Historisch Archief 1877-1940
30 Oct. '20. No. 2262
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ODF05RD
Concertgebouw
Aan de door Max Fiedier gedirigeerde con
certen zal vrijwel algemeen met bijzonder
veel genoegen worden teruggedacht. Hij bracht
een aantal bekende werken op 't allerschoonst
ten gehoore.
Een zestigjarige, wien het aan kracht en
vuur zeker nog niet ontbreekt. Directie :
eenvoudig, duidelijk, en, op enkele zeer wei
nige momenten na, ook dwingend. (In sommige
zijner pianissimi mist men de uiterste ver
fijning, het verstillende.) Rhythmisch gevoel:
zuiver en zér levend, weldadig in zijn natuur
lijk-wisselende uitingen. Hoofd-element in
den algemeenen indruk : volstrekt zeker van
zijn zaak.
En met dit laatste hangt samen de opmer
king : er is niet zoo heer veel spontaans in zijn
leiding. Dit is het even-teleurstellende in de
kennismaking met Fiedier als dirigent. Men
voelt te sterk en te aanhoudend zijn technische
omzichtigheid. Maar overigens : 't is een lust,
hem aan 't werk te zien, het orkest op zijn
wenken zijn schoonsten klank te hooren ont
wikkelen, den bouw der werken onder zijn
aanwijzen zich scherp te zien uitlijnen, en
alle zeggen en zingen erin opgeroepen te
voelen onder zijn staf.
Allervoortreffelijkst en allergelukkigst was
Fiedier bij 't weergeven van Brahms' Tweede
en Schubert's orkestralen zwanenzang, de
groote C-dur-symphonie. Het was van den
allerbesten Brahms, wat ons daar volop ge
schonken werd, en Schubert's breed-opgezet
werk kwam daar aanstroomen, ontweld aan
een onuitputtelijke bron van verfrisschende
en eindeloos-gevariëerde muzikaliteit. Tech
nisch heb ik in Fiedler's directie van Schubert's
symphonie vooral gewaardeerd de tempering
van den bazuinenklank en de strakheid van
rhythme, waardoor hij de populaire thema's
in het Finale wist vrij te houden van banaliteit.
Brillant klonk het
Meistersinger"-voorspel, en in 't bijzonder trok in de vertolking
van dit wonder van polyphonie de
prachtiggeslaagde tempo-schakeering de aandacht.
En ook de reproductie der onverwelkbare
Freischütz"-ouverture boeide van begin tot
eind ; de overdreven getrokken Adagio-aan
hef was gauw vergeten.
Fiedler's eigen Lustspiel-ouverture" leer
den we kennen als een opgewekt stuk, han
dig ineengezet, ook instrumentatorisch goed
verzorgd, maar zeer weinig oorspronkelijk.
De programma's der twee hier besproken
concerten vroegen volstrekt niet om een solist,
toch was er beide keeren een. Eerst de hoog
begaafde Sigrid Onegin, die ons een paar sta
tige liederen van Schubert voorzong, welke,
ten deele minder gelukkig geïnstrumenteerd en
in 't algemeen voor instrumentatie ook wei
nig geschikt, niet den beoogden indruk maak
ten. Daarna : de pianiste Eleanor Spencer,
die zich heeft vergist, indien zij gemeend heeft,
wonderen te kunnen doen met het Concert
in cis-klein van Rimsky-Korsakoff. Wellicht
krijgen we, zooals dat meer voorkomt, bij her
haald hooren een hoogeren dunk van dit stuk ;
bij de eerste auditie echter heeft het, ik geloof
te mogen zeggen : algemeen, al heel weinig
voldaan. Dat het kort is, is niet erg de
meeste concertstukken zijn te lang , maar
het mist inhoud en climax-werking, en de
solo-partij is van uiterst geringe beteekenis, en
dat alles te-zamen-genomen maakt deze com
positie voorshands zeer weinig aannemelijk.
Eleanor Spencer speelde hare grootendeefs
uit leeg passagewerk bestaande partij vlot
en vaardig, en met krachtigen, ja soms
heroïschen aanslag, doch er lichtte uit haar
voordracht maar weinig hoogere muzikaliteit.
Ook als begeleider toonde Max Fiedier
zijn knappe routine, maar hij is toch pas op
zijn' best, wanneer hij geheel vrij vóór het or
kest kan gaan staan, de gansche partituur in
't hoofd, het ensemble in zijn geheel
kahnoverziende, en met onbe'emmerden armslag.
Zóó mogen we hem nog menigmaal terug
zien ! _ , ^
t£ "*J '..l- H- .)? DEN HERTOG
SCHILDERKUNST-KRONIEK
PARIJS, i. DE HERFSTSALON EN DE TENTOON
STELLING VAN WATERVERFTEEKENINGEN BIJ
PETIT.
Deze twee tentoonstellingen geven aanlei
ding (opnieuw!) tot dezelfde opmerking :
groote tentoonstellingen zijn een wanhoop
voor hem, die van goede schilderijen houdt.
De herfstsalon is verschrikkelijk door het aantal,
en door de geringe hoeveelheid van goed werk,
dat ge er vindt. Deze verzameling brengt een
andere teleurstelling voor velen. Ik zal het
niet zoo ontwijkend constateren als George
Lecomte dat doet in een Parijsch blad ; de
verzameling Renoirs, die ge er aantreft, blameert
den schilder. En hoe zoo? Het is bekend, dat
Renoir, de schilder van welgestelde vrouwen,
wier oogvorm voor hem karakteristiek is, er,
die niet beschouwd van den diepen kant zijn,
maar vlotlevend, vrouwelijk en gemakkelijk ;
het is bekend aan hem, die Renoir geduldig
naging (een naakt gekocht in Holland voor
een groote som bewijst dat eveneens), dat de
schilder in de laatste jaren, in een kleur,
rooderig-bruin figuren geschilderd heeft, verre
beneden wat hij vroeger kon, en maakte.
Noch vorm, noch kleur waren meer lokkend
(De Amerikanen kochten ze echter als koek).
Deze slechte werken van dezen karakteristieken
schilder vindt-ge hier, in massa, als een eere
verzameling. Ik begrijp niet wie deze dwaas
heid beging maar een dwaasheid is het,
en een misverstand, een misdadig misver
stand. Zóó nekt ge een schilder voor wie hem
niet kennen en dat was hier hopelijk niet
de bedoeling. Een andere groep die me tegen
viel was die der Catalanen. Ze zijn niet typisch
genoeg, ze zijn oppervlakkig. En, ten derde,
is het waar, dat het cubisme afgedaan, zoo
goed als afwezig is op deze tentoonstelling
zooals een Amerikaansch blad nuchter-weg
schrijft? Het dogmatisch cubisme is hier
verdwenen iets anders is echter, of in de
schilderkunst zekere elementen, de noodige,
van dit cubisme, niet nawerken. Ik geloof
van ja..
Er zijn op den herfstsalon natuurlijk goede
werken, en groepen. Deze verdwijnen echter
in het onbelangrijke overige. Beter ware voor
ieder der makers een kleine afzonderlijke ten
toonstelling. Dan kon hun wezen doordringen
nu drijft het weg.
Een groote tentoonstelling is feitelijk alleen
mogelijk of van weinigen, óf van een verza
meling werk, geschift door eeuwen beziens
van gevoeügen
'jPEn de waterverfteekeningen bij Petit in
de Rue de Sèze? Ik geloof niet, dat een der
ledcntentoonstellingen in Holland zwakker is.
Hier was werkelijk niets van eenig belang.
Toch is Parijs het centrum der schilderkunst.
Maar die vindt ge niet in die groote zalen.
meestal te vol van rommel. Die vindt ge
bij kleine groepen, hier en daar ; dan bij enkele
kunstkoopers .. .. Daar vindt ge wat wezen
heeft, evenals in enkele ateliers. De twee
Salons, ik zag ze beide, zijn echter verschrik
kelijk. Ik zal er altijd heen gaan, altijd met
de verwachting, er kon eens iets bloeyen in
een stillen hoek, en ik zal altijd er van terug
komen met de oude gedachte : ge vindt er
het goede niet door te veel, dat slecht is.
P L A S S C H A E R T
Illlllllllllllllll41111111111
VEILING FREDERIK MULLER
26 Oct. 1920
Moderne schilderijen en aquarellen.
Verzamelingen Mr. R. A. W. J. J.
Cremers, H. Gonsalves, Mevrouw
L. van Alphen-Hovy e.a.
Haagsche school, Barbizon-school en eenige
andere.
Van Jaap Maris een maannacht, zoo ver
doorgevoerd dat aarzeling en vermoeidheid
er in waren te constateeren; daartegenover
een gezicht op Dordt in n vaart en met
volkomen zelfbewustheid geschilderd; de
blauwen, bruinen en grijzen diep of parelend
als klanken; een schilderij als een muziekstuk.
Van Breitner een buitengewoon gaaf stukje:
hoek van het Leidsche Plein, na een bui.
Menigmaal door hem geschilderd maar nooit
zoo stil, ingetogen en toch tintelend van
leven als hier. De figuurtjes daarenboven
gratieus als nimmer. Veredelde topografie.
Van Daubigny een groote studie en een
klein samenvoegsel van groenen en grijzen
tot een zomerdag" subtieler en geestiger
dan men het ooit van Hollanders ziet, tenzij
dan van Mauve, die toch altijd bedacht
zamer is.
Van Daumier een schemering waarin twee
kindertjes dragend een tak met bloemen;
schilderijtje van een formaat en tonaliteit
zopals hij er meerdere heeft gemaakt; van
kijk grootsch, van kleur voornaam maar
geen staal van zijn beste kunnen.
Een blanke Vincent van Gogh, gezicht op
Montmartre, niet onleerzaam gehangen naast
den kleinen Breitner, volkomen beheerscht
impressionisme naast een met aarzeling be
ginnend maar naief en bekoorlijk expres
sionisme.
Van Gabriél een ochtend, misschien te
groot, niet voor de draagkracht van den
schilder maar voor deze stemming: iets te veel
teerheid. Maar overigens een meesterstuk
dat alle latere plassenschilders ver achter
zich laat.
Van Bauer een aquarel-phantasie, brug
met figuren, boeiend ondanks veel
onduidelijks; van Van Hoytema een
waterverfteekening van kalkoenen; aantrekkelijk maar
belangstelling inboetend door te groote dui
delijkheid. Verder goede Bosbooms, Willem
Marissen, de Zwarten en van Soests. De
prijzen waren matig: De Zwarten en van
Soests deden ? 200 ? 300, aquarellen van
Israëls ? 1500 a / 2500; déMaannacht van
Jaap IVlaris bracht het tot / 10.000; de
belangrijke Gabriël tot / 6600. Breitner was
naar verhouding duur.
H.
iiMMiiMiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiifir iiiimMtimmmiMiiMHimiiriimi
Liederen uit Het Boek der Liefde
door RENÉDE CI.ERCQ
IN TROUWE
Hoe zoude ik wijken uit'uwjlief 'vermogen?
Hoe zoude ik treden uit ons trouw verbond?
Is iets ter wereld klaarder dan uw oogen?
Is iets ter wereld zoeter dan uw mond?
Wanneer uw oogen naar mijn oogen stralen,
Krijgt mijne vreugd den schoonen schijn der
smart.
Vóór uwen mond kan ik niet ademhalen
Of tranen wellen zuiver uit mijn hart.
Zoo laat uw kommer zijn, Iaat angsten rusten;
en ken geen ander dan mijn blij geween.
Twee zielen, die elkander zalig kusten,
Zijn voor al heemien n.
5
MlJN LIEDEREN ZOUDEN MIJ ALS ZONDEN
WEJEN
Mijn liederen zouden mij als zonden wegen,
was niet de zon vol vuur.
Door haar zijn liefde, lust en liedren zegen.
Alzuiver is natuur.
Alzuiver glans van oogen, glans van tranen,
de warme zang van 't bloed,
het vaste weten en het zoeter wanen,
het godlijke in 't gemoed.
O, Ria, zonnig voelen, zonnig denken
is, louter wederschijH.
In vreugd ontvangen en in schoonheid schenken
dat zal ons leven zijn.
6
HERFSTLIED
Glinstert het woud
vol bloed en goud,
ruischt nog, waar pracht van looveren viel,
wat late zon door brooze zijde,
mijn vreugd omruischt de zee en blauw en
blijde,
spant zomer om mijn ziel.
MUCIUS SCAEVOLA EN DE BURGEMEESTER VAN CORK
Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdomk
Gij HEBT MIJ UIT DEN STROOM VAN *T LEVEN
Gij hebt mij uit den stroom van 't leven op
geheven.
Gij hebt mij groot geloof door groot geluk
gebracht.
Thans is mijn liefde Liefdeen mijne kracht een
Kracht.
Des dank ik u, die mij ten zegen zijt,
nu en altijd !
Herinner u de schoone dagen,
hooggedragen
Die had in mijn tijd^kunnen leven!
in wonderteedre sterkte, die geen stonde viel.
Gij kwaamt tot mijne ziel, ik kwam tot uwe
ziel
in 't uur dat beider oogen niets dan oogen
zagen.
Herdenk in'dank'Jioe Liefde ons heeft bevrijd,
nu en altijd.
;8
NlJG UW VOORHOOFD NADF.R
Nijg uw voorhoofd nader
met uw haren lief verward.
leder heffende ader
stroomt vol zuiver hart.
Nijg uw voorhoofd nader.
Zacht is mij die warme druk,
daar ik 't boek doorblader
van ons schoon geluk.
Nijg ons voorhoofd nader
eer mijn vreugd u tegen schreit.
Ria, zóó te gader
Ziet ons de eeuwigheid.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIII
Nieuwe Boeken van deze Week
Bij J. M. Meulenhoff te^Amsterdam kwa
men van de pers:
in de serie Kleine boeken van groote
schrijvers" een roman van Lucas Malet:
Liefde's Ontwaken, vertaald door J. C. de
Cock. In zijn oorspronkelijken vorm draagt
dit boek den titel: The Gateless Barrier."
Er wordt in de voorrede gewezen op de
overeenstemming van dezen titel met die der
Jhineesche boeken, inzonderheid geliefd bij
de Zen- of Dhyama-sekte.
In de Volks Universiteits Bibliotheek",
uitgave van de Erven F. Bohn te Haarlem,
verschenen de nummers 4 en 5. Nummer vier,
van de hand van den in Juni j.I. ontslapen
heer E. B. K. i eist r a, is getiteld De Vesti
ging van het Nederlanrische Gezag in den
Indische Archipel. Dit werkje is, zooals de
zoon van den schrijver in een voorbericht
zegt, kort voor het overlijden van zijn vader
in druk gereed gekomen. Met de samenstel
ling van dit werkje heeft de schrijver beoogd
iiiimiiiiimiHiiiiiiii iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiti uu iiiiiiii ii
den Nederlandschen lezer een overzicht aan
te bieden van de wijze, waarop ons Indische
Rijk is ontstaan; van de redenen, die tot
onze vestiging in verschillende streken van
den Archipel hebben geleid.
iiiiiiliiiiMiiiniiiiin iiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiii
IflETBOEKi
VAN DEWEEK
JONAS LIE
De Loods on zijn vrouw
vertaling van
Jhr. L. OP TEN NOORT
Prijs gebonden f 4.90.
En evenals in liet werk van Frensgen
?waait door het werk van Jonas Lie de
zeewind, voelt men er de liefde in
voor de zee.
Frenssen heeft in ons land veel lezers
gevonden. Jonas Lie /.al er ook vele
vinden. M. Arnh. C t.
IIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIltllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIItlMillllllllllHII
MlllllllllllllrllllllHllllmHtlllllll til
IIIIIIIMMMIIIIIMMMIIIIIIMMMIIMMMIIIMMMItlMMMIIIIIMMIIUIIMMMIIIMMlmlMIMIIIMIIIIHIIIIIIIHIM
FELIX SALTEN
Een fijne geest toeft In ons midden. Een van
die beminnelijke Oostenrijksche schrijvers, van
wie wij zouden kunnen zeggen dat zij van de
Fransche en Duitsche beschaving nog juist
de room hebben afgeschept. Het Weenen van
den kunstenaar blijft, dank zij hen, voor ons
het oude Weenen, de stad waar men, zooals
Felix Salten bij gelegenheid der
Mahlerfeesten in zijn voordracht in het concert
gebouw zei, maar uit wandelen behoefde te
gaan om in een zijner straten een Europeesch
vermaard toondichter te ontmoeten, waar nog
in onze, door geen relaas van ellende en ver
val te schenden verbeelding, schier huis aan
huis een kunstenaar woont. Rom ist der
einzige Ort der Welt für den Künstler,"
meende Goethe, doch ook het levende Weenen
werd voor velen een vaderhuis. De stad van
Mahler voor de muziek-menschen, de stad van
Hermann Bahr voor hen, die in en om het
tooneel leven. Het Theater", het hart der
wereld ... met kinderlijke liefde hebben de ge
raffineerde Oostenrijkers, Bahr, de milde,
Schnitzler, de gespitste, ons dit hart getoond. Zij
brachten van het verteederd verdicht realisme
het geheim op de planken, stichtten, spelender
wijs, de Weensche school voor dramaturgie,
die mij, alle dadaïstische noodkreten ten spijt,
nog altijd een toevlucht voor den modernen
geest toeschijnt, een brug waarover zij, die
aan de litteratuur boven het tooneel het gezag
Mederl. Munt
Hollands beste 1O cent mlg*ai>
toekennen, en zij, die het theater als theater
boven alles, ook boven de litteratuur, stellen,
elkaar veilig de hand kunnen reiken. Uit
ditschool is Felix Salten een der besten ; zijn
talent vloeit niet over als het talent van Bahr,
zóó scherp als Schnitzler kerft zijn pen nergens,
hij blijft een gematigde, in de regionen der
verdraagzaamheid, en wij zouden hem wellicht
wat nuchter vinden wanneer wij in deze
vooropgezette redelijkheid niet voelden :
atweer van een aristocratischen geest. Vele
gevoeügen van zijn ras, wij denken hier o.a.
aan Graf van Keyserling, hebben zich aldu?
srhrap gesteld en voor den zucht van hun ziel
een glimlach gevonden, die maar aan enkelen
iets verraadt. Van den boom en zijn wortelen
spreken zij niet, maar zij doen ons den boom
kennen aan zijn vruchten en grijpen in zijn
fijnste vertakkingen als in de snaren van een
harp. Zijden en keerzijden, uitvloeisel van
leven behendige Stunden."
Populair kunnen deze schrijvers Frans
Mijnssen is hen het naast verwant niet
worden, en wanneer zij bij geval een grooten
kring boeien, dan zal dit veeleer verband
houden met het, voor den burger piquant
gegeven van hun werk, en den
licht-aansprekenden, gladden vorm, waarin zij meesters
der techniek dit gieten, dan wel met
den, in zijn subtiele schakeeringen maar net
even flitsenden rijkdom van gemoed die
daarin besloten ligt, en die het eigenlijke
wezen van deze bevallige kunst uitmaakt.
Het dichtst te naderen zijn zij in hun essays,
aarts-plauderaars, praten zij met de pen als
met de levende stem, en hun betoog, dat wel
de bondigheid, doch nimmer de beklemming
van een pleit heeft, schept dan zooveel
ruimte dat het als een gesprek wordt, een
gesprek onder de lamp tusschen twee vrienden,
met al de warmte en de bekoring van het
ongezocht contact. Zij behoeven de
middeltonen maar aan te slaan om elk voor zich
het volle accoord te hooren, en het hevige
is sous-entendu.
In driëerlei qualiteit is Felix Salten tot
ons gekomen, als regisseur, als schrijver en
als.. .. redenaar zou het averechtsche woord
zijn, als wandelend essayist, want hij stelt
zich voor ook voordrachten te houden. En
het meest zichzelf, het erfolgreichst" zal
hij misschien blijken tusschen ai deze bedrij
ven door, als gewoon-prater" in kleinen
kring over dingen, die hem na aan het hart
liggen. Bahr babbelt, hij is de meester-bab
belaar ; Felix Salten praat, en van dit even
eens meesterlijk praten is zijn boek Gestalten
und Erscheinungen", waaruit ik eenige malen
het voorrecht had hier een woord aan te halen,
een voorbeeld. Een lange proeftijd als
theatercriticus leerde hem tooneel-bemiddeling, die
vereffent I en vasthoudt, als een onmisbaar
element der toonkunst beseffen, en hij kon
zich in haar dienst stellen met de bescheiden
heid die volgt uit bewondering en ontzag.
Wat de kunst van den tooneelspcler inhoudt,
hij onthult het als een kostbaar geheim.
De schepping van den tooneeispeler be
staat uit woord- en zin-melodieën, uit schre
den, uit bewegingen van het lichaam, uit
kleine en groote gebaren, die nlle een betee
kenis hebben, uit een hoofdknik, een glimlach,
uit zuchten, uit stilte, en uit luisterende oogen".
En ook waar hij voor een oogenblik het dier
baar tooneelgebied verlaat, blijkt deze innige
vertrouwdheid, als had hij de liefde voor zijn
onderwerp lang met zich omgedragen, zich
diep bezonnen, en als gaf hij het nóg maar
noode prijs.
Om zijn romankunst zweeft de wee
moed der zelfoverwinning, die schrijven,
zich uiten, voor sommigen blijft, de schuwe
vrees nadrukkelijker te zijn en meer bloot
te leggen dan noodzakelijk is, hij stipt maar
aan. Doch het is dan juist deze stip, qui
coüte. Zulk een onopzichtig, in zijn pointes
stil-ontroerend boekje is o.m. Olga
Frohgemuth", dat, wie zou het anders verwachten,
wederom, speelt" in de Weensche theater
wereld, in het koninkrijk van Die Ralil".
De pracht en praal, de smartelijke holheid
van dit leven, door Bahr in den schallenden
klank van dien enkelen tooneelnaam, waar
achter een gravin" optreedt, gelegd, vinden
we ook in dit boek. Zoo bloedwarm, zoo tin
telend als die Rahl" kon het niet worden,
het verstandelijk inzicht van Salten hield
zich aan stelling en tegenstelling, waar Bahr's
natutir-phisophie zich in de ruimte liet gaan,
maar het heeft een eigen distinctie en culmi
neert in een paar schoone bladzijden, waarin
het woelige leven eensklaps verstilt: een ge
fluisterd en bijkans woordeloos gesprek
tusschen mannen, den vader van Olga, Pro
fessor Froghemuth, die zijn dochter de deur
wees op den dag dat zij de planken betrad en
thans, in de door rouwend Weenen ten grave ge
dragen jonge kunstenares, ten tweede male,
en nu onherroepelijk, zijn kind verliest, en den
vader van Adelbert KHnger, den
veelbelovenden gymnasiast, welke zich voor den kop
schoot om haar, van wie hij niet meer bezat
dan een portret.. .. Het bij een vorige
generatie ingeroest vooroordeel tegen het
tooneel". als zoodanig is voor een groot deel
opgeheven en wanneer Salten zijn boek in
dezen tijd had geschreven zou hij de uitersten
in zijn opzet hebben vermeden, maar wat in
het onderwerp doet niets at' aan het wezen
dezer kunst.
Ich kann es nicht verstenen", stammelte
der Professor, ich weisz nicht wie das m
glich war".. ..
KHnger's Vater achzte. Ach, Herr Pro
fessor/. ..", sagte er.. ..?was wissen wir
von unseren Kindern?".. ..
Er schwieg .
Niet waar, dit is aan woorden niet veel, en
nochtans, zoo maar midden uit het boek ge
licht, hoe indringend wijzen die paar zinnen,
de stippels daartusschen, naar de machteloos
heid van liefde en onverstand, naar de betrek
kelijkheid aller dingen. En hoe zacht,
vooroordeelloos, geeft een schrijver zich als mensch,
die voldoening vindt in dit weinige, dat ge
noeg blijkt.
Uit dit kleine tooneei", want tooneel"
blijft het bij deze Oostenrijkers altijd, leeren
wij den schrijver van den ein-acter" kennen,
de dramatische schets in n bedrijf, die niet
meer behoeft te zijn dan een stip, in een
atmospheer. Het zalongeveer vijftien jaar gele
den zijn dat wij op een Zondagmiddag in den
Tivoli-Schouwburg te Rotterdam afgingen op
den in ons land toen nogonbekenden naam van
den schrijver van Am andern Ufer" en daar
door de vertooning van drie kleine
tooneeliiiiiiiHiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiTliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiHiii
stukken ademloos werden geboeid. De ver
tolking, door een reizend Duitsch gezelschap.
heeft daar ongetwijfeld toe bijgedragen,
naar mijn herinnering was ze voortreffelijk,
maar het wil toch ook wat zeggen voor een
auteur wanneer hij een vreemd land bezoekt
en zijn roem is hem reeds vijftien jaar
vooruitgesneld! Wij kenden Hartleben en
Schnitzer's Liebelei", doch deze,als met de naald
geëtste ironie was ons nog nieuw.
Felix Salten kwam, zag, en overwon vóór
hij het wist. Thans zal hij, in den Stads
schouwburg opnieuw een avond bereiden
met zulk een drietal schetsen in n bedrijf
onder den gezamelijken titel : Kinder der
Freude" enook de auteur van Olga
Frohgemuth" zullen wij bij die gelegenheid her
kennen, want ook deze zondagskinderen"
zijn tooneelkinderen, kinderen van zijn hart.
Bedwelmden en verwenden zoolang het scherm
op is, maar menschen als ieder ander na den
roes. Misschien, aan den eenen kant, iets ont
vankelijker, aan den andere, ietwat
blindgestaard, niet meer heelemaal onderscheidend
wezen en schijn. Helden en martelaars. Die
Rahl, eenzaam in ihrem groszen Wagen"
rijdt na afloop der huldiging door de Weensche
straten en de frissche wang van den scholier
die haar zijn bloemen in den schoot werpt, lokt
haar, de van dorst versmachtende, als een
appelbeet; Olga Frohgemuth kiest boven
allen roem den koelen dood. Maar haar moeder
zal het den verstokten, berouwvoüen vader nog
eiken avond vertellen, tot zijn laatste uur:
Da ist der Vorhang aufgegangen,
und es ist so heil geworden, wie am
Tag.. .. und dann ist sie herausgekommen.. .
Olga.. .. sie war als eine Königin angezogen
und had eine Krone getragen.. .. und zwei
blaue Pagen haben ihre Schleppe gehalten !"
Weiter.. ..weiter".. ..vraagt hij.
Het theater, een sprookje, nog in zijn
wreedste werkelijkheid. Weiter....
TOP NAEFF
Illll Illlllllllll l HUI l UMI 11 IIIIIIIIIH l llll l Hlllllllllllllllllllllll IIIMI IIIIIIIIIH
Detni-Saisons f 85.
SMIT & C0., P. C. Hooftstraat 66