De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 6 november pagina 7

6 november 1920 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

6 Nov. '20. No. 2263 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BRETONSCHE REISBRIEVEN II. VANNES Met Vannes betreedt de reiziger het eigen lijke Bretagne. Twee onbedriegelijke kenteekenen stellen dit buiten kijf: ten eerste de taal, die niet meer Fransch, maar Bretonsch is ; ten tweede de cider, de Bretonsche appelwijn, die naast den Franschen wijn op tafel verschijnt. De straten dragen er de meest on waarschijnlijke namen; de dorpen rondom noemt men met Bretonschen naam; en de Bretonsche kieederdracht overheerscht er in dezelfde mate ais bij ons b.v. in Middelburg die der Zeeuwsche boerinnen. Vannes is een klein stadje van ongeveer 20.000 inwoners, met intieme, ouderwetsche straatjes, waar de gevels met uitspringende eerste, en andermaal uitspringende tweede verdieping vertrouwelijk tot elkander overbuigen. De Middeleeuwsche wallen met zwaaruitbuigende bastion-torens zijn er nog gedeelte lijk bewaard, zich uitstrekkend langs een klein rivierke, dat met tragen gang, zonder gerucht, voortglijdt langs den voet. En een bouwvallig lavoir uit ouden tijd, laag langs het water gebouwd, is er de verzamelplaats der zorg zame huisvrouwen, die niet, met Hollandsche beslotenheid, haar vuile wasch binnenshuis beredderen doen wij niet in velerlei opzicht aldus? maar die in de open lucht schrobben en kloppen ja kloppen op het linnen met zware keien -- en daarbij de bloote armen roe ren en het wit-gekuifde hoofd in de spanning van'den arbeid op en neer doen gaan, zoodat er een rhythmische deining van beweeg en geluid strijkt langs de lage kaden. Het stadje ligt aan het Noordeinde van wat men met eenige overdrijving een ria, of voor velen duidelijker, met enorme fantasie een ?fjord zou kunnen noemen. De getijden zijn er merkbaar tot in de haven, die kleine zeesche pen bergt.- Bij eb loopen de randen droog die dan slijkerig geuren ; bij vloed wiegelen er de kleine booten, en komen de zeescheepjes aan den wal. Westwaarts ligt zoo heel een rij van Bretonsche steden : Auray, Hennebont, later door Lorient overvleugeld, en eindelijk Qmmper. De ligging dezer steden langs de kust bepaalde den loop der groote spoorlijn Van Parijs zij volgt de Zuidkust, tot Quitnper, evenwijdig aan die van het Noorden, welke in Brest haar eindpunt vindt. Een wondere wereld ligt er tusschen Vannes en den grooten Oceaan : de Mor-bihan, de ,,kleine-zee" geheeten, een golf, of liever een binnenzee van 18 K.M. lang en 10 K- M. breed, die zich met twee lang-gestrekte schiereilanden naar het Zuiden bijna sluit, en waaruit rotsige eilanden oprijzen, sommige niet meer dan een uit het water zich heffende grauwe rug, andere groen en boomrijk, met effen strand, waarop de zee zich uitstort in krullende golven. De kusten naderen elkander en deinzen te eiken stond, baaien omsluitend met wijden zwaai, of langgestrekte landtongen vooruitstekend, die kleine nederzettingen dragen. Vedettes, kieine stoombooten, doorsnijden in velerlei | Het meest essentieele bij de aanschaffing vaneen VRACHTWAGEN is het SERVICE -SYSTEM". Indien Uw leverancier daar niet volledig aan kan voldoen, kan de aanschaffing van een vrachtwagen oorzaak zijn van verlies aan tijd en daardoor van veel geld. Vraagt inlichtingen omtrent ons _ IFirmaGebr.NEFKENS, Filiaal Amsterdam 26 JAC. OBRECHTSTRAAT Tel Z. 2507 Z. 9045. iiiimitiiiiiiinii Schilderijen Restaurateur C. B. VAN BOHÈME N Den Haag, Helmersstraat 57 Speciaal voor liet schoonmaken, vernissen en Herstellen van oude en moderne schilderkunst. richting deze eilandenzee, omzwermd door motorjachten, en door bruine visschersschuiten, die met wijdgespannen, roestkleurig zeil over de golven glijden. De witgetuigde zeiljachten schijnen te zweven, nu op den morgenwind, als onze stoomboot het water klieft ; in lichte wieeeimg gaat het nu links, dan rechts, zoodat het einde van. den spriet de golven tipt en het water opspat m sprankende droppen. De hemel is gesluierd met lossen nevel, waardoor het licht gedempt henenzeeft ; maf-zilver yloeit het weg langs de zwellende golven, en in de dalen, doorschijnend groen, vlokt het schuim, dat opkrult naar den scherp gemarkeeiden rand. Daar scheuren de nevelen ; een blijde ontroering trilt, nu de glanslichten huppelen over de golven, en een gulden weg, die spran kelt, de zon tegemoet, naar het Oosten voert'. Op het westelijke der beide schiereilanden ligt het kleine kustplaatsje Locmariaquer, plaats" loens van Maria", in het land van Quer". Niet om zijn bedevaarten is het beroemd, noch om een kapel van bijzondere wijding, maar om het wonder, dat verre voor geslachten hier hebben gewrocht. Achter het kleine stadje, over de velden verspreid, liggen de hoeven, stulpjes van grauwen natuursteen, n met den stuggen bodem, waaruit zij schij nen te zijn opgerezen ; en tusschen die ver vallen huizingen, achteloos in het veld, ot naast de schuur, die er tegen is aangedrongen, rusten de vele hunebedden, die aan Locmariaquer zijn bekendheid geven. Dol-tnens" steenen-tafe's, noemde de Breton deze graf monumenten uit verren tijd. Met een klein stapje nederwaarts is men, gebukt, in de vóór-gang", door steenen van matigen om vang gedekt; ze voert naar de eigenlijke graf ruimte, twee, drie meter lang en breed, en zóó hoog, dat men er juist in staan kan, Gehe?mzinnige runen, ingegrift in den wand met lange, buigende halen, zijn de getuigen van den eerbied der voorgeslachten voor hunne dooden. Jk waag mij niet aan de Bretonsche namen, waarmede deze praehistorische graven worden genoemd, en die als Steen der Fee" en Tafel der Kooplieden" worden weer gegeven. Slechts een weinig historische fantasie is noodig om romanticus^ te worden in deze omgeving. Gezeten op den bemosten steen schouw ik peinzend over de wijde zee, waar de schimmen oprijzen der Rornemsche legerscharen uit Julius Caesars tijd, die, naar de gangbare verklaring wil, juist te dezer plaatse vóór den wal, met de Gallen hun zwaren scheepsstrijd voerden, waarvan hun aan voerder verhaalt in zijn Bella Gallica". In de spiegeling der golven weerglanst nog de zwaaiende strijdbijl en het tot afweer geheven metalen schild; en de doffe bruising, waarmede de zee op de zware klippen breekt, is als de verre weerklank van het bange krijgsgedreun. Ik sprak u reeds van Auray, westwaarts van Vannes eveneens aan een ria" gelegen. Dicht nu bij Auray vindt men Sainte-Anne, St. Anne-d'Auray, dat in het Bretonsche land een bijzondere vermaardheid geniet. In de week van Pinksteren richten zich naar dit St. Arme de groote processies, waarvoor zich, in hun schilderachtige kleederdracht, de Bretonsche landlieden uit allerlei oord opmaken. Ook uit Arzon trekt men derwaarts, dat op het einde van het Oostelijk schier eiland van de golf van Murbihan, bijna tegen over Locmariaquer, is gelegen. Er is aan deze processie der Arzontieezen naar het groot Pardon" van St-Anna-d'Auray eene voor ons, Nederlanders, merkwaardige bijzonder heid, die ik u tot slot wil mededeelen, zooals ik ze beschreven vond in een oud lied 1). De Ar/onncezen dan voeren, in deze proces sie, het model mede van een ouden oorlogs bodem, die met vlaggen is gepavoiseerd en door zes matrozen .wordt voortgedragen te midden van den drommenden stoet. Hier voe len de mannen van Ar/on zich de afstamme lingen der geduchte zeevaarder?, die eenmaal aan Michieïde Ruyter hebben slag geleverd. Meer dan veertig waren ze, allen parochiebewoners van Arzon, die den roep van hun koning hadden gevolgd, na alvorens op den heiligen Pmksterdag de bescherming van Sinte Anna te hebben ingeroepen. Ze dobber den op het wijde water van Het Kanaal, slag zoekend tegen tie vloot der Hollanders." Als hagel zoo dicht vielen er de kogels ; krakende donders sloegen uit de boorden der schepen, maar geen der kinderen van Arzon bekwam eenig leed. Rondom hen, naar rechts en naar links, vielen de gekwetsten en de dooden ; een zware kogel velde een armen matroos : het merg zijner hersenen bespatte de kinderen van Arzon, maar van hen werd niet (ion getroffen." Wij bidden u van lieeler harte", dus besluit het lied, Sinte-Anne, die van God gzegend zijt, bewaar ons in Uwe hoede, nu en altoos." Zóó klinkt nog telken jare, huns ondanks het oude Holland hulde brengend, het loflied der Ar/onneezen op het groot Pardon van Sainte-Anne d'Auray. Z. W. SN F U.F. u I) Emile Souvestre, Les Derniers Bretons l, p. 13=Med. Paris 1885). iiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiifMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuHii CHINEESCHE GEDICHTEN Li T.M Pon (8e eeuw) bewerkt door W. H. ni: Roos EEN LIED BIJ DEN WIJN Wee! Zoele lentewind gaat M te ras gevloden. Als in den kelk de wijn nog door zijn adem deint, Dwar'len alree de bloesems uit de boomen. En dieper gloed wekt, Liefste, op uw gelaat de wijn. Hoe lang nog zal 'k u w groene koelt genieten, Mijn kleine huis, dat perzik schauwt en pruim ? GEEN ANIMO MEER Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck Te Ransdorp is wegens steeds verminderde deelname de burger wacht ontbonden". Krantenber icht De Boeren: Hij maakt ons niet bang meer" """mum HUI ii MUI ui i n m , ,,?ii.n,Miniiiiriniiii mini ilüliililllilll Ach, glans en gloed bedriegt, dag is zoo snel vervlogen : Eer gij u hieft ten dans, doemde^al de nacht in 't West. Genoten vreugd, gedragen smart van jaren, Spoorloos verdweent ge^en nimmer keert gij meer! Wat baat, oud man met zijde-witte haren, Uw zucht ? Zij brengt uw blijde jeugd niet weer! HET SCHEIDEND SCHIP Uw steven wijst vooruit, het doei der vaart. Oindsheen, waar de wijde zee-wind waart. Als een vogel in de wolken drijft Thans uw schip teloor, geen spoor beklijft. AAN ZIJN VRIEND, DEN HEREMIET IN DE BERGEN Hoog leeft gij ginds in de^oostelijke bergen, Mint van nature heuvelen en dalen. In groene lente laagt ge^in 't ijle woud, Zelfs in het held're zonlicht niet verrijzend. Wind daalt er uit de kruinen van de pijnen, En vult met reine geuren uw gewaden, De bergbeek bruischt, houdt hart en oor u rein. Hoe kan ik hunk'ren naar uw wijde rust, Als gij u neervleit op uw heuvel-peluw, Omgeven door topazen avondwolken. HET WEGWACHTERSHU1S TER VOETWASSCHING Aan breeden heir-weg, dieustadwaartsleidt, Verrijst een huis, dat velen vreugd bereidde. Daar ruischt een bron, sinds langen, langen tijd, Oud als het bed, dat steeds den vreemd'ling beidde Een sprokkelaarster baadt er vrij haar blan ken voet. Den zwerver smaakt de rust na verre toch ten zoet: Hij zet zich neer, den zwaren bundel moe, En wendt zijn blik het Reigers-Eiland toe. Als glanzende uchtendrijp, zoo zilver bloeit er 't riet Maar hem bezuipt bij 't zien het oud ver driet : Hier was hem dwalen met zijn lief zoo'zoet. Wee! dat hij zonder haar hier keeren moet. Herinnering grief t aan zijn verlief de droomen, Hij wendt het hoofd stil af, zijn tranen stroomen. Vannes. Het bouwvallig lavoir". Rechts beneden: wasschende vrouwen Bretonsche dans Oude huizen in Vannes niiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiliiiiiititllilti MBDIi HET RIJKSINSTITUUT VOOR PHARMACO-THERAPEUTISCH ONDERZOEK (Slot) We hebben op de chemische industrie dus nogal het een en ander aan te merken, maar nu wordt het ook hoog tijd om de andere zijde van het vraagstuk te bezien. We hebben aan de chemische industrie en het is nuttig om dat nu ook eens heel duidelijk te zeggen een ontzaggelijke massa te danken. We nebben aan die industrie te danken al de alcaloiden, die thans in den meest zuiveren vorm in den han del zijn, dus het morphine, het atropine, het cocaine en vele andere meer. We hebben aan die industrie te danken vele der nieuwere slaapmiddelen en der antirïyretica (men vergete niet het aspirine). We hebben aan de chemische industrie te danken het adrenaline, we hebben aan haar te danken het salvarsan, het optochine en tal van zaken, die de arts da gelijks gebruikt en die absoluut onmisbaar voor hem zijn geworden. De chemische industrie heeft die middelen niet alleen kunnen maken. Daarvoor heeft zij hulp gehad van de pharmacologie, van de chemie en van de kliniek. Maar eerlijk is het om. ronduit te bekennen, dat zonder de hulp van de chemische grootindustrie het maken van salvarsan, van verschillende slaapmiddelen en antipyretica niet mogelijk zou zijn geweest. Wanneer wij bitter gestemd zijn en een beetje schelden op al deze rommel", die de pharmaceutische fabrieken leveren, mag wel eens worden bedacht, dat de uitvinder van het sal varsan, de groote Ehrlich, op het standpunt stond, dat men met de chemische industrie niet moest vechten, omdat wij zonder haar niets kunnen bereiken. Wij moeten dus de chemisch-pharmaceutische industrie niet alleen niet bestrijden, maar haar zelfs steunen ; maar daarnaast moeten wij ons zelf besehermen tegen de nadeelen van een overmatige productie van middelen, die niet van belang of zelfs schadelijk zijn, In een land als Duitschland, waar nmaal een uitge breide Industrie bestond, en reeds een massa producten op de markt waren, waaraan even tueel groote sommen aan reclame en?., waren besteed, is dat zeer moeilijk. In ons land echter is het betrekkelijk gemakkelijk, om dat er nog zoo weinig geneesmiddelen geprodu ceerd worden en omdat toch tenslotte een fabrikant even goed geld kan verdienen met een goed als met een slecht geneesmiddel en zelf ook aan het goede geneesmiddel de voor keur zal geven. Wij moeten dus hopen, dat het nieuw opgerichte instituut zoo zal kunnen werken, dat de industrie zelf steun bij haar zoekt en het niet als vijand beschouwt. Nu komt de vraag hoe het in Amerika is. In Amerika doet men meestal iets óf heelemaal goed óf heelemaal niet. De Amerikaansche artsenvereeniging heeft eenige jaren geleden opgericht de Council of Pharmacy and Chemistryof the American medical Association. Deze council heeft tot taak het onderzoek van patentmiddelen. De council heeft een permanenten secretaris en eenige assistenten, die vooral de chemische zijde van de vraag stukken bestudeeren en tevens heeft de coun cil een aantal leden, pharmacologen, chemici, ook clinici, die in hun eigen laboratoria onderzoekingen ten bate van den council ver richten. Al de onderzoekingen van den council komen geregeld in het tijdschrift var, de Amerikaansche artsen en worden ook wel ift afzonderlijke brochures gepubliceerd. Wanneer een chemische fabriek in Amerika een nieuw geneesmiddel op de markt wil brengen, kan hij tiet a<m den council ter on derzoek inzenden. De council verricht zijn onderzoekingen gratis, en publiceert het re sultaat daarvan onafhankelijk of dat al of niet aangenaam voor den fabrikant is. Wordt het middel goedgekeurd, dan wordt het op genomen in een lijst : ..New and non official remedies" en geregeld ziet men in ihe Joiivnal of the American .Medical Association mede gedeeld welke geneesmiddelen aan die lijst zijn toegevoegd. Op geregelde tijden, ik meen eens in het jaar, verschijnt New and non official remedies" in boekvorm en is voor een gering bedrag voor alle artsen verkrijgbaar. Wil de arts dus iets weten omtrent een nieuw ge neesmiddel, dan kan hij in New and non offi cial remedies allerlei inlichtingen vinden. Dit is dus een voordeel voor den arts en te vens een voordeel voor den fabrikant, die op deze wijze gratis een reclame verkrijgt. Om in New and non official remedies" te worden opgenomen moet een geneesmiddel aan bepaalde eischen voldoen. De hoofdzaak is, dat in het fleschje moet zitten, wat erop staat en dat op-het flesehje moet staan, wat er in zit. Er mogen geen misleidende of tenden tieuze namen aan het geneesmiddel worden gegeven enz., alle dus voorschriften, waaraan de fabrikanten ? als zij er eenmaal aan ge wend zijn gemakkelijk kunnen voldoen. Ernstige moeilijkheden schijnt de council bij zijn werk niet te ondervinden; natuurlijk is er weieens een fabrikant, die protesteert, maar over het algemeen wordt het oordeel van den council zeer gerespecteerd. De council doet voortreffelijk werk, maar het Nederlandsch instituut moet nog meer doen. Het patentgeneesmiddel moet goed zijn, het moet zuiver zijn, de naam moet niet mislei dend zijn enz, dat alles is noodig, maar bo vendien moet de arts weten of hij het gebruiken /.al en wanneer hij het gebruiken kan, en ook daaromtrent zal hij voorlichting noodig heb ben. Het is natuurlijk nu nog niet mogelijk te voorspellen hoe de werkkring van dit nieuwe instituut zich zal ontwikkelen en hier kan dus alleen worden aangegeven, wat volgens het oordeel van de hoven genoemde commissie van dit instituut moet worden verwacht. Deze commissie meende nu, dat het geven van in lichtingen aan de artsen tot een van de aller belangrijkste taken van het instituut zal behooren. De taak, die dit instituut zal hebben te vervullen -?hierop mag wel eens worden ge wezen zal niet gemakkelijk zijn. Natuurlijk zal het instituut geen voorschriften aan den arts willen geven, het zal ook niet in een bepaald geval raad willen geven. Het zal niet verkondigen, dat b. v. bij croupeuze pneumonie wel of niet optochine moet worden aangewend. Maar het instituut moet den arts geven be trouwbare overzichten uit de litteratuur, niet uitknipsels en uit hun verband gerukte citaten, maar betrouwbare inlichtingen. Het instituut zal dus zoo meende de boven ver melde commissie in de eerste plaats verrich ten het chemisch en pharmaceutisch onderzoek, nagaan of het patentmiddel is wat het moet zijn; dan zal het instituut verrichten het pharmacologisch onderzoek, zal dus onderzoeken hoe het geneesmiddel werkt en als de fabri kant dat reeds heeft gedaan, dan zal het zoonoodig de mededeelingen daaromtrent con troleeren. Maar bovendien zal dan een aan het instituut verbonden clinicus nauwkeurig de litteratuur nagaan en een behoorlijk resum geven van het vóór en van het tegen van het middel. Hij geeft geen raad, maar hij geeft voor lichting. En al deze mededeelingen kunnen dan door het instituut aan artsen en apothe kers op geregelde tijden worden toegezonden. Dit was ongeveer de opvatting van de commis sie, dit indertijd door de Nederlandsche Maat schappij van geneeskunde en door de Neder landsche Maatschappij van pharmacie was in gesteld. Verleden jaar diende de commissie haar rapport in ; dit rapport is toen in het Tijdschrift voor geneeskunde gepubli ceerd en daarna doorgezonden en thans is reeds een Rijksinstituut voor pharmacotherapeutisch onderzoek opgericht en heeft de benoeming van het bestuur daarvan reeds in de staatscourant vermeld gestaan. In ni^t geringe mate mogen wij den minister van Arbeid dankbaar zijn, dat hij zoo spoedig het belang van deze zaak heeft ingezien en heeft zorggedragen,dat binnen den kortst mogelijken tijd het instituut kon verrijzen. Dit woord ver rijzen moet min of meer in figuurlijken zin worden opgevat, want gebouwd zal er vermoede lijk niet worden. Het nieuwe instituut zal zijn een instelling, die het werk, dat gedaan moet worden, zal verdeelen over verschillende reeds bestaande laboratoria, zooals dat ook in Amerika geschiedt. En daarbij zal het insti tuut zelfs indien het goed zal werken van een groot aantal laboratoria en klinieken ge bruik moeten maken, juist om van de speciale kennis van bepaalde personen en van bijzon dere inrichtingen en van verschillende labora toria te kunnen profiteeren. Hoe de taak van dit instituut in details zal worden geregeld, daarover is voorzoover ik weet nog niet veel bekend, maar dat de taak van het instituut een zeer gewichtige zal zijn, dat is zeker. Gewichtig is deze zaak voor den arts en voor den apotheker, maar door hun tusschenkomst is 7ij vooral gewichtig voor het publiek, omdat voor het publiek twee groote belangen in het spel zijn, n.l. zijn gezondheid en zijn portemonnaie. Leiden STORM VAN LEEUWEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl