Historisch Archief 1877-1940
9 Oct. '20. No. 2259
DE AMSTERDAMMER, W EEK BLAD VOOR NEDERLAND
SCHILDERKUNST-KRONIEK
TEEKENMAATSCHAPPIJ, PULCHRI STUDIO,
DEN HAAG. NOTITIES.
Deze tentoonstelling der Teekenmaat
schappij is zwakker dan de voorafgaande. Dat
is zeker. Zij heeft den bloeyenden overdaad
dier andere niet. En dit komt voornamelijk
doordat Willem van Konijnenburg minder
krachtig is vertegenwoordigd; doordat hij
nu sommige fouten laat zien, die niet in het
andere werk te zien waren. Deze opmerking
beteekent niet, dat mijn voorkeur gewijzigd is;
dat'ik niet een vast-gefundeerde kunst meer
verkies, of de heroïsche figuur. Dat is gebleven,
en dat zal zich niet wijzigen, evenmin als
mijn genot in het psychologisch-dramatjsche
van Toorop verminderen zal....
Mijn bezwaren tegen het werk hier van
Willem van Konijnenburg gaan niet alleen te
gen de twee kleine teekeningetjes, die ik
niet belangrijk vind, maar tegen twee der
groote. Het eene is een meisjesportret uit
1920, een potloodteekening. Wilt ge dit het
meisjesportret met het blauwe bloempje
noemen, zoo is dat mij wel. Dit portret, dat
wellicht goed een zekere gelijkenis geeft,
bezit niets van de intellectueele-romantische
aanschouwing, die het beste werk van Van
Konijnenburg zijn waarde geeft. Zonder ab
soluut leeg te zijn, mist het toch voldoende
spanning. Het is geen kristallisatie van het
Leven omdat het geen leven voldoende
vertoont. Het is veel minder waard dan het
snel-gegeven meisjesportret van Toorop uit
1919, eveneens hier op de tentoonstelling.
Daar is leven, spanning, psychologische en
persoonlijke notitie van een wezen er is
in het meisjesportret van Van Konijnenburg
geen wezen genoeg, noch van den schilder
noch van de afgebeelde. Er is in Aanschou
wing," den grooten kop met de gekrulde haren,
een feitelijk-zelfde fout, al mag dat bij den
eersten blik niet lijken. Fe kunst van Van
Konijnenburg is eene vol van een kracht, die
het object dat zij beschouwt, tot in de diep
ten nagaat. Zij is in dat opzicht meer inven
tief dan in de groepeering. Maar zoo'n kunst,
die hooghartig het heroïsche wil geven, moet
zich verheffen boven het daaglijksche uit het
daaglijksche, ik bedoel hier meer het
waargcnomene blijve het fundament, van waaraf
haar vlucht begint. Een kunst als deze heeft
minder dan cenige liet recht kleine fouten te
maken Toch doet zij dit in Aanschouwing."
De vingers der twee handen, die een boog
vormen een eind onder den kop, zijn niet
alleen zwak ; ze zijn niet te aanvaarden in
hunne lengte ; er is weer geen spanning ge
noeg. Ze zijn noch ornament noch natuur....
Beter dan deze werken, zonder te komen tot
de voortreffelijkheid van vroeger-geziene,
zijn de Ossenwagen, uit 1015; de vlakke
iniiiiitliiliiiiiiiii IIIIIIIIIIIIH iiiiini niiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiii
KUNSTHANDEL
JACK NIEKERK v/h Chej Goupil & Co.
23 & 253 Lange Houtstraat, 's-Gravenhage
MEESTERWERKEN VAN DE
i?e EEUWSCHE, HAAGSCHE
EN FRANSCHE SCHOOL
iiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiijiiiiiuiiiHiii
EEN MYTHOLOG1ES
WOORDENBOEK
Dr. EDWARD B. KOSTER, Mythologisch
Woordenboek. Inleiding van Dr. F.
DE KONING. Uitgegeven door de Maat
schappij voor goede en goedkoope
Lectuur. Amsterdam (1920).
Onze taal is niet heel smeedbaar; ware het
anders, dan zouden ook wij voor iets, dat op
een tergende manier gebeurt beschikken over
een woord als het Engelse tantali:ingly; maar
aan deze zijde van de Noord-Zee heeft de on
gelukkige Koning van Lydiëniet het leven
geschonken aan een werkwoord met een ganse
reeks afleidingen; dat hij in onze taal nog
bestaat, durf ik niet ontkennen.
Tantalus' kwellingen na zijn dood in de
onderwereld zijn ook bij ons spreekwoordelik
geworden. Hij met nog een dozijn andere hel
den uit de mythologie hebben in de Nederland
se schrijftaal wel een taai, maar geen vrucht
baar bestaan; het blijft altijd hetl'rocrustes-bed
en het Damokles-zwaard, een Sisyphus-arbeid
en een Danaieden-vat; als wij onze pen in de
inkt dopen ter ere van een huweliksfeest,
dan komt Cupido, liefst niet verminkte klem
toon, op de proppen ; willen wij deftig zijn,
dan laten wij de Nestor van het gezelschap
desnoods in Morpheus' armen liggen ; een
Janus-kop of een Adonis ontsnappen ook in
ons gewone doen zelfs onze lippen ; van een
phaëton spreken we sinds lang niet meer,
nu iedereen zich een toeterende auto wenst ;
maar Hercules en Ajax leven ook bij de
slagersjongen, Nereus en Triton alleen in
roeikringen met Poseitlon, omdat deze Amster
dammers liever bij de Ouden zoeken gingen
naar een naam (hetzij dan onder de invloed
van hun overbuur, hetzij omdat Nering
Bögels Ccres hun brood levert), dan zooals
Groningen of Leiden, aan de Noorse goden
leer een naam ontleenden voor hun
roeivereniging. Het paard van Troje en ecu
twistappel ziedaar in grove trekken, hoe de
Griekse en Romeinse goden en helden iu onze
spreek- en schrijftaal voortbestaan.
In de letterkunde is dit anders ; niet in die
van dit geslacht - maar de klassieken van
alle volkeren van Europa hebben aan die
oude verhalen, die ze door en door kenden,
telkens weer beelden en vergelijkingen ont
leend ; moderne dichters bij uitzondering,
Edward B. Koster is zulk een uitzondering ;
hem hebben Niobe, Odusseus en Adrastus
bezield; bovendien heeft hij Lessing en
Shakespeare vertaald ; hij moet dan ook de
aangewezen man geacht worden om een
Mythologisch Woordenboek samen te stellen,
wat hij dan ook gedaan heeft en met ere.
Zijn boek geeft behalve de verhalen, die
bij een naam passen, herhaaldelik verwij
zingen naar Shakespeare en Tennyson, naar
Schiller en Goethe, naar onzen Vondel, die
zoo vol mythologiese herinneringen zit, en
naar zijn eigen gedichten. Ook naar beeldende
Dantekop (ik verkies dien van Toorop)
2. Toorop handhaaft zich. Eén werk is
zwak, de Apostelen ; op n is een fout in
de anatomie (Rosa mystica),maar de Zingende
Gelooven (1894) zijn belangwekkend door
portretten, en door vulling van het vlak ;
het portret (103) is fel van leven ; de Baskische
Herder doet aan den zwaren Dante denken ;
en wat hier het Laatste Oordeel heet (1920,
ook Inspiratie genoemd?) is krachtig, inner
lijk, groot, in het gezicht met de gesloten
oogen.
3. Marinus Adamse uit Dordrecht zond twee
portretten , 't eene dat van zijn aanstaande
vrouw, en profil, en een tweede, dat van een
oude vrouw, dat hij Armoe noemde. Ik ken
een derde afbeelding niet lang geleden ge
maakt, die ik belangrijker vind. Het is een
teekcning van een vrouw, ongeveer uit het
volk, vlak van voren gezien, en met een hoed,
pal recht op haar hoofd. Ik had deze teekening
liever op de Teekenmaatschappij gezien. Zij is
strakker van realisme, dan wat ge er nu vindt;
zij is meer typeerend voor wat Adamse eens
zal kunnen. Het burgerlijke, maar met innig
heid bekeken, met innigheid maar zonder
omwegen bekeken, is wat ik in hem voel als
een ware mogelijkheid.
4. Suze Robertsen.is altijd tragische-droevc
werkelijkheid ; Ie Comte steeds onbelangrijk ;
Cossaar nu romantisch-onbelangrijk, Willem
Maris Jcbzn. meer dan onvast.
5. Twee teekeningen van Haverman munten,
bijgedeelten, gemakkelijk uit boven de vier
andere. Jo de Wit's portret (14) is van een
zinnelijkheid, die uitglijdt; de Jonge Moeder is
een voorstelling, ongevoeld in vorm en in
het bewegen van de lijnen. Een studie
van een mevrouw in een blauwe jurk laat mij
onbewogen even als die van Dr. D. R ; beter
is het zelfportret met het naakt naast zich, en
waar de schilder een wel klein lorgnet in zijn
hand houdt. Van het naakt is de buik met
weligheid geteekcnd ; van den kop is het rech
teroog alleen zwak. En waarom? Omdat de
uitdrukking van dat oog uiterlijk is, en over
dreven ; omdat ge gevoelt dat deze uitdrukking
niet van binnen-uit het oog doet leven. Van
de Eerste Vreugd, een jonge moeder die zich
over haar kindje buigt is de kop van het kind
je bij verre het best.
Hans Hermann is niets ; F. Hogerwaard
zwak in de drie portretten ; Khnopff zonder
innerlijk leven, Mastenbroek het zuiverst in
het kleine teekeningetje.
(i. De teekeningen van den beeldhouwer
George Minne stellen altijd de vrouw en het:
,<ind voor, of den Christus zijn kruis dragend
twee beelden zijn dadelijk belangrijk, een
Tors (02) en de buste van een kerel. Deze
zijn grooter dan de geknielde jongens. Ze
hebben, zoo niet overal de grootheid van vroe
ger werk, het eene in den kop n in de handen,
het andere in den kop een realisme, dat gees
telijk accent volop heeft. De teekeningen van
Minne, zij zijn van spiritueeler gezindheid dan
de sierlijke van Victor Rousseau. Rousseau
is geneigd tot gratie Minne meer tot dieper,
oudecuwscher waarheid. Minne's beide figuren,
tot n geworden, doemen op van uit een dieper
gezindheid dan die van Rousseau, meer uit
op het sierlijke, en in zijn teekeningen gelij
kend op niet zeer lang geleden illustraties.
t- 7. Willy Sluiter is leelijk in de Boksers,
in Hilletje niets dan vaag-illustratief, zwak
(zie de handen) in een portret (94), beter dan
kunstenaars, antieke en moderne verwijst
hij; de klassieke beeldhouwers noemt hij en
naar ik hoop - zal de uitgever bij een
herdruk plaatjes, als bij Viirtheims Mytho
logie der Grieken te vinden zijn en waarnaar
nu verwezen wordt, voor zooverre nodig ook
in dit Woordenboek leveren, waar men goede
illustratie's zeer node mist
De Mythologieën der Grieken, der Romei
nen, der Egyptenaren en der Noorse volkeren
hebben hier ieder een eigen alfabet. Koster
is in het vergelijken van voorstellingen, die
overeenkomst vertonen, niet karig. Wie er
belang in stelt, vindt dus in dit Woordenboek
stof om nog eens verder te zoeken, een op
wekking tot studie, ook wel eens tot kritiek,
waar de schrijver mij altans schijnt wat
oppervlakkig te zijn.
Wie toch meent, dat Mythologie een ver
zameling wónder-verhalen is, zonder enige
zin dan alleen als vertelling, dwaalt. Die ver
halen hebben betekenis ; daarvan vertelt
Dr. de Koning in een inleiding, die geleerd
en met veel kennis geschreven, voor de
leek misschien wel wat te veel geeft in een
zo kort bestek. Maar de stof is ook wel Meel
moeielik ; de mythologie is in handen gevallen
van de geleerden, die de wetenschap der
godsdiensten bestuderen en die de verschil
lende uitingen van godsdienstig denken bij
alle volkeren der aarde met elkaar vergelijken.
In hun ijver zijn deze geleerden doorgaans
te ver gegaan ; gretig hebben zij alle berich
ten omtrent in de negentiende eeuw ont
dekte natnnrvolkeren, verzameld en een reden
gezocht voor die godsdienstige gebruiken.
Negervolkeren, Indianen, inboorlingen op
welke eilandengroep ook, van elk ras, van
elke hemelstreek, alles werd geacht verge
lijkbaar te zijn, hun aller gebruiken voort' te
komen uit dezelfde geestelike overwegingen,
immers, die allen waren z.g. primitieve men
sen. Ook de oudste Grieken en Romeinen
zijn zulke primitieve mensehen geweest.
moeten het althans geweest zijn, d u's liggen
aan hun mytiese verhalen en gebruiken de
zelfde gedachten ten grondslag, als, ja, nu
komt het zeer gevaarlike aan bijv.' Indi
anen - riten. Vraagt men dan : welke Indiaan
heeft U medegedeeld, dat dit, wat gij beweert,
motief is van zijn daad, dan is het antwoord :
niet de Indiaan heeft zulks meegedeeld, die
is zich van liet motief niet eens bewust, maar
de zendeling X., die deze gebruiken beschrijft,
zegt, dat ze voortspruiten uit die geestelike
drijfveer. Voor hem, die aan de inter
pretatie, aan de waarneming en vooral aan de
onbevangenheid van tk- zendeling ook maar
even twijfelt, heeft /nik vergelijkingsmateriaal
niet veel kracht. Toch wordt er druk mee ge
werkt, soms wel geschermd.
Binnen de kring van de mythen van een
volk, heeft men ook te kampen tegen hen,
die alles willen verklaren. Dr. de Koning
geeft in een geschiedkundig overzicht achter
eenvolgens de metoden vau interpretatie, om
als uitkomst van zijn betoog dit te stellen :
,,De oorspronkelijke mythe is niets anders
dan een poging om iets te verklaren. Ze is
ontstaan bij primitieve volken en ontstaat
nog voortdurend hij onontwikkclden. Hoewel
niet noodzakelijk met godsdienst samen
hangende, is zij er in de praktijk niet van te
scheiden, /e kan alleen vciklaatd uordeii
uit de verschillende phrascn v ? ontwikke
ling, die de \nlken liebbcn doorln,,pen ?
dit alles in Jan Feith, ten minste wat den kop
betreft. Het haar ligt daar alleen losserig op.
8. Moulyn is zwak, en eigenzinnig.
9. Hoe is Albert Roelofs? Hij gaf een aantal
teekeningen van koppen, die niet meer dan
als studies kunnen gelden. Te zeggen is dadelijk
dat, hoewel invloeden duidelijk aan te wijzen
zijn, het eigen wezen, nu mondain getint,
van den schilder in deze werkjes meer naar
voren komt. Het best is het portret van
Kassner, met het hoofd wat neer; de prins
lijkt op zijn portret sterk op een eigen
aardigen oud-indischman.
Wat het kinderportret aangaat, de kraal
tjes zijn valsch van kleur tegenover de rest
wat de overige betreft, ze zijn als psycholo
gie, oppervlakkig. Een portret, dat Roelofs
van zijn vrouw maakte, was honderd keer
belangrijker dan dit alles te saam....
Uit wat vooraf gaat komt, als uit een op
telling, die gemakkelijk is, als eindcijfer de
zekerheid, dat de volgende tentoonstelling
der Teekenmaatschappij met grooter zorg
moet worden voorbereid dan deze, wil zij weer
geen teleurstelling wekken, een teleurstelling,
die mij pijnlijker is dan de meesten.
P i. A s s c n A E R T
Jonge Engelsche etsers bij
Scheltema en Holkema
Bekeek ik deze tentoonstelling met te
weinig aandacht?
Na een kwartier z.oudt ge me te vergeefs
vragen waardoor Baird zich onderscheidde
van Bentlev en deze van Robins en deze
van Soper of van Squirrell of zelfs van Stzang.
Trouwens wat doen die namen er toe? Niet
aan hen in de eerste plaats denkt de be
zoeker maar soms aan Legros en wel eens
aan Lepere of aan Meryon of aan \Vhisller
en altijd aan Sevmour l laden. Aan dien
laatste vooral. Nog steeds werkt zijn wat
virtuose maar knappe en echt etserige inter
pretatie van het Kngelsche landschap na en
overal vindt men zijn watertjes met bruggen
en buitenhuizen en boomgroepen terug. Kn
niet zelden ook, rechts in den hoek op den
voorgrond een fluweelig duister waarin een
paart ie, welks prototype men misschien moet
zoeken in een etsje van Rembrandl. Het is
alles liefelijk, aanvallig en echt Kngelseh.
Doch slechts niet moeite en niet zonder zich
geweld aan te doen ontdekt men iets van
een eigen phvsionomie, nergens een karakter.
In »de Studio van Januari 191'J kan men
lezen dat Malcolm Osborne ,,Captain Osborne"
werd benoemd tot engraver associate" van
de Royal Academy en dat dit voor niemand
grooter verrassing was dan voor den etser
zelf. Inderdaad, indien hij niets origineelei's
maakte dan zijn hier aanwezige bladen, het
zou voor zijn zelfkennis pleiten. Vriendelijke
uit welke voorstellingsinhóiid echter een
mythe ontstaan is, is meestal niet meer uit te
maken. Met sprookjes tot verhalen
samenge,;roeide mythen laten geen verklaring toe."
Het lijkt mij hnogstwaarschijnlik, dat de
inleiding van Dr. de Koning heel wat aan- en
opmerkingen zon kunnen uitlokken, vooral
van de zijde van diegenen, die ten aanzien
der niet stol'felike zaken des levens op een
ander standpunt staan dan hij ; echt gelovige
zielen, volstrekt niet identiek met
onontwikkelden, zullen anders denken dan hij ;
ook kan liet gebeuren dat een paedagoog de
inleiding te verward vindt voor de gymna
siasten in Nederland", aan wie- Dr. Koster
zijn boek opgedragen heeft. De/.e jonge mensen
zijn op een leeftijd, waarop juist de
mccstbelangstellenden onder hen toch al van alles
bijelkaar halen en met elkaar vergelijken.
Door deze inleiding worden zij in die neiging
nogal gesterkt, wat voor warhoofden fataal
wordt en voor oppervlakkige!! van aard
gevaarlik. l let wil mij dan ook voorkomen,
dat de opdracht van Dr. Koster alleen op
zijn deel van Met werk betrekking heeft.
De volwassen leek zal beide delen van het
boek met eigen oordeel lezen en ook al is
hij het met een en ander niet altijd eens.
moeten erkennen, dat hij veel geleerd heelt,
wat hij tot dusverre niet wist en uat toch de
moeite waard is te weten.
Dr. K Si 11 r i.
iSi:t\\\ l.Nni:ui.nr. l>c Hannciin:',. Naai
het/weedschdnnr Mm ?_> <i f t Ili
Mi'/yhiJi'in. Amsterdam /.. \. l I. j. W Becht.
|ON\~LII:. />(' /<>».?/.s c;; nu '.'i ''-'.' w - '-i t
het Noorsch dooi j!n. L. ,.;i tin \<>»rt.
Amsterdam /. j. Van llolkenia en
\\'arendorf.
IVmts SINCI..MK. Snniut'! ./i ~''i'l:fi'.
Vertaling van Ju . Un/'/v/.:
(/onnebloem-romans No L') Apeldoorn
/. j. N. V. l atgeversmij. .,0e Zonne
bloem,"
l
Ken deel van de belangstelling, die de hoe
ken van Selma J.agcrlóf over de heele weield,
ook in Holland, genieten, moet toeue--elne\ en
worden aan het opvoedende element in haai
werk. liet grootste deel van de Scandinavi
sche literatuur is ti'.uiwens \,m dat
beMamldeel doortrokken, en vooral de uvder/iid.-che
opvoeding in en door het huwcliik en liet
i'Czinsleven is een thema, dat in verscheidene
van die werken telkens gevarieeul teriiukouit.
7,oo iets wil ei altijd u el m bij de llleuscheu.
Want men mag veel praten \an de kmM oio
de kunst, en hel alkeiu ciisw aardie.e v.m
leiidenz.-literatuur. in onzen tijd van
cnlluurverwordmg en ineens! on ing der geestelijke
normen, waar men zich geslachten lang aan
vastgehouden heelt, vinden verscheiden
meiischen Met maar wat prettig, een boek in han
den te krijgen, dat hun een eliiisch
ruggesteuntje geelt en daarmee een gi voel van vei
ligheid te midden van de wankelingcn der oude
waarheid.
Boeken als die v.in >eln],j ].,;;^e!!o; Kunnen
gelijk gestekt worden mei een :;re-i einden
politie-dieiisl die de e \t ra\ a'i'nu'e-- \ an i'e
tuitelige moderne pcr-"'inuil<l!; ui ('Mimen
/eken: ethi'-che i;ten,en wil h.iudiii. 7.io ook
dit nieuwe bmk ..De b.iuuclin-.',", '.lat ".eii
notities van een gevoelig toerist; met die
omschrijving kenschetst men de aanwezige
landschappen en er zijn haast niet anders
dan landschappen het best.
Natuurlijk zijn er gradueele verschillen.
Pennell is op zijn manier altijd knap maar
toch meer lithograaf dan etser; Short was
gelukkig in een helder kijkje op een brouwerij
bij Haarlem; Strong gaf een voortreffelijke
proeve van mezzotint in eene voorstelling
die alle allures heeft van Millet; Walcot doet
origineel maar zijn summiere phantasie'n
schijnen vooral zwakheden te verbergen.
Het aantrekkelijkst leek me Claude
Sheffcrson, illustrator, punch-teekenaar, aquarellist,
schilder en ook etser. Zijn Verloren Zoon"
is ten minste niet allereerst landschap; de
compositie is gesloten en er is iets ontroerends
in de voorstelling.
De tentoonstelling verdient een bezoek.
Zij geeft geen hooge kunst maar stoort ook
niemands evenwicht; daarenboven geeft ze
een eigenaardigen kijk op de moderne Engel
sche etskunst.
H.
Huize J. ZOMERDIJK BUSSINK
PaviljoenVofldelparüe!.Zuid4!90en7595
Restaurant a la carte
Lunch, Afternoon-tea, Diners en Soupers
Dagelijks muziek door het Huis-orkest
CHINEESCHE GEDICHTEN
Li TAI Pon (8e eeuw)
bewerkt door W. H. m; Roos
Drinklied
Wijn op komst
Ach, mijn vrienden, /.iet gij niet,
Dat de^ontelbre water-droppels,
Die, van uit den hemel, vullen
De rivier, in zee zich storten,
Nimmer keeren '/.uilen ?
Ach, mijn vrienden, ziet gij niet,
Dat uw vaad'ren in den spiegel,
Droef ontwaren zilvren haren,
live n sneeuw-wit in den avond,
Als /ij raaf-zwart te^ochtend waren?
Wilt ge^uw leven goed waardeeren,
l.aat n niet n vreugd ontgaan,
Duldt niet dat nw gouden bekers
Ledig glinslïcn in de maan!
Woekert, vrienden, met talenten,
Naar den wil van wie ze u schonk,
Hem die 'l goud rijk-handig spilde,
Schenkt opnieuw Fortuin haar lonk.
Braadt dan schaapsbout; slacht vrij ossen,
l.aat ons v k-ren dit festijn !
Laat ons toeven, toevend drinken,
Lang vereend hier vroolijk drinken
Driemaal honderd bekers wijn!
* * *
Oude wijsgeer Tchenu,
Kn gij, leerling Tan,
Draait niet langer, fluks,
Draagt de vaten aan.
Opgepast - ik kweel
l' een liedjen vuur,
Vriendlijk vraag ik u
Voor ecu wijl gehoor.
Luistert naar mijn lied.
Neigt naar mij het oor!
Klokken, die luien,
Hoe zoet /ij ook klinken,
Noch tamboerijnen
Hoe vroolijk zij rinken,
Kostlijke spijzen
Hoc heerlijk bereid,
Noch het bezit van
Juweelen zelt's leidt
In tot de vreugd van
den roes door den wijn
O! mocht ik nimmer
meer nuchter zijn !
Waar elkeen zwijgt van
gestorven wijzen,
Hoort gij de zwelgers
roemen en prijzen
Koning Tchenn, uit oude tijden,
Dronk bij-vaten vol den wijn,
Toonde met zijn schalkerijen
Hoe, die drinken, vroolijk zijn
Wat maalt gij, waard, van geld te minV
Wat draalt gij nog, schenk allen in.
Mijn edel ros, mijn heerlijk paard
Is duizend gouden munten waard,
En dan mijn pels! Hei, jongen, loop.'
Breng ze aan den man,terstond en koop
Voor 't goede geld ons goeden wijn:
Dan drinken wij om vrij te zijn
Van de oude zorgen, zonder tal;
De wijn is 't, die ze smelten zal!
Illlllltllllllllllllllll IIIIIIIIIMItllllllilMIM ,u mi
Vergankelijkheid
Gij wreede Heerscher, schaduw van den Tijd,
(iij heot de schoonste uren van ons leven
Als broze rozen naar uw schoot gedreven
Om te verdorren in uw duisterheid!
Herin'ring weefde zacht een zoeten schijn
Van weemoed «ver uwe donk're gronden,
Maar zij bedekte niet de diepe wouden
lui stilde niet de schrijnend-weec pijn.
Niets is beveiligd voor uw gretigheid.
Want alles valt in nw begeer'ge'handen....
Slechts d' eeuwen tarten uwe sterke tanden,
/ij staien zwijgend naar d' Oneindigheid i'
Zooals een kleine Bloem
/.ooals een kleine bloem, ontwaakt in 't woud
Verwonderd over al die donk're boomeii,
Stil weggedoken in haar witte droomen
7ieh voor den stormen nacht verscholen houdt,
Maar als de warme gloed van 't zounegoud
l ien zoet e vreugde door haar kelk doe t stroomen
Voelt zij een lichte blijheid in zich komen
l'.n vindt zich eensklaps vredig en vertrouwd,
/oo is mijn ziel ontwaak! in 't wondere leven,
Beangstigd door de duisternis en strijd,
Maar al haar teer verlangen en haar streven
Neigt zich naar liefdes wijde veiligheid,
Die, mild, een zachte mantel heeft geweven
Om 't blanke beven van haar schuchterheid.
B r;,\TH i ei;
de/elfde grilligheid van bouw vertoont die
we uit zooveel werken van deze schrijfster
kennen. Boeiend is het boek wel, en eigenaar
dig van gegeven meteen : een jonge man, die
een pool-expeditie heeft meegemaakt, is in
het hooge Noorden in levensgevaar geweest.
Gekweld door een verschrikkelijke!! -honger
hebben de schepelingen menschcnvleesch
gegeten, en als dit in liet dorp, waar de ma
troos vandaan komt, bekend wordt, heeft hij
den haat en den afschuw te dragen van ieder
een, waar hij mee in aanraking komt. In het
verhaal wordt nu uitgewerkt, hoe deze man
door zijn levenswijze de achting der mensehen
terug wint. Bovendien komt ten slofte uit,
dat hij aan den weerzinwekkende!! maaltijd
niet heeft meegedaan, hoewel hij zelf geloofde,
dat hij het, in den overspannen toestand waar
in hij verkeerde, wél gedaan had.
Stellig heett het verhaal literaire
qualiteiten, en de vertaalster heeft die, in het zui
vere Nederlandsch waarin zij het werk over
zette, weten !e behouden. Maar het edele,
opofferende en lijdzame van Sven LJVerson's
karakter is zoo geprononceerd naar . voren
gebracht, dat toch ook de/e roman van Selma
Lagerlof weer bij uitnemendheid geschikt is
als geschenk voor de verst-gevorderde leer
lingen van een moderne Zondagsschool.
Jonas l.ie behoort tot de schrijvers, die
grontc literatuur geven. Mij doet het ook in
dit mooie en sterke bock. Van beheerschte
kracht getuigt al dadelijk de compositie. In
het begin komen wij in aanraking met den
loods Salve Kristiansen en zijn vrouw
Elizabeth : wij bemerken, niet door redeneering,
maar dooi handeling, door den zuiver-episehen
op/et, dat aan dit huwelijk iets ontbreekt,
een schakel van wederzijdsch begrip, die het
geluk volkomen zal kunnen maken. Na de/e
inleiding komt de lange, romantische voorge
schiedenis van het huwelijk, de eigenlijke ro
man, en die is uiterst boeiend en belangwek
kend. Dit boek is vol hevig en hartstochtelijk
leven, en meer dan de figuren van Selma
l.agerlof. die toch werkelijk te duidelijk de
sandwieli-men zijn, die met de ideeën van de
schrijfster door Kuropa sjouwen, zijn de/.e
personen werkelijk mensehen, die kunnen
haten en liefhebben, die naar elkaar toe en
van elkaar af gedreven worden, en geslingerd
op hun neigingen en hartstochten. Hard en
scherp gaat het vaak toe in dit verhaal : hel
is een boek van stugge, --toere kracht, van noor
delijke koppigheid en oiiliandejbaren trots, die
vaak tot de grenzen van moedwil en dwaasheid
gaan. Kr is een prachtige harmonie, in tusscheii
beschrijving en verdieping, harmonie tnsschen
de woestheid van de Noorsche branding
en de sieile onbuigzaamheid van de ruige
zeevaarders.
Van een schmme en diepe nicnschehjkhekl
zijn vornldc beide hoofdfiguren,die ik al noem
de, en de manier waarop tenslotte de loods en
zijn vrouw elkander vinden, nadat zij jaren
lang, eerst ver van elkaar af, en daarna langs
elkaar heen geleefd hebben, is even meesterlijk
van /irniiu; als "Dl roerend van
doorvoeld/mi.
lammer d.it de vertalim: met meer dan
middelmatig genoemd k .'m worden. De verta
ler spreekt van de w. die ?.ich in een
blauw.Khti'.m '.:L!iHiv'"M;Vi'i/(bl,'. 10), \an een gelaat
waarover verschillende, trekkingen «(>;«/-/;. (blz..
U). Kenmaal spreekt hij van tantaluskn'alen
(blz. 44) in plaats van -kwellingen. Op blz.
02 gaat een schip naar de werf <un te ri'pcirecren
in plaats van om gerepareerd te worden, en
op blz. 88 lezen we dit zonderlinge zinnetje :
,,,,Vaarwel!'' zei ze eciii^s:iiis tutmloof." (curs.
v. d. ree.) Dergelijke curiositeiten komen er
meer voor in de vertaling, liet is werkelijk
jammer van het boek.
111
De uitgeversmaatschappij /v ZiinnMin-m,
die in den korten tijd van' haar bestaan al
- verscheidene goede boeken uitgaf, heeft met
..Samuel de zoeker" van l'jiton Sinclair weer
een uitnemende keuze gedaan.
Het is het eenigs/ins problematisch aan
doende verhaal van een jongen idealist, die
de wereld ingaat met tachtig dollars en geen
andere levenswijsheid dan ziin eigen zuivere
begrippen van goed en kwaad.
Zijn tachtig dollars is hij al heel g.inw kwijt
en zijn begrippen brengen Mem voor hij het.
weet in conflict met de maatschappij, Met kapi
taal, de kerk en de liefde. De naïveteit waarmee
Samuel tegenover al de/e dingen staat, en het
vuur waarmee hij den strijd aanbindt ter/en
alles wat hem verkeerd Voorkomt, doen hier
en daar een beetje nverdvewn aan, zoodat we
nu en dan weifelen, of we hem, zelfs ai-
nitzonderiugsmensch, aanvaarden kunnen. De
waarde van het verhaal zit niet in de lenden/,
die Samuel ten slot!e in de armen van het
socialisme drijft. z..,,il,at Mij op de door hem
zelf belegde meeting wordt vermoord, notf
voor hij een woord tenen het volk heeft kun
nen spreken, maar m den levendigcn vertel
trant - \\ant l'pion Sinclair i- een vlot cn
boeiend verteller en in de sv herp-licldcre
wijze- van voorstellen. De ideeën, 'die Uier
als geestelijk fond worden gebruikt, zijn lang
niet altijd nieuw, maar de manier waarop deze
schrijver de maatschappelijke problemen dra
matiseert, maakt zijn wei k interessant. Men
lette eens op de wij/e, waarop Chariie Swift,
de inbreker, aan Samuel de praktijken van de'
trusts uiteen/et; daar is in dien'dialoog zoo
iets petillanls en geestig , dat men er tien
brochures, waarin de/elfde waarheden wor
den uiteengezet, voor cadeau .?;? vit.
Kn zoo is de geesl v.m het heek- boek.
11 r R M A N Al i n il i; \ D o t; j>
l DA IVIY D£N
PA1AJA VARMOND
HOUTBOUW,
iKANTOOB fBEDEBIK HENDQllUAANeö]
JEN MAAG
UtVtRT DE/VEBLANCI) IN ZEER HORTEN
V0 AtLE HOUTCON/TRUCTIEX
'
/CHOOLCEBOÜWEN
INLICHTINGEN OP AANVRAAG