De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 13 november pagina 1

13 november 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

l ff°. 2264 Zaterdag 13 November A°. 1920 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP Red?icteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF hijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6,25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën 10.75 per regel plus 10 cent dispositiekosten INHOUD: 1. Dr. Abr. Kuyper, door Prof. Dr. H. Visscher Tijdgenooten : Frzberger 111, door Dr. W. G. C. Byvanck 2. Sim(s)on en Delila, tcekening van Jordaan Intern. Tribune: De oude geest,door Dr.Ed.Stilgebaner Buitenl. Overzicht, door Prof. Mr.J. C. van Oven 3. Leekenspiegel Verzen Het Roode Lampje : Signifische Gepeinzen, door Dr. Fred. van Eeden. 5. Voor Vrouwen (red. Elis M. Rogge) : De Rotterdamsche school voor leeraressen in Kinderverzorging en Opvoeding, door S. G. F. Meyboom ; Kacheldag, door Jo van Wisch ; Najaar, door P. A. E. Oosterhoff Uit de Natuur : Van de Nieuwe Jachtwet, (slot), door jac. P. Thijsse. 7. Johann Amos Komensky, door Dr. N. J. Singels Comenius en Wij, door Prof. Dr. N. van Wijk 9. Willem Levinus Penning Jr. 1840-1920 door Prof. Dr. J. Prinsen JLzn. Boekbe spreking, door v. O. en Zeelander Felix Salten, teekening van B. van Vlijmen Jr. Bij Pisuisse's 121/2-jarig jubileum, door Max Blokzijl 10. Nieuwe boeken van deze Week 11. Op den Econ. Uitkijk, door Jhr. Mr. H. Smissaert 12. Ruize-Rijm van Charivarius ; Charivaria. Dingen, die gebeuren, door Aorta?Uit het Kladschrift van Jantje. Schaakrubriek, red.dr.A. G.Olland. - Het mooie Weer, teekening van George van Raemdonck 13. Amsterdam's annexaties, teekening van 'Joh. Braakensiek. Muziek in de hoofdstad, door H. J. den Hertog Feuilleton : Het werkelijke leven, door Marie Schmitz. Bijvoegsel: De Bijeenkomst van den Volken bond te Genève, door Joh. Braakensiek. Dr. A. KUYPER f door dr. H. VISSCHER Zoo is dan nu aan dezen grooten Neder lander, die naar de heugenis van dit geslacht een overheerschende rol in ons volksleven vervuld heeft, het poëtisch woord verwer kelijkt : De mensen komt voort als eene bloem en wordt afgesneden, als eene schaduw vlucht hij en bestaat niet." Daarin is, wat ontroert. Niet aüeen omdat de dood steeds aangrijpt door zijn ernst, maar niet het minst omdat hij ons hier stelt voor eene sombere tragiek. Na zulk een langen lichtenden dag ging zijne levenszon niet onder in een blauwazuur der onbewolkte kim, maar als langzaam om floerst door de nevelen van den komenden nacht. Hij heeft gewerkt zoolang het dag was en toen zijn dag reeds was ondergegaan, vond de nacht hem nog arbeidend. Dit is tragisch, dat de dood hem niet heeft ontmoet als een held, die met hem worstelen kon. Ach, hoe gaarne had ik hem zien heengaan op eene wijze, die ons pijnlijker, scherper deed ge voelen, dat wij hem verloren. Nu ontgleed hij ons, allengskens, bijna onmerkbaar. Dat hij een groot man was, blijkt reeds uit de macht der sympathie en der antipathie, door zijne verschijning opgewekt. Duizenden hebben hem liefgehad, verheerlijkt als den van God gegevene, om het woord, dat van hem uitging, om de idealen, die hij wist voor te tooveren, om de tinteling, die hij kon doen gaan door de roerselen der ziel ; maar hij was Ook door nogmaals duizenden gehaat, om de beginselen, wier incarnatie hij was, om zijn feilen kamp tegen den geest dezer eeuw, niet het minst ook om de macht eener wondere mm» HIIIIIIIIIIIIII iiiuiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuuiiiiiiiiiiiii genialiteit, waar door hij kon spelen met wie te midden der middelmatigheid uitblonken. Hij was grooter dan zij allen. Slechts zulke tegenstanders konden hem waardeeren, dir /elven genoegzaam hoog stonden om, ondanks verschil in hetgeen den mensen liet diepst ontroeren kan, met broeden blik te overzien de beteekenic der geestelijke verscheidenheid in het volksleven. Zulken konden aan de grootheid van zijn genie den tol hunner bewondering betalen. Het is geen wonder, dat zij, die zich hem geestelijk verwant voelden, zooveel in hem droegen, want zij wisten, dat al was niets menschelijks hem vreemd, hij toch onder alles in zijn streven bewogen werd door de macht der liefde voor zijne beginselen en voor het volk, dat hem zijne trouw had Verpand. Het mag waar zijn, dat hij als de meeste groote mannen met zijn eerzucht ook zijne kleine zijde had, maar van zijn levensstrijd durf ik over het geheel met vrijmoedigheid zeggen : ,,zichzelven zocht hij niet". Hij stond voor zijne beginselenen stak reeds daardoor gunstig af tegenover velen, die in den politieken weelstrijd om een prijs hebben geworsteld, dien zij zonder hem nimmer /.ouden hebben ver kregen en wier dankbaarheid zich uitte in mokkend buigen, in heimelijken onwil en kwalijk verholen conspiratiezucht. Maar het Gereformeerde volk bleef hem liefhebben en heeft Gode gedankt voor hetgeen in hem ge schonken was. Hij is nu heengegaan, hoewel hij onder ons reeds niet meer was. Als een bindweefscl werkt nog zijn naam op de partij, die hij leidde vele jaren lang ; maar toch werd reeds diep gevoeld, dat hij zelve er niet meer is. De mare van zijn ontslapen zal in duizenden een diepen wee moed wekken, omdat beseft wordt, hoe met Dr. Kuyper eene glansperiode der Antirevolutionaire staatspartij wegzinkt in de groeve van het verleden. Inderdaad, met Kuyper sluit in de geschie denis van wat ik in breeden zin de Gerefor meerde actie in ons volksleven noemen kan, eene periode van opbloei. Hij was als haar sociale exponent. Daarin ligt het geheim zijner kracht. Alleen als Calvinist kon Knyper die intense beteekenis voor ons volksleven hebben. Zijn leven valt saam met de rege neratie van het Calvinisme. Daarom kan niemand hem opvolgen. Zelfs niet al was er een, die hem nog in geniale kracht overtrof. Een groot man behoeft niet slechts groote gaven, maar ook de omstandigheden om ze te openbaren. De adelaar heeft niet genoeg aan zijne vlucht, om die ten toon te spreiden behooren hem de diepten des hemels. Zoo ook Jiier. Zonder het Calvinisme zou Kuyper. hooi t eene ster van deze grootte zijn geweest. On getwijfeld, in elke groep zou een man van zijne gaven een man van beteekenis zijn kun nen ; maar zulk eene algemeen inspireerende functie in ons volksleven zou hij niet kunnen hebben. Het centrale in de Kuyperfiguur is de religie en de religie alleen. Om dat ne groepeert zich al het andere. Zeker, het trok de aandacht, dat hij met het weltmannische", dat hem typeerde, zoo scherp afstak tegenover het om zijn rigorisme, kleinburgerlijke, voor buitenstaanders soms bekrompene, beruchte Calvinisme. De booze tong, door Jacobus genoemd het onbedwinglijk kwaad, vol van doodelijk venijn", teekende dit als de schaduw der hypocrisie. Toch was deze verre van hem. Maar hij had behoefte aan een breeden, veelkleurigen levenskring, aan eene aesthetika des levens, waarin veel past, dat uit ander oogpunt als ijdelheid kan worden gebrandmerkt. Bij hem was het zijn scheppende geest, die hem drong naar andere spheeren. Holland", zoo zei hij mij eens, is niet klein, maar klcinlich." Dat moest hij wel zoo voelen, omdat hij het zijne ervan had ervaren. Doch zonder den geestelijken levensgrond van het Calvinisme had hij de gereformeerde 'P**7^ Dr. ABRAHAM KUVPER Naar een tefkening voor ..de Amsterdammer" van George van Ruetndunk levensziel zóó diep niet kunnen doorvorschen. Wetenschappelijk streven vermag veel, maar eene wereldbeschouwing rijpt slechts in de crisis van het leven zelf. Zijn wetenschappelijke arbeid heeft er toe meegewerkt. De lijdensweg der om Gods wil zwervende gemeente was hem in a Lasco's beeld voorbijgegaan, doch liet geheim der martelaarskracht werd hem eerst toen in volle klaarheid ontsluierd, toen hij in Beesd het woord der verzoening vond" en in Calvijn's Institutie de magistrale tee kening eener wereldbeschouwing, die naar haar wezen door hare religieuze diepte en logische klaarheid aan zijne geestelijke be hoeften voldoen kon. In het Calvinisme wordt al het individueele en sociale, kurk en staat en maatschappij en al het kosmische tevens uit n centrum, uit God -/elven, belicht. Het doorvoelt, om niet Calvijn te spreken, de inwoning van Gods Heiligen Geest in al het creatuurlijke, maar ook al- hét creatuurlijke in zijne wezensverscheidenheid van God. Het is streng en rein theïstisch en .juist daarom de principieelstc expressie ;van $6, Christelijke religie. : Bijzondcrlijk komt dit uit in zijne Christologische concepties e tl in zijne idee der Kerk. Het logisch causale verschijnt hier in religieus licht als verwerkelijking van Gods eeuwig denken en het leven zelf in zijne veel zijdigheid als normatief gebonden aan Hem, die het vleesdigeworden Woord van God en dus niet slechts waarachtig eeuwig God, maar ook de ware mensen is. Zoo domineert hier ecnerzijds Gods souvereine majesteit en ander zijds gebondenheid aan zijn Woord. Daarom hield Kuyper in de eeuw der moderne critiek, ondanks alles wat de school van Kuenen voortbracht, vast aan de Heilige Schriftuur als het onfeilbaar Woord van God. Meent niet, dat hij het Schriftprobleem niet doorzag. Juist omdat hij het doorzag, onder kende hij de moderne critiek als geboren uit een geest, die wijsgeerig de antithese der Christelijke religie was. De school van Kuenen dreef geen objectief onderzoek, ook al v,alt geen twijfel aan de goede trouw harer coryphaeen. Daartegenover stond Kuyper, de Calvinist, met eenChristocentrische conceptie, die heel den kosmos en dus vooral de Schrift beheerscht. De drang naar het organische komt in Natuur en Schriftuur beide voor het CaKinisme tot openbaring. Fu heel Knyper's .strijd k'-rkelijk, politiek en sociaal staat in dit toeken van het organische leven. l lij was een lieros van dit levensbeginsel, waardoor hij zic.'i i/edragen wist. Maar als iedere groote van ons geslacht bleet' hij niet slechts staan, zijn aangezicht gewend naar liet verleden. Met dit levensbeginsel van het historisch Calvinisme had hij nu den blik gewend naar de toekomst. A!s man van zijn tijd zag hij het moderne leven door die geestestoorts verlicht. Zijn Cal vinisme staat niet buiten den tijd, maar midden in het leven. Hij zocht steeds de aanpassing van het wezenlijk Christelijke aan de behocitcn des tijds, opdat zij geestelijk en zedelijk zouden worden vervuld. \Vie kan het laken, dat hij daarbij wel euns misgetast heeft? Maar in werkelijkheid was zijn streven steeds eene worsteling om aanpassing van de grondidëen van liet Calvinisme aan lieünoderne leven. Vandaar zijne doorgaande waardeering van al het grootsche en schoone der moderne cultuur, maar ook zijne blijvende erkentenis, dat zij /onder de zedelijke levenskracht van het Kruis des Verre/enen den vrede niet brengen kan. Fr was iets in hem, dat mij deed denken aan Tertullianus, die der wijsbegeerte gram was en (och zelve man van groote wijsgeerig'.1 kracht. Kuyper was leerling van Schollen. En was niet Scholten niet Hegelschen deesetn doorzuurd? In Kuyper was iets, dat aan Hegel herinnerde. Hij zelve wilde van die verwant schap niet welen. Met onwil wees hij het van zich, als ik er van repte. En toch loopt er door zijn gx'estesstrucümr een Hegeisclie ader. Methodisch vooral valt dit op. Hij is schepper van machtige composities, opende diepe perspectieven,stelde alle probleem in eigen licht. In theorie stelde hij exact onder zoek hoog, maar practisch werd menige oplos sing geboren uit den schoot eener wonderfijne intuïtie. Aan oude vraagstukken verleende hij zoo een nieuwen glimp, aan liet oude dogma een nieuwen glans. Hij zag de dingen niet meer in eng theologische grenzen, maar verlicht door den horizon zijner alomvattende wereld beschouwing. Daarin is ongetwijfeld eene wondere be koring, maar er zijn ook gevaren aan ver bonden, waaraan zelfs Kuyper niet altijd is ontkomen. Niet alles is geworden zooals Jn'j het in den opzet had gegrepen en geconstru eerd. Teleurstelling is ook hem niet bespaard en hij heeft illusies gekoesterd, die in des illusie verkeerd zijn en hem smarten des levens hebben gebaard, die des te dieper vlijmden, omdat zij van zijne dierbaarste geestesgewrochtcn over hem werden gebracht. Was Kuypi-r 'een: kenner der tjietischen?'1 Er zijn er, "die hem deze gave ontzegden, als hij te gul was geweest met zijn vertrouwen. Ik zou zeggen: ja en neen." Hij leefde in zijn eigen wereld en zag de menschen in haar licht. Hij leefde als in eene visie, verlicht door zijn blijvend contact met de wereld der Heilige Schrift. Als hij daarin de menschen zag, dan kende hij ze en kon hij ze teekenen naar het leven. Zoo verstond hij, als niemand anders, wat er leefde in het gemoed der massa, der Gereformeerden bovenal. Al schrijvend," hoorde ik hem eens zeggen zie ik ze voor mij." Het was hem als sprak hij steeds voor die duizenden stoere Calvinistische typen, op wier aangezicht de vlam der energie haar licht liet spelen op zijn woord. Hij vertolkte wat er leeft in het Calvinistisch volk. Hij was trotsch op zijne kleine luyden" en hij had hen lief. En zij zwoeren bij zijne woorden, hielden vast aan zijne adviezen, wier juistheid misschien niet immer, maar toch meestal proefondervindelijk bewezen werd. Ik weet het. In veler oog was hij een paus. Zij hebben niet opgehouden hem zóó te karakteriseeren. Ten laatste waren er zelfs onder zijne volgelingen, die meesmuilden over zijn despotisch juk. Ik zal niet ontkennen, dat hij soms liet sic volo, sic jubco" in toepassing bracht. Maar geleden daarvan hebben slechts zij, wier potenties omgekeerd evenredig waren aan hunne positie1-*. Met het klimmen der part'jmaclit kl"tn ook de invloed en met dien in vloed wies de partij. Fn daarmede onUvaaktein velen dedrang naar voordeel en eere. Juist daar in onderscheidde zich Kuyper, dat liij wars was van alle nepotisme. Zijne beste vrienden zelfs scheen hij soms met opzet voorbij te gaan. Bij Kuyper woog slechts partijbelang. Als een goed veldheer rekende hij slechts met de zege praal en niet met hen, die haar moesten be halen. Is het wonder, dat de middelmatigheid in stillen nijd soms een haat voedde tegen het juk, vooral dan als de knallende zweep tot gehoorzaamheid maande? Soms was er iets, dat aan déconspiraties herinnerde, die eenmaal Caesar vallen deden. Het is waar, niet altijd is hij billijk geweest, maar het onbillijkst was hij tegen hen, die hem het meest hebben .gevleid en den moed misten om tegenover hem waar te zijn, toen het tijd was. Theoretisch, was Kuyper een menschenkenner als weinigen, maar practisch was l1.ij dit niet. Hij was te gevoelig voor lof en blaam om vriend en vijand immer te onderscheiden met klaarheid. En croot is het leed, hem daar door meer dan eenmaal overkomen. Zoo stond KtiVpcr als depcrsonificatiezijner partij en dus i n voortdurend conflict met allen, die buiten en binnen de partij z;ch tegen hem stelden. De worsteling met zijne tegenstanders in beginsel heeft hem steeds gesterkt. Uit zulk een strijd keerde hij machtiger terug, omdat zijne geestverwanten zich er door bevestigd ge voelden in hunne aanhankelijkheid. Maar het conflict niet wie hem omringden, was niet steeds voor het partijleven zegenrijk. Naast hem was er voor geen ander plaats. Fn dit niet, zooals wel gezegd werd, om zijn verwaten eer- en heerschzucht, maar om de redding van de eenheid der partij, om het behoud der dis cipline, onmisbaar voor de kracht tot slagen. Hoc juist hij daarin zag, bewezen zijne laat ste jaren, waarin langzaam de tucht losrafelde en de teugels niet altijd zoo vast in zijne hand waren. Er was een beginsel van ontbinding, dat eene inzinking baarde, die de Antirevolutionaire Staatspartij de hegemonie deed inboeten, die zij op Protestantsch Christelijk .terrein politiek hejeft gehad, zoolang Kuyper's leiding effectief was. Zij had deze verkregen door het organisatorisch genie van haar leider en door de inspireerende kracht harer be ginselen. Doch het feit, dat de verslapping zijner hand onmiddellijk reageerde in eene daling der partijkracht, toont meer dan iets anders, hoe innig zij was saarngegroeid met haar Leider en hoe onevenredig groot zijne' beteekenis was voor haar leven. Gezond was deze verhouding niet, maar verklaarbaar alleen uit het geweldig overwicht zijner emi nente persoonlijkheid. Hoe gansch anders was hij dan Groen, de edele aristocraat, de wijsgeer-historicus, die het ChristenvoSk liefhad, en het terrein heeft geëffend, waarop Kuyper kon ingaan. Groen was een Christen, maar geen theoloog. Hij zocht naar de volksziel, maar bleef een veld heer, die niet steeds een leger had. Kuyper, de Calvinist met belijndheid, kon het Gerefor meerde volk uit zijne eenzame verstrooiing samenbrengen en maakte het tot een volk, dat zijne saamhoorigheid kende. De vaak bespotte en om hare slaafschheid gesmade Deputatenvergadering was zijn wapenschouw voor den aanvang van den slag. Zij toonde een dikwijls ontroerend beeld van sociaal voelen, van een machtig eenheidsbesef, dat den wil der enkelingen overmeesterde. Daar heerschte geen slavernij, maar straalde de lichtglans van het eene, aan allen gemeene geloof in het politieke ideaal, dat de massa wenkte tot den strijd. Daar waren geene slaven, maar de vrijheidshelden van het Calvinisme, die zich schaarden rondom hun veldheer. Van sla vernij kwam eerst sprake, zoodra de Deputatendag van een wapenschouw dreigde te verTi/DGENQOf EN l l l «^ r l . l l l , l ERZBERGER IK Het derde gesprek met den Keizer had een groot jaar later plaats. Andere omstandigheden waren er toen, in de Octobermaand van 1918. Het parlementarisme, door Erzbergers actie tot een begin van leven geroepen, werd bij den nood van het vaderland werkelijk in het staatsleven ingevoerd. Maar het einde was nabij van dat staatsleven in zijn oude vormen. Erzberger had zich niet onbetuigd gelaten sinds hij het idee van een parlementaire meerderheid in den Rijksdag, om vaste richting te geven aan de politiek, tot ver wezenlijking had gebracht. Zijn plan om een vrede tot stand te brengen had hij voort gezet. Het Vaticaan hield in het midden van Augustus 1917 de oproeping tot de strijdende volken voor een verzoening. Erzberger was daarbij gekend. Hij trachtte de Duitsche regeering tot een bepaalde openbare verklaring te bewegen over de toekomst van België. Daarop kwam het aan in die zomermaand van 1917, volgens zijn oordeel. Hij rekende stellig- op de ver vulling. Nog altoos gold.jn zijn gedachte, zijn woord: Verschaf mij' een onderhoud met Lloyd George, en de vrede is in een paar uren klaar. Maar zijn verwachting werd bedrogen. Van Duitsche zijde ondervond hij door de leger leiding in alle opzichten tegenwerking. Wan neer hij voordrachten wilde houden om het publiek voor te lichten en voor te bereiden, ontving hij het verbod om over de belang rijkste punten te spreken; men onthield hem de kennis van de gewichtigste stukken bij de onderhandelingen met het Vaticaan, zoodaf hij den-draad" verloor, en over Belgiëzweeg men zoo stil en zoo lang, tot de tijd kwam dat men niets meer had te zeggen. Hij gevoelde zich uitgeschakeld; en toch zoodra men hem noodig had, zoodra men het niet kon stellen buiten zijn handigheid en zijn geschiktheid om formules te vinden voor samenwerking tusschen verscheiden par tijen, riep men zijn hulp weder in. Erzberger is betrokken geweest bij de onder handelingen welke plaats vonden, toen Von Hertling tegen het einde van 1917 tot Rijkskanselier werd benoemd en bij de be sprekingen, in dien tijd gevoerd, omtrent de politiek te voeren tegenover de Bolsjewiki in Rusland. En van Von Hertling moest hij dadelijk bemerken dat het zijn plan was hem in de kou te laten", en wat de Rus sische politiek betreft, zag hij al spoedig in hoe het dubbelzinnige gedrag van Duitschland tot groote gevaren moest leiden. Hij ging zeer pessimistisch denken. Hij zag de dingen op een helling die naar den afgrond moest voeren. In Berlijn werd voortdurend een dubbel spel gespeeld. Onder de omgeving van den Keizer en bij den Keizer zelf was noch een vaste wil, noch een klaar verantwoordelijkheidsgevoel tevinden. Erzberger haalt, bij gelegenheid van Hertling's Kanselierschap en het beroepen van Rijkodagsledcn in het ministerie, de volgende woorden aan van Valentini. 's Keizers Kabi netschef, tot een van zijn vertrouwden: De hoofdzaak hij ai het gedoe is, dat wij den Keizer in goed humeur houden; die heele parlementariseering is toch niets anders dan een vertooning voor enkele maanden; na afloop van den oorlog komt alles weer terecht, en de Keizer alleen zal dan precies zoo regeeren als hij het voor richtig houdt. I let is toch anders uitgekomen, merkt Erzberger bij deze uitlating op. Bij de bondgenootcn van Duitschland heerschte overal ontstemming, omdat men de houding der Duitsche regeering niet be greep. Het was niet alleen de . Ooste-nrijksche Monarchie die aan een afzonderlijken vrede begon te denken, ook Bulgarije verloor zim goede gezindheid, en Erzberger vertelt ons van Taiaat Pasha, den Turkschen grootvizier die woedend als een stier"in Berlijn verschijnt. Waar loopt de vredeszomer van 1917 op uit? Het naspel is bij de Entente-inogcndheden de vereeniging van alle commando's onder Foch, en in Duitschland door Ludendorff de voorbereiding tot den formjdabelen aanval tegen Calais en Parijs van het begin 1918. En het is het oude deuntje, opnieuw aan geheven. De woorden waren anders, maar het wijsje klonk hetzelfde. Werden de men schen in 1917, bij den scherpen duikboot oorlog, gepaaid met het refrein: binnen zes maanden smeekt Engeland op zijn knieën om genade, thans luidde het: Foch verbruikt zijn reserves, hij houdt geen man meer over, de vijand is in onze macht. De goede Michel gaf zich over aan zijn droomen. Erzberger was niet van zijn twijfel af te brengen. Hintze, die Kühlmann ais staats secretaris voor Buitenlandsche zaken op volgde, moest hem in het midden van Juli gerust stellen met zijn verklaring: Maar ik heb me tot Ludendorff gewend met de zeer preciese vraag of hij er zeker van was met de tegenwoordige aanvalsmethode den vijand volledig en beslissend te overwinnen? Hij heeft toen een bepaald en klaar ja!" gesproken.. Maar dat klare verflauwde binnen de maand. Reeds had Er/berger uit het hoofdkwartier toen zeer ernstige tijding ontvangen. -Feu vrede, heette het daarbij, zoo spoedig mogelijk is niet langer meer een wensch in de lucht, maar hij is de noodzakelijke, voorwaarde voor ons verder bestaan. Wij hebben een nieuwe regeering noodig, steunend op een aanzien lijke meerderheid in de volksvertegenwoordi ging, een regeering die niet zal worden uit gelachen, maar die men zal vertrouwen, wanneer zij bereid is tot vrij groote opoft'e ringen, l leeft liet dan zin den oorlog zoolang vol te honden, tot wij, uit gebrek aan men schen en hulpmiddelen, op genade en ongenade de wapens moeten neerleggen? Schoon is hef voorzeker nicl veel te moeten opgeven, maar het vooruitzicht is toch beter dan een onvoorwaardelijke overga;;'. De regeering in Duitschland kon niet en dorst niet. De Keizer maakte alleen de gevolgtrekking dat men een geschikt tijdstip moest kiezen orn niet den vijand in overleg te treden, de Rijkskanselier won wachten totdat in het Westen weder een overwinning was behaald, hij had het steeds in den mond: nog een beetje te wachten" een bemiddeling door Holland werd gezocht, een propaganda in Duitschland, voor den vrede, werd georgani seerd. Men deed alsof men nog tijd had. En Ludendorff drong aan: als men de dingen nog eenigszins .in de hand wilde houden, was er geen oogenblik meer te ver liezen. Een plan echter had men niet. Op dat moment greep Frzberger weder in. Om de bemiddeling van Holland gaf hij niet veel. Men had daar eindelijk genoeg gekregen van Duitschland, was zijn be vinding. Het zou beter zijn om terug te keeren tot den voorslag van het Vaticaan in Augustus 1917. Daarmee zou men Oosten rijk, dat op het punt scheen af te vallen, bij het verbond houden. Maar de hoofdzaak was een nieuwe regeering te vormen, steunend op de meerderheid van het Parlement, een regeering van de meerderheid, met zuiver omschreven beginsels en een zuiver omschre ven doel. Hij is het geweest, Frzberger, die een programma opmaakte ter vereeniging van Centrum, liberalen en sociaal-democraten. Hij was het die in de onderhandelingen werd betrokken tot vorming van een ministerie. l lij was de noodigc man. .,Hertling is te oud geworden", zeide de Keizer en hield ziin indruk niet onder zich. l lortling liad afgedaan. :-!(> September l'HS had Frzberger het programma gesteld, dadelijk is het door de partijen aangenomen, l October had de samenkomst plaats van de vier hoofden der partijen niet den Kabinetschef van den Keizer. De keus van zijn lieer voor Rijkskanselicr, deelde hij nu'e, was t'evalien nn Prins Aiax van Baden. Nu moest men echter niet gaan denken dat de parlementaire meerderheid zou gaan regeeren. Den Keizer mocht men toch niet dwingen. En vooral, men mocht hem toch niet aandoen dat een man als Erzberger minister werd.... De omgeving van den Keizer was in niets veranderd. Maar de Keizer liet weten dat'hij Erzberger gaarne als lid van het Kabinet zag, en ook Ludendorff verlangde van hem het offer om in het ministerie te treden. Zoo nam hij het Staatssecretariaat, Buitenlandsche zaken, aan. Andere machten beschikten echter reeds over Duitschland. Prins Max van Baden had eerst de regeering willen vormen en de ver anderingen in de constitutie willen aan brengen eer hij overging tot de vredes onderhandelingen, maar Ludendorff liet hem niet tot adem komen: ieder uur uitstel was een verhoogd gevaar voor het vaderland. 5 October ging reeds de eerste nota aan Wilson over zee, op militair .commando," gelijk Frzberger het uitdrukt. Voortaan lag het lot van Duitschland niet meer in handen der eigen natie. Wij wisten," schrijft Erzberger, dat men, zelfs in dit tijdstip, ons in de hoogste kringen alleen voor goed genoeg hield om de verantwoordelijkheid voor de aanstaande ellende te dragen." Is hij in die stemming tot het onderhoud gegaan waartoe de Keizer zijn ministerie noodigde in het slot Belleviie? De Keizer hield er een aanspraak door zijn nieuwen Kabinetschef opgesteld, en na zijn algemeenc verklaring sprak hij enkele minuten ieder der ministers afzonderlijk aan. In het gesprek met Sclieidemann sprak hij over zijn 'lerinneringen aan Kassei, met Erzberger sprak hij over den dood van zijn zoon. Over politiek i/i die hoogst ernstige dagen g-een woord! Het was 21 October; met November kwam voor Frzberger de tijd dat hij zich onaf gebroken, bij wapenstilstand en vredesonder handelingen, in dienst stelde van het vader land en als dank den haat" inoogstte van zijn landgenooten.... Wij nemen hier afscheid van deze proble matische Natur." W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl