De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 6 november pagina 1

6 november 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 6 1°. 1980 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP Pedacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekosten j INHOUD. Bladz. 1. Beroepskeuze, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp; Tijdgenooten Erzberger II, door Dr. W. O. C. Byvan k; Indiëen de Volkenbond, door Mr. A. B. Cohen Stuart. 2. Buitenlandsch Overzicht, door Prof. Mr. J. C. van Oven; Krekelzang, door J. H. Speenhoff:3. SignifischeGepeinzen; Het Rcode Lampje, door Dr. Fred. van Eeden. 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. R°88e); Brieven uit Italië, .door- en met teekeningen van Rie Cramer; De oneerlijke Groenman, door G. Carelsen; Uit Kindermond, door A. H. Elbée; l it de Natuur: Van de nieuwe jachtwet, door Jac. P. Thijsse. 7. Geen animo meer, teekemng van George van Raemdonck; Bretonsche Reisbrieven, door Dr. Z. W. Sneller; Chineesche gedichten, bewerkt door W. H. de Roos; Med. Kroniek: Het Rijksinstituut voor Pharmaco-therapeutisch onderzoek, door Prof. Dr. W. Storm van Leeuwen. 9. 60-jarig jubileum Lou s Bouwmeester, bijdragen van Barbarossa, A. B. Kleerekoper, Joh. de Meester, Martin Monnickendam, Top Naeff, Plasschaert, jhh A. W. G, v. Riemsdijk,Bernard Zweers en teeke ningen van Piet v. d. Hem, Wvbo Me^er en Annie Spier. lp. Dramatische Kroniek. <!oor Top Naeff; Finamiën en Economie: De invloed der verhoogde loonen or> de netto-ontvangsten der Amerikaans hèspoor wegen, door J. D. Santilhano. 12. RuizeRijmen van Charivarius; Charivaria: bitnet Klads hrift van Jantje; Onze Puzzle. 13. De tobbende" Minister van Financiën, teekening van Joh. Braakensiek; Nuchterling op reis; Feuilleton: Nasja, door Nanda Sandbergen. Bijvoegs°I: De Presidentsverkiezing in Amerika, teekening van Joh. Braakensiek. BEROEPSKEUZE Onder de vele anecdoten, die om trent Thiers in omloop waren en waarin meestal een loopje werd genomen met de ijdelheid, waaraan ook deze groote man leed, is er ne, die het volgende verhaalt. Op een goeden dag kwamen een paar vrienden bij hem om zijn voorspraak te vragen voor een protégévan hen, dien zij tot een of ander baantje benoemd wenschten te zien. Maar zij hadden geen succes. Hoe is het mogelijk", vroeg Thiers, dat jelui dien man aan beveelt voor dat ambt? Hij deugt er immers evenmin voor als ik voor.. .." en toen bleef hij steken, want hij kon zoo gauw niet een beroep bedenken, waarvoor hij zich eigenlijk heelemaal ongeschikt vond. De meeste menschen staan er anders voor dan Thiers; bij hen ligt de moeilijk heid niet in het vinden van een beroep, waarvoor zij niet, maar in het zoeken van de betrekking, waarvoor zij wél deugen. Maar het zou juister zijn te zeggen :" voor de meeste menschen zou de moei-. lijkheid moeten liggen in het kiezen van het voor hen passende beroep. Want velen breken zich het hoofd niet ermee, kunnen dat ook niet doen ; een eigen lijke keus wordt dikwijls niet gedaan ; en zoo zij al gedaan wordt, bepalen andere omstandigheden haar dan die, welke eigenlijk den doorslag behoorden te geven. Voor jongens en meisjes, die vroeg den kost moeten verdienen, wordt door de ouders gewoonlijk de vraag gesteld : in welk beroep kunnen zij het gauwst wat inbrengen? Het antwoord op die vraag hangt in hoofdzaak van de plaatselijke omstandigheden af en van het milieu, waarin de ouders leven : voor den zoon van een boerenknecht luidt het anders dan voor den jongen van een visscherman, voor de dochter van een fabrieksarbeider anders dan voor die van een kleinen winkelier. Ook als de kinderen niet dadelijk van de lagere school naar het bedrijfsleven behoeven te gaan, maar de beroeps keuze nog eenige jaren kunnen uit stellen, bij den lageren middelstand dus, wordt die keuze meestal bepaald door standsbegrippen, door de kosten van de opleiding voor een of andere betrekking, door de vooruitzichten, die zij biedt voor een behoorlijk bestaan, door maatschappelijke redenen dus. Maar zelden geeft men zich er reken schap van, of het gekozen beroep ook bepaalde eigenschappen verlangt van hen, die het zullen uitoefenen, en of de daarvoor vereischte lichamelijke vaardigheid en geestelijke geschiktheid ook in kiem aanwezig zijn bij hen, die zich ervoor aanmelden. Evenmin geschiedt dit altijd bij hen, die voor een hooger beroep worden opgeleid. Vraag eens aan de studenten, waarom zij advocaat of arts, of in genieur of leeraar willen worden? Er zijn er gelukkig verscheidenen, die op H.B.S. of gymnasium een voorkeur voor een bepaalde studierichting hebben opgevat; maar hoevelen zelfs van dezen hebben zich een voorstelling gevormd en kunnen vormen van het lief en leed van het beroep, waarin zij hun leven zullen doorbrengen? En hoevelen ko men niet aan universiteit of hoogeschool, zonder eenige voorliefde voor wetenschappelijke studie of voor een ambt, waartoe die studie hun den weg baant : die alleen gaan studeeren, omdat de maatschappelijke positie van hunne ouders dit nu eenmaal medebrengt of omdat zij eindexamen H.B.S. of gym nasium hebben gedaan; die geneesheer worden omdat hun vader en grootvader dit ook reeds waren of dit beroep juist llllllUllltlllMlllllllllllllllltllllllllllltllllllllltlllltlllllllltlimillllllllllllH iiiiiiiiiiiiiiiiiirmmiiiiiiiiiii ERZBERGER II De tweede maal heeft hij den Keizer ge sproken in het midden van het jaar 1917. Het was in de memorabele Juli-maand, toen Erzberger van achter de schermen op den politieken voorgrond getreden, den stoot heeft gegeven tot een verwezenlijking van het parlementaire leven in Duitschland. Men herinnert zich nog wel het besluit, bij den val van Bethmann Hollweg door de meerderheid van den Duitschen Rijksdag genomen, ten gunste van een billijken vrede die een eind moest maken aan de vijand schap van de wereld. Het zou iets anders zijn dan de vrede waarmede de Keizer, jaloersch op de plannen van Wilson, een half jaar geleden, tegen de komst van Kerst mis 1916, triomfant Europa had gedreigd" dat gedreigd" is een karakteristiek van Erzberger. Was dat niet een vredes-aanbod, dat de inleiding is geweest tot denonbeperkten duikboot-oorlog? Wat al verwachtingen hebben zich vast geknoopt in die Juli-dagen aan de vredesresolutie van den Rijksdagl Niet alleen bestond er hoop op het einde van een oorlog die Duitschland zwaar viel, maar de zelf standige verklaring van den wil der volks vertegenwoordiging gaf het uitzicht op een verandering in het sturen van het Rijk: Duitschland zou voortaan zelf zijn zaak ter hand nemen. Die verwachtingen zijn spaak geloopen. Noch de vrede is gekomen, noch, na zijn serste opbruising, is het parlementarisme ingewijd. Waarom de beweging zoo dadelijk is ge stuit, waarom de val van den Rijkskanselier Bethmann Hollweg noodig is geweest, nu zijn opvolger, Michaelis, een minderwaardige editie was van zijn voorganger? dat alles, met wat er bij- en omhing, is nooit recht duidelijk geworden. Maar evenmin is de oorsprong van den gang van zaken, het plotseling te voorschijn komen en ingrijpen van Erzberger geheel opgehelderd. Want het is een verrassing geweest, toen hij in het begin van Juli 1917 voor het comitévan den Rijksdag zijn on heilspellende verklaring aflegde over den loop dien de oorlog nam, terwijl men zich nog in allerlei illusies wiegde. Men was ontsteld en men maakte zich gereed zijn krachten samen te grijpen. Het was alsof eensklaps het gordijn werd weggeschoven, dat de waarheid voor de oogen van Duitschland bedekte, en de nood voor den dag kwam die Duitschland be dreigde, - dan ging het gordijn weer toe. De reden, door Erzberger in zijn mémoires opgegeven, voor het nemen van zijn initia tief zijn bekendheid met den militairen toestand en zijn vrees, dat de sociaaldemo cratie geen oorlogscredietcn zou toestaan, wanneer niet een vredespoging werd gedaan, die reden moge zeer overtuigend klinken, zij licht ons toch niet in, waarom hij het juist was die onverwacht de beteekenisvolle rol ging spelen. Erzberger, de ge dienstige schalk, had onderhands veel ge werkt, in het openbare leven had hij toch mg geen overwicht. Een woord, hem mogelijk in zijn Erzberger overmoed onbedacht ontvallen tijdens de zomermaand, verschaft ons misschien een glimp van opheldering. Kon ik maar eens een paar uren niet Lloyd George spreken, wij hadden samen dadelijk den vrede klaar." Zoo heeft hij gezegd, en hij heeft dat zeggen later erkend. Hij heeft dus aan den vrede geloofd dien hij wou brengen. Wie hebben hem gewild, dien vrede, in het midden van 1917? Oostenrijk en Czernin wilden hem, Italiëwas niet ongeneigd, er was in Frankrijk en Engeland een bepaalde richting naar vrede, en het Vaticaan verlangde, tot versterking der stelling van Paus en Kerk- als bevrediger van Enropaop te treden. Erzberger's betrekkingen tot de machten van het Vaticaan maakten hem tot den man om het sein te geven. Had ik maar eens de gelegenheid om aan Lloyd Geo ge de ware kaart van Europa te toonen, zoo vertaal ik mij het woord van Erzberger; kon ik hem het voordeel voor Engeland aan toonen bij de werkelijkheid deiniet kiezenj omdat zij thuis hebben gemerkt hoe'n slavenleven hun vader had, maar daarom nog geen sterke neiging gevoelen voor het beroep, dat zij dan wel hebben gekozen ! Bij de beroepskeuze geven dikwijls andere reden den doorslag dan die, welke den aard van het beroep betreffen of de persoonlijke eigenschappen van hem, die het kiest. Zoo is het altijd geweest en zoo zal het vermoedelijk nog wel blijven gaan. Laat ons de gevolgen daarvan niet overdrijven. Het aanpassingsvermogen van den mensch is groot en het heilige moeten voor menigeen een heilzame dwang. Wie bij den aanvang van zijn loopbaan niet de eigenschappen bezat, die daarvoor het meest gewenscht waren, verkrijgt die dikwijls op den duur, als hij wil, of als hij moet; in elk bedrijf en elk ambt kan routine gemis aan aanleg ten deele vergoeden; en er zijn ten slotte ook een aantal beroepen, zoowel hoogere als lagere, die door iedereen behoorlijk kunnen worden vervuld, zoo hij zijn plicht slechts betracht. Bevoorrecht zijn zij, die hun geluk vinden in den arbeid, die hun is op gelegd ; geen benijdenswaardiger lot dan dat van hem, bij wien overeen stemming bestaat tusschen wenschen en plichten. Maar ook wie een taak verricht, die niet geheel past bij zijne persoonlijkheid, behoeft geen ramp zalig mensch te zijn ; men kan wel dansen, al danst men niet met de bruid. Laat ons echter ook niet onder schatten wat er geleden- wordt door wie dagelijks beseffen dat zij een ver keerd beroep hebben gekozen en toch voor hun leven daaraan gekluisterd zijn: door den predikant, die geen redenaarstalent heeft, door den leeraar, die geen orde kan houden of de gave mist om te doceeren, door al wie ge bukt gaat onder hei gevoel van ononvoldaanheid met zijn werk. En ge zwegen van dit leexl hoeveel schade lijdt het maatschappelijk leven niet, omdat niet overal de rechte man op de rechte plaats staat ! Sinds een aantal jaren beproeft de wetenschap van de psychologie dit leed en deze schade te verminderen door voorlichting te geven omtrent de eischen, die elk beroep stelt en de ge schiktheid van hen, die zich ervoor aanmelden. Ook ten onzent is men in die richting werkzaam : in het psycho logisch laboratorium van prof. Heijnians te Groningen, in dat van Dr. Roels te Utrecht. Dr. Roels en Dr. van Ginneken hebben de uitkomsten der wetenschappelijke onderzoekingen ge populariseerd in twee aardige boekjes, die verschenen zijn in de serie Ziel kundige verwikkelingen," onder lei ding van Dr. van Ginneken (Amsterdam N.V.de R.K. Boek-Centrale). Het boek je van den heer van Ginneken, dat over de lagere en middelbare beroepen han delt, is getiteld : De rechte man op de rechte plaats," dat van den heer Roels. waarin de hoogere beroepen worden besproken, heet Aanleg en beroep." Voor het opmaken van de vaardig heden en talenten, die elk beroep vereischt, kan de psycholoog wel de metho de aangeven, maar behoeft hij de mede werking van de mannen van de prak tijk ; alleen zij beschikken over de noodige vakkennis om de vragen te kunnen beantwoorden, die de psycho loog wenscht te stellen. Op het precies formuleeren van die vragen komt het aan : stelt men algemeene vragen als : welke eigenschappen worden voor dit of dat beroep gevorderd?" dan krijgt men tot antwoord algemeenheden als: nauwgezetheid, plichtsbetrachting, moed, ijver enz. Voor elk beroep moeten een groot aantal scherp geformuleerde vragen worden gesteld over de physische en psychische eigenschappen en vaardig heden, die het beroep van zijn beoe fenaar verlangt; er moet worden geinformeerd naar de eischen, die het beroep stelt aan de zintuigen, aan het geheugen, aan het orienteerinsgvermogen, aan het vermogen om de richting der opmerk zaamheid vlug te veranderen, om de aandacht scherp op een enkel voorwerp gespitst te houden, om de aandacht ge lijktijdig over meerdere voorwerpen te verdeelen enz. Zoo doende hoopt men tot het op stellen van een beroepscatalogtis te geraken en voor elk beroep de vereischten aan te geven. Gaat liet naar de wenschen der psychologen, dan zal bij vele beroepen voortaan niet meer alleen naar de technische vaardigheid worden gevraagd van hen, die zich er voor opgeven, maarzullendeze laatsten ook een psychologisch onderzoek moe ten ondergaan ; deskundigen zullen hun opmerkzaamheid meten, hun tastzin, hun niimtevoorstelling en daarbij ge bruik kunnen maken van de vernuftig uitgedachte toestellen, waarover de psychologie tegenwoordig beschikt. Op deze wijze zal men zoowel de werk gevers als de werknemers dienen ; de laatsten worden bewaard voor het kiezen van een beroep, waaruit zij na eenigen tijd wegens ongeschiktheid zou den moeten worden ontslagen ; de eersten zullen minder sukkelen met hun personeel. Van nog grooter belang is liet echter, dat men den jongen man, die een beroep zal kiezen, zou kunnen inlichten om trent de eigenschappen, die hij bezit of niet, opdat hij in die kennis een aan wijzing zou kunnen vinden omtrent de categorie van beroepen, waarin hij kans heeft te slagen of te mislukken. In de praktijk zou dit hierop neerkomen dat het hiervoor noodige onderzoek moest worden gedaan door schoolartsen en onderwijzers cf leeraren ; het vraag stuk van de beroepskeuze toch stelt zich voor de meesten bij het verlaten van de lagere school of van een inrichting van voorbereidend hooger onderwijs. Op dezen leeftijd heeft echter net psy chisch leven nog zoo weinig vaste vormen, dat slechts met groote voor zichtigheid een prognose van den aanleg kan worden opgemaakt. Men zal aan een jongen van 14 of 15 jaar niet kun nen voorspellen, of hij in een bepaald beroep al dan niet zal slagen ; alleen in ruwe trekken zal men zijn aanleg kunnen vaststellen. Te groote verwachtingen koestere men dus niet ; de keuze van een beroep zal niet zóó kunnen worden verge makkelijkt, dat men van het eindrap port van een jongen, die een school verlaat, eenvoudig het stel van eigen schappen kan aflezen, die hem be stemmen voor het eene beroep en onge-. schikt maken voor het andere ! Maar wél mag men aannemen, dat met hulp der psychologie de eigenschap pen en vaardigheden, die voor verschil lende beroepen het meest gewenscht zijn, hoe langer hoe nauwkeuriger zullen worden bepaald, en dat volwas sen personen zullen kunnen worden onderzocht op hunne geschiktheid voor deze beroepen. En reeds over dit resultaat zou men zich zeer kunnen verheugen ; want een meer rationeele regeling der beroeps keuze zou niet alleen ten bate van het bedrijfsleven strekken, maar het indi vidueel geluk van duizenden menschen verhoogeri. K E R K K A M P iiiiiiiii"iiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii,miiMiiiiiimiiiiiiiiii iiiifiiii INDIËEN DE VOLKENBOND door MR. A. B. COHEN STUART Secretaris van den Ind. Volksraad m. v. Het heeft de aandacht getrokken in ons land en daarbuiten dat onze Regeering zich in de laatste troonrede een kleine, doch vrij scherpe manifestatie veroorloofde tegenover den Volkenbond, klagende dat, vooruit zichten, welke door den volkenbond werden geopend, nog niet in vervulling zijn gegaan." Begrijpelijk is het dat dadelijk in de Nedeilandschde pers is opgekomen tegen dit kriti sche woord, waardoor, misschien ten onrechte, de indruk werd gewekt van een onredelijke iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiBiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii- iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMtiiiiiiMMiHiimi omstandigheden, de vrede was in een oogwenk klaar. Zoo spreekt een duizendkiinstenaar, maar een die een macht achter zich heeft. Dat de beweging, door Erzberger opgezet, zoo vreemd is afgebroken, was o. a. een ge volg daarvan, dat zoo velen er bij waren betrokken en dat hun werking niet bij elkan der aansloot. Het Vaticaan met zijn vredespoging is te laat gekomen. Maar dit moet men tusschen de regels van Erzberger's E r l eb n is se doorlezen. Hij trekt, als reeds gezegd, zijn verhaal in aparte hoofd stukken uiteen. 'Die hoofdstukken echter op zichzelf zijn te interessant om buiten hen om te veel ruimte aan beschouwingen te geven. Laat ons hooren wat Erzberger heeft te vertellen over den militairen toestand en zijn redevoeringen in het Comitévan den Rijksdag. Moltke had hem reeds in 1915, nadat hij was ontslagen als chef van den generalen staf, de bekentenis gedaan dat het plan voor den veldtocht van 1914 verkeerd was geweest; in de toekomst had hij weinig vertrouwen. Generaal Falckenhayn was er in denzelfden tijd bij hem voor uitgekomen: sinds den slag aan de Marne is de oorlog voor Duitschland eigenlijk verloren"; de inrdnk van de uit komst, toen verkregen, is zoo verpletterend geweest, dat men in het hoofdkwartier heeft overwogen, (het hoofdkwartier is de Keizer) om de Duitsche armee tot naar den Rijn terug te laten trekken. Tegen zoo'n besluit is wel halt geroepen (door Falckenhavn), en het leger heeft de orde gekregen zich in te graven, maar ondanks alle dapperheid is het den troepen niet gelukt zich uit dien zelfge kozen of opgedwongen kerker in NoordFrankrijk te bevrijden. Zoo hebben de leiders den loop van den oorlog aangezien, terwijl Duitschland droomde van een opvolging van overwinningen. In Juli 1917 was men vast overtuigd dat Enge land door den scherpen duikbootoorlog binnen een paar maanden genade zou moeten vragen ; maar Erzberger wist uit de berekening van den in den grond geboorden tonnemaat dat Engeland nog in lang en lang niet voor een catastrophe stond. Daarentegen had hij een bericht uit de omgeving van Ludendorff zelf dat in de voorziening met munitie de tegen standers er viermaal beter voor stonden dan de Duitschers. Aan een gunstige beslissing door de wapenen viel niet te denken. De oorlog was eigenlijk verloren". Er moest eigenlijk" een accoord worden gezocht met den vijand. De eerste dagen van Juli hield Erzberger zijn redevoeringen in het geheime comitévan den Rijksdag waar beraad werd gepleegd over de oorlogscrediet-aanvraag van de regeering. Men zou er bij hebben willen zijn om den altijd vrooltjken redetwister tegen zijn specialen vijand Hehferich te zien opkomen, toen hij de cijfers van den verloren tonnemaat ter tafel bracht, om Erzberger te hooren vragen of Helfferich niet had vergeten dat ook de schepen der neutralen den Engelschen ten dienste stonden. Had niet een Hollandsen reeder gezegd: wanneer ik een schuit had die vijftig jaar oud was en een dochter van dito leeftijd, op 't oogenblik bracht ik beiden aan den man. En het slot van zijn oratie! Wat hebben wij te maken met het ge schreeuw der Alduitschers, die niet anders verlangen dan een vrede met annexaties. Een reusachtige meerderheid vanden Rijksdag moet verklaren dat wij geen overwinning maar een goede verstandhouding zoeken. Liever het geld uitgegeven om 25.000 Duitsche fanatieken een koudwaterkuur te doen onder gaan, dan het besteed aan een nieuwen winter veldtocht ! Maar de staatsman met een ruimen ge zonden blik op de dingen sprak ook in Erzberger. Hij schilderde het noodzakelijk samengaan in de toekomst van Keizer en Vertegenwoordiging - het Parlement een s>hutswal voor de majesteit van het gezag. De eenheid van vorst en vo k een onbe dwingbare macht! Hij riep de grootheid van Duitsrhland op uit de verwarring van het oogenblik. Hef geweldige opzien dat woord en houding van Erzberger baart: De Keizer, Hindenburg en Ludendorff worden naar Ber.ijn geroepen, de Keizer is boos dat de generaals hun werk hebben verlaten, en moet hen toch later weer te rade roepen! Het kwam in regeeringskringen tot een door elkander gaan van misverstand en misleiding. De woede keerde zich tegen Bethmann Hollweg die geen richting wist te geven en geen vastheid van wil bezat. Is niet de kroonprins naar Berlijn vertrokken om er op aan te dringen dat men ,,den man in den Rijksdag er uitgooit?" Hij g.-iat dan heen, Bethmann. Onder den nieuwen Rijkskanselier, gekozen door Keizer lijke omgeving, omdat ? men geen ander bij de hand had en de Keizer von Bülow niet wilde, komt de vredesresolutie van den Rijks dag tot stand (9 Juli). Het lijkt een triomf en het is een einde. 20 Juli 1V17 zou de Keizer een familiare ontvangst houden van de afgevaardigden in den tuin van de Rijkskanselarij. Hij wilde, wat in geen twintig jaren was gebeurd, te midden der Vertegenwoordiging zijn en de leden toespreken. De Keizer, nadat de afgevaardigden hem persoonlijk waren voorgesteld, gaf hun eeni^c van zijn beschouwingen ten beste toen zij in een kring om hem waren vereenigd. Welk een gelukkige naam, vond hij, was toch de uitdrukking: vereveningsvrede! Ja, er was veel te vereffenen met den vijand, hij zou den vrede goed moeten betalen. De afgevaardigden keken elkander aan: zoo was de vredesresolutie niet bedoeld, het was immers een arcoi rd. Maar de Keizer ging voort: Deze oo'Iog zou misschien nog niet met de vernedering van Engeland eindigen, maar hij zou uitloopen op een verbond tusschen Duitschland en Frankrijk. Dan ging men later gezamenlijk Engeland te lijf, onder zijn aanvoering als heer van het Etiropeesche vasteland. Het zoir de tweede Punische oorlog worden. Wat twijfelt gij, vroeg de Keizer zich tot Erzberger wendend, aan het succes van den duikbootoorlog? Mijn officieren berichten mij dat zij geen enkel vijandelijk schip in de open zee meer aantrelfen". Maar hoe kan dan de Admiraliteit opgeven dat iedere maand 6CO.COO tonnen worden vernield?" vroeg Erzberger onvervaard. De Keizer draaide hem in boos humeurden rug toe. Behoefde men zich te verwonderen, over de mislukking van het samengaan van Keizer en vertegenwoordiging? Een derde onderhoud zou nog plaats hebben. W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl