Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
6 Nov. '20. No. 2263
J. S. MEUWSEN, Hoflevaranclar, A'DA«?R'DAB
OH 'BESTE HOEDEN IN HOLLAND
IIIIIIIIIIIIIIIIMIII1IIIIIIIIIMII1IIIII
antipathie. Had de Volkenbond in den korten
tijd van zijn bestaan zoo veel meer kunnen
tot stand brengen dan hij inderdaad heeft
gedaan? Dit zal moeilijk kunnen worden aan
getoond. Zeker, ieder nuchter mensch zal
de Regeering wel willen toegeven dat nog lang
niet alles pais en vree is in de internationale
betrekkingen en ook dat het voor ons nog
zaak is, ons kruit droog te houden, in aanmer
king genomen, het ijveren van zekere
franskiljonsche naburen,?om van de koloniën
nog niet eens te spreken. Maar. ... dit is nog
geen reden om een houding aan te nemen als
trokken wij, Hollanders, n lijn met de
Duitsche en Oostenrijksch-Hongaarsche diplo
maten van het oude régime, die altijd op de
ontwikkeling van de internationale
rechtsorganisatie smaalden om haar des te beter
te kunnen tegenhouden. Zoo iets zou immers in
strijd zijn met onze bedoelingen, in strijd met
onze gansche traditie.
Het lijkt mij goed gezien dat de Amster
dammer er op aandrong, geen kritiek te laten
hooren zonder dat althans eerst van
Nederlandsche zijde al het mogelijke gedaan was om
de 'grondgedachte van den Volkenbond tot
vervulling te brengen. Dat is een eisch van
Oud-Hollandsche eerlijkheid. Zou iemand de
rechtmatigheid daarvan kunnen betwisten?
Ik geloof het niet. Maar dan zal het niet vol
doende zijn, te vragen om propaganda van
regeeringswege voor de idee van den Volken
bond. Dan moeten ook daden worden gevraagd.
Dan lijkt mij ook het oogenblik gekomen om
de aandacht te vestigen op een verplichting
van Nederland, waaraan zonder verwijl vol
daan dient te worden, wil ons land zich het
recht verwerven op een eervolle plaats onder
hen, die over internationale plichtsbetrachting
mogen meespreken.
De gedachte, dit- hier opgeroepen moet
worden, is : Indië. Het oogenblik is gekomen
om er aan te herinneren dat Nederland het
niet langer meer bij woorden mag laten, waar
het geldt, aan Indiëhet zijne te geven. Neder
land is er trotsch op, het land van rotius
te zijn. Het moet nu ook tonnen, den tijd van
Wilson te hebben begrepen. Het zelfbeschik
kingsrecht der naties in een sfeer van inter
nationale rechtsorde, het is een ideaal.
dat door het verloop van den wereldoorlog
'overal meer dan ooit ingang heeft gevonden.
Aan Nederland de taak, het te realiseeren in
zijn koloniale politiek.
\Vijzouden_er waarlijk niet te vroeg mee zijn.
Amerika en'Groot-Brittanniëhebben reeds
een democratisch voorbeeld gegeven in de
Philippijnen, in Voor-Indiëen Egypte. Japan.
overigens in de eerste plaats door nationale
drijfveeren bewogen, heeft den strijd aange
bonden voor de wettelijke gelijkstelling van
a!le rassen. Wie op de teekenen des tijds let.
zal moeten erkennen, dat Nederland niet lan
ger mag aarzelen en door een ruiterlijke daad
zal moeten blijk geven van een democratische
en rechtvaardige gezindheid nok ten aanzien
van zijn koloniën.
Wat Indiëzelf betreft, men weet dat daar
in den laatsten tijd de behoefte aan grootere
zelfstandigheid en aan belangrijke
binnenlandsche hervormingen steed" sterker tot uiting is
gekomen.
De volksraad vertoonde van af het oogenblik
zijner eerste samenroeping in Mei 1018 een bui
tengewone roerigheid en hij werd door de
Indische openbare meening gesteund on een
wijze, die geen goed staatsman zou kunnen
negeeren. Toen in het najaar van 1018 een
revolutie-golf over de wereld scheen te slaan
en ook de spanning in Indiëmerkbaar was
gestegen, achtte gouverneur-generaal van
Limburg Stirum het noodig,den 18den Novem
ber de befaamde regeeringsverklaring in den
volksraad te laten afleggen : dat de nieuwe
koers, welke, de jongste wereldgebeurtenis
sen voor Nederland hadden voorgeschreven,
Illllllllltllllllllllllllllllllll'IIIIIIIIMimiMlllllllltllim 11 Illllll IIIIIMIII l Itll
tevens de richting bepaalde, welke ook in
Indiëzou moeten worden gevolgd: dat Regee
ring en Volksraad dientengevolge werden ge
plaatst voor nieuwe verhoudingen en ver
schuivingen van bevoegdheden," welke op dit
oogenblik nog niet volledig waren te overzien ;
dat echter vaststond dat beider taak aanzien
lijk werd verzwaard en nauwe samenwerking
eischte ; dat de Volksraad werd uitgenoodigd
om met de Regeering in hartelijke samenwer
king te streven naar een snelle verwezenlijking
van noodzakelijke hervormingen en verhef
fingen van het algemeen peil van
maatschappelijken welstand.
Het was een merkwaardige verklaring, ge
tuigend van doorzicht en durf. De 18e Novem
ber 1918 zal voor Indiëeen dag van histo
rische beteekenis blijven. Spoedig volgde nu,
den I Ten December, de instelling van de
z.g. Herzieningscommissie, wier taak zou zijn
de Regeering voor te lichten omtrent aan het
opperbestuur in Nederland in te dienen voor
stellen nopens de wenschelijkheid van een
herziening van de grondslagen der staatsin
richting van Nederlandsch-Indië.
Deze commissie, samengesteld uit een der
tigtal leden van verschillend ras en verschil
lend politieke en godsdienstige schakeering,
toog met ijver aan het werk en diende den
30en Juni 1020 haar lijvig rapport in,
datjsedert door den druk is openbaar gemaakt.
Hoezeer men in Indiëover de geheele linie
ingrijpende politieke hervormingen noodig
acht, kan misschien niet beter worden geïl
lustreerd dan door het pleidooi der Commissie
voor toekenning van een zelfstandig, auto
noom bestaan, aan Indië. ,,Zonder eenige
tegenspraak", altlus haar verslag, werd in
de Commissie de conclusie aangenomen dat
de regeling van de inwendige aangelegenheden
van Indiëzooveel mogelijk hier te lande dient
te geschieden/'
Wie bekend is met de gedetailleerde lei
ding, tot dusver van uit Nederland opgelegd
aan Indiëin alle mogelijke specifiek Indische
aangelegenheden, zal de algemeenheid van het
in Indiëontstane ver/et kunnen begrijpen. Uit
het verslag blijkt overigens duidelijk dat geen
losscheuring van Nederland werd beoogd.
Men bleef kennelijk veel prijs stellen op behoud
van het historische verband niet den Staat der
Nederlanden en betoonde zich niet
antiNederlandsth. Maar het was de vaste meening
der Commissie dat niets zoo geschikt (was)
in Indiëeen tegen-Nederlandsche gezindheid
te wekken als juist het doen voortduren van
de leiding in zake de Indische inwendige
aangelegenheden van uit Nederland, d.w./..
van uit een centrum dat duizenden mijlen
van Indiëverwijderd is." Bestaat bij de te
genwoordige regeling van de verhouding
tusschen moederland en kolonie niet de moge
lijkheid dat Indië's belang bij dat van Neder
land wordt achtergesteld? Is men in Nederland
niet te weinig met de behoeften van Indi
bekend? L.eidt de tegenwoordige regeling
niet tot een aUertrenrigste vertraging in de
afdoening van heel wat urgente zaken?
Hoe zou men in Nederland gestemd zijn,"
zoo vraagt de Commissie in den loop van haar
betoog, indien over vragen van Nederlandsch
belang in Indiëmoest worden beraadslaagd en
beslist?"
Het zou van Nederland's kant stellig niet
getuigen van een breeden, menschelijken
blik, zoo men er zich door deze uitspraken ge
griefd gevoelde en aan Indiëb.v. gebrekkige
vaderlandsliefde ging verwijten. Sedert Ne
derland tegenover Indiëde enge
wingewestpolitiek - zij het zeer gelijdelijk liet varen
en sedert het erkende, dat Indiëdoor geeste
lijke en stoffelijke ontwikkeling diende te
worden rijp gemaakt voor zelfbestuur, was
het te voorzien dat de voogd eenmaal de teu
gels zou moeten vieren.
De tijd is voorbij dat Indiëals een onaan
zienlijk onderdeeltje van den Nederlandschen
Staat, als minder nog dan een achterlijke plat
telandsgemeente kon worden behandeld. Dit
land met zijn vijftig millioen inwoners en zijn
VRAAGT s
SI-FA-KO
S IG ARC. M
Het voornaamste Soriemork
uitgebreid, vruchtbaar en rijk grondgebied is
de laatste decenniën economisch en materi
eel overweldigend snel tot ontwikkeling en
bloei gekomen ; en ook geestelijk vertoont het
een sterk stijgende curve. Een enkel voorbeeld
van den sprongsgewijze vooruitgang. In 1904
beliep de waarde van in- en uitvoer in Indi
/ 503.456.000: in 1914 was deze gestegen
tot / 1.114.108.000 ; een toeneming van meer
dan 120% in 10 jaren. De Indische begrooting
van uitgaven wees in 1916 een tootaalcijfer
aan van / 365.722.268 : in 1006 was het totaal
nog maar ? 150.239.850, ' zoodat dus in 10
jaren een stijging van 130% viel te
constateeren. Een aanmerkelijk toegenomen deel
van het uitgaven-accres is besteed om het peil
van ontwikkeling en welstand der inheemsche
bevolking te verhoogen. Door de
belastingunificatie is in vele opzichten een groote ver
betering tot stand gekomen. Het volksonder
wijs is vooral in het laatste dozijn jaren ko
lossaal uitgebreid. Het alfabetisme neemt snel
toe. Het aantal instellingen van middelbaar
en vakonderwijs is vergroot en de uitvoering
van universitair onderwijs wordt voorbereid
Velen, die kort geleden Indiëna een afwezig
heid van eenige jaren terugzagen, waren ge
troffen door de groote veranderingen allerwege.
Vooral mag ook niet uit het oog worden ver
loren dat de z.g. ontwaking van Azië, geken
merkt door feiten als de overwinning van
Japan over Rusland (1005) en de Chineesche
revolutie (101 1) zijn invloed op de mentaliteit
der bevolking van Indiëniet heeft gemist.
Aan alle kanten is de belangstelling voor po
litieke en maatschappelijke vraagstukken op
gekomen. De geest, die behoorde bij primi
tief Indisch communisme en feodalisme, ver
dween meer en meer, en reeds vóór de intrek
king van het verbod van politieke
vereenigingen en vergaderingen (1910) was een
gestadig toenemende politieke opleving
merkbaar.
Onder al deze veranderde omstandigheden
zijn kleine hervormingen in den trant b.v.
van die. welke de ecentralisatiewet van 1003
bracht, voor Indiëniet meer voldoende. Er
is toch al veel verknoeid door aarzeling en
vrees voor ingrijpende hervormingen. Hoe
veel beter ware het geweest, wanneer men
eerder begonnen was met de geleidelijke voor
bereiding van een modern en verlicht régime.
Intusschen, gedane /aken nemen geen keer jn
men moet trachten, Indiëzoo spoedig mogelijk
te geven wat het noodig heeft en wat zonder
bedenkelijke gevolgen niet langer kan worden
uitgesteld.
[Je hervormingen, dooi- de Herzienings
commissie beoogd, omvatten in hoofdzaak het
volgende :
lo. Zelfstandigheid van het Land" Indi
in de regeling van inwendige aangelegenheden,
met behoud van de leiding van Nederland in
alle zaken van al:»'ineen Nederlandsch staats
belang, doch z.g. onder raadpleging van In
dische afgevaardigden in Nederland ;
2o. Bestuur van Indiëdoor een college van
departeinentshoofden (Raad van Indië) onder
voorzitterschap van den Gouverneur-Generaal
die bovendien bekleed blijft met sommige
bijzondere bevoegdheden ; opheffing van de
algemeene secretarie ;
3o. Deelneming van den volksraad (te
herdoopen in Landsstaten") aan de wetgeving ;
uitbreiding van de bevoegdheden van dit
lichaam :
4o. Verruiming van het bestaande kiesrecht
voor openbare lichamen ;
5o. Indeeling van Indiëin gebiedsdeelen met
zelfstandige bevoegdheden, zooveel mogelijk
onder leiding van plaatselijke vertegenwoor
digende lichamen ;
60. Betere regeling van de
staatsrechterlijke positie der nog in stand gelaten
Inlandsche landschappen" ;
7o. Opheffing van het tot dusver in
rasverschil gezochte criterium voor de toekenning
van rechten.
Het ligt buiten het bestek van dit artikel,
de strekking van de voorgestelde hervormin
gen aan een uitvoerige bespreking te onder
werpen.
Het ligt echter voor de hand er de wensen
aan te verbinden dat Nederland zich als grond
slag voor zijne internationale betrekkingen
een gezonder positie moge scheppen dan be
reikbaar is, zoolang onze koloniale politiek op
den ouden voet wordt voortgezet. Wie gere
geld kennis nam van hetgeen in het buiten
land omging zoo zeker ook de huidige
gouverneur-generaal, die lang zijn land als
gezant heeft vertegenwoordigd, ? die moest
ongetwijfeld met leedwezen ervaren, dat de
Nederlandsche koloniale politiek elders her
haaldelijk als achterlijk egoïstisch en onde
mocratisch aan de kaak werd gesteld. Tijdens
een reis, die ik door Oost-Aziëin dit voorjaar
deed, kon ik b.v. weer persoonlijk constateeren,
hoeveel wrevel in China is opgehoopt onder de
Nederlandsche koloniale politiek, die het
Chineesche gevoel van eigenwaarde kwetst
o.a. door de kleingeestig geachte onderschei
ding naar het rascriterium. Al acht ik vele
chineesche grieven ongegrond, hierin kan ik
de klagers toch geen ongelijk geven. In Ame
rika meende men billijk te handelen door onze
koloniale politiek op n lijst te stellen met
. . . . de Duitsche, waarmee vooral tegen
woordig niet veel gunstigs bedoeld kan zijn.
Ongetwijfeld is dikwijls Nederland's kolo
niale reputatie ongunstiger dan zij verdient
te zijn door ons onvoldoende ontwikkeld
gevoel voor doelmatige publiciteit. Door een
goed opgezette publiciteitsorganisatie zou nog
heel wat misverstand uit den weg geruimd
kunnen worden. Maar een dergelijke organi
satie alleen zou toch geen bevredigende re
sultaten kunnen geven ; gelijktijdig dient ook
de geheele toestand te worden verbeterd.
Nederland moet, als klein land nog veel meer
dan een groote mogendheid, zich inspannen
om eer vooruit dan achter te zijn in de maat
schappelijke en politieke constructies zijner
koloniale politiek ; het moet zorgen, zich de
internationale achting te verwerven als een
rechtsstaat bij uitnemendheid, ook in de
wijze waarop het zich geneigd toont, zijn
koloniën toe te rusten niet zelfstandige be
voegdheden.
Door een dergelijke houding aan te nemen,
door een goed voorbeeld te geven in dezen
geest, kan Nederland de sfeer helpen voor
bereiden, die de volkenhond behoeft om tot
bloei te komen.
Geheel zonder compensatie behoeft zelfs,
uit een oogpunt van direct belang beschouwd,
een dergelijke actie voor Nederland volstrekt
niet te blijven. In de eerste plaats zal het door
een vlotte, frissche hervormingspolitiek de
Indische sympathieën kunnen behouden,
die de tegenwoordige Landvoogd onder moei
lijke omstandigheden voor het Nederlandsche
bewind heelt weten te verwerven ; het zal de
oude dwangverhouding tusscheii Nederland
en Indiëkunnen vervangen door een natuurlij
ken band van waardeering en samenwerking.
Van een dergelijke verhouding kunnen al
spoedig de vruchten worden geplukt, wanneer
aan een autonoom Indiëliet lidmaatschap
van den volkenbond wordt toegekend inge
volge artikel l van de Covenant of the
League of nations". Nederland kan dan in
den bond Indiëaan zijn zijde vinden, zooals
nu Groot-llrittanniëals bondgenoot
VoorIndiënaast zich heeft.
Maar hooger dan dergelijke berekenbare
voordeeleii moet, dunkt mij, het zedelijke
voordeel worden aangeslagen, dat Nederland
EVEN BLAZEN
Broeders, zusters, politiekers,
Reisgenooien naar het graf,
Zet de grondbeginsel-ratel
Ook na acht uur werken af.
Geeft ons rust om te bekomen,
Van dien onverpoosden dreun;
Van dien altijd maar denzelfden
Taaien, politieken deun.
Wilt ge ons krankzinnig maken
Met die afgezaagde mop ?
Zegt en zingt toch eens wat anders:
Houdt na acht uur arbeid op.
Laat ons even rustig blazen;
Even domme menschen zijn.
Lijkt 't u niet stomvervelend:
Dat mismoedige refrein ?
Laat ons maar wat doelloos lachen
Weest niet altijd ,,>'euze-glad"
Laat ons dan wat anders lezen
In ons ernstig avondblad.
Altijd twist en altijd tweedracht
En geen mensch heeft ooit gelijk.
Ge vergalt ons mondje leven
Met uw politieken kijk.
Acht uur kunt ge bobbekoppen,
Net zoo fel als liet u lust.
Laat ons daarna, kerkhof-buren,
Eens een oogenblik met rust.
Strijdt niet altijd voor ons welzijn
Offert u niet lange/' op
En verlost ons van uw liefde
Want die wordt voor ons een strop.
Ziet, we zijn al zoo tevreden
Met een simpel hapje brood
B 'oede s, zusters, politieker^
Regelmatig gaan we dood.
Voor 't zoover is gekomen:
Even in ons nopjes zijn,
Zingt van:,,Laat de boel maar waaien!''
En: Wat is de sne<t weer fijn!"
J. H. S PEEN HO FF
HIMIIIMlIlIllUtMltKI
DEVO
Geurige Sigaar
FABRIKANTE
N.V. DIEVENBACH's
HolL Slgarenfabrlik UTRECHT
Illllll IIIIIIIIIIMIIIIHIIIIIMIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIUI IHIUUhlIIIUII
door een rechtvaardige, democratische poli
tiek tegenover zijne koloniën zou behalen.
Het zou dan medewerken tot voorbereiding
van een internationale sfeer waarin alle volken
zonder onderscheid kunnen gedijen.
A. B. C O H E N S T U A R T.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIHWttltltlltHt
Twee stemmingen worden er in deze dagen
gehouden, naar welker uitslag de wereld in
spanning uitziet: die over de opheffing der
nrjnwerkersstaking in Engeland en de presi
dentsverkiezing in Amerika. Vandaag of
morgen, in elk geval voordat deze regelen in
druk verschijnen, zal onze nieuwsgierigheid
bevredigd z'.in. Wat de Am 'rikaansch.: ver
kiezing betreft, zij interesseert ons natuurlijk
vooral, eigenlijk uitsluitenJ. wegens haar
invloed op Amerika's houding in zake den
Vo'keabo.ia. want al begint deze weldra
zijn werkzaamheid, wij zij.i het allen
eens. dat het half werk zal blijven, zoolang
de grojte republiek zich afzijdig houdt.
Helaas echter hebben beide
presidentschapscanlidaten hun standpunt in deze
allesoverheerschmde quaestie heel weinig scherp om
schreven: wel is Cox meer dan Harding een
Volkenbonds-man. maar to:h Wilsou's on
voorwaardelijke aanvaarding van den Bond
wordt door den Democraat Cox niet zonder
voorbehoud overgenomen, terwijl daartegen
over de Republikein Harding oJk weer niet
den Bond onvoorwaardelijk verwerpt. Kortom,
beide heeren houden een slag om den arm.
klaarblijkelijk omdat de openbare meening
in de Vereenigde Staten zich niet duidelijk
vtfór oïtegen den Bond uitspreekt; omdat
het gros der Amerikanen het ideaal aanvaardt.
maar bang is om zich te binden en daardoor
eenerzijds tegen zijn wil betrokken te kinnen
worden in een Europeeschen oorlog, ander
zijds verhinderd te worden zich te wapenen
tegen gevaren die voor Amerika uit het
Verre Oosten dat is. van Amerikaansch
standpunt: het Westen ? kunnen dreigen.
Het is daar dus juist zooals hier: men ver
trouwt niet in de mogelijkheid van den Bond,
maar omdat men zich in Amerika tamelijk
veilig voelt ook zonder Bond. is de oppositie
er sterker dan hier en met die oppositie
houden beide politieke partijen rekening.
Als dus straks -hetgeen waarschijnlijk is
Harding ..aangewezen president" zal zijn en
ove' vier maanden het Witte Huis betrekt,
dan zal de vraag van Amerika's houding
tegenover den Bond nog immer onopgelost
zijn, maar een oplossing daarvan in den zin
van deelneming zal onwaarschijnlijker zijn
dan indien Cox de zege mocht behalen.
De uitslag der Britsche mijnwerkersstem
ming is derhalve voor 's werelds loop mis
schien nog van wel zooveel belang als die
van de verkiezing in Amerika. Men heeft
nu de beste hoop : arbeidersleiders, regeering
en patroons zijn tot een vergelijk gekomen.
volgens 't welk het loon dadelijk in de hoogte
gaat. nuar tevens afhankelijk wordt gesteld
van een verhooging der productie binnen
zekeren tijd, terwijl bij het uitblijven dier
verhooging ook de ondernemerswinst ver
minderen zal. Arbeiders en patroons hebben
dus beiden belang bij productie-verhooging
en zullen alles doen om deze te bereiken.
Intusschen krijgdi de werklui terstond wat
zij willen en zoo zal ieder bij de nieuwe
regeling gebaat zijn. Waarom zouden de
arbeiders haar dus niet aannemen ? Boven
dien zal de staking Zaterdag a.s. drie weken
geduurd hebben, zojdat de weerstandskassen
leeg moeten zijn en de mijnwerkers wellicht
ook wel genoeg hebben van hun vacantie.
welke zij - hier citeeren wij een officieus
bericht -?dank zij het heerlijke weer hebben
doorgebracht met tuinieren en sport.
Sport is nu eenmaal een zeer belangrijk
ding in het leven van den Brit en men krijgt
wel eens den indruk, dat voor hem de gansche
politiek, oorlog, burgeroorlog en revolutie
inbegrepen, ook een soort van sport is. Zou
heeft 't ons zeer getroffen, dezer dagen in de
Engelsche bladen te lezen, dat op den dag
van Mc S \vine e's begrafenis door heel Ierland,
luster uitgezonderd, de sportbeoefening was
stopgezet. Men doet dus in Ierland blijkbaar
nog ij/erig aan voetbal, hockey en golf! In
Ierland dat nota bene door burgeroorlog
verscheurd wordt. wa:ir nuord en brand aan
de orde van den dag zijn en waar. als we
op de berichten mogen afgaan, heel het maat
schappelijke leven ontwricht is. Zou ze voor
de leren en Engelschen zelf dan wel zoo
ernstig zijn als w'i m .'ene n. die lersch;
quaestie?
Ook bij de lijkplechtigheden van den honger
staker Mc. Swiney kwam het sportieve ele
ment weer sterk 0,1 den voorgrond. Dit was
niet de begrafenis van een opstandeling. Een
regeering die met kracht en geweld een op
stand onderdrukt laat niet toe dat het lijk
van eon gestorven - o neen: een
doodgepijnigden -- leider eerst door de straten van
haar eigen hoofdstad en dan door die van
de woonplaats des overledenen, in een
mijlenlangen rouwstoet wordt gevoerd, de kist be
dekt met de republ'keinsche vlag van het
opstandige gebied. En dat de Britsche
regecring deze rootsche betoogingen in Londen,
Cork en D.iblin heeft toegelaten is. d inkt
ons, een bewijs, dat zij zich ondanks alles
sterk voelt tegenover de lersche
onafhankclijkheidsbeweging. Intusschen is de dood van
Mc. Swiney het sein geweest tot een nieuwe
opleving van den opstand en in de jongste
twee etmalen meldden de berichten niet minder
dan 52 aanvallen op politieagenten in Dublin.
Het gevaar voor een spoorweg- en trans
portstaking schijnt, nu de partijen in het
mijnconflict 't eens worden, heel en al van
de lucht, en als nu de mijnwerkers zelf het
schikkingsvoorstel aannemen, dan is voor
't oogenblik de rust in het Engelsche be
drijfsleven weergekeerd. Alleen een zeer om
vangrijke werkeloosheid dreigt en kan aan
leiding geven tot nieuwe verstoring van 't
evenwicht, ook tot politieke troebelen, of
schoon, indien men op stemb.iscijfers ver
trouwen mag, de uiterst linksche elementen
in Engeland li:m gelederen zien slinken: de
gemeenteraadsverkiezingen brachten aan soci
alisten en commvinisten een zeer ongunstigen
uitslag.
Hjewel Frankr.jk en Engeland 't eens ge
worden zijn in zake de conferentie in Géneve,
blijven de wrijvingen tusschen beide
bondgenooten, waartoe de verh luding tot
Daitschland aanleiding geeft, aan de orde van den
dag. Nu was het weer Etigeland's besluit om
af te zien van het in 't verdrag van Versailles
aan de geallieerden toegekende recht om
Duitsche goederen in beslag te ne.nen, dat
veel kwaad bloed in Frankrijk zet te. Engeland,
zei men, behandelt op die manier Duitschland
als meest begunstigde natie, en 't doet dit
0:11 met Duitschland voordeeligen handel te
beginnen en Frankrijk op dit gebied de loef
af te steken. Natuurlijk nam Engeland de
maatregel inderdaad on handel met Duitsch
land mogelijk te maken, want hoe zal een
Duitsch handelaar koopwaar naar Engeland
durven zenden, als hij niet zeker is, dat zijn
goederen niet door de Britsche regeering in
beslag gen mien zullen worden? Maar men
begrijpt niet goed waarom Frankrijk daarover
boos wordt. Wil Frankrijk Engeland .fan
beletten handel te drijven met den vroegeren
vijand? Wil het zelf gén handelsbetrekkingen
met Duitschland? Natuurlijk wil het dit wel
degelijk: maar wat kan het dan beter doen
dan Engeland's vo irbeeld volgen? Hier echter
spreekt weer niet het kalm overleggend ver
stand, m lar het nog immer zeer geprikkeld
gevoel, want als de geallieerden nu ook al
weer van dit recht afzien dan valt er opnieuw
een overwinningsvrucht verdord van den
Ivjjrn, dan wordt weer aan het verdrag van
Versailles getornd, en daartegen verzet men
zich in Frankrijk onvoorwaardelijk, ook al
brengt Frankrijk's belang zelf mee dat er
van zulk een recht wordt afgezien. Wellicht
zullen we spoedig hetzelfde schouwspel be
leven, als de quaestie der vernietiging van
de Diessel-rmtoren, die eenmaal in duikb >oten
hielpen het werk van menschenhand te ver
nielen, maar nu de productie bevorderen als
krachtwerktulgen op rivierschepen, aan de
orde wordt gesteld, of ook als Engeland iets
mocht voelen voor de Duitsche smeekbeden
om het land zijn honderdduizende koeien niet
af te nemen, die het niet missen kan voor
de voeding van zijn kinderen.
Een geprikkelde stemming tusschen sommige
Fransche en sommige Britsche persorganen
is van dit alles het gevolg, en het is er niet
beter op gew >rden toen de Duitsche
rijkskanselier bij de opening der rijksdagzitting
de verwijten, welke deze anti-Fransche Engel
sche couranten (de Daily News" o.a.) tot
Frankrijk richt zeer krachtig formuleerde :
Frankrijk, zeide Fehrenbach, wil
Duitschland's conoiiiisehen ondergang om zelf de
eenige groote mogendheid op economisch,
politiek en militair gebied op het Europeesche
vasteland te worden. Begrijpelijkerwijze is
men hierover in Frankrijk zeer boos geworden
en men antwoordt dat Frankrijk niet mili
taristische, maar voor zijn veiligheid gedwon
gen is het zwaard niet te laten roesten, want
Duitschland is nog niet te vertrouwen : zie
maar, zegt men, naar het Nationalisten
congres en de tallooze bewijzen dat de oude
geest in Duitschland nog niet dood is.
Het Duitsche volk, heeft minister Simons
verleden week gezegd, meent er met hulp
van het Russische bovenop te kunnen komen.
Wij weten niet of er goede grond voor die
meening bestaat, maar in elk geval verhin
dert het in macht groeiende Polen, dat beide
rijken scheidt, de kans dat het gebeuren zal
hoogelijk. Polen dijt zich na de overwinning
op Rusland uit, heeft een regeling van den
status van Dantzig weten te verkrijgen die de
stad in militair-politieken zin vrijwel geheel
Poolsch maakt, en staat op het punt zoo
veel Lithausch gebied op te slokken, dat er
van dien staat niet veel meer overblijft.
Daarbij is van weinig belang dat Polen dit
niet ais zoodanig doet, maar de op eigen
hand optredende generaal Zeligofsky, die
niet tevreden schijnt te zijn met W.ilna,
maar volgens berichten van deze dagen, door
het Lithausche troepenfront is heengebroken
en op weg is naar Kofno, zoodat de
Lithau>che regeering ook deze stad vaarwel moest
zeggen. De- regeering in Warschau zegt dat
/e er niets tegen kan doen en de Landdag
in de Poolsche hoofdstad kiest onbewimpeld
de partij van den generaal, heeft nu dezer
dagen wel zijn toestemming gegeven tot het
houden van een volksstemming in Wiina,
maar alleen over de vraag of Wilna Russisch
dan wel Poolsch zal zijn, niet over die of
het bij Lithauen zal behooren. Zulk een stem
ming levert natuurlijk geen gevaar op, want
Rusland heeft reeds lang van de stad af
gezien en Poolsch gebied strekt zich aan
haar oostzijde vele mijlen ver uit. Dit is
dus een comedie en zoolang het Polen zoo
goed blijft gaan, hebben de Lithauers geen
kans.
Of het Polen goed blijft gaan, hangt af
van de ontwikkeling der gebeurtenissen in
Sovjet-Rusland en hieromtrent kan men
waarlijk geen voorspelling wagen. De berich
ten over den deplorabelen toestand in Rus
land, over den hongersnood en het groeiend
verzet tegen de Sovjet-regeering, die telkens
groote opstanden in bloed smoort en in
tallooze plaatsen den staat van beleg moet
afkondigen, houden aan. Maar intusschen is
dezelfde regeering in staat geweest om haar
troepen die tegen de Polen vochten, in het veld
te brengen tegenover Wrangel, die plotseling
een Rood leger van 140.000 man tegenover
zich zag, verslagen werd en zich op de Krim
terugtrok, waar hij het houden kan, dank
zij de geringe breedte van de landengte van
Perekop en de hulp der
Entente-oorlogsschepen. Men zegt nu, dat de vermaarde
Kerensky, de taak op zich genomen heeft
van Lenin te onttronen en zijn hoofdkwar
tier in Warschau heeft opgeslagen. Maar
men kan moeilijk denken dat onder zijn
leiding al de anti-bolsjewistische krachten
geconcentreerd kunnen worden. Althans een
verbond tusschen dezen socialistischen leider
en Wrangel zou een monsterverbond zijn.
Prins Paul van Griekenland heeft de hem
aangeboden Grieksche koningskroon aange
nomen noch geweigerd. Hij heeft geantwoord
- of, liever gezegd : zijn vader heeft hem
laten antwoorden - dat de kroon niet hem
toekomt, maar zijn vader Koning
Konstantyn en na dezen Prins Gcorge, omdat geen
van beide ooit afstand heeft gedaan, maar
dat hij niettemin bereid zal zijn Koning te
worden, als het Grieksche volk hem roept.
Ziehier dus een middel door Konstantijn te
baat genomen om een volkstemming te laten
houden over de vraag of men hem al dan
niet terugwenscht en nu is het merkwaardig
om te zien, dat de Venizelisten in en buiten
Griekenland daar niets van willen weten.
Blijkbaar zijn zij bang, dat Konstantijn nog
immer zoo populair is in Griekenland, dat
de Grieken hem naar Athene zouden roepen
en omdat zij den zwager van Wilhelm en
vriend der Duitschers in geen geval aan het
hoofd van het groot en machtig geworden
Griekenland willen zien, verzetten zij zich
tegen het denkbeeld eener volksstemming.
Men spreekt nu over een nieuwe dynastie in
Griekenland, en een zoon van Koning Albert
van Belgiëwordt genoemd, maar wij ver
moeden dat men eerst nog wel een poging
in 't werk zal stellen om Prins Paul te be
wegen, de kroon te aanvaarnen ook zonder
volksstemming.
JVAN OVEN