Historisch Archief 1877-1940
16 Oef. '20. - No. 2260
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Bijeenkomst van den internationalen
Vrouwenraad te Kristiania
(Slot)
Heeft een onwettig kind recht op naam n
erfenis van den vader? Natuurlijk" antwoordt
Noord-Europa, Hongarije, Uruguay waar de
wet bestaat. Maar welke aantrekkingskracht
oefent dan nog op de vrouw 't wettig huwelijk
uit, dat de staat toch wenscht vragen de
anderen. De vrouw als persoon boet reeds
een te groot deel van haar vrijheid in, in de
meeste huwelijkswetgevingen; als nu zelfs
alle voorrecht voor 't wettig kind vervalt,
hoe lok je dan de vrouwen in wettig huwelijk?
en als de zeden dat laten vallen zal dan niet
bij alle reeds heerSchende Chaos ook de
sexuele zijn volkomen Verwoesting aanrichten?
Het radikale voorstel als geheel werd ver
worpen.
Van gansch andere orde bleken weer de
resoluties die opkwamen tegen overdadige
weelde, tegen buitensporigheden in kleeding
en dans. Dat zij in dezen tijd, niet alleen
attribuut zijn der z. g. hoogere klassen, be
greep de vergadering volkomen. Maar hoe in
te grijpen?, door de wet? men doorzag alge
meen het uiterlijke, en dus het vergeefsche,
van deze bestrijding. .Door innerlijke bescha
ving en bewustwording dat zal het medi
cijn dienen te zijn, echter spoediger genoemd
dan heilbrengend toegepast. En al de neven
vraagstukken, de wazige begrenzingen : wat
is weelde? wat is buitensporig? wat te begin
nen met de millioenen en millioenen arbeiders
en arbeidsters die van 't vervaardigen van
Weelde leven?
Toch doet het goed dat deze
Verzameling van vrouwen al
thans ook deze orde van vraag
stukken zag, zij het misschien
meer met welwillende oogen
dan met tot verandering ge
neigde harten, waar het niet
den naasten, maar simpel zich
zelf en eigen omgeving betrof!
De vele eenvoudigen niet te
na gesproken, maar de I. V. R.
als geheel draagt toch 't
merkteeken der society", der
representative" vrouwen sterker
dan eenig ander internationale
samenkomst voor ernstig werk,
die ik ken.
Wie weet, misschien ver
andert langzaam aan dat
merkteeken nu van de
markiezin van Aberdeen en
Temair, wier moederlijke
goedheid toch gedragen
wordt door houding, kleeding,
versierselen van een
koningin-uit-vroegertijd, waarbij het Noorsche konings
paar maar een erg huiselijken indruk
maakte.... vervangen werd als presidente
door madame Chapounière-Chaix, de een
voudigst denkbare oude vrouw met 't glad
gestreken grijze haar, waaronder gelukkig
de wakkere oogen sterkte en wilskracht schij
nen aan te duiden. Dat geen der ook in den
I. V. R. machtige Angel-Saxische landen,
maar het neutrale Zwitserland de nieuwe
presidente leverde, toont het ernstig streven
naar evenwicht van invloed voor de aangeslo
ten leden, geeft ook als symbool"?na den
oorlog hoop op een al partijdige leiding,
die het gezamenlijk huis voor al zijn kinderen
tot een home" zal maken, waarin gewerkt
worde met gespannen kracht, en gerust in
veilige vriendschap.
Over twee jaar ontvangt Holland den Uit
voerenden Raad, een ongeveer 80-tal vrouwen,
die de algemeene internat, samenkomst van
1925 (plaats nog niet vastgesteld) komen
voorbereiden. Moge het voor hen goed ver
blijven zijn in ons land.
W. VAN ITALLIE VAN
ellende, {n Castione kwam plotseling het be
richt : Allen uitstappen" de eindelooze regen
had de bergbeken sterk doen stijgen, het water
spoelde over den spoorweg en een pijler gaf
te vreezen. Twee electrische trams gingen op*
gepropt en puilend, brachten de reizigers een
station verder, kwamen terug en haalden het
doorweekte restje. En in den stroomenden
regen was het al avond vóór dm tijd. Maar de
trein, die wachtte, was licht Vn warm en toen
we eindelijk na twee uur wegstoomden, heel
langzaam om den gevaarlijken weg,
herademden we, vonden het wel een avontuurtje
Toen bleek ook de spoordijk bij
Ri^era^overstroomd en nu werd 't wanhopig. Want in
het volslagen duister van een klein statten- j
netje,was het een w.oest gedrang om de vracht- i
auto's, die ons naar Taverna zouden brengen,
raakten de menschen elkaar kwijt en hun
bagage zoek, klonken er schelle, angstige
stemmen. En kletste de regen ! De camions
reden weg, de meeste volgepropt met staande
passagiers. Eindelijk redde ook óns de auto
bus van Splendide uit Lugano en reden we
weg in den pikdonkeren nacht. Toen nieuw
oponthoud. Op den doorweekten weg stond de
retizen-camion vol koffers, daarvoor glommen
de lichten van de andere wagens. De
bergstroom bruiste over den weg, een ossewagen
zou eerst gaan verkennen. De menschen
wer-den angstig, een vrouwtje jammerde onop-:
houdelijk : o marnma mia, o mado-onna ert
een man bekruiste zich bij een felle bliksem
straal. En naast en over den weg
donderdehet razende water. Toen, eindelijk, kwam er
een waggelig ossewagentje en het verkennend
osje onder een glimmend zeiltje we konden
dóór ! En laat in den avond reden wij de
overige reizigers in Taverna op den trein ge
zet Lugano binnen en vonden verkwikking
en rust in een bad en een bed, Gezegend
Lugano's Splendide !
In Milaan waait de roode vlag van vele
fabrieken, van uit den trein zagen we die
wapperende lapjes en opschriften als : W.
Brieven uit Itali
Met teekeningen van Ric Cramer
l
De reis
De reis viel mee, was lang maar niet lastig
en vol mooie momenten. Eerst was het de Rijn
in den avond, glad en glanzend, vol spiege
lende lichtjes en in Zwitserland waren het
vooral, vóór de hooge bergen, de golvende
velden met de appelaren zwaar van roode
nichten. Maar na de St. Gothard begon de
En de deinende gondel als zwarte silhouet tegen de
lichte lucht
Lenin" en een paar zakken zand van de guarda
rona". Ook in Brescia, ook in Verona, overal
een roode lap aan een staak, een paar
arbeiderswachten op het dak, en wat soldaatjes,
twee aan twee, als tegenwacht. Maar dat was
ook alles wat we van de revolutie" merkten.
En o, die aankomst in Venetië! Na die regen,
na die verwarde herrie in Milaan, na die smeer
boel van modderige straten en nog vuiler sta
tions, déze zou, déze rust ! Toen we aankwamen
glansde de maan bleekjes over het donkere
water. Is er in hél de wereld wel n
stad, die zoo ons hart gevangen houdt van
't allereerst begin? O de oneindige charme
van die stilte, met nu en dan een lach, een
lied ; van die grijze, stille gevels, met nu en
dan een gouden licht ; van dat gladde, glim
mende water dat zachtjes, zachtjes klotst
tegen de kaden en de deinende gondel met de
wrikkende roeiers als zwarte silhouetten tegen
de lichte lucht ! Dit leek als iets, dat lang ge
leden was gebeurd en dat wij herzagen met
dieper vreugde dan de werkelijkheid kan ge
ven in den verstilden spiegel van een
droom.
Musi;o Civico P o p p e n
Hier zijn, in hun glazen huisje, mijn mario
netten weer, het oude poppenspel van de
Morosini's. O lieve lievelingen ! Hier is ze
weer, dit fijne fransche dametje, preutsch in
haar wijde guardinfante", met een mondje
als een hartje en spitse, zijden schoentjes.
En hier is de Capitano, de Spaansche hidaigo,
belachelijk snoever, met zijn groote muil die
open klapt en toe, en Pantalone, en de Moor,
en Arlequino. Hier sluipt het witte masker,
met het gele manteltje over de roode robron".
Hier is Pulcinella, en zijn vrouw, de kleine,
stoute Colombina piccola ma tutta pepe",
ZINGENDE TREKVOGELS
Redenaars als Tagore, die het vooral moeten
hebben van gelijkenissen en tegenstellingen
en dan ook nog hun beelden ontlcenen aan
het natnurleven, moeten onvermijdelijk hun
toehoorders af en toe onthalen op onjuiste
voorstellingen. In den regel hindert dat niet
zoo heel veel ; het betoog lijdt er meestal niet
onder en het zou ook heusch niet de moeite
waard zijn, om alle vergrijpen te signaleeren,
die redenaars en kunstenaars en hun
commantatoren plegen jegens de Natuurlijke Historie.
)e zoudt er »ok dagwerk aan hebben. Maar
wanneer een Oosterling met zonderling pres
tige, een van hen, die dichter tot het hart
der dingen heeten doorgedrongen te zijn
dan de meesten onzer, zich schamper gaat uit
laten over de geluiden der trekvogels, dan
moesten wij hem toch eens even op een van
onze onvergelijkelijke Octobermorgens in
de Natuur brengen.
Hij zei dan : de trekvogels schreeuwen,
maar zij zingen niet." Misschien herinnert ge
het u : het ging over den invloed van
Westersche geleerdheid op Oostersche wijsheid.
Die zaak zelf laten we rusten. Ik behoef alleen
maar te vertellen hoe het mij Zondag 3
October gegaan is. Voor zonsopgang was het
nog al nevelig, doch dat was geen hinderpaal
voor een winterkoning, een heggemnsch
en drie roodborstjes om er eens lustig op lus Ie
zingen. De winterkoning en de heggenmuscli
Maar Arlequino zwaait zijn stok
die altijd weer een nieuwe ontrouw moest be
rouwen ! Ze zijn zoo aardig l Ze hebben een
hél klein zieltje maar dit zoo open, zoo
eenvoudig-weg, geheel ; zoo zonder onze
menschelijke gecompliceerdheid, onze wisselende mas
kers ! Ze zijn doortrapte huichelaars, als
hier die pronkende Capitano, maar niemand
loopt erin ! Ze zijn teeder als dit malve-zijden
vrouwtje en dan zijn ze n teederheid, als
een bloem. En zoo Colombina glimlacht, een
beetje ondeugend, tegen dien vreeselijken
moor, dan is het omdat zij niet anders kan
dan glimlachen, met heel haar stoute, bloote
zieltje. Is de melancholie van haar die ik
noem Costanza O Tchernicheva ! niet
chter dan ónze melancholie die snel vergaat
in uitbundigheid of boosheid om een niets?
En dit koude, hooghartige, onaandoenlijke
wezentje met de starende oogen - wie van
ons durft zóó zijn leege hart te toonen?
Zoo leven ze hier hun klein, besloten leven
tje achter de glazen wanden en met den tijd
zijn hun kleertjes verfrommeld en vervaald,
hebben de gouden en zilveren borduursels
hun glansen verloren. Maar Arlequino zwaait
zijn stok en lacht met zijn zwarte gezicht en
Costanza, de melancholieke, heft droef haar
witte handje, en het felle masker sluipt in
haar roode rokken onder het stijf-staand gele
manteltje en de Capitano grijnst en ondeu
gend, achter de bonte Arlequino gluurt de
stoute, kleine Colombina....
Pietro Long
En hier zien we de poppetjes aan 't dansen
voor de nonnetjes van San Zaccharia. Het
schilderij i> van Pietro Longhi, of van een
imitatore". Het is de parloir van het kloos
ter, achter tralies de nonnetjes in witte volen,
gepoederd en gekapt, met parels, een bloempje
hier of daar. Er vóór de gasten. Daar is de
man met de marionetten, die de doedelzak
blaast en een jongetje zwaait met zijn hoedje.
Er zijn mooie dames (een heeft een roze-rood
toilet) en cavaliers die praten en buigen.
In een hoekje heeft er een, door de tralies
heen, met een nonnetje een duidelijk apartje.
Een senator laat zijn toga slepen. Een meisje,
in een strak keursje, dringt tegen de tralies
om een koekje. En er zijn er nog meer en er
komen telkens nieuwe....
De nonnetjes van San Zaccharia hebben
niet alle vreugden der wereld verloren. Zij
spinnen haar intrigues van uit den
getralieden parloir. De abdis noemt zich : Sua
Eccelenza Reverendissima Donna . Ze be
moeien zich met de nieuwste modes en
bewuiven zich met een beschilderd waaiertje
dat gén heiligenbeeltenis toont ! Er is een
poortje in den hof, waar wel heimelijk een
cavalier soms wacht. En in den carnaval gaan
ze gemaskerd en gecostumeerd en komen op
straat en wel op bals. . . . Pietro Longhi, hier,
schildert dien bezoekdag, Zijn schilderijen
zijn verhaaltjes, stukjes leven uit die
bekoEISCHT STEEDS
SIPKES'JANIS
rende achttiende eeuw, een beetje kleintjes,
een ietsje burgerlijk, maar zoo aardig toch om
die verhaaltjes ! Hier dit morgenbezoek : Een
dametje ligt in donzen kussens onder een
roze sprei en het laken heeft kanten
omplooisels. Een allerkleinst hondje ligt dicht
aan haar hart. De abbéleest een brief, of
een nieuw vers van Metastasio en de sigisbee,
gepoederd en geparfumeerd, serveert de cho
colade zooals 't een goede cavalier servant be
taamt. En zelfs de man is er, om 't plaatje,
hoewel hij eigenlijk er niet hoort en de aan
dacht van 't vrouwtje zich vooral de sigisbee
toewendt en de zoete rijmen van Metastasio.
En allen drinken chocolade.
En hier is nóg een verhaaltje de Neus
hoorn. Hij is te kijk op de kermis tijdens 't
carnavaJ; hij weegt 50.000 pond en eet dage
lijks zestig pond hooi en 20 brooden ! En
Pietro Longhi schildert hem, met een glan
zend hooisprietseltje uit den vreemden bek.
Op de estrade kijken er menschen, twee
vrouwtjes met zwarte tricornes en de sluie
rende zendado, de een heeft een gezichtje
strak en wit als porcelein. Een cavalier kijkt,
met vooral niet te veel belangstelling. En een
bourgeoise met een mandje en een masker
als een zwart, rond ouwèltje houdt een kindje
aan de hand. Terwijl de eigenaar, een vreem
deling, een soort verklaring geeft van 't
vreemde beest en een dun zweepje zwaait.
Buiten woelt en warrelt de Senza, de groote
kermis. En Longhi schildert die, hij geeft de
Mode-Silhouetten
Teekening van Hermina IJzerdraat
En0de Venetiaansche maskers (de bautta)
charlatans en de Venetiaansche maskers (de
bautta) die zijn als een versierde Dood. Op
het Marcus-plein staan de kramen en in
Merceria verdringen zich de vrouwtjes om
den Fransche pop", die de allerlaatste mode
uit Parijs laat zien voor heel het komende
jaar (och, toch nog voor een jaar !) Op de
estrade waar een kwakzalver een pas ge
trokken tand laat zien (en de patiënt hangt
flauw en witjes tegen de planken) begint
een dolle klucht en hij zelf speelt de rol van
Pantalone en zijn helper Brighella, de knecht.
Er zijn gedresseerde kanarietjes die tot 30
tellen kunnen en een kanonnetje afschieten.
En boven de hoofden, hoog, van de campa
nile tot een paleisbalcon, glijden de ranke
koorddansers of een danseresje, de wijde rokjes
met strook aan strook gevuld, een waaiertje
in de gestrekte handen. En er is een
boekenkraam waar men zeldzame handschriften krij
gen kan en dure exemplaren. Gasparo Gozzi,
ach arme, rekt zijn schamele, gebogen figuur
en betuurt verlangend een boek dat hij niet
koopen kan. Voor de koekkramen is het een
gedrang, en een jongetje, zijn knuistjes vol
anijskoêk, vraagt mevrouw zijn moeder"
of hij nu óók de neushoorn zien mag en de
lieve leeuw, de damesleeuw". Op 't
Canalegrande glijden gondels af en aan, op de trap
pen, tusschen de meerpalen, dringen de men
schen die komen en gaan. En 't is nog een
haastig afscheid, een handkus Servitor
suo een allerlaatst verhaal. . . . Een cava
lier, galant, helpt een vrouwtje, gemaskerd
en in kanten sluiers, bij het instappen en zij
verdwijnen onder het tentje. Een witte, be
ringde hand sluit de bescheiden gordijntjes,
lachen klinkt op en versterft. En de gondel,
geluidloos, verglijdt. . . .
Een laag- en een hoogvlieger
lllllllllllllllllllllllllltlllllHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllltl
Dan gaan ook wij, en verglijden in deinen
den gondel, onze oogen vol van vergane
pracht, ons hart vol van verliefd herdenken ;
verglijden, geluidloos, tusschen droom van
grijze paleizen en weerspiegeling van dien
droom.
mmiiiiiiiiiii
Miimiiiimiiiiiiiiiiiiiiimi
Het kneutje, een zingende trekker
Tcekenina van Jan van Oort voor
Het V(>giijaor.
kunnen nog inboorlingen geweest zijn, maar
die roodborsten waren echte trekvogels, wie
weet van hoever gekomen. Ze zongen lustig
i1 n blij met parelende, vlugge toontjes en
hooge uithalen, soms lierinnei'end .ian
nachtegalenlied, dan weer aan lijsterzang, maar
het was toch altijd de echte roodhorst-hymne,
totdat een hunner in dartele vreugd, als in
de Mei, niet groote getrouwheid en duidelijk
heid den koohneesroep te hooren gaf.
Intusschen zaten hoog in de boomen de spreeuwen
te zingen, ook trekvogels, een gezelschap
van ccnige honderden, die straks misschien
de Noordzee zullen oversteken, om plaats
te maken voor nieuwe scharen. Ze zingen het
volle repertoire, het mooie mollige
spreeuwengefluit, dat als een vuurpijl omhoog gaat,
het lustige gebrabbel en haastige imitatie
van zoo wat van alles wat andere vogels
zingen. Den heelen morgen ontmoet ik in het
duint roepen van spreeuwen, die zingend
slieren over de doornboschjes met de gele
bessen. Daar dansen ook tjuikend de vinken
door de lucht en telkens komen er troepjes
van vijf zes kneutjcs, vliegend met volle
muziek. Soms roepen ze elkander gewoon
aan (dat is dan het schreeuwen) maar al
al spoedig heffen zij weer het kneuenlied
aan met al zijn tierlantijntjes, gekraai en
fanfares, waaronder er zijn, die je zoo in
notenschrift kunt neerschrijven. Vele van
die troepjes strijken neer in een herkenboschje
en daar zingen de vogeltjes tusschen het
gelend blad zoo vroolijk en uitvoerig als ooit.
Het groote aantal van die diertjes is al een
bewijs er voor, dat we hier niet te doen hebben
met rondzwervende inboorlingen, maar met
echte trekkers. Hetzelfde geldt voor de
boomleeuwerikken. Die broeden in ons duin en
nog al veel ook, maar toch niet zoo talrijk,
dat er thans in iedere vallei een stuk of zes
zouden zingen, zooals nu het geval was. Al
heel in de verte, een halven kilometer weg,
konden we ze hooren, hun liefelijk geluid ver
vulde het herfstlandschap. Het lied van de
boomlceiiwn'ik is haast onwerkelijk van
welluidendheid. In hel eerst maakt hel ook den
indruk van grooten eenvoud, maar als men
probeert het te onthouden of op te schrijven
dan blijkt er toch een groote verscheidenheid
te bestaan in de langgerekte trillers, soms
vast van toonhoogte, soms dalend, soms rijzend
nu eens legato, dan weer staccato, meest
/acht en rus'tig, maar toch ook weer ver door
dringend en het oor vullend, 't Is nog al
vreemd, dat veel wandelaars die boomleeu
werik niet hooren, toch behoeft ge op mooie
herfst- en winterdagen - ook avonden
in ons duin slechts even rustig te luisteren
en ge hoort het liefelijk geluid van de/.e trek
vogels, die hier in najaar en voorjaar door
reizen, sommige honden hier hun
winterkwartier, andere komen er broeden.
De gewone middelsoort geletterde mensch
denkt bij trekvogels meestal alleen aan zwa
luwen en ooievaars, aan bonte kraaien en
ook nog wel aan de kraanvogels van Ibykus
en ik kan mij begrijpen, dat hij niet zoo heel
grif mijn zingende roodborstjes, kneutjes en
boomle'euwerikken als gelijkwaardig met die
andere reizigers wil aanvaarden. Wanneer wij
nu nog een maand teruggaan, en de trekkers
van September bekijken, dan komt er nog
veel meer zang te hooren en als ge dien in
zijn meest indrukwekkende vreemdheid wilt
genieten ga dan naar een van onze afgelegen
duin-uithoeken op de eilanden of naar een
eenzame zandplaat in de Waddenzee, waar
wind en water een paar broze
helmheuveltjes hebben opgebouwd. Daar trekken
omstreeks l September de zangertjes van
woud en wei en dan zit zoo'n duintje vol met
tjiftjafjes en fitisjes, roodstaartjes, tapuiten,
tuinflnïtcrs, grasniusschen, rietzangers en zelfs
een enkele nachtegaal en geen hunner, die
niet bij goed we er af en toe een korter of langer
liedje uitgalmt, al zijn ze daar aan zee ook
in een wildvreemde omgeving.
Het mooiste voorbeeld van trekvogels, die
V e n e t i e, 25-9-'20. R i E C R A M E_R
Gevaarlijk Speelgoed"
Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat
in Duitschland het Kaiserliche
Gesundheitsambt" met klem waarschuwde tegen het te
spelen geven aan kinderen, van de bekende
looden spldaatjes. Kleine kinderen hebben
veelal de gewoonte alles dus ook hun
speelgoed in den mond te steken, en
lood is gevaarlijk! Maar ook de kleuren voor
de bedekking aangewend zijn dikwijls van
giftig gehalte. Eene oplossing hiervoor is,
dit looden speelgoed te beschilderen met
een onschadelijke olie- of lakverf, die onop
losbaar is in water en in het speeksel en dus
bij het in den mond nemen niet afgeeft.
Maar ook dan nog is er het gevaar, daar
door afbreken van een hoofd, een geweer of
een arm op de brenkvlakte een gedeelte van
het lood bloot komt te liggen. Ook voor
ander speelgoed dan de looden soldaatjes
geldt de waarschuwing voor het kleurengif,
en mogen we wel eens een wakend oog over
het speelgoed laten gaan. Het paardje, de
sabel, de bromfluit van de kleine dreumes,
en de pop 'waarmede onze kleine dochter
speelt, dat alles is dikwijls op den keper
beschouwd ongeschikt als kinderspeelgoed,
vanwege het kleurengevaar. De blokkendoos,
de legkaart, onze kleinen steken ze ongemerkt
in den mond en krijgen papier naar binnen.
Het tuig van 'n stokpaardje, het tulle van
'n poppenwiegje, zit daarop bevestigd door
middel van kleine spijkertjes of punaises, de
kinderen rukken dit onder het spelen eraf.
en, het gevaar voor verwonding van de aldus
in de kinderkamer verspreid wordende puntige
voorwerpjcs is niet denkbeeldig. Nog onlangs
moesten we ondervinden bij eene bekende
familie, dat de moeder daarop opmerk
zaam gemaakt door de benauwde bewegingen
van baby uit een kinderkeeltje een groote...
kopspijker te voorschijn bracht, en de kleine
had toch enkel maar met 'n klein
Teddybeertje zitten spelen. Doch men moet weten.
dat bij verscheidene dezer beertjes, konijntjes,
eskimo'tjes enz. als geliefd kinderspeelgoed
gaarne in onze kinderkamer toegelaten, de
oogen eenvoudig uit er-los-ingestoken ge
verfde kopspijkers bestaan. En zoo zouden
we kunnen wijzen op het gevaarlijke van de
z. g. Sterrekijkers" met de gekleurde stukjes
glas; poppen met steenen koppen; gekleurde
en glazen knikkers etcetera. Doch ons doel
is hier een wenk te geven. Een ieder zie
verder in eigen omgeving eens rond.
PAULINE Novo N?W A E s D o R p
IIIIIIIIIIIIIIIIIII11 1IIII1II III l IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
imlMlmMIIIIIMlMIIMflMIUIIIMIIIIIHIKIIlmlIllmlIlllimimlIIIIIIIIIIIIW
i Bestelt ROZEH, PLAHTEN,\
{HEESTERS, ZADEH, recht-)
streeks bij de I
(KONINKLIJKE KWEEKERU*
I nOERHElM"
= voorheen B. RUYS
l DEDEMSVAART
iiiiiiiiiniiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililiiiumiiiniliiiiiiiili
in hun winterkwartier (je kunt niet zeggen
in den vreemde") zingen, wordt wel geleverd
door de koperwieken. Van morgen (10 Oct.)
heb ik ze alweer zien aankomen bij vele hon
derden. We zullen ze den heelen winter weer
zien rondstappen op de weilanden langs het
bosch of op de gazons in de parken, altijd in
troepen bij elkaar. In Maart worden ze al
vroolijker en vroolijker en dan gaan ze met
elkaar zitten zingen in de boomen, soms hon
derden bij elkaar. Maar ze zingen heel zacht
en liefelijk, zoodat de argelooze wandelaar ze
licht voorbij loopt. Doch wie er op let, kan
er weken lang van genieten, want het wordt
wel half April of later nog, eer de laatste
koperwieken zijn vertrokken naar hun
broedgebied.
Nu heb ik nog een menigte van de winter
zangers niet genoemd, allemaal trekvogels,
die ge heel onverwacht zelfs in November en
December zult hooren. Natuurlijk schreeu
wen" de trekvogels ook wel, en heel druk ook
en het merkwaardigst is wel, dat de meeste
van die schreeuwers nooit zingen, zelfs niet
in het land hunner geboorte. Hier maak ik
geen beeld van. JAC. l\ TIIIJSSE