Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
16 Oct. '20. - No. 2260
EUGÉNIE, KEIZERIN VAN FRANKRIJK.
Mijn gedenkschriften. Geautoriseerde
uitgave. Vertaling van dr. L. A. J.
BuRGERSDijKjr. Geïllustreerd. Leiden,
A. W. Sijthoffs Uitgeversmaatschappij,
1920. 2 dln. 80.
De periode van het tweede keizerrijk is
thans vrijwel historie geworden. De laatdun
kende toon, waarop men onder de immers on
feilbare derde republiek over het régime van
Napoleon III placht te spreken, heeft plaats
gemaakt voor een meer billijke, want meer
historische beschouwing. Nu het tweede kei
zerrijk een halve eeuw achter ons ligt en de re
publiek stevig gevestigd blijkt, kan iaën
ook recht doen aan den Keizer en zijn gouver
nement. Ook hierom kan men historisch beter
oordeelen over de geheeie periode, nu er
langzamerhand veel meer bekend is geworden,
met name van de jammerlijke debacle van
1870 en 1871. De voornaamste leiders van die
dagen, Ollivier en Gramont, Bismarck en
Moltke, om slechts deze te noemen, hebben ge
sproken en daardoor veel opgehelderd, wat den
tijdgenooten verborgen bleef.
Zoozeer was het tweede keizerrijk al een
historische periode geworden, dat de wereld
met een lichte verrassing vernam, dat Keizerin
Eugénie was gestorven ; men had haar geheel
vergeten. Een tweede verrassing heeft zij nog
aan de wereld bereid, toen zij bleek mémoires
te hebben nagelaten en de uitgave daarvan te
hebben voorbereid. Zij liggen thans voor ons
in Nederlandsche vertaling van dr. Burgersdij k,
twee vrij zware deelen.
Hoe deze uitgave eigenlijk is ontstaan, is
niet geheel duidelijk. Wij hebben de Fransche
uitgave niet gezien, maar wij verrwoeden, dat
ook daarin alle oriënteerende inleiding ont
breekt. De Nederlandsche vertaling heeft niets
van dien aard; zij valt onmiddellijk met de
deur in huis. Wij weten dus volstrekt niet, hoe
ver het persoonlijk aandeel der Keizerin aan
deze gedenkschriften gaat, in hoeverre de
redactie van haar eigen hand is, wie haar
daarbij heeft ter zijde gestaan. Evenmin
is ons bekend geworden, wie de Fransche uit
gave heeft verzorgd en waarnaar dr.
Burgersdijk dus heeft gewerkt. Het is een goede ge
woonte, dat o ver dergelijke en meer andere pon
ten, die bij een historische publicatie van zelf
ter sprake komen, in een inleiding afdoende
inlichtingen worden gegeven. Nu moet de
lezer zelf trachten zich een meening te vormen
naar aanleiding van wat de tekst zelf mede
deelt of laat onderstellen.
Vooreerst blijkt het, dat deze herinneringen
van Keizerin Eugénie zijn opgesteld in de eerste
tien jaren der twintigste eeuw. Zij zinspeelt
op of vermeldt meer dan eens gebeurtenissen
van na 1900, zoo den dood van koningin
Victoria in 1901 en dien van prinses Mathilde
in 1904. De catastrofe van Keizer
Maximilia'an van Mexico blijkt ongeveer veertig jaren
geleden. Dat brengt ons dus tot het jaar
1907. Heel veel later kunnen intusschen deze
gedenkschriften niet zijn geschreven ; immers
koning Eduard VII wordt meer dan eens ge
noemd, maar nergens is sprake van George
V. Na 1910 zullen dus deze mémoires, voor
zoover wij kunnen nagaan, niet zijn bewerkt.
Bewerken is hier wel de juiste term. Want
het zijn geen mémoires in den eigenlijken zin,
d.w.z. persoonlijke herinneringen. Het spreekt
van zelf, dat dat element niet ontbreekt.
