Historisch Archief 1877-1940
JS°.
Zaterdag 30 October
A°. 1990
DE
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f6.25. Abnnn. loopen per jaar
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekosten
INHOUD : Blz. l: De Burgermester van
Cork, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp.
Tijdgenooten : Erzberger,. I, door Dr. O. W.
C. Byvanck. Duurtebestrijding, door G.
W. de C!ercq. 2. De Get»eentebegrooting
van Amsterdam, door Dr. J. A. Schroëder.
Twee Maatschappij-Hervormers, door Mr. N.
Muller. Buitenlandsch Overzicht, door
Prof. Mr. J. C. vzn Oven. Krekelzang,
door J. H. Speenhoff. 3. Weeldebelasting,
door Ds. F. W. Drijver. Het Roode
Lampje, door Dr. Fred. van Eeden. 5.
Voor Vrouwen (red. Eiis. M. Rogge) Zuster
H. J. ter Meulen, door L. deBussy-Kruysse.
Vrouwen in Noord-Amerika, door Dr. M. A.
van Herwerden.?De Geheimzinnige stokjes,
door E. C. v. d. M. Uit de Natuur: Van
de nieuwe Jachtwet, door Jac. P. Thijsse.
7. Muziek in de Hoofdstad: Concertgebouw,
door H. J. den Hertog.
Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert. Veiling Fred.
Muller, door H. Liedereu uit het Boek
der Liefde, door Renéde Clercq. Mucius
Scaerola en de .burgemeester van Cork,
teekeningvan George van Raemdonck. Dram.
Kroniek: Felix Salten, door Top Naeff.
9. In de Bergen, door Dr. N. F. Singels.
Spreekzaal: De Nobelprijs vcor Letterkundi
gen, door G. van Hulzen. John Bull's
Zorgen, teekening van Jordaan. 10.
Bretonsche Reisbrieven, door Prof. Dr. Z. W.
Sneller. Financiën en Economie: Vrijhan
del, Vrede, Vriendschap, foor Jhr. Mr. H.
Smissaert. Boekbespreking, door J. D.
Santilhano. Med. Kroniek: Rijksinstituut
voor Pharmaco-Therapeutisch onderzoek,door
Prof. Dr. W. Storm van Leeuwen. 12.
Ruize-Rijm van Charivarius.?Charivaria.
Dingen, die gebeuren, door Aorta. Uit het
Kladschrift van Jantje. Feuillefon: De
late Kans, door Karel Wasch. 13. Het
Communistisch Congres te Rotterdam, tee
kening van Joh. Braakensiek.?TJnze Puzzle.
Hofstaden Hofstedelingen.door Nuchterling
Het Zwaard en de Pen, door Melis Stoke,
met teekeningen van S. L. Schwarz.
Bijvoegsel: De Hoofdelijke Omslag voor den
Volkenbond, leekening van Joh. Braakensiek.
DE BURGEMEESTER VAN CORK
John Bul! beleeft zorgelijke dagen.
In het vorige jaar had Punch een plaat,
die hem afbeeldde, in een gemakkelijken
stoel gezeten, op h?t punt om in te
sluimeren : hij had zich in den oorlog
zoo moeten uitsloven en kon zich nu
de weelde van een middagdutje wel
veroorloven. Maar het lukte hem niet
onder zeil te gaan ; een groote bromvlieg
zoemde om hem heen en kwam op zijn
neus zitten: dat was de lersche quaestie.
Sedert heeft John Buil zelfs geen
poging gedaan om zich wat meer rust
te gunnen dan de strikt noodzakelijke.
De eene moeilijkheid volgde op de
andere. Hij kreeg zijn deel van de
zorgen, die de vrede voor alle overwin
naars medebracht, maar werd ook ge
kweld door andere, die hij zijn privaat
eigendom mocht noemen. In
ZuidAfrika, Egypte en Voor-Indiëbegon
het te rommelen ; en toen het leek of
de bui daar niet zou doorzetten, betrok
in Engeland zelf de lucht : spoorweg
staking, nu weer de mijnwerkerssta
king, bovendien de schrikbarend toe
nemende werkloosheid.
HiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiimiMiii iiiiiiiniiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiHi
En ondertusschen heeft een andere
staking het bewijs geleverd, op welk
een fanatiek verzet Engeland zal stui
ten, als het de beweging der Sinn Feiners
met geweld wil onderdrukken.
Om de hongerstaking een zonder
ling woord voor het staken, niet van het
hongeren, maar van het eten ! van
den burgemeester van Cork hebben
we een tijdlang gelachen.
We maakten er grapjes over, om ons
toch vooral niet te laten beetnemen
door Mc. Swiney; we verdachten hem
ervan, dat hij in het geheim toch voed
sel tot zich nam ; en wie den man niet
voor een bedrieger hielden, veronder
stelden dat de gevangenisdokter hem
kunstmatig voedde, zoodat zijn leven
toch geen gevaar liep.
Maar de laatste week heeft bewezen,
dat het geval bittere ernst was ; Mc.
Swiney moge dan in de 74 dagen van
zijn gevangenschap niet geheel zonder
voedsel zijn gebleven, hij is toch be
zweken ten gevolge van ondervoeding
en heeft zelf zijn dood veroorzaakt.
Het waren politieke motieven, die
hem tot dit besluit hebben gebracht.
Men heeft zijne hongerstaking een
protest genoemd tegen de straf van
twee jaren hechtenis, waartoe hij was
veroordeeld wegens het bevorderen
van de doeleinden van Sinn Fein ; hij
loochende niet de feiten, die hem ten
laste waren gelegd, maar betwistte het
moreele recht van de Engelsche re
geering om hem daarvoor te straffen ;
niet Sinn Fein was schuldig, maar zij,
de regeering die het lersche volk ge
knecht hield ; zoolang zij bleef weigeren,
dat volk in vrijheid over zijn eigen lot
te laten beslissen, was verzet tegen haar
een heilige plicht.
Maar de burgemeester van Cork had
kunnen 'protesteeren zonder zijn leven
te offeren ; nog andere motieven moeten
hem tot zijne daad hebben aangezet.
Voordat hij zijn hongerstaking begon,
zal hij zich er rekenschap van hebben
gegeven, dat de Engelsche regeering
voor de keus werd gesteld : óf hem in
vrijheid te stellen, zoodra het bleek
dat zijne weigering om zich te laten
voeden het onmogelijk zou maken, hem
in het leven te houden, óf hem te laten
verhongeren.
In beide gevallen zou de zaak, die
hij voorstond, daarmede gediend zijn.
In het eerste geval zou het voortaan
aan de Engelsche regeering onmogelijk
worden gemaakt, rebellie te bestraffen.
Alle Sinn Feiners, die tot gevangenis
straf werden veroordeeld, zouden het
voorbeeld van Mc. Swiney slechts be
hoeven te volgen ; de redenen, die tot
zijne invrijheidstelling geleid hadden,
zouden ook voor hen gelden ; de re
geering zou machteloos staan tegenover
dit lijdelijk verzet en dus ook tegenover
Sinn Fein.
Indien zij echter besloot om hem zijn
hongerstaking te doen volbrengen tot
het bittere einde, ook dan zou hij de
zaak van Sinn Fein hebben gediend.
Het bloed der martelaren zou het zaad
ook van deze Kerk blijken te zijn ;
het lersche volk zou hem het marte
laarschap niet ontzeggen omdat hij
dit zelf had gezocht; het zou
heivropnemcn in de rij der helden, die hun leven
voor Ierland hadden geofferd en door
zijn voorbeeld worden aangezet tot
volharden.
Ook met de mogelijkheid, dat zijn
besluit hem het leven zou kosten,
moet Mc. Swiney rekening hebben ge
houden. Die mogelijkheid moet zeker
heid voor hem zijn geworden, nog voor
dat lichaamszwakte zijn geestvermo
gens aantastte ; met volle bewustzijn
heeft hij zich ten dood gewijd.
Tegenover iemand, zoo vast van
overtuiging, dat hij er zijn leven voor
veil heeft, past eerbiedig stilzwijgen
ook van hen, die deze overtuiging niet
deelen.
Wat doet hat er toe, of gij en ik het
ervoor houden, dat het doel, waarnaar
Sinn Fein streeft : volkomen scheiding
tusschen Engeland en Ierland, niet in
het belang is ook van dit laatste land?
Wat doet het er toe, of wij de midde
len veroordeelen, c'ie Sinn Fein ge
bruikt? Of wij sluipmoord sluipmoord
noemen, ook al wordt hij gepleegd,
niet uit persoonlijken wrok of
roofzucht, maar in dienst van een ideëel doel?
Wat doet het er ten slotte zelfs toe,
of wij van meening mochten zijn, dat
de Engelsche regeering, van haar stand
punt, niet anders heeft mogen handelen
dan zij deed? of wij voor hare houding
tegenover den burgemeester van Cork
hooger motieven weten dan die, welke
b.v. in het buitenlandsch overzicht
van Het Volk worden genoemd, waar
men kan lezen: het is aan de vijanden
van de lersche nationalisten en re
publikeinen thans volmaakt onver
schillig, hoe dezen aan hun eind
komen."
Niet voor de zaak, die Mc. Swiney
voorstond, vraag ik uwc bewondering ;
maar voor de toewijding, waarmede hij
haar diende.
En dit is het, waarom wij hem moeten
benijden : dat hij een overtuiging
bezat, zoo krachtig, dat hij alles, zelfs
zijn leven gering achtte, indien Ir.11
offer ervan de zegepraal kon helpen
bevorceren van wat hij voor recht
vaardig hield.
KERNRAMP
Verbetering.
In het minimer van 16 October LI.
schreef ik, dat van de candidaten, die
zich aanmelden voor het examen voor
de middelbare acte, geen enkel bewijs
van algemeene ontwikkeling wordt
gevorderd, maar dat Minister de Visser
een wetswijziging voorbereidde, waarbij
zulk een eisch zou worden gesteld.
Het is mij gebleken, dat dit slechts
ten deele juist is.
Inderdaad wordt ook thans van hen,
die het bedoelde examen afleggen,
geen bewijs van algemeene ontwikke
ling gevraagd en kan men nog altijd
de bevoegdheid verkrijgen om in een
bepaald vak middelbaar onderwijs te
geven, zonder dat men b.v. behoorlijke
kennis van moderne talen heeft.
Maar op een wetswijziging, om hierin
verandering te brengen, behoeft niet
meer te worden gewacht.
In de gewijzigde wet op het M.O.,
die op l September 1.1 van kracht is
geworden, leest men in art. 23 :
Bevoegd tot het afleggen van deze
examens zijn alleen zij, die bewijzen
hebben geleverd van voldoende alge
meene ontwikkeling als voorbereiding
voor de beoefening der vakken, waar
voor zij examen wenschen af te leggen."
De algemeene ontwikkeling moet
blijken uit overgelegde getuigschriften
of akten van bekwaamheid. De aard
dezer bescheiden wordt bij algemeenen
maatregel van bestuur vastgesteld."
(Die algemeene maatregel van be
stuur zal dan tevens voorschriften
bevatten over de wijze, waarop, zij,
die de bedoelde getuigschriften of
akten niet hebben, bewijzen kunnen
leveren van voldoende algemeene ont
wikkeling.)
De wetswijziging, waarop ik aan
drong, is dus reeds aangebracht
maar zij heeft voorloopig nog geen ef
fect !
Immers, bij het in werking treden der
gewijzigde wet op l September 1.1.
'heeft de Minister gebruik gemaakt van
de hem in art. 29 dier wet verleende
bevoegdheid om niet alle artikelen der
wet tegelijk in werking te doen treden.
Krachtens deze bevoegdheid heeft
de Minister het art. 23, dat ik hierboven
aanhaalde, voorloopig buiten werking
gesteld vermoedelijk om het reeds
bestaande tekort aan leeraren nog niet
grooter te maken, door hooger eischeu
te stellen aan hen, die een middelbare
acte wenschen te behalen.
K.
iiiiiiiiHiliiiiimiimiiiimnimiMMMM' iiiiMi:itiiiiiiiiiiiiiiiiii
DUURTEBESTRIJDING
Blijkens ecu communiqué, dat nopens een
audiëntie, welke de minister van landbouw
aan de permanente commissie inzake
crisisaangelegenhcden uit de katholieke en
christetelijke werklieden en vakbonden verleende,
in de dagbladen is verschenen, heeft
de minister de verrassende mededecling
gedaan, dat hij ernstige plannen koestert
voor het opnieuw in het leven roepen van
een duurtewet. Gezien de urgentie van een
deugdelijke duurtebestrijding, die voor een
zoo spoedig mogelijk herstel van de koopkracht
en dns van het geh'eele economische leven
dringend noodzakelijk is, zal deze volharding
van den minister, om reeds zoo kort na den
val van het eerste met een nieuw ontwerp te
komen, alleszins toegejuicht worden. Want,
hoewel thans omtrent den opzet van de nieuwe
wijze van duurtebestrijding niets bekend is,
mag toch verondersteld worden, dat deze meer
succesvol zal zijn dan het eerste ontwerp,
dat wegens zijn onuitvoerbaarheid in de prak
tijk bij de behandeling in de Tweede Kamer
op zoo droevige wijze schipbreuk heeft ge
leden. En niet ten onrechte. Uit de critiek,
die er van alle zijden op is uitgeoefend, bleek
ten duidelijkste, dat de Tweede Kamer met
het ketsen van dit ontwerp jeheel in den geesr.
van ons volk heeft gehandeld. Niemand, die
ook maar eenigszins op de hoogte was van de
werkelijke oorzaak der duurte, kon van dit
ontwerp eenig heil verwachten. Immers, het
erin vervatte, zoo ingewikkelde systeem van
centalen duurteraad, duurtecommissics en
subcommissies richtte zich in hoofdzaakjtegen
een buitensporige prijsopdrijving door fabri
kanten en winkeliers. En hoewel ,, Jan Pu
bliek" in den beginne wel fabrikanten en
winkeliers door de woekerwinsten, welke zjj
op hunne artikelen zouden maken, voor de
hoofdoorzaak der duurte aanzag, is heden ten
dage de werkelijke oordaak der duurte, n.l.
het sterk verhoogde prijsniveau over de
geheele linie, algemeen bekend en aanvaard.
De duurte begint alreeds bij de grondstof
fen, die de fabrikant tegen veel hooger prijs
moet koopen, en tijdens de verwerking van
de grondstoffen tot gereed product worden de
kosten van het fabrikaat abnormaal verhoogd
doordat de benoodigde brandstoffen, gereed
schappen en arbeidskrachten alle evenredig
in prijs zijn toegenomen, terwijl ten slotte
bij de expeditie van het product hierop veel
hoogere transportkosten, ook weer een gevolg
van dure kolen en arbeidskrachten, drukken.
Tevens moet men hierbij in het oog houden,
dat de invloed van de prijsstijging van eeii
bepaald artikel meestal verder strekkende
gevolgen heeft, dan men op het eerste ge
zicht zou veronderstellen. Zoo zal b. v. wan
neer een oliefabriek hare prijs verhoogt hier
door tevens het product van een chemische
fabriek, die olie noodig heeft voor het smeren
der machines, duurder worden.
Inderdaad hebben de talrijke enquêtes, die
hieromtrent zijn ingesteld, dan ook geleerd,
dat er maar heel weinig fabrikanten en win
keliers zijn, die er iich op kunnen beroemen,
dat ook hunne winst in gelijke mate met het
verhoogde prijsniveau is toegenomen. Inte
gendeel, de verminderde koopkracht heeft
het afzetgebied dermate verkleind, dat tal
van bedrijven niet dan met de grootste moeite
nog loonend voortgezet kunnen worden. En
dit laatste is in nog erger mate het geval met
de exportindustrie, die door den lagen stand
der valuta ook het buitenland als afzetge
bied verloren heeft.
Zoo beschouwd toont deze analyse ook de
beide wegen, die tot een prijsverlaging leiden,
t. w. doordat de grondstoffen, energie, ge
reedschappen en arbeidskrachten in prijs
dalen of doordat de fabrikanten erin slagen
om per fabricage-eenheid minder grond
stoffen, energie, gereedschappen en arbeids
krachten te gebruiken-dan tot nu toe is ge
schied. Dezen laatsten weg noemt men de be
trachting eener maximale bedrijfszuinigheid.
Wil men. dus van hoogerhand door middel
van een wet op deze in den bekenden
vicieusen cirkel gerangschikte oorzaken der abnor
maal hooge prijsconstellatie eenigen invloed
uitoefenen, dan zal men een der beide hier
boven opgegeven wegen moeten volgen.
De verlaging van de prijzen der grond
stoffen, energie, gereedschappen en arbeids
krachten kan maar ten deele geforceerd wor
den. De grondstoffen en gereedschappen toch
worden voor het meerendeel uit het buiten
land betrokken. De arbeidsloonen kunnen niet
omlaag gejaagd worden zoolang de prijzen
van alle verbruiksartikelen abnormaal hoog
zijn. Wel kan men hiertegenover van hooger
hand invloed uitoefenen op den prijs van de
gebezigde energie, die in den vorm van stoom,
electriciteit, gas of derg. aan de brand
stoffen wordt ontleend. Nog steeds impor
teert ons land tegen abnormaal hoogcn prijs
zeer belangrijke kwanta brandstoffen (ca. 2 a
3 millioen ton per jaar) uit het buitenland en
de hiervoor betaalde prijs is zoo hoog, dat
men om dezen eenigszins te nivelleeren, d.w.z.
te reduceeren tot den wereldbrandstofprijs,
genoodzaakt is de in het binnenland gewon
nen brandstoffen zeer duur te verkoopen.
Hot gevolg hiervan is, dat de gemiddelde
ERZBERGER
i
Het is maar over wat hij heeft gezien en
beleefd in den grooten oorlog dat Mathias
Erzberger het thans heeft.
Erlebnisse im Welikrieg noemt hij zijn on
langs gepubliceerde memoires.
Wat zou het een lust zijn, om in de gedenk
schriften van zijn geheele leven te kunnen bla
deren en de loopbaan te kunnen volgen van
dien armen Wurtembergschen jongen die,
voor schoolmeester opgeleid en schoolmeester
geworden, de wondervolste, afwisselingrijkste
carrière heeft gemaakt, ooit een sterveling
beschoren !
Nu, in dit gedeeltelijk verhaal van zijn leven,
krijgen wij alleen enkele gevallen van zijn leven,
achtereenvolgens opgenoemd en afzonderlijk
behandeld.
Het is alsof iemand met een rijken schat van
ervaring, terwijl hij zijn album opneemt, ons
gaat vertellen van de gezichten van menschen
en plaatsen waarmee hij heeft verkeerd, en
waarheen zijn avonturen hem hebben gevoerd.
Het middelpunt van het verhaal, de man zelf
die heeft beleefd, blijft op den achtergrond.
En toch, wij gevoelen het, die
levensvroolijke Zwaab die zich uit kommerlijke omstan
digheden door stoeren vlijt heeft opgewerkt,
en, nauwlijks dertig jaar, lid van den Duitschen
Rijksdag geworden, altijd klaar met de kennis,
met het woord en met de daad, het
Roomschkatholieke Centrum tot actie heeft gebracht,
die man van alle markten thuis, met zijn op
en neer, steeds teuk lachend op zijn voeten
terecht komend, zou ons nog heel wat interes
santere hebben kunnen meedeelen, wanneer hij
zijn opkomst verklarend, zijn verbindingen
besprekend, in een samenhangend tafereel het
leven van zijn tijd met zijn hoogten en zijn
diepten, zijn geheimen en zijn fouten had willen
afschilderen als een ondervinding van zijn
persoonlijk bestaan.
In plaats van het in stukken te knippen en
het ons in fragmenten op te disschen.
Maar de brokken zijn ook niet te versmaden.
Waar brengt het boek ons al niet heen?
Het opent met een inleiding waarin wij
hooren hoe,bij het begin van den oorlog in
Duitsch!and, de propagandadienst voor het buiten
land in 't geheel niet was georganiseerd. Eigen
lijk was er voor den krijg totaal niets voorbereid
als wij Erzberger mogen gelooven. Het was
de reine onschuld die zich moest verdedigen
Maar waar iets niet in orde is, daar biedt
Erzberger zijn diensten aan, of zijn hulp wordt
gevraagd, en de zaak komt dadelijk stevig
op haar beenen te staan, hij krijgt zijn
millioenen, bij besteedt ze spaarzaam en ziet hoe
zijn werk vruchten draagt.
Van terzijde bemerken wij dat de Jezuïeten
zijn pogingen steunen, maar de Evangelischen
weet de handige organisator ook in 't gelid
te brengen ; hij verwaarloost geen krachten
waarvan valt gebruik te maken. Al gaat zijn
zorg en zijn streven naar het belang van het
Vaticaan.
Italië, - dat behoort tot zijn eerste bemoeie
nissen.
Daarin komt alweer de onhandigheid en de
ongereedheid der Duitsche regeering voor den
dag, dat zij zoo weinig zich er op heeft toe
gelegd om de landen die haar hondgenooten
moesten zijn en eigenlijk ook waren, Italië,
Roemenië, Bulgarije naar zich toe te trekken
en aan zich te verbinden.
Inderdaad, het was noodig dat een man die
de menschen kende en wist hoe men de dingen
stuurt, zich de leiding aantrok, de verbin
dingen knoopte en de nalatigen aandreef.
Wel had het ministerie een goeden greep
gedaan, toen het von Biilow naar Rome zond
om de stemming van de Italiaansche regeering
op de hand van Duitschland te brengen :
maar, die keus eenmaal geschied, onthield
men er zich van Bülow's werk te bevorderen
en pressie te oefenen op Oostenrijk, dat het
de menschen van Italiëzou tegemoet komen
en afstand zon doen van het Trentsche gebied.
Waarom?
Uit vrees, zoo von Biilow in zijn missie
slaagde, dat de Keizer hem wederom het
Rijkskanselierschap zou opdragen.
Hier moest dus wel iemand als Erzberger
tusschen beiden komen die menschen en zaken
onder den arm kon vatten.
Was er niet zooveel tijd reeds te loor gegaan,
hij zou zijn taak in Italiëzeker tot een goed
eind hebben kunnen brengen ; hoorde men
ook in Weenen niet naar zijn raad?
Echter de tegenstrooming was te krachtig
geworden, de vrijmetselarij had zich inge
spannen, een revolutie zou zijn uitgebarsten,
en Victor Emanue! 11 had zijn kroon verloren,
wanneer Italiëzich niet bij de Entente aan
sloot.
Zelfs een Erzberger kan niet op tegen de
omwenteling.
In Roemeniëook, zoo Tisza de Roemeniërs
van Hongarije wat toeschietelijker had behan
deld en niet had gemeend dat een Roemeniëv
het al voor een zaligheid moest rekenen
door een Hongaar te worden geringeloord,
zou op een verstandige wijze veel te bereiken
zijn geweest, en Bulgarije, waarvan de Tsaar
rotsvast aan het Centraal verbond was ge
klonken, had veel eerder aan den oorlog tegen
de Entente moeten deelnemen dan hij het in
werkelijkheid heeft gedaan. Neen, er was te
weinig gang in de Duitsche politiek.
Er bestond, laat ons het eerlijk zeggen, in
de verschillende landen geen groote neiging,
ja, er was eerder onwil, om aan de zijde van
'Duitschland en Oostenrijk den krijg te voeren.
En moest dit dan zoo'n gewichtig bezwaar
worden geacht? Hoe dikwijls behoort men
niet de menschen den goeden weg op te drin
gen !
In Turkije rustte de Duitsche invloed slechts
op vier steunpilaren, Talaat Pasha, Enver
Pasha en een paar andere mannen. De Jong
Turken waren natuurlijk Turkschgezind, dan
echter kwam Frankrijk. Duitschland en Oos
tenrijk, op den tweeden rang, hadden een
geweldige taak voor zich om den Franschen
invloed in het Oosten door het werk van
Dnitsche missiën te vervangen.
Erzberger, die geen moeilijkheden erkent,
vond hier zijn terrein.
Men ziet hem daar in het Oosten gedurende
de jaren 1915 en '16, in betrekking met kar
dinaal-aartsbisschoppen van
Oostenrijk-Hongarije, met generaals van kloosterorden en
van Jezuïeten, met liefdezuster-vereenigingen,
scholen en hospitalen stichten, zonder al te
zeer het Osmaansche fanatisme te kwetsen.
Dan geeft hij zijn hart aan de heilige plaatsen
in Palestina, hij tracht de Armeniërs te be
schermen. . ..
De duizendkimstenaar, nu hij zich een
maal voor de propaganda heeft gespannen,
doet zijn best op alle plaatsen tegelijk te wezen,
en wil alles voor allen zijn.
Zonder de eenheid en het gezag van de
Kerk uit het oog te verliezen !
Hij is een trouw dienaar van den Paus.
Altoos staat hem gedurende deze jaren
het herstel der wereldlijke macht van den
Paus voor drn geest.
Hij ontwerpt plannen, eerst nog in het
ideevan een samengaan van Italiëmet de Cen
trale Mogendheden ; later zoekt hij Oosten
rijk en den vorst van Lichtenstein te winnen
voor den afstand van een sonverein gebied
aan den Kerkvoogd ; telkens zijti het nieuwe
combinaties.
Laat hem maar begaan; niet een weinig meer
steun van de bevoegde autoriteiten, zon hij
de geestelijke wereldorde nieuw hebben in
gericht.
Wat kon hij a! niet van het Vaticaan ge
daan krijgen ! Waren de regeeringen te laat
om de aandacht te vestigen op de keus van
een kardinaal, Erzberger vond nog den weg
om de hooge geestelijken tevreden te stellen.
Hij wist raad.
Paus Benedictus XV gaf hem particuliere
audiënties tijdens zijn verblijf in Rome.
De opdracht daar ontvangen bracht hem
bij den Keizer.
Het was het eerste onderhoud dat Erzberger
met den heerscher had.
De Keizer wilde van hem zijn indruk ver
nemen over de stemming in Italië(l Maart
1915).
Voordat hij werd toegelaten moest Erzber
ger van den dienstdoenden adjudant hooren :
Gij zult toch niet anders dan goede tijding
aan Z.M. brengen?" Dat was de vermaning,
die gewoonlijk kwam : de Keizer moest in
goed humeur worden gehouden.
Erzberger had uit naam van den Paus het
verzoek te doen of de Keizer zijn invloed bij
den Keizer van Oostenrijk wou laten gelden,
dat hij de wenschen van Italiëbevredigde.
Wilhelm II stemde toe, omdat er nu eenmaal
offers moesten worden gebracht, maar hij
kon zijn humeur niet bedwingen. Voor den
verrader", sprak hij boos, die hem zijn eere
woord had verpand, moest hij dan opkomen bij
den eenigen vriend die hem nog in de wereld
was gebleven, den grijzen Keizer Frans Jozef,
ofschoon hij wist hoe zwaar het hem viel om van
zijn gebied afstand te doen !.. ..
Maar had hij over Italiëen de bandieten der
vrijmetselarij weinig goeds te zeggen, ook over
het Oostenrijksche leger had de Keizer zijn
klachten ; voor den Paus daarentegen had hij
niets dan vriendelijke woordenen toezeggingen.
Het onderhoud duurde een uur; telkens
ging de Keizer tot een ander onderwerp over,
zijn levendige aard liet hem niet goed luis
teren : maar als men voet bij stuk wist te
houden, meende Erzberger, zou men hem wel
kunnen leiden.
Het zou echter meer dan twee jaren duren
voor hij den Keizer weerzag.
En toen was zijn meening anders.
W. G. C. B v v A N c K