De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 30 oktober pagina 7

30 oktober 1920 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

30 Oct. '20. No. 2262 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ODF05RD Concertgebouw Aan de door Max Fiedier gedirigeerde con certen zal vrijwel algemeen met bijzonder veel genoegen worden teruggedacht. Hij bracht een aantal bekende werken op 't allerschoonst ten gehoore. Een zestigjarige, wien het aan kracht en vuur zeker nog niet ontbreekt. Directie : eenvoudig, duidelijk, en, op enkele zeer wei nige momenten na, ook dwingend. (In sommige zijner pianissimi mist men de uiterste ver fijning, het verstillende.) Rhythmisch gevoel: zuiver en zér levend, weldadig in zijn natuur lijk-wisselende uitingen. Hoofd-element in den algemeenen indruk : volstrekt zeker van zijn zaak. En met dit laatste hangt samen de opmer king : er is niet zoo heer veel spontaans in zijn leiding. Dit is het even-teleurstellende in de kennismaking met Fiedier als dirigent. Men voelt te sterk en te aanhoudend zijn technische omzichtigheid. Maar overigens : 't is een lust, hem aan 't werk te zien, het orkest op zijn wenken zijn schoonsten klank te hooren ont wikkelen, den bouw der werken onder zijn aanwijzen zich scherp te zien uitlijnen, en alle zeggen en zingen erin opgeroepen te voelen onder zijn staf. Allervoortreffelijkst en allergelukkigst was Fiedier bij 't weergeven van Brahms' Tweede en Schubert's orkestralen zwanenzang, de groote C-dur-symphonie. Het was van den allerbesten Brahms, wat ons daar volop ge schonken werd, en Schubert's breed-opgezet werk kwam daar aanstroomen, ontweld aan een onuitputtelijke bron van verfrisschende en eindeloos-gevariëerde muzikaliteit. Tech nisch heb ik in Fiedler's directie van Schubert's symphonie vooral gewaardeerd de tempering van den bazuinenklank en de strakheid van rhythme, waardoor hij de populaire thema's in het Finale wist vrij te houden van banaliteit. Brillant klonk het Meistersinger"-voorspel, en in 't bijzonder trok in de vertolking van dit wonder van polyphonie de prachtiggeslaagde tempo-schakeering de aandacht. En ook de reproductie der onverwelkbare Freischütz"-ouverture boeide van begin tot eind ; de overdreven getrokken Adagio-aan hef was gauw vergeten. Fiedler's eigen Lustspiel-ouverture" leer den we kennen als een opgewekt stuk, han dig ineengezet, ook instrumentatorisch goed verzorgd, maar zeer weinig oorspronkelijk. De programma's der twee hier besproken concerten vroegen volstrekt niet om een solist, toch was er beide keeren een. Eerst de hoog begaafde Sigrid Onegin, die ons een paar sta tige liederen van Schubert voorzong, welke, ten deele minder gelukkig geïnstrumenteerd en in 't algemeen voor instrumentatie ook wei nig geschikt, niet den beoogden indruk maak ten. Daarna : de pianiste Eleanor Spencer, die zich heeft vergist, indien zij gemeend heeft, wonderen te kunnen doen met het Concert in cis-klein van Rimsky-Korsakoff. Wellicht krijgen we, zooals dat meer voorkomt, bij her haald hooren een hoogeren dunk van dit stuk ; bij de eerste auditie echter heeft het, ik geloof te mogen zeggen : algemeen, al heel weinig voldaan. Dat het kort is, is niet erg de meeste concertstukken zijn te lang , maar het mist inhoud en climax-werking, en de solo-partij is van uiterst geringe beteekenis, en dat alles te-zamen-genomen maakt deze com positie voorshands zeer weinig aannemelijk. Eleanor Spencer speelde hare grootendeefs uit leeg passagewerk bestaande partij vlot en vaardig, en met krachtigen, ja soms heroïschen aanslag, doch er lichtte uit haar voordracht maar weinig hoogere muzikaliteit. Ook als begeleider toonde Max Fiedier zijn knappe routine, maar hij is toch pas op zijn' best, wanneer hij geheel vrij vóór het or kest kan gaan staan, de gansche partituur in 't hoofd, het ensemble in zijn geheel kahnoverziende, en met onbe'emmerden armslag. Zóó mogen we hem nog menigmaal terug zien ! _ , ^ t£ "*J '..l- H- .)? DEN HERTOG SCHILDERKUNST-KRONIEK PARIJS, i. DE HERFSTSALON EN DE TENTOON STELLING VAN WATERVERFTEEKENINGEN BIJ PETIT. Deze twee tentoonstellingen geven aanlei ding (opnieuw!) tot dezelfde opmerking : groote tentoonstellingen zijn een wanhoop voor hem, die van goede schilderijen houdt. De herfstsalon is verschrikkelijk door het aantal, en door de geringe hoeveelheid van goed werk, dat ge er vindt. Deze verzameling brengt een andere teleurstelling voor velen. Ik zal het niet zoo ontwijkend constateren als George Lecomte dat doet in een Parijsch blad ; de verzameling Renoirs, die ge er aantreft, blameert den schilder. En hoe zoo? Het is bekend, dat Renoir, de schilder van welgestelde vrouwen, wier oogvorm voor hem karakteristiek is, er, die niet beschouwd van den diepen kant zijn, maar vlotlevend, vrouwelijk en gemakkelijk ; het is bekend aan hem, die Renoir geduldig naging (een naakt gekocht in Holland voor een groote som bewijst dat eveneens), dat de schilder in de laatste jaren, in een kleur, rooderig-bruin figuren geschilderd heeft, verre beneden wat hij vroeger kon, en maakte. Noch vorm, noch kleur waren meer lokkend (De Amerikanen kochten ze echter als koek). Deze slechte werken van dezen karakteristieken schilder vindt-ge hier, in massa, als een eere verzameling. Ik begrijp niet wie deze dwaas heid beging maar een dwaasheid is het, en een misverstand, een misdadig misver stand. Zóó nekt ge een schilder voor wie hem niet kennen en dat was hier hopelijk niet de bedoeling. Een andere groep die me tegen viel was die der Catalanen. Ze zijn niet typisch genoeg, ze zijn oppervlakkig. En, ten derde, is het waar, dat het cubisme afgedaan, zoo goed als afwezig is op deze tentoonstelling zooals een Amerikaansch blad nuchter-weg schrijft? Het dogmatisch cubisme is hier verdwenen iets anders is echter, of in de schilderkunst zekere elementen, de noodige, van dit cubisme, niet nawerken. Ik geloof van ja.. Er zijn op den herfstsalon natuurlijk goede werken, en groepen. Deze verdwijnen echter in het onbelangrijke overige. Beter ware voor ieder der makers een kleine afzonderlijke ten toonstelling. Dan kon hun wezen doordringen nu drijft het weg. Een groote tentoonstelling is feitelijk alleen mogelijk of van weinigen, óf van een verza meling werk, geschift door eeuwen beziens van gevoeügen 'jPEn de waterverfteekeningen bij Petit in de Rue de Sèze? Ik geloof niet, dat een der ledcntentoonstellingen in Holland zwakker is. Hier was werkelijk niets van eenig belang. Toch is Parijs het centrum der schilderkunst. Maar die vindt ge niet in die groote zalen. meestal te vol van rommel. Die vindt ge bij kleine groepen, hier en daar ; dan bij enkele kunstkoopers .. .. Daar vindt ge wat wezen heeft, evenals in enkele ateliers. De twee Salons, ik zag ze beide, zijn echter verschrik kelijk. Ik zal er altijd heen gaan, altijd met de verwachting, er kon eens iets bloeyen in een stillen hoek, en ik zal altijd er van terug komen met de oude gedachte : ge vindt er het goede niet door te veel, dat slecht is. P L A S S C H A E R T Illlllllllllllllll41111111111 VEILING FREDERIK MULLER 26 Oct. 1920 Moderne schilderijen en aquarellen. Verzamelingen Mr. R. A. W. J. J. Cremers, H. Gonsalves, Mevrouw L. van Alphen-Hovy e.a. Haagsche school, Barbizon-school en eenige andere. Van Jaap Maris een maannacht, zoo ver doorgevoerd dat aarzeling en vermoeidheid er in waren te constateeren; daartegenover een gezicht op Dordt in n vaart en met volkomen zelfbewustheid geschilderd; de blauwen, bruinen en grijzen diep of parelend als klanken; een schilderij als een muziekstuk. Van Breitner een buitengewoon gaaf stukje: hoek van het Leidsche Plein, na een bui. Menigmaal door hem geschilderd maar nooit zoo stil, ingetogen en toch tintelend van leven als hier. De figuurtjes daarenboven gratieus als nimmer. Veredelde topografie. Van Daubigny een groote studie en een klein samenvoegsel van groenen en grijzen tot een zomerdag" subtieler en geestiger dan men het ooit van Hollanders ziet, tenzij dan van Mauve, die toch altijd bedacht zamer is. Van Daumier een schemering waarin twee kindertjes dragend een tak met bloemen; schilderijtje van een formaat en tonaliteit zopals hij er meerdere heeft gemaakt; van kijk grootsch, van kleur voornaam maar geen staal van zijn beste kunnen. Een blanke Vincent van Gogh, gezicht op Montmartre, niet onleerzaam gehangen naast den kleinen Breitner, volkomen beheerscht impressionisme naast een met aarzeling be ginnend maar naief en bekoorlijk expres sionisme. Van Gabriél een ochtend, misschien te groot, niet voor de draagkracht van den schilder maar voor deze stemming: iets te veel teerheid. Maar overigens een meesterstuk dat alle latere plassenschilders ver achter zich laat. Van Bauer een aquarel-phantasie, brug met figuren, boeiend ondanks veel onduidelijks; van Van Hoytema een waterverfteekening van kalkoenen; aantrekkelijk maar belangstelling inboetend door te groote dui delijkheid. Verder goede Bosbooms, Willem Marissen, de Zwarten en van Soests. De prijzen waren matig: De Zwarten en van Soests deden ? 200 ? 300, aquarellen van Israëls ? 1500 a / 2500; déMaannacht van Jaap IVlaris bracht het tot / 10.000; de belangrijke Gabriël tot / 6600. Breitner was naar verhouding duur. H. iiMMiiMiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiifir iiiimMtimmmiMiiMHimiiriimi Liederen uit Het Boek der Liefde door RENÉDE CI.ERCQ IN TROUWE Hoe zoude ik wijken uit'uwjlief 'vermogen? Hoe zoude ik treden uit ons trouw verbond? Is iets ter wereld klaarder dan uw oogen? Is iets ter wereld zoeter dan uw mond? Wanneer uw oogen naar mijn oogen stralen, Krijgt mijne vreugd den schoonen schijn der smart. Vóór uwen mond kan ik niet ademhalen Of tranen wellen zuiver uit mijn hart. Zoo laat uw kommer zijn, Iaat angsten rusten; en ken geen ander dan mijn blij geween. Twee zielen, die elkander zalig kusten, Zijn voor al heemien n. 5 MlJN LIEDEREN ZOUDEN MIJ ALS ZONDEN WEJEN Mijn liederen zouden mij als zonden wegen, was niet de zon vol vuur. Door haar zijn liefde, lust en liedren zegen. Alzuiver is natuur. Alzuiver glans van oogen, glans van tranen, de warme zang van 't bloed, het vaste weten en het zoeter wanen, het godlijke in 't gemoed. O, Ria, zonnig voelen, zonnig denken is, louter wederschijH. In vreugd ontvangen en in schoonheid schenken dat zal ons leven zijn. 6 HERFSTLIED Glinstert het woud vol bloed en goud, ruischt nog, waar pracht van looveren viel, wat late zon door brooze zijde, mijn vreugd omruischt de zee en blauw en blijde, spant zomer om mijn ziel. MUCIUS SCAEVOLA EN DE BURGEMEESTER VAN CORK Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdomk Gij HEBT MIJ UIT DEN STROOM VAN *T LEVEN Gij hebt mij uit den stroom van 't leven op geheven. Gij hebt mij groot geloof door groot geluk gebracht. Thans is mijn liefde Liefdeen mijne kracht een Kracht. Des dank ik u, die mij ten zegen zijt, nu en altijd ! Herinner u de schoone dagen, hooggedragen Die had in mijn tijd^kunnen leven! in wonderteedre sterkte, die geen stonde viel. Gij kwaamt tot mijne ziel, ik kwam tot uwe ziel in 't uur dat beider oogen niets dan oogen zagen. Herdenk in'dank'Jioe Liefde ons heeft bevrijd, nu en altijd. ;8 NlJG UW VOORHOOFD NADF.R Nijg uw voorhoofd nader met uw haren lief verward. leder heffende ader stroomt vol zuiver hart. Nijg uw voorhoofd nader. Zacht is mij die warme druk, daar ik 't boek doorblader van ons schoon geluk. Nijg ons voorhoofd nader eer mijn vreugd u tegen schreit. Ria, zóó te gader Ziet ons de eeuwigheid. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIII Nieuwe Boeken van deze Week Bij J. M. Meulenhoff te^Amsterdam kwa men van de pers: in de serie Kleine boeken van groote schrijvers" een roman van Lucas Malet: Liefde's Ontwaken, vertaald door J. C. de Cock. In zijn oorspronkelijken vorm draagt dit boek den titel: The Gateless Barrier." Er wordt in de voorrede gewezen op de overeenstemming van dezen titel met die der Jhineesche boeken, inzonderheid geliefd bij de Zen- of Dhyama-sekte. In de Volks Universiteits Bibliotheek", uitgave van de Erven F. Bohn te Haarlem, verschenen de nummers 4 en 5. Nummer vier, van de hand van den in Juni j.I. ontslapen heer E. B. K. i eist r a, is getiteld De Vesti ging van het Nederlanrische Gezag in den Indische Archipel. Dit werkje is, zooals de zoon van den schrijver in een voorbericht zegt, kort voor het overlijden van zijn vader in druk gereed gekomen. Met de samenstel ling van dit werkje heeft de schrijver beoogd iiiimiiiiimiHiiiiiiii iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiti uu iiiiiiii ii den Nederlandschen lezer een overzicht aan te bieden van de wijze, waarop ons Indische Rijk is ontstaan; van de redenen, die tot onze vestiging in verschillende streken van den Archipel hebben geleid. iiiiiiliiiiMiiiniiiiin iiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiii IflETBOEKi VAN DEWEEK JONAS LIE De Loods on zijn vrouw vertaling van Jhr. L. OP TEN NOORT Prijs gebonden f 4.90. En evenals in liet werk van Frensgen ?waait door het werk van Jonas Lie de zeewind, voelt men er de liefde in voor de zee. Frenssen heeft in ons land veel lezers gevonden. Jonas Lie /.al er ook vele vinden. M. Arnh. C t. IIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIltllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIItlMillllllllllHII MlllllllllllllrllllllHllllmHtlllllll til IIIIIIIMMMIIIIIMMMIIIIIIMMMIIMMMIIIMMMItlMMMIIIIIMMIIUIIMMMIIIMMlmlMIMIIIMIIIIHIIIIIIIHIM FELIX SALTEN Een fijne geest toeft In ons midden. Een van die beminnelijke Oostenrijksche schrijvers, van wie wij zouden kunnen zeggen dat zij van de Fransche en Duitsche beschaving nog juist de room hebben afgeschept. Het Weenen van den kunstenaar blijft, dank zij hen, voor ons het oude Weenen, de stad waar men, zooals Felix Salten bij gelegenheid der Mahlerfeesten in zijn voordracht in het concert gebouw zei, maar uit wandelen behoefde te gaan om in een zijner straten een Europeesch vermaard toondichter te ontmoeten, waar nog in onze, door geen relaas van ellende en ver val te schenden verbeelding, schier huis aan huis een kunstenaar woont. Rom ist der einzige Ort der Welt für den Künstler," meende Goethe, doch ook het levende Weenen werd voor velen een vaderhuis. De stad van Mahler voor de muziek-menschen, de stad van Hermann Bahr voor hen, die in en om het tooneel leven. Het Theater", het hart der wereld ... met kinderlijke liefde hebben de ge raffineerde Oostenrijkers, Bahr, de milde, Schnitzler, de gespitste, ons dit hart getoond. Zij brachten van het verteederd verdicht realisme het geheim op de planken, stichtten, spelender wijs, de Weensche school voor dramaturgie, die mij, alle dadaïstische noodkreten ten spijt, nog altijd een toevlucht voor den modernen geest toeschijnt, een brug waarover zij, die aan de litteratuur boven het tooneel het gezag Mederl. Munt Hollands beste 1O cent mlg*ai> toekennen, en zij, die het theater als theater boven alles, ook boven de litteratuur, stellen, elkaar veilig de hand kunnen reiken. Uit ditschool is Felix Salten een der besten ; zijn talent vloeit niet over als het talent van Bahr, zóó scherp als Schnitzler kerft zijn pen nergens, hij blijft een gematigde, in de regionen der verdraagzaamheid, en wij zouden hem wellicht wat nuchter vinden wanneer wij in deze vooropgezette redelijkheid niet voelden : atweer van een aristocratischen geest. Vele gevoeügen van zijn ras, wij denken hier o.a. aan Graf van Keyserling, hebben zich aldu? srhrap gesteld en voor den zucht van hun ziel een glimlach gevonden, die maar aan enkelen iets verraadt. Van den boom en zijn wortelen spreken zij niet, maar zij doen ons den boom kennen aan zijn vruchten en grijpen in zijn fijnste vertakkingen als in de snaren van een harp. Zijden en keerzijden, uitvloeisel van leven behendige Stunden." Populair kunnen deze schrijvers Frans Mijnssen is hen het naast verwant niet worden, en wanneer zij bij geval een grooten kring boeien, dan zal dit veeleer verband houden met het, voor den burger piquant gegeven van hun werk, en den licht-aansprekenden, gladden vorm, waarin zij meesters der techniek dit gieten, dan wel met den, in zijn subtiele schakeeringen maar net even flitsenden rijkdom van gemoed die daarin besloten ligt, en die het eigenlijke wezen van deze bevallige kunst uitmaakt. Het dichtst te naderen zijn zij in hun essays, aarts-plauderaars, praten zij met de pen als met de levende stem, en hun betoog, dat wel de bondigheid, doch nimmer de beklemming van een pleit heeft, schept dan zooveel ruimte dat het als een gesprek wordt, een gesprek onder de lamp tusschen twee vrienden, met al de warmte en de bekoring van het ongezocht contact. Zij behoeven de middeltonen maar aan te slaan om elk voor zich het volle accoord te hooren, en het hevige is sous-entendu. In driëerlei qualiteit is Felix Salten tot ons gekomen, als regisseur, als schrijver en als.. .. redenaar zou het averechtsche woord zijn, als wandelend essayist, want hij stelt zich voor ook voordrachten te houden. En het meest zichzelf, het erfolgreichst" zal hij misschien blijken tusschen ai deze bedrij ven door, als gewoon-prater" in kleinen kring over dingen, die hem na aan het hart liggen. Bahr babbelt, hij is de meester-bab belaar ; Felix Salten praat, en van dit even eens meesterlijk praten is zijn boek Gestalten und Erscheinungen", waaruit ik eenige malen het voorrecht had hier een woord aan te halen, een voorbeeld. Een lange proeftijd als theatercriticus leerde hem tooneel-bemiddeling, die vereffent I en vasthoudt, als een onmisbaar element der toonkunst beseffen, en hij kon zich in haar dienst stellen met de bescheiden heid die volgt uit bewondering en ontzag. Wat de kunst van den tooneelspcler inhoudt, hij onthult het als een kostbaar geheim. De schepping van den tooneeispeler be staat uit woord- en zin-melodieën, uit schre den, uit bewegingen van het lichaam, uit kleine en groote gebaren, die nlle een betee kenis hebben, uit een hoofdknik, een glimlach, uit zuchten, uit stilte, en uit luisterende oogen". En ook waar hij voor een oogenblik het dier baar tooneelgebied verlaat, blijkt deze innige vertrouwdheid, als had hij de liefde voor zijn onderwerp lang met zich omgedragen, zich diep bezonnen, en als gaf hij het nóg maar noode prijs. Om zijn romankunst zweeft de wee moed der zelfoverwinning, die schrijven, zich uiten, voor sommigen blijft, de schuwe vrees nadrukkelijker te zijn en meer bloot te leggen dan noodzakelijk is, hij stipt maar aan. Doch het is dan juist deze stip, qui coüte. Zulk een onopzichtig, in zijn pointes stil-ontroerend boekje is o.m. Olga Frohgemuth", dat, wie zou het anders verwachten, wederom, speelt" in de Weensche theater wereld, in het koninkrijk van Die Ralil". De pracht en praal, de smartelijke holheid van dit leven, door Bahr in den schallenden klank van dien enkelen tooneelnaam, waar achter een gravin" optreedt, gelegd, vinden we ook in dit boek. Zoo bloedwarm, zoo tin telend als die Rahl" kon het niet worden, het verstandelijk inzicht van Salten hield zich aan stelling en tegenstelling, waar Bahr's natutir-phisophie zich in de ruimte liet gaan, maar het heeft een eigen distinctie en culmi neert in een paar schoone bladzijden, waarin het woelige leven eensklaps verstilt: een ge fluisterd en bijkans woordeloos gesprek tusschen mannen, den vader van Olga, Pro fessor Froghemuth, die zijn dochter de deur wees op den dag dat zij de planken betrad en thans, in de door rouwend Weenen ten grave ge dragen jonge kunstenares, ten tweede male, en nu onherroepelijk, zijn kind verliest, en den vader van Adelbert KHnger, den veelbelovenden gymnasiast, welke zich voor den kop schoot om haar, van wie hij niet meer bezat dan een portret.. .. Het bij een vorige generatie ingeroest vooroordeel tegen het tooneel". als zoodanig is voor een groot deel opgeheven en wanneer Salten zijn boek in dezen tijd had geschreven zou hij de uitersten in zijn opzet hebben vermeden, maar wat in het onderwerp doet niets at' aan het wezen dezer kunst. Ich kann es nicht verstenen", stammelte der Professor, ich weisz nicht wie das m glich war".. .. KHnger's Vater achzte. Ach, Herr Pro fessor/. ..", sagte er.. ..?was wissen wir von unseren Kindern?".. .. Er schwieg . Niet waar, dit is aan woorden niet veel, en nochtans, zoo maar midden uit het boek ge licht, hoe indringend wijzen die paar zinnen, de stippels daartusschen, naar de machteloos heid van liefde en onverstand, naar de betrek kelijkheid aller dingen. En hoe zacht, vooroordeelloos, geeft een schrijver zich als mensch, die voldoening vindt in dit weinige, dat ge noeg blijkt. Uit dit kleine tooneei", want tooneel" blijft het bij deze Oostenrijkers altijd, leeren wij den schrijver van den ein-acter" kennen, de dramatische schets in n bedrijf, die niet meer behoeft te zijn dan een stip, in een atmospheer. Het zalongeveer vijftien jaar gele den zijn dat wij op een Zondagmiddag in den Tivoli-Schouwburg te Rotterdam afgingen op den in ons land toen nogonbekenden naam van den schrijver van Am andern Ufer" en daar door de vertooning van drie kleine tooneeliiiiiiiHiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiTliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiHiii stukken ademloos werden geboeid. De ver tolking, door een reizend Duitsch gezelschap. heeft daar ongetwijfeld toe bijgedragen, naar mijn herinnering was ze voortreffelijk, maar het wil toch ook wat zeggen voor een auteur wanneer hij een vreemd land bezoekt en zijn roem is hem reeds vijftien jaar vooruitgesneld! Wij kenden Hartleben en Schnitzer's Liebelei", doch deze,als met de naald geëtste ironie was ons nog nieuw. Felix Salten kwam, zag, en overwon vóór hij het wist. Thans zal hij, in den Stads schouwburg opnieuw een avond bereiden met zulk een drietal schetsen in n bedrijf onder den gezamelijken titel : Kinder der Freude" enook de auteur van Olga Frohgemuth" zullen wij bij die gelegenheid her kennen, want ook deze zondagskinderen" zijn tooneelkinderen, kinderen van zijn hart. Bedwelmden en verwenden zoolang het scherm op is, maar menschen als ieder ander na den roes. Misschien, aan den eenen kant, iets ont vankelijker, aan den andere, ietwat blindgestaard, niet meer heelemaal onderscheidend wezen en schijn. Helden en martelaars. Die Rahl, eenzaam in ihrem groszen Wagen" rijdt na afloop der huldiging door de Weensche straten en de frissche wang van den scholier die haar zijn bloemen in den schoot werpt, lokt haar, de van dorst versmachtende, als een appelbeet; Olga Frohgemuth kiest boven allen roem den koelen dood. Maar haar moeder zal het den verstokten, berouwvoüen vader nog eiken avond vertellen, tot zijn laatste uur: Da ist der Vorhang aufgegangen, und es ist so heil geworden, wie am Tag.. .. und dann ist sie herausgekommen.. . Olga.. .. sie war als eine Königin angezogen und had eine Krone getragen.. .. und zwei blaue Pagen haben ihre Schleppe gehalten !" Weiter.. ..weiter".. ..vraagt hij. Het theater, een sprookje, nog in zijn wreedste werkelijkheid. Weiter.... TOP NAEFF Illll Illlllllllll l HUI l UMI 11 IIIIIIIIIH l llll l Hlllllllllllllllllllllll IIIMI IIIIIIIIIH Detni-Saisons f 85. SMIT & C0., P. C. Hooftstraat 66

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl