Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
30 Oct. '20. No. 2262
BRETONSCHE RFISBR1EVEN
I. N A N T E S
Een reis naar Nantes is een kleinigheid die
niets beteekent: ge neemt eerst den sneltrein
naar Parijs; dan een taxi van de gare du
Nord naar de gare Quai d'Orsay, en vervol
gens den expres, die u naar Nantes voert.
Binnen24uur is heel de onderneming afgelobpen.
Emoties heeft de'reismedan ook niet gebracht,
of het moest wezen een kort incident met den
Parijschen taxi-voerder, die me bij het wisse
len van groot geld listig enkele franken door
den neus. wilde boren. Ik heb den man in het
Hollandsch kortelijk uitgescholden, met ver
rassend effect, hetwelk me de voldoening
schonk de superioriteit van het Nederlandsch
tot gevoelsuitdrukking boven het Fransch
proefondervindelijk te hebben bewezen.
Nantes is een langgestrekte stad, in de vallei
der Loire gelegen; de granietruggen dringen er
dicht tegen de rivier, en deze splitst zich
in enkele armen, welke eilanden omvangen
en met klotsend gerucht onder de vele bruggen
wegstroomen. De straten liggen er smal
tusschen hooge huizen, die in grauwen steen zijn
opgetrokken, of grijs zijn bepleisterd. De aan
blik is daardoor wat somber ; alleen de kaden,
die breed zich strekken, vangen licht, dat
door de oude koopmanshuizen niet wordt ge-t,
dempt, maar weerspiegelend in de rivier,
langs de gevels blank schijnt op te stijgen,
en het al overstroomt met zachten, vredigen
glans. In den oorlog is Nantes sterk
vooruitgekomen, door zijn scheepvaartverbindingen
en door de oorlogsfabrieken, die sedert voor
duurzaam, vredeswerk zijn omgezet. Zoo
groeide de stad zeldzaam verschijnsel in
dit land van stilstand van bevolking tot
meer dan 200.000 inwoners, die voor een deel
in nieuwe wijken een onderkomen vinden.
Het breede haventerrein is naar beneden,
naar het Westen heen, waar vlaggen wapperen
van vele nationaliteiten. Helaas! There
was not any Dutch ship on the river!"
De Britsche captain vertelde het me in het
zelfde slepend Schotsch dialect, waarin hij mij
ook mededeelde, dat er vele Engelsche sche
pen op den stroom lagen; dat sprak
van zelf, evenals dat er vele Fransche en
Amerikaansche en Noorsche vaartuigen waren.
Aan den mond der Loire, welker stroom
gebied /4 der Fransche bodemoppervlakte
bestrijkt, is Nantes de groote Bretonsche
havenstad. In zijn loop zwelt de stroom
gestadig door vele zijrivieren, die massa's
puin aanvoeren ; lage eilanden worden er op
Nantes. Oud huis in de Rue de Verdun
Ik sprak reeds over de eilanden, die vóór
de stad liggen in de rivier. Het Noordelijkste
dezer eilanden, dat zich schijnt te dringen te
gen den wal, is klein, slechts enkele honderden
meters lang ; het is bezet met zware, hooge
huizen, en naar het Westen.waar de takken van
den stroom elkander naderen en de rivier
langs lage boorden schuurt, ligt een klein
pleintje, dat mooi had kunnen wezen/mdien het
niet door een ordinairen, stijlloozen
verkoopNantes. La Petite Hollande
deze wijze gevormd met slijkerige oevers,
waarin wilgen en populieren groeien, die de in
wonderlijke arabesken getrokken vaargeulen
omzoomen met groenen boord. Naar den
Oceaan opent deze rivier een breeden arm,
en bij den aanvang van dien arm, door eb en
vloed diep geschuurd, waar tevens een brug
van eilanden den weg naar het Zuiden opent,
ontstond reeds in den Romeinschen tijd een
havenplaats, Portus Namnetum, de haven
van het volk der Namneten, dat aan de stad
zijn naam heeft geschonken. De wegen uit het
Zuiden, als in n bundel hier samen gevat,
.vertakken zich weder naar het Noorden en
Westen, diep het schiereiland Bretagne in :
aderen, door welke het leven der provincie
naar Nantes vloeit, dat gegroeid is als een
Bretonsche stad over de oude nederzetting
der Namneten.
hal was ontsierd. De open zijde vergunt een
blik naar het Westen, over den breeden
stroom met zijn koopmanskaden en zijne aan
den wal gemeerde schepen : traliewerk van
masten en strakgespannen want, dat door het
wisselend beloop zijner lijnen de stille rust
der oude koopmanspaleizen te beter doet uit
komen ; in den rug wordt het plein gesloten
door monumentale huizingen, in den klassie
ken stijl der Hoog Renaissance. ,,La Petite
Hollande," het kleine Holland" er ligt
een zachte streeling in dezen naam, die spreekt
van Hollands groot verleden, toen op deze
plek de leden der Hollandsche kolonie plachten
saam te komen, die het handelsleven der
stad beheerschten. Hier schreden ze in hun
wijdgeplooide mantels, den slappen hoed
diep op de borstelige wenkbrauwen gedrukt;
hier wikten ze de kansen van den wijnoogst,
HET RIJKSINSTITUUT VOOR
PHARM4CO-THFRAPEUT1SCH
OMDFRZOEK
Op de begrooting van dit jaar is een post
uitgetrokken voor het oprichten van een insti
tuut voor pharmaco-therapeutisch onderzoek
van patent-geneesmiddelen. Wat het doel van
de oprichting daarvan is kan het gemakkelijkst
worden uiteengezet, wanneer eerst met een
enkel 'woord de voorgeschiedenis van dit in
stituut wordt vermeld.
In den tijd, dat de Duitsche chemische in
dustrie nog in vollen bloei was, dus vóór en
in het begin van den oorlog, vond elk medicus
en elk apotheker 's morgens naast zijn bord
eenige prospectussen liggen van nieuwe
geDEN MAAOi
VARMOND
JPADOX
HOUTBOUW
FT?1
[KANTOOB fccDtfiiN
JEN HAAG - TEUNTycn.25602361
LEVEBT DE/VEtLANCD IN ZEER KORTEN
TUD ALLE HOUTCONSTRUCTIES
AL/
LANDHUIZEN
yCHOOLCEBOÜWEN
JACHTHUIZEN
ZIEKENHUIZEN
INLICHTiMCEN OP AANVRAAG
neesmiddelen of van oude, die in eenigszins
anderen vorm werden gebracht en daarbij een
nieuwen naam hadden gekregen. Weinig
menschen zullen beseffen welk een onaangename
geschiedenis dat voor de artsen was. Natuurlijk
kon men die dingen gemakkelijk in de
prullemand gooien, dat deden we dan ook trouw,
maar daarmede was de zaak niet afgedaan.
De meeste van die nieuwe patentmiddelen
waren in geen enkel opzicht een aanwinst,
zij stonden in werkelijke waarde op zijn best
gelijk met de gewone dagelijks gebruikte ge
neesmiddelen en zij waren ongetwijfeld veel
duurder. Het beste zou dus zijn geweest om
er verder geen aandacht aan te schenken.
Dat echter was niet mogelijk. In de eerste
plaats komt tenslotte elk arts hoe kritisch
hij ook aangelegd mag zijn onder de sugges
tie van de quasi wetenschappelijke aanprij
zingen van dergelijke geneesmiddelen. Men
heeft toevallig cenige patiënten met
rheumatisme in behandeling, men probeert van
alles en het gaat toch niet beter. Zij gaan ach
teruit, de eene ligt niet kromgetrokken beencn
in bed, de ander kan al niet meer schrijven, de
patiënten zijn wanhopig. Men heeft ze ge
stuurd naar badplaatsen, ze hebben
vleeschloos, vlcesch-arm en vleeschrijk dieet gehad, ze
zijn geëlectriseerd, enfin alles is gedaan en
het helpt niet, omdat er nu eenmaal ziekten
zijn, die soms voortschrijden zonder dat men
het kan verhinderen ; maar . de arts moet
iets doen, hoewel hij dikwijls er wanhopig
onder wordt en werkelijk niets meer kan be
denken. Nu vindt hij op zijn schrijftafel
als inleg van een buitenlandsch tijdschrift een
groote reclame voor een patent-geneesmiddel,
dat prachtige resultaten geeft en dat b.v.
heeten kan antirheumine" of rheurnal" of
zoo iets. De kritische arts legt het mistroostig
weg : toch allemaal rommel ! 's Middags aan
tafel ligt naast zijn bord : antirheumine,"
helpt ook bij de meest hopelooze gevallen,
attesten uit drie bekende buitenlandsche kli
nieken. Den volgenden dag een juffrouw op
het spreekuur, draait een beetje verlegen de
spreekkamer binnen. De arts denkt: O, levens
verzekering ! Dokter, ik kom eigenlijk niet
Huize 1. ZOMERDI BUSS1
Paviljoen KontlelpafUel./ui(14l9flen 1595
Restaurant a ia carte
Lunch, Afternoon-tea, Diners n-Soupers
Dagelij-s muziek door het Huis-orkest Op den Economlschen Uitkijk
mmiiiimmiMiiimiiiiiimmiiiiiii nmiiimiimiiimimiHm
die hun gewin bepaalde, en gaven ze hun
bevelen aan de schippers hunner
handelsschepen, die de koopwaar uit het Noorden aan
voerden vóór den wal. Nog staan er langs de
kaden, in den bouwstijl van het moederland,
met doorloopende pilasters en driehoekigen
geveltop, hunne woningen, weliswaar vervallen
en aan klein-burgergezinnen in gedeelten ver
huurd, maar met de pracht riog van hun ver
leden, die heenglanst door hungrij/e eentonig
heid. Waar nu de Fransche ouvrier zijn
sigarette rookt, en zijn vrouw, wat slordig,
lummelt over het verhaverid vensterkozijn, was
eenmaal de Hollandsche koopmansdochter
gezeten, de zachte hand stuttend het peinzend
hoofd, waarin de blauwe oogen droomden van
het verre vaderland, dat onder zijn grauwe
wolken schooner was dan dit land van zomer
zon en druivenweelde.
Het is niet te veel gezegd, dat in de 17e
eeuw de Hollandsche kooplieden het
handelsleven van Nantes hebben beheerscht.
Reeds vroeg, stellig in de vijftiende eeuw,
komen de schepen der Hollanders en der
Zeeuwen, met die der Duitsche Hanze,
waarin Kampen een belangrijke plaats be
kleedde, in vloten aan den Loiremond.
Zij ankeren dan in de bocht van
Noirmbutiers.ten Zuiden van de rivier, waar zij zout
innemen, en wijn, die zij naar het Noorden
voeren, waar Middelburg en Arnemuiden de
groote stapelplaatsen en transito-havens wer
den voor dit verkeer. In de zestiende eeuw moe
ten de Hollanders zich dan binnen Nantes
hebben gevestigd, want tegen het einde dier
eeuw komt de rste-bekende naturalisatie
voor van een Nederlandschen koopman, die
reeds vele jaren in de stad had gewoond. Van
nu aan volgen de lettres de naturalité",
waardoor Noord-Nederlanders zich in het
Fransche volksverband laten opnemen, elkan
der regelmatig op ; en toch bleven deze ge
naturaliseerde Nederlanders slechts een uit
zondering tegenover de groote massa der
Hollandsche handelslui, die in Nantes
hun eigen leven leidden, als passanten in
Hollandsche herbergen hun intrek namen, of
duurzaam er zich vestigden, maar nog omslo
ten door het nationaal verband. Hun handels
praktijken, die niet altijd den toets eener
strenge eerlijkheid konden doorstaan ; het
laadvermogen en de vlugge zeilvaardigheid
hunner schepen ; de macht van hun kapitaal
drukten de inwoners der Loire-stad, die niet
bij machte waren zich uit eigen kracht te ver
weren, maar hulpeloos zich wendden tot de
landsregeering om steun. Toch zette het
handelsvennogen der Hollanders zich gestadig
uit, met machtelooze verbazing door de
Nanteezen aangestaard, totdat in de jaren rond
1670 en 1080 eindelijk het noodlot over de Hol
landsche kolonie losbrak. Onder den
driedubbelen druk : van het stelsel van Colbert een
systeem van rigoureuse protectie, dat in de
eerste plaats zich tegen de Nederlanden
richtte ; van den oorlog van 1672, in kern een
handelsoorlog tegen de Republiek, die voort
sproot uit het systeem van Colbert ; en van
de geloofsvervolgingen, die alle belijders
van de religion prétendue. réformée" met
vrijheidsberooving bedreigde of tot sluiksche
uitwijking dwong onder dezen drievoudigen
druk bezweek de kolonie der Hollanders in de
groote havenstad. Wel volgde later, in de
rustiger dagen der 18e eeuw, een hernieuwde
bloei, maar Holland, hoewel als
handelsmogendheid nog geducht, was toch niet meer in
staat de oude kracht te ontwikkelen ; zijn
gouden eeuw was voorbijgegaan, gestorven
voor goed.
De niet-deskundige lezer vergeve mij deze
uitweiding. Ik dacht aan dit alles, staande op
de Westpunt van het kleine Holland",
met den blik op de rivier, die grimmelde van
schepen, en wemelde van veelkleurigen
vlaggentooi, maar waarop de Hollandsche driekleur
niet werd gezien. Z. W. SNELLER
Zie over de Hollanders in Nantes E. Gabory,
La Marine et Ie Commerce de Nantes au
XVI Ie siècle, et au commencement du XV11 Ie
siècle (Rennes, H!02);en vooral Jules Mathorez,
Notes sur la Colonie hollandaise de Nantes
(Revue du Nord, 1013.)
Vrijhandel, Vrede,
Vriendschap.
11 (Slot)
Te Londen werd in 1908 op het eerste inter
nationale vrijhandelscongres, gelijk ik in mijn
vorige beschouwing opmerkte, luide en duide
lijk gepredikt, dat de geest der bescherming
er een van vijandschap en die van den vrij
handel een geest is van vriendschap. Dat er in
derdaad nauwe verwantschap bestaat tusschen
elk dier twee stelsels van handelspolitiek en
eene algemecne gezindheid, ligt toch ook wel
voor de hand. Het verband tusschen protectie
en vijandschap openbaart zich niet alleen
hierdoor, dat de eerste de laatste aankweekt
doch ook omgekeerd door het feit dat uit de>
laatste de eerste ontstaat.
Men heeft dit op de meest ondubbelzinnige
wijze in oorlogstijd gezien. Niet alleen werden
toen als vanzelfsprekend alle handels
betrekkingen tusschen de wederzijdsche vijan
den afgebroken (althans officieel, want heime
lijk werd er toch nog wel handel gedreven,
omdat men eenvoudig sommige goederen wel
uit het vijandige kamp moest betrekken !)
Maar bovendien zag men n in de Centrale
Rijken n in de Entente-Staten tijdens den
oorlog reeds plannen smeden voor den daarna
komenden tijd, waarin elk der beide groote
groepen als zoodanig zich bleef stellen tegen
over de andere. Van Duitsche zijde koesterde
men voornemens in de richting van een
Midden-Europeesch tolverbond (denkbeelden,
waarvan men nog niet afkeerig is, ginds).
En in den Entcnte-noek riep men de bekende
Parijsche economische conferentie" bijeen,
waar beraadslaagd werd over de wijze, waarop
men na den oorlog zich zou stellen tegenover
de bondgenooten, tegenover de neutralen
en ook tegenover de vijanden." In 't kort
kwam dit hierop neer, dat men (d.w.z. ook
Engeland) besloot tot drieërlei verschillende
bejegening van goederen-invoeren : de gun
stigste natuurlijk voor de vrienden, min
gunstige voor de neutralen en de slechtste
voor de vijanden. Waarbij men dan nog zocht
naar bijzondere waarborgen om er tegen te
waken, dat niet vijandige" goederen (d.i.
uit Duitschland) onder neutrale vlag werden
binnengesmokkeld.
Dat in dien tijd op deze conferentie derge
lijke voornemens gekoesterd, ja zelfs dergelijke
besluiten werden genomen, is toch waarlijk
niet verwonderlijk. Men streed aan weerszijden
een strijd op leven en dood, de vijandschap
leidde tot een grenzelooze verbittering. Het
was niet anders dan natuurlijk dat lieden
zij mochten dan staatslieden zijn door
zulk een stemming bezield, in 't geheel niet
ontvankelijk waren voor de
vrijhandels-gedachte, die niet vraagt vanwaar het goed
komt, maar als 't ware gedreven werden in
de armen der protectie, welker leer den
vreemdeling altijd als een gevaarlijken tegen
stander, als een belager der nationale welvaart
beschouwt.
Het heeft zeker velen met mij weldadig
aangedaan een heel ander geluid te hooren op
de financieele conferentie, die eind September
1.1. te Brussel bijeenkwam. De onder-voorzitter,
de Engelschman Brand, heeft den moed
gehad daar te spreken wat men zou mogen
noemen het verlossende woord. Hij heeft daar
gezegd dat, hoe vrijer de handel was, des te
eerder het herstel zich zou voltrekken. Hij
verklaarde overtuigd te zijn dat slechts twee
wegen openstaan : die der vertwijfeling en die
der hoop. Wie het eerste pad kiest, zal moeten
berusten in het geloof dat de soort vrede, dien
wij thans kennen, niet anders is dan een
rustpoos tusschen den oorlog die achter ons
ligt en een anderen, die daarop zal volgen.
Wanneer men langs het pad der hoop wil gaan
dan zal men het erop moeten wagen, dat men
elkander vertrouwt, de eene regeering de
andere en het eene volk het andere. Wie
vertwijfelt, kan geen hoop koesteren op eco
nomisch herstel of op de toekomst der
Westcrsche beschaving. Volgt men het pad der
hoop, dan kan het toch nog wel zijn, dat de
pessimisten gelijk krijgen. Misschien is de
wederzijdsche verdeelheid te diep : misschien
ook blijkt het wederkeeiig vertrouwen geen
TRIPIE SEC. COMBIIR"
Importépar SCHMITZ & Co., Utrecht
minimi iiiiliiiiiiiiiimliiiiliiiiiiiiiiiiiimliiiimiiiimmiimiiiiiiiiimliii
reden van bestaan te hebben. Maar al mocht
dit zoo blijken te zijn, dan zijn we er nog;
niet slechter aan toe dan wanneer wij nu;
reeds den eersten weg waren gegaan, want
dan zullen we ten minste een kans hebben
gehad. Persoonlijk dorst spr. te zeggen, dat
hij optimist was: in Zuid-Afrika had hij,
jaren lang daar levende, de wonderbaarlijkste
uitkomsten leeren kennen, wanneer
vijandenvan-voorheen elkaar vertrouwen....
Dit was waarlijk het verlossende woord.
Hier toch werd gezegd wat zoovelen gevoelen
maar wat zoo zelden wordt gehoord in de
kringen van hen, die de leiding der inter
nationale betrekkingen in handen hebben:
dat wederopbouw van de wereld niet denk
baar is, wanneer men nog maar steeds voort
gaat elkander als vijanden te beiegenen. Zij,
die invloed heb en op de openbare meening,
moeten ophouden die op te zweepen tot be
stendiging van de vijandige gevoelens, die
in den oorlogstijd alles overheerschten; zij
moeten integendeel de publieke opinie trach
ten te bewerken in de richting van zachtere
gevoelens. Zien zij daartoe geen kans, wan
neer zij bij hun prediking als tekst nemen
het verheven ideaal van een universeele, alle
volkeren omvattende broederschap, nu, laat
hen dan hun pleidooi voeren op de nuchter
der, platter, meer practische gronden, die de
economie hun aan ae hand coet.
Die gronden zijn stevig genoeg om de
massa te overtuigen, wanneer zij slechts
uit gezaghebbenden mond daarvan kennis
neemt. Wij zijn als volksgemeenschappen,
alle verarmd. Dat moet en mag als onbe
twistbaar worden vooropgesteld. En omdat
wij allen verarmd zijn, daarom moeten wij
elk voor zich hard werken en ook elkaar
daartoe helpen. Wij moeten begrijpen, dat
wij allen elkander noodig hebben. Niet in
ieder land kan allerlei onder even gunstige
voorwaarden worden voortgebracht :%de eene
koopwaar kan goedkooper hier, de andere
elders geproduceerd worden. En wij hebben
allen die koopwaren noodig. Willen wij
liever niet van onzen buurman die goederen
betrek en, die hij gemakkelijker (dus billijker)
dan wij in staat is te vervaardigen, dan ver
armen wij onszelven, omdat wij aan die
goederen dan een grooter som van
voortbrengingsmoeiten (of kosten, wat economisch
hetzel de is) moeten besteden. Doch wanneer
wij op elke markt koopen wat wij juist daar
voor den minsten prijs kunnen krijgen, dan
zullen wij voor de geringste offers de ruimste
voorziening in onze behoeften krijgen, en dit
is, wat wij welvaart noemen....
De lezer vergt van mij niet, dat ik hier
de theorie van den vrijen handel verder
ontwikkel. Ik wilde niet meer dan heel even
de practische zijde van de zaak juist voor
den tegenwooraigen tijd belichten en
aantoonen welke waarde de praktijk heeft voor
de lieden, die geen oog hebben voor den
dieperen ondergrond en niet vatbaar zijn
voor meer ethische overwegingen.
Mag men dan gelooven, dat verlichte
staatslieden en verstandige bestuurders dit
stelsel zullen kiezen als thans meer dan ooit
aanbevelenswaardig voor een verarmde samen
leving en als het fundament voor den vrede
dien men immers wil bestendigen en voor de
internationale vriendschap die wij immers
weer moeten aankweeken? ('ok de
Engelschman Bell heeft krachtig ge leit ' oor
vrijhanJel, ter Brussélsche conferentie. En
die conferentie i eeft zich v or vrijhandel
uitgesproken. Maar het in ernationle
vrijhandelscongres sprak over ,,het gevaar
van protectie in Engeland". In Amerika
verlangt Harding uitbreiding van de
bescherming. En Wilson is in staat
van 1-eschuldiging gesteld, omdat"_hij
detbescherming der (nieuwbakken) Amerikaansche
scheepvaart afwijst. En.... ik kom op den
aanhef mijner beschouwingen, ontleend aan
het woord van den verstandigen zakenman,
terug- niet het logische gebeurt, maar het
onlogische; wat men meenen zou dat aan
gewezen was als de rationeele oplossing, dat
wordt niet gekozen, maar het irrationee e
en de dwaasruid vieren hoogtij....
SM iss A E~RT
P.S. De uitspraak, in mijn ,,Economischen
Uitkijk" van 2 i ctober: de geschiedenis
onzer vaderlandsche nijverheid levert maar
al te veel voorbeelden op van industrieën,
als patiënt, maar ik heb toch Uw hulp noodig"
en prijst aan : antirheumine". Bin
nen een minuut staat de juffrouw op straat.
's Avonds in de courant een advertentie :
Antirheumine", en tevens een telephoon van
een mevrouw die weer zoo'n last heeft van
haar linker knie, vooral ook van haar hals ;
zij kan niet liggen, niet zitten. De arts schrijft
nu eindelijk toch voor : antirheumine".
Zoo gaat het ons bijna allen.
Als op zich zelf staand feit is het natuurlijk
heelemaal niet erg of een patiënt, die al van
alles geslikt heeft, ook nog een paar gulden
voor antirheumine" wegwerpt. Maar wel
erg is, dat op deze wijze langzamerhand in de
therapie insluipen niet die patentiniddelen,
die het beste zijn, maar die waarvoor het mees
te reclame werd gemaakt.
Er zou een eenvoudig middel zijn. Laten de
artsen allen als regel aannemen om al die
prospectus ongelezen weg te werpen. Ook dit
kan niet. In de eerste plaats niet, omdat de
patiënten ook advertenties lezen en natuurlijk
erop aandringen om de nieuwe dingen te
probeeren. Maar het kan vooral niet, omdat er
soms onder die patenten ook heel goede
schuilen en daar zit nu de groote moeilijkheid.
We krijgen toegestuurd, soms in een maand tijd,
10 of J5 nieuwe dingen. Veertien van de vijf
tien zijn prullen, het vijftiende kan een ge
neesmiddel worden, zooals het salvarsan er
een is. En het is absoluut onmogelijk voor den
arts om dit uit te maken op grond van de hem
toegezonden prospectus, al zijn ze ovcrvuld met
aanhalingen uit de litteratuur. De arts heeft
dus niet het recht al de nieuwe middelen te
verwerpen. Moet hij dan al het nieuwe
probeeren of moet hij althans door eigen studie
van de literatuur zieh een behoorlijk oordeel
vormen over het nieuwe middel? Iedereen zal
inzien, dat beide zaken even onmogelijk zijn.
Alle nieuwe geneesmiddelen probeeren is uit
gesloten en alles er over lezen eveneens.
De artsen verkeerden dus in een groote
moeilijkheid en de apothekers zij het in
mindere mate eveneens. En hierdoor is
te verklaren dat door de Nederlandsche art
sen en door de Nederlandsche apotheker? al
jaren lang erop is aangedrongen, dat hier iets
moet worden gedaan. En het eerste wat men
kon doen was natuurlijk een commissie be
noemen. Die commissie werd dan ook twee
jaar geleden benoemd en had tot taak om na
te gaan of het niet mogelijk zou zijn maat
regelen te treffen om in de gerezen moeilijk
heden te voorzien.
De commissie ging aan het werk en onder
zocht eerst hoe het stond met het gebruik van
patent geneesmiddelen in ons land. Reeds
dadelijk bleek uit een oppervlakkig ingestelde
enquête, dat jaarlijks honderd duizenden
guldens het land uit gaan, guldens die terecht
komen in den zak van buitenlandsche fabri
kanten, zonder dat als regel de patiënten
daarvoor middelen kregen, die ook
maareenigszins in overeenstemming waren niet den
hoogen prijs. Tevens bleek dat tal van artsen en
apothekers scherp de nadeeleu voelden, die
boven werden besproken en het streven van
de commissie zeer toejuichten.
Vastgesteld zijnde, dat de zaak zeker alle
aandacht waard was, en vastgesteld ook zijnde,
dat iets moest worden gedaan, kwam de vraag:
wat moet er worden gedaan? Men pleegt bij ons
te land de vraag te laten volgen : wat doet het
buitenland? Dit is een verwerpelijke gewoonte,
maar in het onderhavige geval was het toch
zeer goed omdat er van het buitenland veel te
leeren viel. Twee landen waren al voorgegaan,
n.l. Duitschland en Amerika. In Duitschland,
de bakermat van de chemische industrie,
hadden de artsen de reeds boven vernielde
bezwaren natuurlijk erger en eerder gevoeld
dan hier te lande en men had ook daar al ge
tracht een instituut te krijgen, zooals wij
er nu dit jaar in ons land een zullen
hebben. Dit was in Duitschland mislukt door
de tegenwerking van de chemische industrie.
Men heeft toen geprobeerd om althans ge
daan te krijgen, dat de medische tijdschriften
geen advertenties zouden opnemen met on
juiste mededeelingen en ook dat is mislukt.
Het voorbeeld van Duitschland was dus
zeer leerzaam. Daar is de chemische industrie
een groote macht, bij ons is ze nog slechts in
opkomst. De commissie begreep dus, dat wilde
men iets bereiken, men dan snel zou moeten
werken. En hier is liet noodig om de vraag
onder de oogen te zien waarom de chemische
industrie indien ze zich zoo kant tegen den
alleszins billijken eisch van de artsen om te
willen weten wat de patentiniddelen bevatten
en wat zij ervan kunnen verwachten van
een instituut als het thans op te richten heeft
te vreezen. En hieraan sluit zich direct aan de
vraag of een dergelijk instituut vijandig moet
staan tegenover de chemische industrie.
Deze vraag is zeer belangrijk.
Iedereen zal toegeven en in de eerste
plaats die industrie zelf - dat er een aantal
patentnüddelen zijn, die op zijn zachtst
genomen wel zouden kunnen worden gemist.
Toen gedurende de laatste oorlogsjaren Amerika
gebrek leed aan een aantal geneesmiddelen,
hebben de Amerikanen gemeend zich de
Duitsche patenten te moeten toeeigenen. De pro
ductie kwam dus vrij. Honderden van de
vroeger in Duitschland vervaardigde patent
iniddelen konden dus nu in Amerika zelf
worden vervaardigd, inderdaad heeft men er
slechts tientallen van bereid, de rest viel af,
omdat ze onnoodig waren. Zeer schamper liet
zich kort geleden een der Amerikaansche art
sen over deze zaak uit, toen hij ineen artikel
in the Journal of the American medical
Association zeide : Als de chemische industrie
vroeger een afvalproduct had, waarmede ze
heelemaal geen weg meer wist, dan werd het
gebruikt om er een slaapmiddel of een
antisepticum van te maken.
(Slot volgt)
S l' O R M S' A N L E E U W E N
HandBlsmerk
Dit merk op Uwe
rookartikelen garan
deert U kwaliteit
VOOR ENGROS:
JAN AARNOUTSE
DEN HAAG