Integendeel, vooral het eerste deel is zeer rijk
aan persoonlijke aanteekeningen der Keizerin
over allerlei gebeurtenissen, waarbij zij zelf
tegenwoordig was en zelfs de hoofdrol ver
vulde. Wat zij mededeelt over het keizerlijk
hof, de groote plechtigheden en feesten, die
werden gegeven, de officieele reizen van het
keizerlijk echtpaar, de bezoeken van vreemde
vorsten 'te Parijs en de beantwoording van die
bezoeken door Napoleon en Eugénie dat
alles is grootendeels persoonlijk door de Kei
zerin beschreven. En zij doet dat blijkbaar met
groote voorliefde ; zij had genoegen in derge
lijke officieele festiviteiten, die zij met
uitnemenden takt en fijnen smaak wist te
organiseeren en te leiden. Zij begreep daarvan ook
de groote politieke beteekenis, die haar trou
wens steeds door Napoleon III werd voorge
houden ; tiet Fransche volk moest
geboeid door den schitterenden gïartS 'van het
keizerlijk hof, die stellig aan hel prestige van
den keizerlijken naam «« aan het gezag van
zijn regeering is ten %oede gekomen. Het is
volkomen waar, wat Eugénie in haar gedenk
schriften zegt, dat de Franschen de schittering
van een fefulant hof weten te waardeerert "ett
zelfs behoeven. Inderdaad had. >n\ên bij
het optreden van Napoleon 1U in jaren geen
eigenlijk hof te Parijs gehad. Niets Is Louis
Phüippe dan ook scherper verweten dan dat hij
niet de allure* Van een koning had. Wat Wen
Napoleon lII ook mag verwijten,, ^eABurger
man Was hij niet; zoowel toij -ais Stigénie waren
inderdaad in hun optreden WaM-"buiten vorsten.
Intusschen, zoo itgQnie niet meer had te
vertellen dan vart xfcè'fi schitterenden glans van
het tweede tófelrijk, dan zouden
haarged-ertKschriften. tóet zoo heel vee! waarde SVebpert.
Maat Wiet name het tweede d«el tjeyaft./an
rlel, dat zijn beteekenïs toeft Voor de irK>i«tieke
geschiedenis van die &ageft. tarisi 'niet alles
wat hier wordt gevoüden*, 'wordt jvenwel ge
dekt door den Wtell:.gedertS.schrifte,n van Kei
zerin Ewgëm'e. Dat -Wijkt reeds bij en eersten
oofoöslag. Wanneer wij b.v. een uitvoerig
hoofdstuk 'in het tweede deel vinden met dert
titel '?: :héttreurspel van Sedan, dan is het
'dtiWe-ilrj!c;&at de Keizerin hier niet aan het w<Wrd tem
aüjn ; immers bij die catastrofe was zij niet
tegenwoordig; «»J was toert ais regentes te
Parijs. Alles wat zij welf Sedan mededeel^ '.s
dan ook van hwireirt zeggen. ?NatiiiWfÜjk ver
mindert dat <>p zich zelf -de w'aarde van de
mededeeMttgert der Keizerin niet. Want zij
noemt z»o!goed als'èvefal haar zegslieden en zij
geeft zelfs dien tégslieden zoo goed als uitslui
tend he<t 'woord. De voornaamste daarvan is
deKeizéf zelf, die natuurlijk een der voornaam
ste getuigen is geweest zelfs e-enSgefmate
ten op bepaalde tijdstippen de hooïdacteur
van het drama van Sedan. Het blijkt, dat
Napoleon III een 'omvangrijk schriftelijk
materiaal heeft rt-agelaten over zijn regeering;
blijkbaar teekende hij gere«eïd 'aan, wat hij
voor zich zeïf, misschiet <ook voor het nage
slacht bewaard wenS*hte-te hebben. BpvendSeii
heeft hij te Chisletiurst, in de verbanning, naar
het voorbeetd van den grooten ?Napoleon zijn
vooTsteMhig van tal van 'gebeurtenissen en
vertroudingen gegex'eil; die uiteenzettingen
werden dan genoteerd. Ook van anderen, gene
raals en diplomaten uit de omgeving van het
keizerlijk hof, had de Keizerin brieven en
aanteeJ^'ningen onder haar berusting; zij .geeft
daaruit herhaaldelijk uittreksels-.
Alles te zamen genomen dus -een belangrijk
materiaal, maar lang niet alles Van deKeizerin
zelf. Het is daar ook nie<t rmnder om ; het ge
wicht van den bunde*> rijst daardoor ; het is
altijd belangwe-Mcender Napoleon Hl dan
Eugénie te Iworen. Stellig behoort de Keizer
tot die staatslieden, die bij nadere kennis
making winnen. Hij heeft in de politiek
zeef ernstige fouten gemaakt, maar hij liad
teil minste de eerlijkheid die in te zien en te
erkennen. En bovendien heeft hij meeïfouten
gemaakt door goed vertrouwen dan door
kwade trouw. Er staat in dit bock een uit
eenzetting van wjn politiek tegenover Pruisen,
die veel meer den idealist dan den intrigant
verraadt; men zou zeggen, dat de Keizer meer
zondigde door naief idealisme dan door
snooóea arglist. En aan dezulken kan veel ver
geven wo-rd'en, ook in e historie. Eugénie
deed het zeker ten volle. Ook van haar poli
tiek staan deze deelen natuurlijk vol. Of doet
men haar te veel eer aan door van haar politiek
te spreken? In ieder geval is haar invloed min
der groot geweest dan men destijds algemeen
meende. Napoleons Italiaansche politiek wordt
door haar veroordeeld. Alleen aan het Mexi
caanse!^ avontuur erkent zij zich schuldig,
al neemt zij natuurlijk niet de verantwoo
delijkheid op zich voor den f unesten .afloop. Te
meer kunnen wij haar dus vertrouwen, wanneer
zij duidelijk maakt, dat de oorlog van 1870door
Napoleon evenmin als door haar werd
gewenscht en doorgezet. Dat stond ook vóór
deze publicatie al vast. Dat die oorlog door
Bismarck op onnavolgbaar handige wijze in
scène is gezet, zoodat Frankrijk wel in de val
moest loopen, dat staat nu wel vast. Daarom
treffen ook deze onthullingen van Eugénie
minder nu dan wanneer zij vóór dertig, veer
tig jaar waren gepubliceerd.
Niettemin een belangrijken ook in menig op
zicht een aantrekkelijk boek. Want hef be
schrijft een tijd, die met al zijn gebreken toch
zijn bekering zal behouden, vooral nu wij
J. S. MEUWSEN, Hofleverancier, A'DAB?R>t
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
INDISCHE CAUSER1EËN
IV VAN MISDADIGERS EN VAN MISDAAD
Ieder, die wel eens in aanraking kwam met
lieden, die een ernstige misdaad begingen,
weet hoe uiterst moeilijk het valt de motieven,
welke tot de misdadige handelingen hebben
geleid, te begrijpen en na te voelen. Veelal
kunnen de personen zelve zich van deze
drijfveeren althans van de onmiddellijk tot
het delict voerende geen rekenschap geven.
Bekend is het stereotype antwoord der
passioneele misdadigers uit de chansons van Aristide
Bruant, gegeven op 's rechters vraag naar
het motief hunner geweldsdaad: ,,jai vu rouge".
Dostojewski in Schuld en Boete", Zola
in La béte humaine", d'Annunzio in
L'Innocente", hebben uitvoerige analyses
gegeven van de misdadigersziel.
Deze geniale auteurs wisten deels door
zelfschouwing. (introspectie) immers ook in
den maatschappelijke!! en normalen mensch
is het misdadige en abnormale in kiem aan
wezig deels door observatie van anderen
het psychologisch proces, dat tot misdaad (iu
de drie hierbedoelde romans : moord) voert,
te reproduceeren en te objectiveeren. in hun
letterkundig werk. Vooral geldt dit van den
eerstgenoemde, den grooten Rus, Michael
Feodorowietsj, die, zelf een pathologische
natuur, jarenlang in een Siberische
strafgevangenis met misdadigers als gelijke heeft
verkeerd. Echter, deze schrijvers, die dan toch
het diepst afdaalden in den afgrond der
misdadigerspsyche (Lombroso 1) noemt juist
dit drietal als de bij uitstek geslaagden, zij
bleven toch immer nog bij de zielen van
rasgenooten.
Rodion Raskolnikow is een Rus, Jacques
Lantier een Franschrnan en Jullie Hcrmil
een Italiaan. .
iiiiiiiiiiii iitiimnimnnnni
de periode Van h'et tweede keizerrijk van onzen
tijd uit frtfteleri bezien, die wel belangwekkend,,
imaar zoo bitter weinig charmant is-.
H. BRUGMANS
iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiliitiiiiiiniii» niiiiiiiiuiniii inimii
HET RIJKSMUSEUM
ADAM EN EVA
Men heeft Adarrt en Va ièn lafhartige
poets gespeeld rner iW'rt <&rt plaats te ge'Veri Ir)
zaal 32?, Eip\\p, fetinneA zij Wtfi.ook wet
aansipr&ak telen geiden 'óö; een 'ö'altje alleen.
Wat zou men 'flïa'r feèrïKlein paradijsje van
jftebben ?kuri'ïn' maken met wat planten en
WütehYèfi en vogeltjes en dan in het midden
Adam en Eva; het zou een kleine vergoeding
voor hen geweest zijn ria hun val en Verdrij
ving uit Eden. Men heeft hert sïrtdsdieri fti
gi-noeg verwenseht en bespot <èn Veracht: er
moest nu ttvaar eens feèn md 'aan komen. .,
Maar zied d^cMèrt démachthebbers \$ hYj:
fcSj'kstiWtëttm er niet over. Ga naar zaal 227
"ë'rt 'zie 'hoe men die twee 'arine, ongelukkige
"eerste 'menschen .n^ eens een extra-kwelling
ft.ezórgt, Oïzö«'ïTiet voor hen geen kwelling
jèa$h 'geflankeerd te weten door Venus,
M'èr verlokkende oogen en albasten lichaam
den bezoekers de volle laag van aardsche ge
zindheid geven, en door Adonis, die languit
ligt te sterven, terwijl hij toeh nooit gestorven
zou zijn, wanneer Adartt n Eva nïe't stout
waren geweest en door hun onvéfantwörd
lijkgedragden dood op aarde Hadden gebracht?
Oïis het 'geen kwelling ja'art hun rechterzijde
dagelijks 'te we'têriv dAt de nakomelingen van
?hun z'oórii, «ten broeder-moordenaar Kaïn, iri
?het RuUergevecht nog steeds bezig..zijn elkèaf
téslachten, aldus de lugubere Kaïns-traditie
voortzettende? En ónder zien de Eïerdans te
zien uitvoeren-. d>ag in dag uit in een gezelschap
dat 'me* Bezwaarlijk in overeenstemming kan
krengen met de toestanden in het oude Eden
en dat nooit belang zou stellen in dien dans,
wanneer niet Eva meer behagen had geschept
in densappigen appel, welken de Hdnghaar aan
beval te proeven, dan ir* iie^ gekweel der vo
gels en het gesuiirei def 'bladeren? Zoo worden
zij iederen tWg'upnieuw herinnerd aan hun val
n 'w'cuiïieer de directie van het Rijksmuseum
fo'e't niet in den Inwendigen Dienst verboden
had, zouden zij hun aangezicht bedekken uit
schaamte over de gevolgen van hun daad. Nu
zijn zij gedwongen, zij het met ietwat schaap
achtige oogen, de onderzoekende blikken der
bezoekers te doorstaan.
Ik heb altijd rnedelijdert met Adam en Eva
gehad-. Wij hebben 'gemakkelijk praten en
kriti'ck uitoefenen-, ik betwijfel of wij in hun positie
?gesteld-, bet er eervoller hadden 'afgebiacht.
Doch d'éze kwelling had nien onzen stamvader
<en stainmoeder, in wie alle menschen ter we
reld van adel zïjn, toch niet moeten aandoen.
Ik heb medelijden met ze gekregen. En op
een fogenachtigen namiddag ben ik tegenover
nen gaan zitten op de bank en heb een speech
tegen hen afgestoken. Precies mijn woorden
weet ik niet meer, maar ongeveer heb ik ge»
zegd, dat ik een bezoeker was, die niet kwam
om hen te bekritiseeren, die niet op hun sim
pele kleedij zou letten, die niet alle aandacht
zou besteden aan de omhelzing van de aap en
de poes, die niet zichzelf zou afvragen of de
kikvoi-sth Voor Adams voet er in n, of in
twee sprongen overheen zou kunnen wippen
(waarover ik eens een familie van vader, moe
der, tante en zoontje heb hooren twisten!)^ die
oo-k niet net zou doen of ik naar hen keek^
d<vch tersluiks met een scheel oogje Venus zou
gadeslaan; dat ik enkel en 'alleen gekomen was
om hen en dat ik 'nun mijn spijt en veront
waardiging wilde betuigen over de plaats en
omgeving, waarin men hen geplaatst had; dat
ik echter slechts een doodgewoon bezoeker
was en ze dus van mij niet moesten verwachten,
dat het paradijs hier op aarde in een waardiger
zaal, dan zaal 227 zou komen!
Bejd'en zwegen. Alleen bemerkte ik, dat
Eva's vingers zich wat vaster om den appel
sloten. De aap en de poes spitsten de ooren,
de goedmoedige hondlobbes keek echter
lodderiger dan ooit, zoodat ik vermoedde, dat hij
opgezet was. Toen ging er een suizeling door
de boomen; ik hoorde de bladeren ruischen en
ritselen; het slangetje op den voorgrond begon
te kronkelen. En ook Adam en Eva bewo
gen zich. Zij liepen, voor zoover de geringe
Huize 1. ZOMERDI1K BUSSIHK
Paviljoen ImMpirLMZiiilfllliii 1595
Restaurant a la carte
Lunch, Afternoon-tea,Diners enSoupers
Dagelijks muziek door het Huis-orkest
gekraak na:) Daar moet ge U niet mee be
moeien, gezellin: dat zijn mijn zaken!"
Ik voorzag een ernstig conflict en meende
reeds het gesprek te moeten afleiden, toen
Adam zijn gezicht in een nog schaapachtiger
plooi trok en verachtelijk zijn schouders op
haalde. Nu begon ik hem positief te haten.
Waarom behandelt U uw wettige
echtgenoote alsof zij lucht is?" vroeg ik liem
krieHERALDIEK
In ERBRANDS' KuNsTHANöEL TE UTRECHT' wordt eene tentoonstelling gehöudëri
van heraldisch teekeiiwërk, vervaardigd door onzen medewerker C, W. H*. VERSTEK
Tfe DRIEBERGEN. Zij omvat Wapenteekeningen op papier, perkament en ivoor,
ontwelrpèn voor tegeltableaux, Ex-Libris etc.
Wij geven hierbij een paar reproducties van door den heer Verster ontworpen
Ex-Libris.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIHIIMIIIIIIIIIIIimlIIIIIIIIIIIII Illllllllllllllllltll
ruimte tusschen hen en de lijst dat toeliet,
eenige passen. In die paar passen kwam echter
reeds het Verschil tüsscHen diébeiden tat
itin'g. Adarrt schreed, Eva1 liep Veerkrachtig!
PW$ sterker kwam dit verschil uit toen zij
spraken: Adam deed een krakende stem hoörèri
en sprak óp een toon die .duidelijk liet,
itk:dmen, dat hij het. wist en hij Allén; Eva!s sierri
zong en yfbrèerde ert deed dézon in. het
parddiïi- tnljnèn. Dit kon niet alleen in het ver
schil in ouderdom liggen: zooveel ouder was
Adam ten slotte toch niet. Neen, dit was een
verschil in levensopvatting
Adam zag zich zelf, schreed om en niet zich
zelf, zag alles om zich heep als eigendom vaii
en onderworpen aan zich. Eva daarentegen
gen"0< .V'ari alles dm zich heen, genoot van alles,
wat de Schepper om haar heen geschapen had,
en het kon haar niet in het minst schelen voor
wie dat nu gemaakt was en zij piekerde er in
het geheel niet over, dat zij Adams rib was: zij
was er en genoot. En zij kende in den heelen hof
van Eden maar n verveling en die verve
ling was vleesch geworden in Adam.
Dit alles bemerkte IK niet bij den eersten
Oogopslag, twch bij hun eerste bewegingen,
noeh bij hürt eerste woorden. Het bleek mij uit
riet gesprek: Toen zij n-.l. zoo aan het wandelen
gingen meende ik hét niet ongepast om ze er
attent op te maken, dat ze niet buiten hun
lijst moesten stappen en in hun paradijs
blijven, want dat zij door hun bizarre kleeding
anders in conflict zouden komen met de
Amsterdamsche politie-verordening.
Jonge man," antwoordde Adam met zijn
autoritaire kraakstem op dien weigemeenden
raad, dat weet ik ook wel! En ik zie het steeds
als een ongeoorloofde beperking van mijn vrij
heid, dat Cornelis Corneiisz. van Haarlem het
Paradijs zoo klein maakte!"
oMaar, beste stamvader je hebt heelemaal
geen recht meer op dat Paradijs, dus wees blij,
dat Cornelis Corneiisz. er je nog in gelaten
heeft,"
tk heb wel recht op dat Paradijs. Ik heb
den appel van Eva nog niet aangeraakt!"
,,En Eva?" vroeg ik.
Ik Heb hem wel aangeraakt, maar we Staan
juist te overleggen of we hem zullen proeven!"
bekende Eva.
,;Zoo, dit is dus het kritieke moment," con
cludeerde ik. En hoe denken jullui er over?"
Wij overleggen en wij denken er niet over,"
verduidelijkte Adam. Ik denk er over! Mijn
gezellin drukte zich verkeerd uit."
Heeft zij dan niets te zeggen," vroeg ik
verder.
Wat zou zij te zeggen hebben," was het
krakende antwoord, zij weet immers niets
van wat er hier omgaat!"
>, Ik vind anders^ dat zij ei' heel Wat
pienferder uitziet dan U," verdedigde ik Eva. Ik be
gon het land te krijgen aan Adam. En dus liet
ik er op volgen : Dat rooie ijle baardje
staat U niets!"
O, zie je het nou(" kwam Bvav gesterkt door
mijn oppositie er tusschen, en rriet een blik
naar mij: dat heb ik hem al zoo dikwijls ge
zegd en dan zegt hij altijd (en ze bootste met
haar lieve stem zijn onsympathiek, autoritair
Voor welk een moeilijke taak wordt nu de
West-Europeaan in Indie gesteld, die als rech
terlijk ambtenaar zich geplaatst /.iet tegen
over misdadigers, behoorende niet slechts tot
een geheel ander volk, maar tot een geheel
ander ras, een ras, waarop twee geheel vreemde
culturen, het Hindoeïsme en de Islam, haar
stempel hebben gedrukt. Die Europeaan
wordt geplaatst tegenover menschenzielen,
waarin geheel andere psychische wetten
hecrschen en wier ethische waardestandaard een
geheel verschillende is.
Een eenigszins omvattende studie vau de
psyche van den crimineelen inlander
(indonesicr) is nog nimmer geschreven ; trouwens de
psyche van den normalen, niet-crimineclen
inlander is ook nog slechts zeer weinig onder
zocht. Er ligt voor de experimentecle ziel
kunde in onze Oost nog een uitgestrekt onont
gonnen terrein.
Aan het in het moederland weinig bekende,
doch zeer belangwekkende boek van Mr. W.
de Gelder Het Strafrecht in
NederlandschIndië" (een na de invoering van het Wetboek
Modderman in Ned. Indiïop l Januari 1918,
eenigszins verouderd werk), gaat een fraaie
inleiding vooraf, die belangrijke gegevens
biedt voor de kennis van de misdadige
inlandcrs-psyche. Deze auteur onderscheidt een
viertal categoriën van psychologische fac
toren, die den inlander tot misdaad voeren :
wraakzucht, hallucinaties, bijgeloof en hebzucht.
Hoewel een diergelijke indeeling immer een
weinig grof is en uitteraard nimmer het geheel
der subtiele zielsbewegingen kan omspannen,
is hiermede toch een grondslag gegeven voor
de navolgende korte beschouwingen.
Ten aanzien van de wraak als motief tot
misdaad bij den inlander, va/t reeds dadelijk
op te merken, dat er immer een onevenredige
verhouding bestaat tusschen den prikkel en de
reactie (het wraakeffect) Het gevolg is,
dat wraakoefeningen ter zake van kleine ver
grijpen soms monsterachtige afmetingen aan
nemen.
Een paar voorbeelden : zekere Ronosemilo
vermoordde een vrouw, omdat de/e hem op
clc passar aan zijn baaclje had getrokken, het
geen hij als eert onduldbare beleediging be
schouwde ; zekere Wongso was ontevreden
op zijn ega, boud haar vast, ontkleedde haar
geheel en stelde haar aldus te kijk aan den weg
niet drek in den mond.
Om dergelijke gruweJfeiten psychologisch
te verstaan moet men de werking kennen die
tiet malde (beschaamd) worden op den inlander
heeft. De inlander toch wordt zeer spoedig be
schaamd, gevolg zijner groote kinderlijke ijdel
heid. Een spottend woord, een lach, een gebaar
bij het ontdekken van een zijner zwakheden
vermag bij hem diepe schaamte te verwekken,
Soms heeft deze beschaming tot zelfmoord
geleid. Soms tracht de beschaamde zich van
zijn pijnlijk schaamte-gcvoel te bevrijden door
een geweldsdaad, aldus zijn gevoel van eigen
waarde herwinnende. Persoonlijk is mij een
geval bekend van een baboe, die zich
onbespied wanende, haar bloote voeten in een paar
dameslaarsjcs gestoken had, om eens te zien,
hoe deze haar stonden. Haar meesteres had
haar, verdekt opgesteld, geamuseerd gade
geslagen en verried zich door eenig geritsel.
Niet zoodra had baboe haar mevrouw be
speurd, of zij verborg het gelaat in de handen,
diep beschaamd, . . .totdat zij haar schaamte
had genivelleerd door in plotsclingen toorn de
draagbare have van een klontong-Chinees
kort en klein te slaan. Baboe stond wegens
zaakbeschadiging terecht 2).
Ernstiger was de zaak van Soedin, een
Mandoerees, die reeds uit vrees maloe" gemaakt
te zullen worden, tot misdaad kwam. Hij had
een manke vrouw verleid en de bloedver
wanten der vrouw drongen aan op een huwelijk.
Daar de indonesilr in den regel vrouwen met
eenig lichaamsgebrek veracht, vreesde Soedin
uitgelachen te worden door zijn dessagenooten.
Derhalve : hij lokte zijn ongelukkige minnares
in een bosclije en doodde haar met een gras
mes.
Zulke zielswerkingen, hoezeer verschillend
ook van de ons eigene, kunnen nog door ons
worden begrepen. Veelal echter staan wij voor
verschijnselen, die ons volkomen onverklaar
baar zijn ; die bij voorbeeld waar het
slachtoffer zoodanig wordt gebiologeerd, dat
het van alle weerstandsvermogen plots ont
bloot, de wreedste en tegelijk zotste hande
lingen willig ondergaat, waardoor dan juist
de wraakoefening de grenzen van het normale
verre te buiten gaat. Zoo geschiedde het eens
op Madoera, dat zekere Pa Tina twee per
sonen bij zich te gast noodigde. Na eenig
beleefdheids-ceremonieel, gaf de gastheer zijn
bezoekers zeer hoffelijk te kennen, dat hij....
hen gaarne zoude.... begraven. Ofschoon
deze bezoekers mannen In de kracht
huns levens waren, gingen zij met Pa Tina
naar buiten, lieten zich zonder weerstand ie
bieden of zelfs een schreeuw te uiten, door
dezen in een put werpen, welke hierop door
Pa Tina met zand werd dichtgemaakt. Het
zelfde deed zich voor met iemand, die zijn
moeder en zuster bewoog hem te volgen
naar het kerkhof, alwaar hij een graf dolf.Hij
inviteerde zijn beide verwanten daarin lang
uit te gaan liggen. Dezen deden zulks zeer ge
willig en lieten zich kalm levend begraven.
Nadert men hier reeds tot het mystieke ele
ment in de psyche der Indonesiërs (occultisten
zullen in de beide laatste gevallen licht denken
aan zwarte magie), sterker treedt dit element
naar voren in die groep van misdaden, waar
hallucinaties en bijgeloof motief worden van
eenig delict. Soms toch treden bij den inlander
geheel onverwachts gezichts- of
gehoorhallucinatics op zonder een spoor van voorafgegane
krankzinnigheid of geesteslijden. Zoowel het
gebruik van opium als nawerking van zware
koortsen, tooveren hem beelden voor, die hij
onmiddellijk critiekloos aanvaardt als gevaar
lijke realiteiten, waartegen hij zich meent te
moeten verdedigen. Zulke waandenkbeelden
na zware koortsen komen in Indiëtrouwens
ook wel bij Europeanen voor. De lezers der
Indische bladen zullen zich herinneren het
geval, dat eenige maanden geleden in de
Indische pers druk besproken werd : de
millioencn-erieuis van korporaal Vrijheid. Deze
korporaal droomde tijdens een
koortsaanval, dat hem een erfenis van eenige millioenen
was opengevallen. Hoewel hersteld, bleef zijn
droom hem bij als werkelijk gebeurd. Hij ver
telde het geval overal rond" met het gevolg,
dat Vrijheid een reusachtig crediet, vele eer
bewijzen en uit heel Indiëbedelbrieven ont
ving.
Jongeman, ik heb geen echtgenoote! Ik
heb een levensgezellin, vervaardigd uit een
mijner ribben, die hier is om mij gezelschap
te houden!'1
Dus Eva is een soort juffrouw van ge
zelschap?"
Geen juffrouw van gezelschap: een levens
gezellin!" verbeterde hij onuitstaanbaar.
Dus Eva is er alleen voor U en U niet voor
Eva?"
Gij zegt het juist!"
Dat mocht hij willen," barstte Eva nu ein
delijk los. ,, Ik houd hem niet langer gezelschap.
Is me dat een man. Alles hier is van hem. Ik
ben van hem, poes is van hem, aap is van hem,
de boomen zijn van hem. O, het is gewoonweg
niet om uit te houden. Zoo ondragelijk ver
waand is die man, dat hij altijd rondschrijdt
en alles aanziet of hij het gemaakt heeft. En
hij kan nog niet zooveel!" (zij knipte met duim
en wijsvinger).
Adam haalde wederom, schaapachtig ver
achtelijk glimlachend, zijn schouders op en
schreed de andere richting uit. Eva bleef
staan. *
,,Maar ik zal je eens wat vertellen," ging zij
tegen mij voort toen hij ver genoeg weg was
(Wonderlijk, geen van de dieren ging met hem
mee; ze bleven allen bij Eva!) ik heb een
mooi plannetje gemaakt, met de slang. Hij zal
van dezen appel eten. Zoo waar heet ik Eva!
Ik weet wel, dat het niet mag; ik weet wel, dat
we hier dan weg worden gestuurd en dat het
daar binten hard is; en dat we er hard onder
tranen moeten arbeiden eu dat we er kinderen
zullen krijgen, die ons en mij vooral verdriet
doen. Maar alles beter dan dit; alles beter dan
dat ik hier met dien verwaanden kere! moet
rondwandelen. Ik loop hem nu al drie dagen
rriet dien appel achterna, en hij wil er nog
niet aan. Hij vindt, dat ik eerst hem had moe
ten vragen of ik hem plukken zou. Verbeeldt
je: hij heeft me nog nooit wat toegestaan! Maar
er in bijten zal hij!" Ze keerde zich om en
volgde Adam.
Ik hoop, dat het je gelukt," riep ik haar na.
H. V.
IIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIMIIIIIIMIIIIIIII ?IIIIIIIMIimlIlllllllllllllllltmMIIIIIIIIIII
De Indische strafrechtjurisprudentie kent
talloozc gevallen van misdrijven, ontsproten uit
dergelijke waanvoorstellingen..
Zoo vermoordt iemand zijn vrouw, omdat
hij haar 's morgens bij het ontwaken voor een
hond aanziet; een ander meent de;i duivel
voot zich te hebben eu steekt dien duivel
een argeloos dessaman pardoes overhoop.
Een derde ziet zijn broer voor een varken aan
en slacht hem. Een vierde doodt een armen
doofstomme, dien hij, uit hoofde van's mans
hardnekkig zwijgen, voor een geest houdt.
Men vindt deze gevallen in het Indisch Tijd
schrift v. h. Recht, Jaargang XI, blz. 500 e. v.
Ook buiten hallucinatie-verschijnselen weet
de niet-ontwikkelde inlander wiens geheeie
leven iets droomachtigs heeft veelal geen
scheiding te maken tusschen droom en wer
kelijkheid. Is zulks zeer onschuldig als iemand
te goeder trouw meent, 's nachts in de ge
daante van eenig dier, bijv. een tijger, een
krokodil of een vleermuis te hebben
rondgewandeld of gevlogen en dit tot stichting zijn
dessagenooten overal vertelt, bedenkelijk
wordt het als iemand, die gedroomd heef t, dat
zijn vrouw ongcoorloofden omgang gehad heeft
met een ander, zich verplicht acht n vrouw
n den ander" te vermoorden.
Ten aanzien van deze gevallen moet men
evenwel tweeïrlei in het oog houden. Ten
eerste is de bewering van den delinquent, dat
hij zijn slachtoffer voor een dier of spooksel
aanzag, wel eens een verzinsel, hetwelk hem,
in zijn naïveteit, een voldoende verontschul
diging lijkt voor zijn wandaad. Ten tweede
moeten al deze verschijnselen worden gezien
in het licht van het animisme en zijn, aldus
beschouwd, bij een volk, welks diepste ver
eering en heiligste vrees uitgaan naar geesten
en demonen, niet zoo dwaas en ongerijmd als
de nuchtere westerling al te gaarne gelooft.
(Sint volgt) Mr. H. G. KOSTER
1) C. Lombroso. Die Ursachen und
Bekampfung des Verbrechens, voorlaatste ka
pittel.
2) Deze vrouw was niet latah, zooals aan
vankelijk werd gemeend.