De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 9 oktober pagina 9

9 oktober 1920 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

9 Oct. '20. No. 2259 DE AMSTERDAMMER, W EEK BLAD VOOR NEDERLAND SCHILDERKUNST-KRONIEK TEEKENMAATSCHAPPIJ, PULCHRI STUDIO, DEN HAAG. NOTITIES. Deze tentoonstelling der Teekenmaat schappij is zwakker dan de voorafgaande. Dat is zeker. Zij heeft den bloeyenden overdaad dier andere niet. En dit komt voornamelijk doordat Willem van Konijnenburg minder krachtig is vertegenwoordigd; doordat hij nu sommige fouten laat zien, die niet in het andere werk te zien waren. Deze opmerking beteekent niet, dat mijn voorkeur gewijzigd is; dat'ik niet een vast-gefundeerde kunst meer verkies, of de heroïsche figuur. Dat is gebleven, en dat zal zich niet wijzigen, evenmin als mijn genot in het psychologisch-dramatjsche van Toorop verminderen zal.... Mijn bezwaren tegen het werk hier van Willem van Konijnenburg gaan niet alleen te gen de twee kleine teekeningetjes, die ik niet belangrijk vind, maar tegen twee der groote. Het eene is een meisjesportret uit 1920, een potloodteekening. Wilt ge dit het meisjesportret met het blauwe bloempje noemen, zoo is dat mij wel. Dit portret, dat wellicht goed een zekere gelijkenis geeft, bezit niets van de intellectueele-romantische aanschouwing, die het beste werk van Van Konijnenburg zijn waarde geeft. Zonder ab soluut leeg te zijn, mist het toch voldoende spanning. Het is geen kristallisatie van het Leven omdat het geen leven voldoende vertoont. Het is veel minder waard dan het snel-gegeven meisjesportret van Toorop uit 1919, eveneens hier op de tentoonstelling. Daar is leven, spanning, psychologische en persoonlijke notitie van een wezen er is in het meisjesportret van Van Konijnenburg geen wezen genoeg, noch van den schilder noch van de afgebeelde. Er is in Aanschou wing," den grooten kop met de gekrulde haren, een feitelijk-zelfde fout, al mag dat bij den eersten blik niet lijken. Fe kunst van Van Konijnenburg is eene vol van een kracht, die het object dat zij beschouwt, tot in de diep ten nagaat. Zij is in dat opzicht meer inven tief dan in de groepeering. Maar zoo'n kunst, die hooghartig het heroïsche wil geven, moet zich verheffen boven het daaglijksche uit het daaglijksche, ik bedoel hier meer het waargcnomene blijve het fundament, van waaraf haar vlucht begint. Een kunst als deze heeft minder dan cenige liet recht kleine fouten te maken Toch doet zij dit in Aanschouwing." De vingers der twee handen, die een boog vormen een eind onder den kop, zijn niet alleen zwak ; ze zijn niet te aanvaarden in hunne lengte ; er is weer geen spanning ge noeg. Ze zijn noch ornament noch natuur.... Beter dan deze werken, zonder te komen tot de voortreffelijkheid van vroeger-geziene, zijn de Ossenwagen, uit 1015; de vlakke iniiiiitliiliiiiiiiii IIIIIIIIIIIIH iiiiini niiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiii KUNSTHANDEL JACK NIEKERK v/h Chej Goupil & Co. 23 & 253 Lange Houtstraat, 's-Gravenhage MEESTERWERKEN VAN DE i?e EEUWSCHE, HAAGSCHE EN FRANSCHE SCHOOL iiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiijiiiiiuiiiHiii EEN MYTHOLOG1ES WOORDENBOEK Dr. EDWARD B. KOSTER, Mythologisch Woordenboek. Inleiding van Dr. F. DE KONING. Uitgegeven door de Maat schappij voor goede en goedkoope Lectuur. Amsterdam (1920). Onze taal is niet heel smeedbaar; ware het anders, dan zouden ook wij voor iets, dat op een tergende manier gebeurt beschikken over een woord als het Engelse tantali:ingly; maar aan deze zijde van de Noord-Zee heeft de on gelukkige Koning van Lydiëniet het leven geschonken aan een werkwoord met een ganse reeks afleidingen; dat hij in onze taal nog bestaat, durf ik niet ontkennen. Tantalus' kwellingen na zijn dood in de onderwereld zijn ook bij ons spreekwoordelik geworden. Hij met nog een dozijn andere hel den uit de mythologie hebben in de Nederland se schrijftaal wel een taai, maar geen vrucht baar bestaan; het blijft altijd hetl'rocrustes-bed en het Damokles-zwaard, een Sisyphus-arbeid en een Danaieden-vat; als wij onze pen in de inkt dopen ter ere van een huweliksfeest, dan komt Cupido, liefst niet verminkte klem toon, op de proppen ; willen wij deftig zijn, dan laten wij de Nestor van het gezelschap desnoods in Morpheus' armen liggen ; een Janus-kop of een Adonis ontsnappen ook in ons gewone doen zelfs onze lippen ; van een phaëton spreken we sinds lang niet meer, nu iedereen zich een toeterende auto wenst ; maar Hercules en Ajax leven ook bij de slagersjongen, Nereus en Triton alleen in roeikringen met Poseitlon, omdat deze Amster dammers liever bij de Ouden zoeken gingen naar een naam (hetzij dan onder de invloed van hun overbuur, hetzij omdat Nering Bögels Ccres hun brood levert), dan zooals Groningen of Leiden, aan de Noorse goden leer een naam ontleenden voor hun roeivereniging. Het paard van Troje en ecu twistappel ziedaar in grove trekken, hoe de Griekse en Romeinse goden en helden iu onze spreek- en schrijftaal voortbestaan. In de letterkunde is dit anders ; niet in die van dit geslacht - maar de klassieken van alle volkeren van Europa hebben aan die oude verhalen, die ze door en door kenden, telkens weer beelden en vergelijkingen ont leend ; moderne dichters bij uitzondering, Edward B. Koster is zulk een uitzondering ; hem hebben Niobe, Odusseus en Adrastus bezield; bovendien heeft hij Lessing en Shakespeare vertaald ; hij moet dan ook de aangewezen man geacht worden om een Mythologisch Woordenboek samen te stellen, wat hij dan ook gedaan heeft en met ere. Zijn boek geeft behalve de verhalen, die bij een naam passen, herhaaldelik verwij zingen naar Shakespeare en Tennyson, naar Schiller en Goethe, naar onzen Vondel, die zoo vol mythologiese herinneringen zit, en naar zijn eigen gedichten. Ook naar beeldende Dantekop (ik verkies dien van Toorop) 2. Toorop handhaaft zich. Eén werk is zwak, de Apostelen ; op n is een fout in de anatomie (Rosa mystica),maar de Zingende Gelooven (1894) zijn belangwekkend door portretten, en door vulling van het vlak ; het portret (103) is fel van leven ; de Baskische Herder doet aan den zwaren Dante denken ; en wat hier het Laatste Oordeel heet (1920, ook Inspiratie genoemd?) is krachtig, inner lijk, groot, in het gezicht met de gesloten oogen. 3. Marinus Adamse uit Dordrecht zond twee portretten , 't eene dat van zijn aanstaande vrouw, en profil, en een tweede, dat van een oude vrouw, dat hij Armoe noemde. Ik ken een derde afbeelding niet lang geleden ge maakt, die ik belangrijker vind. Het is een teekcning van een vrouw, ongeveer uit het volk, vlak van voren gezien, en met een hoed, pal recht op haar hoofd. Ik had deze teekening liever op de Teekenmaatschappij gezien. Zij is strakker van realisme, dan wat ge er nu vindt; zij is meer typeerend voor wat Adamse eens zal kunnen. Het burgerlijke, maar met innig heid bekeken, met innigheid maar zonder omwegen bekeken, is wat ik in hem voel als een ware mogelijkheid. 4. Suze Robertsen.is altijd tragische-droevc werkelijkheid ; Ie Comte steeds onbelangrijk ; Cossaar nu romantisch-onbelangrijk, Willem Maris Jcbzn. meer dan onvast. 5. Twee teekeningen van Haverman munten, bijgedeelten, gemakkelijk uit boven de vier andere. Jo de Wit's portret (14) is van een zinnelijkheid, die uitglijdt; de Jonge Moeder is een voorstelling, ongevoeld in vorm en in het bewegen van de lijnen. Een studie van een mevrouw in een blauwe jurk laat mij onbewogen even als die van Dr. D. R ; beter is het zelfportret met het naakt naast zich, en waar de schilder een wel klein lorgnet in zijn hand houdt. Van het naakt is de buik met weligheid geteekcnd ; van den kop is het rech teroog alleen zwak. En waarom? Omdat de uitdrukking van dat oog uiterlijk is, en over dreven ; omdat ge gevoelt dat deze uitdrukking niet van binnen-uit het oog doet leven. Van de Eerste Vreugd, een jonge moeder die zich over haar kindje buigt is de kop van het kind je bij verre het best. Hans Hermann is niets ; F. Hogerwaard zwak in de drie portretten ; Khnopff zonder innerlijk leven, Mastenbroek het zuiverst in het kleine teekeningetje. (i. De teekeningen van den beeldhouwer George Minne stellen altijd de vrouw en het: ,<ind voor, of den Christus zijn kruis dragend twee beelden zijn dadelijk belangrijk, een Tors (02) en de buste van een kerel. Deze zijn grooter dan de geknielde jongens. Ze hebben, zoo niet overal de grootheid van vroe ger werk, het eene in den kop n in de handen, het andere in den kop een realisme, dat gees telijk accent volop heeft. De teekeningen van Minne, zij zijn van spiritueeler gezindheid dan de sierlijke van Victor Rousseau. Rousseau is geneigd tot gratie Minne meer tot dieper, oudecuwscher waarheid. Minne's beide figuren, tot n geworden, doemen op van uit een dieper gezindheid dan die van Rousseau, meer uit op het sierlijke, en in zijn teekeningen gelij kend op niet zeer lang geleden illustraties. t- 7. Willy Sluiter is leelijk in de Boksers, in Hilletje niets dan vaag-illustratief, zwak (zie de handen) in een portret (94), beter dan kunstenaars, antieke en moderne verwijst hij; de klassieke beeldhouwers noemt hij en naar ik hoop - zal de uitgever bij een herdruk plaatjes, als bij Viirtheims Mytho logie der Grieken te vinden zijn en waarnaar nu verwezen wordt, voor zooverre nodig ook in dit Woordenboek leveren, waar men goede illustratie's zeer node mist De Mythologieën der Grieken, der Romei nen, der Egyptenaren en der Noorse volkeren hebben hier ieder een eigen alfabet. Koster is in het vergelijken van voorstellingen, die overeenkomst vertonen, niet karig. Wie er belang in stelt, vindt dus in dit Woordenboek stof om nog eens verder te zoeken, een op wekking tot studie, ook wel eens tot kritiek, waar de schrijver mij altans schijnt wat oppervlakkig te zijn. Wie toch meent, dat Mythologie een ver zameling wónder-verhalen is, zonder enige zin dan alleen als vertelling, dwaalt. Die ver halen hebben betekenis ; daarvan vertelt Dr. de Koning in een inleiding, die geleerd en met veel kennis geschreven, voor de leek misschien wel wat te veel geeft in een zo kort bestek. Maar de stof is ook wel Meel moeielik ; de mythologie is in handen gevallen van de geleerden, die de wetenschap der godsdiensten bestuderen en die de verschil lende uitingen van godsdienstig denken bij alle volkeren der aarde met elkaar vergelijken. In hun ijver zijn deze geleerden doorgaans te ver gegaan ; gretig hebben zij alle berich ten omtrent in de negentiende eeuw ont dekte natnnrvolkeren, verzameld en een reden gezocht voor die godsdienstige gebruiken. Negervolkeren, Indianen, inboorlingen op welke eilandengroep ook, van elk ras, van elke hemelstreek, alles werd geacht verge lijkbaar te zijn, hun aller gebruiken voort' te komen uit dezelfde geestelike overwegingen, immers, die allen waren z.g. primitieve men sen. Ook de oudste Grieken en Romeinen zijn zulke primitieve mensehen geweest. moeten het althans geweest zijn, d u's liggen aan hun mytiese verhalen en gebruiken de zelfde gedachten ten grondslag, als, ja, nu komt het zeer gevaarlike aan bijv.' Indi anen - riten. Vraagt men dan : welke Indiaan heeft U medegedeeld, dat dit, wat gij beweert, motief is van zijn daad, dan is het antwoord : niet de Indiaan heeft zulks meegedeeld, die is zich van liet motief niet eens bewust, maar de zendeling X., die deze gebruiken beschrijft, zegt, dat ze voortspruiten uit die geestelike drijfveer. Voor hem, die aan de inter pretatie, aan de waarneming en vooral aan de onbevangenheid van tk- zendeling ook maar even twijfelt, heeft /nik vergelijkingsmateriaal niet veel kracht. Toch wordt er druk mee ge werkt, soms wel geschermd. Binnen de kring van de mythen van een volk, heeft men ook te kampen tegen hen, die alles willen verklaren. Dr. de Koning geeft in een geschiedkundig overzicht achter eenvolgens de metoden vau interpretatie, om als uitkomst van zijn betoog dit te stellen : ,,De oorspronkelijke mythe is niets anders dan een poging om iets te verklaren. Ze is ontstaan bij primitieve volken en ontstaat nog voortdurend hij onontwikkclden. Hoewel niet noodzakelijk met godsdienst samen hangende, is zij er in de praktijk niet van te scheiden, /e kan alleen vciklaatd uordeii uit de verschillende phrascn v ? ontwikke ling, die de \nlken liebbcn doorln,,pen ? dit alles in Jan Feith, ten minste wat den kop betreft. Het haar ligt daar alleen losserig op. 8. Moulyn is zwak, en eigenzinnig. 9. Hoe is Albert Roelofs? Hij gaf een aantal teekeningen van koppen, die niet meer dan als studies kunnen gelden. Te zeggen is dadelijk dat, hoewel invloeden duidelijk aan te wijzen zijn, het eigen wezen, nu mondain getint, van den schilder in deze werkjes meer naar voren komt. Het best is het portret van Kassner, met het hoofd wat neer; de prins lijkt op zijn portret sterk op een eigen aardigen oud-indischman. Wat het kinderportret aangaat, de kraal tjes zijn valsch van kleur tegenover de rest wat de overige betreft, ze zijn als psycholo gie, oppervlakkig. Een portret, dat Roelofs van zijn vrouw maakte, was honderd keer belangrijker dan dit alles te saam.... Uit wat vooraf gaat komt, als uit een op telling, die gemakkelijk is, als eindcijfer de zekerheid, dat de volgende tentoonstelling der Teekenmaatschappij met grooter zorg moet worden voorbereid dan deze, wil zij weer geen teleurstelling wekken, een teleurstelling, die mij pijnlijker is dan de meesten. P i. A s s c n A E R T Jonge Engelsche etsers bij Scheltema en Holkema Bekeek ik deze tentoonstelling met te weinig aandacht? Na een kwartier z.oudt ge me te vergeefs vragen waardoor Baird zich onderscheidde van Bentlev en deze van Robins en deze van Soper of van Squirrell of zelfs van Stzang. Trouwens wat doen die namen er toe? Niet aan hen in de eerste plaats denkt de be zoeker maar soms aan Legros en wel eens aan Lepere of aan Meryon of aan \Vhisller en altijd aan Sevmour l laden. Aan dien laatste vooral. Nog steeds werkt zijn wat virtuose maar knappe en echt etserige inter pretatie van het Kngelsche landschap na en overal vindt men zijn watertjes met bruggen en buitenhuizen en boomgroepen terug. Kn niet zelden ook, rechts in den hoek op den voorgrond een fluweelig duister waarin een paart ie, welks prototype men misschien moet zoeken in een etsje van Rembrandl. Het is alles liefelijk, aanvallig en echt Kngelseh. Doch slechts niet moeite en niet zonder zich geweld aan te doen ontdekt men iets van een eigen phvsionomie, nergens een karakter. In »de Studio van Januari 191'J kan men lezen dat Malcolm Osborne ,,Captain Osborne" werd benoemd tot engraver associate" van de Royal Academy en dat dit voor niemand grooter verrassing was dan voor den etser zelf. Inderdaad, indien hij niets origineelei's maakte dan zijn hier aanwezige bladen, het zou voor zijn zelfkennis pleiten. Vriendelijke uit welke voorstellingsinhóiid echter een mythe ontstaan is, is meestal niet meer uit te maken. Met sprookjes tot verhalen samenge,;roeide mythen laten geen verklaring toe." Het lijkt mij hnogstwaarschijnlik, dat de inleiding van Dr. de Koning heel wat aan- en opmerkingen zon kunnen uitlokken, vooral van de zijde van diegenen, die ten aanzien der niet stol'felike zaken des levens op een ander standpunt staan dan hij ; echt gelovige zielen, volstrekt niet identiek met onontwikkelden, zullen anders denken dan hij ; ook kan liet gebeuren dat een paedagoog de inleiding te verward vindt voor de gymna siasten in Nederland", aan wie- Dr. Koster zijn boek opgedragen heeft. De/.e jonge mensen zijn op een leeftijd, waarop juist de mccstbelangstellenden onder hen toch al van alles bijelkaar halen en met elkaar vergelijken. Door deze inleiding worden zij in die neiging nogal gesterkt, wat voor warhoofden fataal wordt en voor oppervlakkige!! van aard gevaarlik. l let wil mij dan ook voorkomen, dat de opdracht van Dr. Koster alleen op zijn deel van Met werk betrekking heeft. De volwassen leek zal beide delen van het boek met eigen oordeel lezen en ook al is hij het met een en ander niet altijd eens. moeten erkennen, dat hij veel geleerd heelt, wat hij tot dusverre niet wist en uat toch de moeite waard is te weten. Dr. K Si 11 r i. iSi:t\\\ l.Nni:ui.nr. l>c Hannciin:',. Naai het/weedschdnnr Mm ?_> <i f t Ili Mi'/yhiJi'in. Amsterdam /.. \. l I. j. W Becht. |ON\~LII:. />(' /<>».?/.s c;; nu '.'i ''-'.' w - '-i t het Noorsch dooi j!n. L. ,.;i tin \<>»rt. Amsterdam /. j. Van llolkenia en \\'arendorf. IVmts SINCI..MK. Snniut'! ./i ~''i'l:fi'. Vertaling van Ju . Un/'/v/.: (/onnebloem-romans No L') Apeldoorn /. j. N. V. l atgeversmij. .,0e Zonne bloem," l Ken deel van de belangstelling, die de hoe ken van Selma J.agcrlóf over de heele weield, ook in Holland, genieten, moet toeue--elne\ en worden aan het opvoedende element in haai werk. liet grootste deel van de Scandinavi sche literatuur is ti'.uiwens \,m dat beMamldeel doortrokken, en vooral de uvder/iid.-che opvoeding in en door het huwcliik en liet i'Czinsleven is een thema, dat in verscheidene van die werken telkens gevarieeul teriiukouit. 7,oo iets wil ei altijd u el m bij de llleuscheu. Want men mag veel praten \an de kmM oio de kunst, en hel alkeiu ciisw aardie.e v.m leiidenz.-literatuur. in onzen tijd van cnlluurverwordmg en ineens! on ing der geestelijke normen, waar men zich geslachten lang aan vastgehouden heelt, vinden verscheiden meiischen Met maar wat prettig, een boek in han den te krijgen, dat hun een eliiisch ruggesteuntje geelt en daarmee een gi voel van vei ligheid te midden van de wankelingcn der oude waarheid. Boeken als die v.in >eln],j ].,;;^e!!o; Kunnen gelijk gestekt worden mei een :;re-i einden politie-dieiisl die de e \t ra\ a'i'nu'e-- \ an i'e tuitelige moderne pcr-"'inuil<l!; ui ('Mimen /eken: ethi'-che i;ten,en wil h.iudiii. 7.io ook dit nieuwe bmk ..De b.iuuclin-.',", '.lat ".eii notities van een gevoelig toerist; met die omschrijving kenschetst men de aanwezige landschappen en er zijn haast niet anders dan landschappen het best. Natuurlijk zijn er gradueele verschillen. Pennell is op zijn manier altijd knap maar toch meer lithograaf dan etser; Short was gelukkig in een helder kijkje op een brouwerij bij Haarlem; Strong gaf een voortreffelijke proeve van mezzotint in eene voorstelling die alle allures heeft van Millet; Walcot doet origineel maar zijn summiere phantasie'n schijnen vooral zwakheden te verbergen. Het aantrekkelijkst leek me Claude Sheffcrson, illustrator, punch-teekenaar, aquarellist, schilder en ook etser. Zijn Verloren Zoon" is ten minste niet allereerst landschap; de compositie is gesloten en er is iets ontroerends in de voorstelling. De tentoonstelling verdient een bezoek. Zij geeft geen hooge kunst maar stoort ook niemands evenwicht; daarenboven geeft ze een eigenaardigen kijk op de moderne Engel sche etskunst. H. Huize J. ZOMERDIJK BUSSINK PaviljoenVofldelparüe!.Zuid4!90en7595 Restaurant a la carte Lunch, Afternoon-tea, Diners en Soupers Dagelijks muziek door het Huis-orkest CHINEESCHE GEDICHTEN Li TAI Pon (8e eeuw) bewerkt door W. H. m; Roos Drinklied Wijn op komst Ach, mijn vrienden, /.iet gij niet, Dat de^ontelbre water-droppels, Die, van uit den hemel, vullen De rivier, in zee zich storten, Nimmer keeren '/.uilen ? Ach, mijn vrienden, ziet gij niet, Dat uw vaad'ren in den spiegel, Droef ontwaren zilvren haren, live n sneeuw-wit in den avond, Als /ij raaf-zwart te^ochtend waren? Wilt ge^uw leven goed waardeeren, l.aat n niet n vreugd ontgaan, Duldt niet dat nw gouden bekers Ledig glinslïcn in de maan! Woekert, vrienden, met talenten, Naar den wil van wie ze u schonk, Hem die 'l goud rijk-handig spilde, Schenkt opnieuw Fortuin haar lonk. Braadt dan schaapsbout; slacht vrij ossen, l.aat ons v k-ren dit festijn ! Laat ons toeven, toevend drinken, Lang vereend hier vroolijk drinken Driemaal honderd bekers wijn! * * * Oude wijsgeer Tchenu, Kn gij, leerling Tan, Draait niet langer, fluks, Draagt de vaten aan. Opgepast - ik kweel l' een liedjen vuur, Vriendlijk vraag ik u Voor ecu wijl gehoor. Luistert naar mijn lied. Neigt naar mij het oor! Klokken, die luien, Hoe zoet /ij ook klinken, Noch tamboerijnen Hoe vroolijk zij rinken, Kostlijke spijzen Hoc heerlijk bereid, Noch het bezit van Juweelen zelt's leidt In tot de vreugd van den roes door den wijn O! mocht ik nimmer meer nuchter zijn ! Waar elkeen zwijgt van gestorven wijzen, Hoort gij de zwelgers roemen en prijzen Koning Tchenn, uit oude tijden, Dronk bij-vaten vol den wijn, Toonde met zijn schalkerijen Hoe, die drinken, vroolijk zijn Wat maalt gij, waard, van geld te minV Wat draalt gij nog, schenk allen in. Mijn edel ros, mijn heerlijk paard Is duizend gouden munten waard, En dan mijn pels! Hei, jongen, loop.' Breng ze aan den man,terstond en koop Voor 't goede geld ons goeden wijn: Dan drinken wij om vrij te zijn Van de oude zorgen, zonder tal; De wijn is 't, die ze smelten zal! Illlllltllllllllllllllll IIIIIIIIIMItllllllilMIM ,u mi Vergankelijkheid Gij wreede Heerscher, schaduw van den Tijd, (iij heot de schoonste uren van ons leven Als broze rozen naar uw schoot gedreven Om te verdorren in uw duisterheid! Herin'ring weefde zacht een zoeten schijn Van weemoed «ver uwe donk're gronden, Maar zij bedekte niet de diepe wouden lui stilde niet de schrijnend-weec pijn. Niets is beveiligd voor uw gretigheid. Want alles valt in nw begeer'ge'handen.... Slechts d' eeuwen tarten uwe sterke tanden, /ij staien zwijgend naar d' Oneindigheid i' Zooals een kleine Bloem /.ooals een kleine bloem, ontwaakt in 't woud Verwonderd over al die donk're boomeii, Stil weggedoken in haar witte droomen 7ieh voor den stormen nacht verscholen houdt, Maar als de warme gloed van 't zounegoud l ien zoet e vreugde door haar kelk doe t stroomen Voelt zij een lichte blijheid in zich komen l'.n vindt zich eensklaps vredig en vertrouwd, /oo is mijn ziel ontwaak! in 't wondere leven, Beangstigd door de duisternis en strijd, Maar al haar teer verlangen en haar streven Neigt zich naar liefdes wijde veiligheid, Die, mild, een zachte mantel heeft geweven Om 't blanke beven van haar schuchterheid. B r;,\TH i ei; de/elfde grilligheid van bouw vertoont die we uit zooveel werken van deze schrijfster kennen. Boeiend is het boek wel, en eigenaar dig van gegeven meteen : een jonge man, die een pool-expeditie heeft meegemaakt, is in het hooge Noorden in levensgevaar geweest. Gekweld door een verschrikkelijke!! -honger hebben de schepelingen menschcnvleesch gegeten, en als dit in liet dorp, waar de ma troos vandaan komt, bekend wordt, heeft hij den haat en den afschuw te dragen van ieder een, waar hij mee in aanraking komt. In het verhaal wordt nu uitgewerkt, hoe deze man door zijn levenswijze de achting der mensehen terug wint. Bovendien komt ten slofte uit, dat hij aan den weerzinwekkende!! maaltijd niet heeft meegedaan, hoewel hij zelf geloofde, dat hij het, in den overspannen toestand waar in hij verkeerde, wél gedaan had. Stellig heett het verhaal literaire qualiteiten, en de vertaalster heeft die, in het zui vere Nederlandsch waarin zij het werk over zette, weten !e behouden. Maar het edele, opofferende en lijdzame van Sven LJVerson's karakter is zoo geprononceerd naar . voren gebracht, dat toch ook de/e roman van Selma Lagerlof weer bij uitnemendheid geschikt is als geschenk voor de verst-gevorderde leer lingen van een moderne Zondagsschool. Jonas l.ie behoort tot de schrijvers, die grontc literatuur geven. Mij doet het ook in dit mooie en sterke bock. Van beheerschte kracht getuigt al dadelijk de compositie. In het begin komen wij in aanraking met den loods Salve Kristiansen en zijn vrouw Elizabeth : wij bemerken, niet door redeneering, maar dooi handeling, door den zuiver-episehen op/et, dat aan dit huwelijk iets ontbreekt, een schakel van wederzijdsch begrip, die het geluk volkomen zal kunnen maken. Na de/e inleiding komt de lange, romantische voorge schiedenis van het huwelijk, de eigenlijke ro man, en die is uiterst boeiend en belangwek kend. Dit boek is vol hevig en hartstochtelijk leven, en meer dan de figuren van Selma l.agerlof. die toch werkelijk te duidelijk de sandwieli-men zijn, die met de ideeën van de schrijfster door Kuropa sjouwen, zijn de/.e personen werkelijk mensehen, die kunnen haten en liefhebben, die naar elkaar toe en van elkaar af gedreven worden, en geslingerd op hun neigingen en hartstochten. Hard en scherp gaat het vaak toe in dit verhaal : hel is een boek van stugge, --toere kracht, van noor delijke koppigheid en oiiliandejbaren trots, die vaak tot de grenzen van moedwil en dwaasheid gaan. Kr is een prachtige harmonie, in tusscheii beschrijving en verdieping, harmonie tnsschen de woestheid van de Noorsche branding en de sieile onbuigzaamheid van de ruige zeevaarders. Van een schmme en diepe nicnschehjkhekl zijn vornldc beide hoofdfiguren,die ik al noem de, en de manier waarop tenslotte de loods en zijn vrouw elkander vinden, nadat zij jaren lang, eerst ver van elkaar af, en daarna langs elkaar heen geleefd hebben, is even meesterlijk van /irniiu; als "Dl roerend van doorvoeld/mi. lammer d.it de vertalim: met meer dan middelmatig genoemd k .'m worden. De verta ler spreekt van de w. die ?.ich in een blauw.Khti'.m '.:L!iHiv'"M;Vi'i/(bl,'. 10), \an een gelaat waarover verschillende, trekkingen «(>;«/-/;. (blz.. U). Kenmaal spreekt hij van tantaluskn'alen (blz. 44) in plaats van -kwellingen. Op blz. 02 gaat een schip naar de werf <un te ri'pcirecren in plaats van om gerepareerd te worden, en op blz. 88 lezen we dit zonderlinge zinnetje : ,,,,Vaarwel!'' zei ze eciii^s:iiis tutmloof." (curs. v. d. ree.) Dergelijke curiositeiten komen er meer voor in de vertaling, liet is werkelijk jammer van het boek. 111 De uitgeversmaatschappij /v ZiinnMin-m, die in den korten tijd van' haar bestaan al - verscheidene goede boeken uitgaf, heeft met ..Samuel de zoeker" van l'jiton Sinclair weer een uitnemende keuze gedaan. Het is het eenigs/ins problematisch aan doende verhaal van een jongen idealist, die de wereld ingaat met tachtig dollars en geen andere levenswijsheid dan ziin eigen zuivere begrippen van goed en kwaad. Zijn tachtig dollars is hij al heel g.inw kwijt en zijn begrippen brengen Mem voor hij het. weet in conflict met de maatschappij, Met kapi taal, de kerk en de liefde. De naïveteit waarmee Samuel tegenover al de/e dingen staat, en het vuur waarmee hij den strijd aanbindt ter/en alles wat hem verkeerd Voorkomt, doen hier en daar een beetje nverdvewn aan, zoodat we nu en dan weifelen, of we hem, zelfs ai- nitzonderiugsmensch, aanvaarden kunnen. De waarde van het verhaal zit niet in de lenden/, die Samuel ten slot!e in de armen van het socialisme drijft. z..,,il,at Mij op de door hem zelf belegde meeting wordt vermoord, notf voor hij een woord tenen het volk heeft kun nen spreken, maar m den levendigcn vertel trant - \\ant l'pion Sinclair i- een vlot cn boeiend verteller en in de sv herp-licldcre wijze- van voorstellen. De ideeën, 'die Uier als geestelijk fond worden gebruikt, zijn lang niet altijd nieuw, maar de manier waarop deze schrijver de maatschappelijke problemen dra matiseert, maakt zijn wei k interessant. Men lette eens op de wij/e, waarop Chariie Swift, de inbreker, aan Samuel de praktijken van de' trusts uiteen/et; daar is in dien'dialoog zoo iets petillanls en geestig , dat men er tien brochures, waarin de/elfde waarheden wor den uiteengezet, voor cadeau .?;? vit. Kn zoo is de geesl v.m het heek- boek. 11 r R M A N Al i n il i; \ D o t; j> l DA IVIY D£N PA1AJA VARMOND HOUTBOUW, iKANTOOB fBEDEBIK HENDQllUAANeö] JEN MAAG UtVtRT DE/VEBLANCI) IN ZEER HORTEN V0 AtLE HOUTCON/TRUCTIEX ' /CHOOLCEBOÜWEN INLICHTINGEN OP AANVRAAG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl