij dit alles de noodzakelijke
voorzklilighcid"?
S MISS A E R T
L