Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 6
1°. 1980
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP
Pedacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar
Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekosten j
INHOUD. Bladz. 1. Beroepskeuze, door
Prof. Dr. G. W. Kernkamp; Tijdgenooten
Erzberger II, door Dr. W. O. C. Byvan k;
Indiëen de Volkenbond, door Mr. A. B.
Cohen Stuart. 2. Buitenlandsch Overzicht,
door Prof. Mr. J. C. van Oven; Krekelzang,
door J. H. Speenhoff:3. SignifischeGepeinzen;
Het Rcode Lampje, door Dr. Fred. van
Eeden. 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M.
R°88e); Brieven uit Italië, .door- en met
teekeningen van Rie Cramer; De oneerlijke
Groenman, door G. Carelsen; Uit Kindermond,
door A. H. Elbée; l it de Natuur:
Van de nieuwe jachtwet, door Jac. P. Thijsse.
7. Geen animo meer, teekemng van George
van Raemdonck; Bretonsche Reisbrieven,
door Dr. Z. W. Sneller; Chineesche gedichten,
bewerkt door W. H. de Roos; Med. Kroniek:
Het Rijksinstituut voor
Pharmaco-therapeutisch onderzoek, door Prof. Dr. W. Storm
van Leeuwen. 9. 60-jarig jubileum Lou s
Bouwmeester, bijdragen van Barbarossa, A.
B. Kleerekoper, Joh. de Meester, Martin
Monnickendam, Top Naeff, Plasschaert, jhh
A. W. G, v. Riemsdijk,Bernard Zweers en teeke
ningen van Piet v. d. Hem, Wvbo Me^er
en Annie Spier. lp. Dramatische Kroniek.
<!oor Top Naeff; Finamiën en Economie:
De invloed der verhoogde loonen or> de
netto-ontvangsten der Amerikaans hèspoor
wegen, door J. D. Santilhano. 12.
RuizeRijmen van Charivarius; Charivaria: bitnet
Klads hrift van Jantje; Onze Puzzle. 13.
De tobbende" Minister van Financiën,
teekening van Joh. Braakensiek; Nuchterling
op reis; Feuilleton: Nasja, door Nanda
Sandbergen.
Bijvoegs°I: De Presidentsverkiezing in
Amerika, teekening van Joh. Braakensiek.
BEROEPSKEUZE
Onder de vele anecdoten, die om
trent Thiers in omloop waren en waarin
meestal een loopje werd genomen met
de ijdelheid, waaraan ook deze groote
man leed, is er ne, die het volgende
verhaalt.
Op een goeden dag kwamen een paar
vrienden bij hem om zijn voorspraak
te vragen voor een protégévan hen,
dien zij tot een of ander baantje benoemd
wenschten te zien. Maar zij hadden
geen succes. Hoe is het mogelijk",
vroeg Thiers, dat jelui dien man aan
beveelt voor dat ambt? Hij deugt er
immers evenmin voor als ik voor.. .."
en toen bleef hij steken, want hij kon
zoo gauw niet een beroep bedenken,
waarvoor hij zich eigenlijk heelemaal
ongeschikt vond.
De meeste menschen staan er anders
voor dan Thiers; bij hen ligt de moeilijk
heid niet in het vinden van een beroep,
waarvoor zij niet, maar in het zoeken
van de betrekking, waarvoor zij wél
deugen.
Maar het zou juister zijn te zeggen :"
voor de meeste menschen zou de moei-.
lijkheid moeten liggen in het kiezen van
het voor hen passende beroep. Want
velen breken zich het hoofd niet ermee,
kunnen dat ook niet doen ; een eigen
lijke keus wordt dikwijls niet gedaan ;
en zoo zij al gedaan wordt, bepalen
andere omstandigheden haar dan die,
welke eigenlijk den doorslag behoorden
te geven.
Voor jongens en meisjes, die vroeg
den kost moeten verdienen, wordt
door de ouders gewoonlijk de vraag
gesteld : in welk beroep kunnen zij het
gauwst wat inbrengen? Het antwoord
op die vraag hangt in hoofdzaak van
de plaatselijke omstandigheden af en
van het milieu, waarin de ouders leven :
voor den zoon van een boerenknecht
luidt het anders dan voor den jongen
van een visscherman, voor de dochter
van een fabrieksarbeider anders dan
voor die van een kleinen winkelier.
Ook als de kinderen niet dadelijk van
de lagere school naar het bedrijfsleven
behoeven te gaan, maar de beroeps
keuze nog eenige jaren kunnen uit
stellen, bij den lageren middelstand
dus, wordt die keuze meestal bepaald
door standsbegrippen, door de kosten
van de opleiding voor een of andere
betrekking, door de vooruitzichten, die
zij biedt voor een behoorlijk bestaan,
door maatschappelijke redenen dus.
Maar zelden geeft men zich er reken
schap van, of het gekozen beroep ook
bepaalde eigenschappen verlangt van
hen, die het zullen uitoefenen, en of
de daarvoor vereischte lichamelijke
vaardigheid en geestelijke geschiktheid
ook in kiem aanwezig zijn bij hen, die
zich ervoor aanmelden.
Evenmin geschiedt dit altijd bij hen,
die voor een hooger beroep worden
opgeleid. Vraag eens aan de studenten,
waarom zij advocaat of arts, of in
genieur of leeraar willen worden? Er
zijn er gelukkig verscheidenen, die op
H.B.S. of gymnasium een voorkeur
voor een bepaalde studierichting hebben
opgevat; maar hoevelen zelfs van dezen
hebben zich een voorstelling gevormd
en kunnen vormen van het lief en leed
van het beroep, waarin zij hun leven
zullen doorbrengen? En hoevelen ko
men niet aan universiteit of
hoogeschool, zonder eenige voorliefde voor
wetenschappelijke studie of voor een
ambt, waartoe die studie hun den weg
baant : die alleen gaan studeeren, omdat
de maatschappelijke positie van hunne
ouders dit nu eenmaal medebrengt of
omdat zij eindexamen H.B.S. of gym
nasium hebben gedaan; die geneesheer
worden omdat hun vader en grootvader
dit ook reeds waren of dit beroep juist
llllllUllltlllMlllllllllllllllltllllllllllltllllllllltlllltlllllllltlimillllllllllllH
iiiiiiiiiiiiiiiiiirmmiiiiiiiiiii
ERZBERGER
II
De tweede maal heeft hij den Keizer ge
sproken in het midden van het jaar 1917.
Het was in de memorabele Juli-maand,
toen Erzberger van achter de schermen op
den politieken voorgrond getreden, den stoot
heeft gegeven tot een verwezenlijking van
het parlementaire leven in Duitschland.
Men herinnert zich nog wel het besluit,
bij den val van Bethmann Hollweg door de
meerderheid van den Duitschen Rijksdag
genomen, ten gunste van een billijken vrede
die een eind moest maken aan de vijand
schap van de wereld. Het zou iets anders
zijn dan de vrede waarmede de Keizer,
jaloersch op de plannen van Wilson, een
half jaar geleden, tegen de komst van Kerst
mis 1916, triomfant Europa had gedreigd"
dat gedreigd" is een karakteristiek van
Erzberger. Was dat niet een vredes-aanbod,
dat de inleiding is geweest tot denonbeperkten
duikboot-oorlog?
Wat al verwachtingen hebben zich vast
geknoopt in die Juli-dagen aan de
vredesresolutie van den Rijksdagl Niet alleen
bestond er hoop op het einde van een oorlog
die Duitschland zwaar viel, maar de zelf
standige verklaring van den wil der volks
vertegenwoordiging gaf het uitzicht op een
verandering in het sturen van het Rijk:
Duitschland zou voortaan zelf zijn zaak ter
hand nemen.
Die verwachtingen zijn spaak geloopen.
Noch de vrede is gekomen, noch, na zijn
serste opbruising, is het parlementarisme
ingewijd.
Waarom de beweging zoo dadelijk is ge
stuit, waarom de val van den Rijkskanselier
Bethmann Hollweg noodig is geweest, nu zijn
opvolger, Michaelis, een minderwaardige
editie was van zijn voorganger? dat alles,
met wat er bij- en omhing, is nooit recht
duidelijk geworden.
Maar evenmin is de oorsprong van den
gang van zaken, het plotseling te voorschijn
komen en ingrijpen van Erzberger geheel
opgehelderd. Want het is een verrassing
geweest, toen hij in het begin van Juli 1917
voor het comitévan den Rijksdag zijn on
heilspellende verklaring aflegde over den loop
dien de oorlog nam, terwijl men zich nog
in allerlei illusies wiegde. Men was ontsteld
en men maakte zich gereed zijn krachten
samen te grijpen.
Het was alsof eensklaps het gordijn werd
weggeschoven, dat de waarheid voor de
oogen van Duitschland bedekte, en de nood
voor den dag kwam die Duitschland be
dreigde, - dan ging het gordijn weer toe.
De reden, door Erzberger in zijn mémoires
opgegeven, voor het nemen van zijn initia
tief zijn bekendheid met den militairen
toestand en zijn vrees, dat de sociaaldemo
cratie geen oorlogscredietcn zou toestaan,
wanneer niet een vredespoging werd gedaan,
die reden moge zeer overtuigend klinken,
zij licht ons toch niet in, waarom hij het
juist was die onverwacht de
beteekenisvolle rol ging spelen. Erzberger, de ge
dienstige schalk, had onderhands veel ge
werkt, in het openbare leven had hij toch mg
geen overwicht.
Een woord, hem mogelijk in zijn Erzberger
overmoed onbedacht ontvallen tijdens de
zomermaand, verschaft ons misschien een
glimp van opheldering.
Kon ik maar eens een paar uren niet
Lloyd George spreken, wij hadden samen
dadelijk den vrede klaar." Zoo heeft hij
gezegd, en hij heeft dat zeggen later erkend.
Hij heeft dus aan den vrede geloofd dien
hij wou brengen.
Wie hebben hem gewild, dien vrede, in
het midden van 1917? Oostenrijk en Czernin
wilden hem, Italiëwas niet ongeneigd, er
was in Frankrijk en Engeland een bepaalde
richting naar vrede, en het Vaticaan
verlangde, tot versterking der stelling van
Paus en Kerk- als bevrediger van Enropaop
te treden. Erzberger's betrekkingen tot de
machten van het Vaticaan maakten hem tot
den man om het sein te geven.
Had ik maar eens de gelegenheid om
aan Lloyd Geo ge de ware kaart van Europa
te toonen, zoo vertaal ik mij het woord van
Erzberger; kon ik hem het voordeel voor
Engeland aan toonen bij de werkelijkheid
deiniet kiezenj omdat zij thuis hebben
gemerkt hoe'n slavenleven hun vader
had, maar daarom nog geen sterke
neiging gevoelen voor het beroep, dat
zij dan wel hebben gekozen !
Bij de beroepskeuze geven dikwijls
andere reden den doorslag dan die,
welke den aard van het beroep betreffen
of de persoonlijke eigenschappen van
hem, die het kiest. Zoo is het altijd
geweest en zoo zal het vermoedelijk nog
wel blijven gaan.
Laat ons de gevolgen daarvan niet
overdrijven. Het aanpassingsvermogen
van den mensch is groot en het heilige
moeten voor menigeen een heilzame
dwang. Wie bij den aanvang van zijn
loopbaan niet de eigenschappen bezat,
die daarvoor het meest gewenscht
waren, verkrijgt die dikwijls op den
duur, als hij wil, of als hij moet; in elk
bedrijf en elk ambt kan routine gemis
aan aanleg ten deele vergoeden; en er
zijn ten slotte ook een aantal beroepen,
zoowel hoogere als lagere, die door
iedereen behoorlijk kunnen worden
vervuld, zoo hij zijn plicht slechts
betracht.
Bevoorrecht zijn zij, die hun geluk
vinden in den arbeid, die hun is op
gelegd ; geen benijdenswaardiger lot
dan dat van hem, bij wien overeen
stemming bestaat tusschen wenschen
en plichten. Maar ook wie een taak
verricht, die niet geheel past bij zijne
persoonlijkheid, behoeft geen ramp
zalig mensch te zijn ; men kan wel
dansen, al danst men niet met de
bruid.
Laat ons echter ook niet onder
schatten wat er geleden- wordt door
wie dagelijks beseffen dat zij een ver
keerd beroep hebben gekozen en toch
voor hun leven daaraan gekluisterd
zijn: door den predikant, die geen
redenaarstalent heeft, door den leeraar,
die geen orde kan houden of de gave
mist om te doceeren, door al wie ge
bukt gaat onder hei gevoel van
ononvoldaanheid met zijn werk. En ge
zwegen van dit leexl hoeveel schade
lijdt het maatschappelijk leven niet,
omdat niet overal de rechte man op de
rechte plaats staat !
Sinds een aantal jaren beproeft de
wetenschap van de psychologie dit
leed en deze schade te verminderen
door voorlichting te geven omtrent de
eischen, die elk beroep stelt en de ge
schiktheid van hen, die zich ervoor
aanmelden. Ook ten onzent is men in die
richting werkzaam : in het psycho
logisch laboratorium van prof.
Heijnians te Groningen, in dat van Dr.
Roels te Utrecht. Dr. Roels en Dr. van
Ginneken hebben de uitkomsten der
wetenschappelijke onderzoekingen ge
populariseerd in twee aardige boekjes,
die verschenen zijn in de serie Ziel
kundige verwikkelingen," onder lei
ding van Dr. van Ginneken (Amsterdam
N.V.de R.K. Boek-Centrale). Het boek
je van den heer van Ginneken, dat over
de lagere en middelbare beroepen han
delt, is getiteld : De rechte man op de
rechte plaats," dat van den heer Roels.
waarin de hoogere beroepen worden
besproken, heet Aanleg en beroep."
Voor het opmaken van de vaardig
heden en talenten, die elk beroep
vereischt, kan de psycholoog wel de metho
de aangeven, maar behoeft hij de mede
werking van de mannen van de prak
tijk ; alleen zij beschikken over de
noodige vakkennis om de vragen te
kunnen beantwoorden, die de psycho
loog wenscht te stellen. Op het precies
formuleeren van die vragen komt het
aan : stelt men algemeene vragen als :
welke eigenschappen worden voor dit
of dat beroep gevorderd?" dan krijgt
men tot antwoord algemeenheden
als: nauwgezetheid, plichtsbetrachting,
moed, ijver enz.
Voor elk beroep moeten een groot
aantal scherp geformuleerde vragen
worden gesteld over de physische en
psychische eigenschappen en vaardig
heden, die het beroep van zijn beoe
fenaar verlangt; er moet worden
geinformeerd naar de eischen, die het beroep
stelt aan de zintuigen, aan het geheugen,
aan het orienteerinsgvermogen, aan het
vermogen om de richting der opmerk
zaamheid vlug te veranderen, om de
aandacht scherp op een enkel voorwerp
gespitst te houden, om de aandacht ge
lijktijdig over meerdere voorwerpen te
verdeelen enz.
Zoo doende hoopt men tot het op
stellen van een beroepscatalogtis te
geraken en voor elk beroep de
vereischten aan te geven. Gaat liet naar
de wenschen der psychologen, dan zal
bij vele beroepen voortaan niet meer
alleen naar de technische vaardigheid
worden gevraagd van hen, die zich er
voor opgeven, maarzullendeze laatsten
ook een psychologisch onderzoek moe
ten ondergaan ; deskundigen zullen hun
opmerkzaamheid meten, hun tastzin,
hun niimtevoorstelling en daarbij ge
bruik kunnen maken van de vernuftig
uitgedachte toestellen, waarover de
psychologie tegenwoordig beschikt. Op
deze wijze zal men zoowel de werk
gevers als de werknemers dienen ; de
laatsten worden bewaard voor het
kiezen van een beroep, waaruit zij na
eenigen tijd wegens ongeschiktheid zou
den moeten worden ontslagen ; de
eersten zullen minder sukkelen met hun
personeel.
Van nog grooter belang is liet echter,
dat men den jongen man, die een beroep
zal kiezen, zou kunnen inlichten om
trent de eigenschappen, die hij bezit
of niet, opdat hij in die kennis een aan
wijzing zou kunnen vinden omtrent
de categorie van beroepen, waarin hij
kans heeft te slagen of te mislukken.
In de praktijk zou dit hierop neerkomen
dat het hiervoor noodige onderzoek
moest worden gedaan door schoolartsen
en onderwijzers cf leeraren ; het vraag
stuk van de beroepskeuze toch stelt
zich voor de meesten bij het verlaten van
de lagere school of van een inrichting
van voorbereidend hooger onderwijs.
Op dezen leeftijd heeft echter net psy
chisch leven nog zoo weinig vaste
vormen, dat slechts met groote voor
zichtigheid een prognose van den aanleg
kan worden opgemaakt. Men zal aan
een jongen van 14 of 15 jaar niet kun
nen voorspellen, of hij in een bepaald
beroep al dan niet zal slagen ; alleen
in ruwe trekken zal men zijn aanleg
kunnen vaststellen.
Te groote verwachtingen koestere
men dus niet ; de keuze van een beroep
zal niet zóó kunnen worden verge
makkelijkt, dat men van het eindrap
port van een jongen, die een school
verlaat, eenvoudig het stel van eigen
schappen kan aflezen, die hem be
stemmen voor het eene beroep en onge-.
schikt maken voor het andere !
Maar wél mag men aannemen, dat
met hulp der psychologie de eigenschap
pen en vaardigheden, die voor verschil
lende beroepen het meest gewenscht
zijn, hoe langer hoe nauwkeuriger
zullen worden bepaald, en dat volwas
sen personen zullen kunnen worden
onderzocht op hunne geschiktheid voor
deze beroepen.
En reeds over dit resultaat zou men
zich zeer kunnen verheugen ; want een
meer rationeele regeling der beroeps
keuze zou niet alleen ten bate van het
bedrijfsleven strekken, maar het indi
vidueel geluk van duizenden menschen
verhoogeri.
K E R K K A M P
iiiiiiiii"iiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii,miiMiiiiiimiiiiiiiiii iiiifiiii
INDIËEN DE VOLKENBOND
door MR. A. B. COHEN STUART
Secretaris van den Ind. Volksraad m. v.
Het heeft de aandacht getrokken in ons
land en daarbuiten dat onze Regeering zich
in de laatste troonrede een kleine, doch vrij
scherpe manifestatie veroorloofde tegenover
den Volkenbond, klagende dat, vooruit
zichten, welke door den volkenbond werden
geopend, nog niet in vervulling zijn gegaan."
Begrijpelijk is het dat dadelijk in de
Nedeilandschde pers is opgekomen tegen dit kriti
sche woord, waardoor, misschien ten onrechte,
de indruk werd gewekt van een onredelijke
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiBiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii- iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMtiiiiiiMMiHiimi
omstandigheden, de vrede was in een oogwenk
klaar.
Zoo spreekt een duizendkiinstenaar, maar
een die een macht achter zich heeft.
Dat de beweging, door Erzberger opgezet,
zoo vreemd is afgebroken, was o. a. een ge
volg daarvan, dat zoo velen er bij waren
betrokken en dat hun werking niet bij elkan
der aansloot.
Het Vaticaan met zijn vredespoging is te
laat gekomen.
Maar dit moet men tusschen de regels van
Erzberger's E r l eb n is se doorlezen. Hij trekt,
als reeds gezegd, zijn verhaal in aparte hoofd
stukken uiteen.
'Die hoofdstukken echter op zichzelf zijn
te interessant om buiten hen om te veel ruimte
aan beschouwingen te geven.
Laat ons hooren wat Erzberger heeft te
vertellen over den militairen toestand en zijn
redevoeringen in het Comitévan den Rijksdag.
Moltke had hem reeds in 1915, nadat hij
was ontslagen als chef van den generalen
staf, de bekentenis gedaan dat het plan voor
den veldtocht van 1914 verkeerd was geweest;
in de toekomst had hij weinig vertrouwen.
Generaal Falckenhayn was er in denzelfden
tijd bij hem voor uitgekomen: sinds den slag
aan de Marne is de oorlog voor Duitschland
eigenlijk verloren"; de inrdnk van de uit
komst, toen verkregen, is zoo verpletterend
geweest, dat men in het hoofdkwartier heeft
overwogen, (het hoofdkwartier is de Keizer)
om de Duitsche armee tot naar den Rijn
terug te laten trekken. Tegen zoo'n besluit
is wel halt geroepen (door Falckenhavn), en
het leger heeft de orde gekregen zich in te
graven, maar ondanks alle dapperheid is het
den troepen niet gelukt zich uit dien zelfge
kozen of opgedwongen kerker in
NoordFrankrijk te bevrijden.
Zoo hebben de leiders den loop van den
oorlog aangezien, terwijl Duitschland droomde
van een opvolging van overwinningen. In
Juli 1917 was men vast overtuigd dat Enge
land door den scherpen duikbootoorlog binnen
een paar maanden genade zou moeten vragen ;
maar Erzberger wist uit de berekening van
den in den grond geboorden tonnemaat dat
Engeland nog in lang en lang niet voor een
catastrophe stond. Daarentegen had hij een
bericht uit de omgeving van Ludendorff zelf
dat in de voorziening met munitie de tegen
standers er viermaal beter voor stonden dan
de Duitschers. Aan een gunstige beslissing
door de wapenen viel niet te denken. De
oorlog was eigenlijk verloren".
Er moest eigenlijk" een accoord worden
gezocht met den vijand.
De eerste dagen van Juli hield Erzberger
zijn redevoeringen in het geheime comitévan
den Rijksdag waar beraad werd gepleegd
over de oorlogscrediet-aanvraag van de
regeering.
Men zou er bij hebben willen zijn om den
altijd vrooltjken redetwister tegen zijn specialen
vijand Hehferich te zien opkomen, toen hij
de cijfers van den verloren tonnemaat ter
tafel bracht, om Erzberger te hooren vragen
of Helfferich niet had vergeten dat ook de
schepen der neutralen den Engelschen ten
dienste stonden. Had niet een Hollandsen
reeder gezegd: wanneer ik een schuit had
die vijftig jaar oud was en een dochter van
dito leeftijd, op 't oogenblik bracht ik beiden
aan den man.
En het slot van zijn oratie!
Wat hebben wij te maken met het ge
schreeuw der Alduitschers, die niet anders
verlangen dan een vrede met annexaties.
Een reusachtige meerderheid vanden Rijksdag
moet verklaren dat wij geen overwinning
maar een goede verstandhouding zoeken.
Liever het geld uitgegeven om 25.000 Duitsche
fanatieken een koudwaterkuur te doen onder
gaan, dan het besteed aan een nieuwen winter
veldtocht !
Maar de staatsman met een ruimen ge
zonden blik op de dingen sprak ook in
Erzberger. Hij schilderde het noodzakelijk
samengaan in de toekomst van Keizer en
Vertegenwoordiging - het Parlement een
s>hutswal voor de majesteit van het gezag.
De eenheid van vorst en vo k een onbe
dwingbare macht! Hij riep de grootheid van
Duitsrhland op uit de verwarring van het
oogenblik.
Hef geweldige opzien dat woord en houding
van Erzberger baart: De Keizer, Hindenburg
en Ludendorff worden naar Ber.ijn geroepen,
de Keizer is boos dat de generaals hun
werk hebben verlaten, en moet hen toch
later weer te rade roepen! Het kwam in
regeeringskringen tot een door elkander gaan
van misverstand en misleiding. De woede
keerde zich tegen Bethmann Hollweg die
geen richting wist te geven en geen vastheid
van wil bezat. Is niet de kroonprins naar
Berlijn vertrokken om er op aan te dringen
dat men ,,den man in den Rijksdag er
uitgooit?"
Hij g.-iat dan heen, Bethmann. Onder den
nieuwen Rijkskanselier, gekozen door Keizer
lijke omgeving, omdat ? men geen ander bij
de hand had en de Keizer von Bülow niet
wilde, komt de vredesresolutie van den Rijks
dag tot stand (9 Juli). Het lijkt een triomf
en het is een einde.
20 Juli 1V17 zou de Keizer een familiare
ontvangst houden van de afgevaardigden in
den tuin van de Rijkskanselarij. Hij wilde, wat
in geen twintig jaren was gebeurd, te midden
der Vertegenwoordiging zijn en de leden
toespreken.
De Keizer, nadat de afgevaardigden hem
persoonlijk waren voorgesteld, gaf hun eeni^c
van zijn beschouwingen ten beste toen zij
in een kring om hem waren vereenigd.
Welk een gelukkige naam, vond hij, was
toch de uitdrukking: vereveningsvrede!
Ja, er was veel te vereffenen met den vijand,
hij zou den vrede goed moeten betalen. De
afgevaardigden keken elkander aan: zoo was
de vredesresolutie niet bedoeld, het was immers
een arcoi rd.
Maar de Keizer ging voort: Deze oo'Iog
zou misschien nog niet met de vernedering
van Engeland eindigen, maar hij zou uitloopen
op een verbond tusschen Duitschland en
Frankrijk. Dan ging men later gezamenlijk
Engeland te lijf, onder zijn aanvoering als
heer van het Etiropeesche vasteland. Het zoir
de tweede Punische oorlog worden. Wat
twijfelt gij, vroeg de Keizer zich tot Erzberger
wendend, aan het succes van den
duikbootoorlog? Mijn officieren berichten mij dat zij
geen enkel vijandelijk schip in de open zee
meer aantrelfen". Maar hoe kan dan de
Admiraliteit opgeven dat iedere maand
6CO.COO tonnen worden vernield?" vroeg
Erzberger onvervaard.
De Keizer draaide hem in boos
humeurden rug toe.
Behoefde men zich te verwonderen, over
de mislukking van het samengaan van Keizer
en vertegenwoordiging?
Een derde onderhoud zou nog plaats hebben.
W. G. C. BYVANCK