Historisch Archief 1877-1940
13 Nov. '20. No. 2264
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
AMSTERDAM'S ANNEXATIES
Teekening voor De Amsterdammer" van Joh. Braakensiek
Isaac van den Dam: ,,Hé, Tellegen, heb je nog geen tel(le)gen genoeg ?"
iiiiiiiiiiiiiiminnMiiiiinmniMimiiniimnminiiminiiiiiniiiiiiHiiiitimim
iiitmmiimi
Dank zij het gelukkig initiatief der N. V.
Het Concertgebouw" wordt bij de l Suste
verjaring van Beethoven's geboortedag te
Amsterdam en in Den Haag aan' een buiten
gewoon belangrijk bestanddeel van zijn le
venswerk, de kamermuziek, ruimschoots aan
dacht geschonken. En deze cyclus van con
certen blijkt voortreffelijk voorbereid : de
onderscheiden perioden in de
scheppingswerkzaamheid van den meester op program na
program vertegenwoordigd, de keuze uit den
overvloed van werken met veel beleid vast
gesteld, de uitvoering toevertrouwd aan kun
stenaars en ensembles van naam,
uitbinnenen buitenland, het programma-boek geredi
geerd op een wijze, waarop misschien een
paar gegronde aanmerkingen te maken zijn,
maar die toch over 't algemeen zeer dient te
worden geprezen !
Ik heb slechts enkele der Concerten tot
dusver kunnen bijwonen : den sonate
avond van Willem Andriessen en Louis
Zimmermann en de kwartet-uitvoeringen van
het Rosé- ensemble en de Hagenaars.
Andriessen en Zimmermann samen moesten
we mér op het podium der Kleine Zaal zien.
Zij zouden dan geraken tot een volmaaktheid
van samenspel, die men nu nog niet verlangen
mag. Nu reeds waren er momenten van op
merkelijke eenheid. De samenwerking van zoo
innig-muzikale instrumentalisten als deze twee
moet wel van het allereerste samengaan af
iets zeer boeiends opleveren. Er was hél
veel verrukkelijks in hun spe', en hun in elk
iiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiitiiiitiiimiiiiiiiii iiiiiniiii iiiiiiiiiiiiiiiiiii minimi iiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiit IMIIIII umi IIHIIII
vroege morgenuur tot aan den avond, al de
lange trage uren door.
Kom ik er dan nooit uitV" dacht hij ver
drietig, terwijl hij zich dieper in zijn jas
schurkte om den wind die met plotselinge
hevigheid rond een straathoek gierde, vreet
't dan zoo in me, dat het 't laatste beetje goeds
nog opvreet?" Maar weer dacht hij aan zijn
wonderlijk-stille avonduren in de
lamplichtbeslotenheid, wanneer zijn zie! kon uitwieken
over alle grenzen heen en sterker dan zooeven
doorschoot hem de vreugde. Tegen de almeer
aansluipende grauwheid van den avond in
trachtte hij deze innerlijke lichtheid vast te
houden. Wel woelde daaronder als een donkere
dreiging dit denken : Een paar uren, een snip
per, een kruimelke. . .. wat is dat naast het
zware brok van den dag V Wat is de bleeke
schijn van die twee, drie uren naast de lange
donkere werkelijkheid V Maar hij wilde doof
zijn voor dien immer manenden roep, hij wilde
dezen vleug van lichten moed niet laten glip
pen voor de donkere vertwijfeling van zooveel
dagen en nachten.
In zijn kamer stonden de dingen al
vergrauwd in avond. Toch sloot hij den laatsten
valen dagschijn nog niet buiten om als de
eindelijke diep-verlangde vertroosting het
lamplicht over de dingen te doen uitschijnen.
Uitziend over het armelijk verschiet van nat
geregende daken onder iichtloos
hemeigrijat hij zijn boterhammen, de plichtmatig af
gepaste en dronk ziin thee, die ongekookt
ditmaal doch lauw boven ren halfdood lichtje
stond. Dan riep hij op het al donkere gangetje
boven aan de trap en wachtte tot de talmige
dikke juffrouw onder een traag-zeurend bab
beltje, dat geen antwoord scheen te verlangen,
het eetgerei had weggeruimd. Toen sloot hij de
gordijnen, langzaam en zorgvuldig, hield den
afgestreken lucifer boven de gaslamp, zag hoe
met een plof het licht van onder de
roud-papieren kap uitstroomde en de kamer vulde. Een
glimlach omgleed zijn mondhoeken toen hij aan
de tafel schoof en voor zich, midden in de
lichtuitstrooming het boek opensloeg. Hij vouwde
de smalle witte handen eromheen en boog het
hoofd erover. Om hem stond, als een huis.
de stilte.
Hij las overgegeven, verzonken in zijn lec
tuur. Soms was er in de kamerrust het
kortknappende geknetter van het houtwerk of
het kraken \an zijn neten stoel en gestadig
ging over hem het ruischend gesuize! van het
gas, doch het raakte zijn bewustzijn niet, dat
ver boven dit alles uitgestegen \\a-,
Over hem koepelde de groote dag, bleek
blauw en zonnig en een goudige najaar-damp
walmde tusschen de boumen van de
rocrlooze lanen, waarin geen windzucht zong.
eruchtloos gingen zijn voeten over de groene
weekheid van grastapijten, loom-hellend naar
wijde witte waterbekkens. Hij snoof den
kruidig-prikkelendeu geur van vochtige aarde
en dorrend loof. En hij zette zich aan den rand
van het bassin, waarin het water uitlei in
klare effenheid, waarover geen windademing
een rimpeltje trok. Maar een goudgeel blad
kwam in schokkende dwarreling neergevaren
tot hpt tiacTpn bh'pr on do pft>n-<7roenc
<oippcHET WERKELIJKE LEVEN
DOOR
MARIE SCHM1TZ
Hij stapte de natgeregende steenen
bordestreden af vóór het hooge grijze kantoorge
bouw, dat eigenlijk een oud patriciërshuis
was. Gevel, gangen en trappen droegen nog
het merk van de ingetogen weelde, den
statigen praal der voorouders, maar de weidsche
kamera waren door piéttitlooze handen ge
schonden en een zeer modern
business-gerucht vervulde de hooge ruimten, die van ver
leden stilte spraken. Maar nu lag achter hem
alles in zwijgen, want vandaag was hij de
laatste die huiswaarts ging.
Hij zette zijn kraag op. want er viel een fijne
motregen en van de druipende herfstboomen
keilde de wind, die met stuivende rukken
langs de smalle gracht gevaren kwam, groote
droppen omlaag. Een grijze schemer begon
al te vallen, verder weg in het donkere gracht
water spiegelde zich in dooreenglijdende
kringels en strepen het gele licht van een al
aangestoken lantaarn.
Naarmate hij de buitenstad naderde, boden
de straten almeer den troosteloozen aanblik
van een stad in najaarsregen in het uur tus
schen licht en donker. De winkels, meest
kleine nerinkjes, waren nog niet verlicht en de
simpele burgerwoningen, tot ziellooze cliché's
aaneengerijd, stonden naakt en schamel in
den natten nadag.
Een huiver overliep hem en hij moest zich
met al zijn krachten schoren om zijn innerlijk
niet in deze vale troosteloosheid te voelen
wegzinken. Hij moest den weerzin verduwen,
die hem bekroop wanneer hij dacht aan zijn
kaal kamertje met het afgeloopen zeil en her
gebloemd behang, met de gekookte thee op
het lichtje en de afgepaste boterhammen met
worst en koek. Maar hij dacht aan zijn boeken,
hij dacht aan de zoete innigheid van het lamp
licht over ziin tafel, en de vreugde schoot in
hem op.
Maar weer strekte dat andere de
glibberigkoude glijdende voelarmen naar hem uit, dat
andere dat hem had heel den langen dag, het
vale minderwaardige gehate bestaan. Weer
hoorde hij om zich heen den
pedempt-kletterenden roffel der schrijfmachines, het geslif
van voeten over den hout-granieten vloer,
het gerucht van stemmen, luide en gedempte,
die over en door elkander gingen, het geklater
van geldstukken op de marmerplaten voor de
loketten. En hij zag het 's zomers
groeniggedempte, 's winters nuchter-naakte licht
dat van de gracht af door de hooge ramen
binnenvloeide. En hij voelde den dompen druk,
-Hp Hrtffp rlpnrpcsip Hip nipt afüpt van hpt
ling. Als kwam plotseling een teeder trillend
leven over de blinkende klaarte gevaren, wiek
ten rimplende kringen in al sneller deining uit,
tot zij flauwden en in ijlte vervloeiden. En hij
staarde naar het goud-gele blad op de
roerlooze groene doorschijnendheid als naar een
brozen droom van schoonheid.
Een luider knetteren van het hout kraakte
door de stilte. Een schok voer hem tusschen
de schouderbladen, hij zag op. Aanvankelijk
staarden zijn oogen in de leegte, dan zag hij
plotseling in den rooden schijn van de lamp
de gele en bruine bloemen op het grijze be
hang. Hij hoorde den tik van het kleine houten
klokje en turend naar de wijzerplaat zag hij,
dat het al half tien was. In halve bewustheid
voelde hij de moeheid van den langen werkdag,
maar zijn oogen gingen alweer omlaag naar
het boek. Nog niet !" dacht hij, hartstochte
lijk zich klampend aan het ene begeerde,
nog een enkel uur!'' Maar hij voelde hoe
diep onder alles een vale moedeloosheid hem
al beloerde ; als een hoon sneed door zijn den
ken de vraag : ,,En dan?" En hij kon het visi
oen niet weren, het grauwe, dat al klaarstond :
de korte nachtvergetelheid en dan de lange
trage schrikkelijke dag. Maar nog wist hij
haa>tig neer te drukken wat als een nieuwe
wanhoop dreigde, weer vouwde hij de. handen
rond het boek en la:-.
En voor hem uit lijnden de lange rechte
lanen, eenzaam en plechtig. Maar achter de
ijlte van de laatste stammen zag hij de oranje
viamming gloeien van de lucht in avondbrand.
Als een belofte lokte het hem, vreugde en
verwachting doorsidderden zijn hart. En het
leek of, naarmate hij naderde, de gloeiende
schijn zich verdiepte, een vurig rood, een zwaar
:-affraan-geel. een diep-smeulcnd purper kwa
men opvlammen en uitvloeien over het vloei
end koperrood. Sneller gingen zijn voeten en
ziin adem, zijn wijde i.njgcn gulzig dronken de
heerlijkheid die hij naderde. Tot plotseling
het geboomte zich voor hem opende en daar
voor hem lag, als een glanzend-stille droom,
de groote vijver, spiegelend in de kleuren van
den hemelhrand de trotsche rijzing van het
kasteel.
Roerloos stond hij en aanschouwde de
weidsche heerlijkheid die daar voor hem open
lag. Achter het kasteel glooiden de diepgroene
grasgazons zachtkens weg tot waar de
droom*ti!ie populieren een muur van
tluweelig-donkere schaduw bouwden. Over het trillende,
glansheldere vijvervlak dreven de purperen,
oranje en groene reflexen van den hemel.
Maar een zingend leven kwam deze
roer]o"Ze schoonheid dourvloeien, een leven dat
als o)i te ademen -eheen uit de ruischende
nooiiien en .-truiken, uit de donker wordende
aarde, uit de steenen droom, die het kasteel
was. Het was een stille vage muziek als van
violen en hoog-klare stemmen, naderend van
ver. zwellend a's een windsuizing die door bla
deren nadert. Hij luisterde, zoete melodieën
begonnen in hem uit te zingen. Al nader kwam
het en hij richtte den blik naar den overkant,
waar de al schemerige nissen der lanen boog
den. En plots zag hij deze schemering gevuld
met de vlottende lichtheid van blank-luchtipe
opzicht meesterlijke voordracht van het Ada
gio in de Sonate A. gr. t. Op. 30, No. 1. zal
ik me bij voorkeur blijven herinneren.
Het Haagsche Strijkkwartet" vindt in
deze concerten-reeks een bijzonder zware con
currentie. Maar men heeft goed gedaan met
het naast de meer beroemde ensembles een
plaats te geven. Ik heb het met genoegen en
waaraeering gehoord ; de Groote Fuga Op.
133, waarmee Beethoven ontegenzeggelijk de
grens der verklankingsmogelijkheden van het
strijkkwartet heeft overschreden, brachten de
Hagenaars althans met pittigen durf en kloek
«Man uit.
Arnold Roséen de zijnen, gedurende vele
jaren in onzen kring zér gemist, brachten
kunst van den allereersten rang. Samenspel,
beantwoordende aan de hoogste technische
eisenen, en van een uiterst zeldzame gevoelig
heid. Welk een schitterend violist is de leider,
maar hoe voortreffelijk ook secondeert Paul
Fischer; wat weet hij zijn beteekenisvolle
trekjes met fijnen smaak op den voorgrond te
brengen, en met wat voornamen toon!
Anton Rusitzka voorts doet bijzonder mooie
dingen als altist, en Friedrich Buxbaum's
cello-spel, op zichzelf reeds zér hoogstaand,
is bepaald een wonder van aanpassingsver
mogen.
In de groote zaal van het Gebouw, op de
.abonnementsconcerten, heeft allereerst een
hernieuwd optreden van Arnold Schönberg
de aandacht getrokken. Veel afwisseling is er
niet in wat hij na een veeljarige componisten
carrière te bieden heeft. Verklarte Nacht" und
kein Ende ! Ik hoorde het knappe stuk nu
voor den derden keer, en vond het ditmaal
rijkelijk lang. Ik geloof niet, dat het bij her
haalde uitvoering wint. Overigens : ik begrijp
?er niets van, dat Schönberg, die duidelijk
genoeg getoond heeft, met muziek van een
dergelijke makelij sinds lang geen vrede meer
te hebben, toch nog telkens weer met dit stuk
voor den dag komt.
Het opus der Fünf Orchesterstücke" kre
gen we nu in zijn geheel, en ik kan er alleen
dit van zeggen, dat ik het zelfs niet interes
sant," maar eenvoudig foei-leelijk vind. En dat
het naar mijn inzien een schande is, voor der
gelijk gedoe de artisticiteit der orkestleden en
hun nobele .instrumenten te misbruiken. Ik
blijf nog steeds aannemen, dat deze
muziekmakerij van Schönberg geen boerenbcdrog is,
maar 't is op 't kantje !
Na de pauze op denzelfden avond : de
Vierde van Mahler. Ah, welk een contrast !
Ik heb van deze uitvoering, die door Dopper
met veel verve en in den echten Mahler-geest
geleid werd, zér genoten, al liet mij Birgit
Engell's zang in het finale ook volkomen koud.
Bepaald hinderlijk vond ik haar coquetteeren
met het timbre harer lagere tonen.
Op een ander concert gaf deze zangeres een
zeer aannemelijke uitvoering der bekende
ariauitMozart's II re pastore." Ziedaar haar
emplooi ! Mahler kan zij niet zingen ; getuige
de geduchte tegenvaller, dien zij ons bereidde
met Wo die schonen Trompeten blasen" en
Ich atmet' einen linden Duft."
Wer hat dies Liedlein erdacht?", och
ja, dat ging nog.. ..
Dit was een concert van Dopper, waarvan
me i n de eerste plaats een uitmuntende,
vvarmmuzikalc, den bouw duidelijk uitbeeldende
vertolking van Strauss' veel te weinig gespeeld
Toondicht Also sprach Zarathustra" bijblijft.
Een nieuw stuk van den dirigent van dezen
middag, Adagio mesto", sloeg niet in , en het
zal denkelijk nooit inslaan, want, zoo ergens,
dan past hier de kwalificatie mesto", wee
moedig", neen : treurig," Bovendien ver
moeit dit, gelijk ieder ander, complex van
korte variaties in grooten getale. Het stuk is
zeldzaam knap van bewerking en
instrumentatorisch is het al hél bijzonder. Er zijn ver
rassend-niéuwe tinten in, vooral hoogst op
merkelijke grijzen." Van deze compositie
Detni-Saisons f 85.
SMIT & C0., P. C. Hooftstraat 66
iimmiiiiiiiMimi
gewaden, niet het vlug en gratievol gebaren
spel van ranke en fijne meisjesfiguren, met
het statig-harmonieus bewegen van hooge
vrouwengestalten.
Het wijde diep-groene open rond het kasteel,
langs de boorden van den kleur-kaatsenden
vijver vulde zich met dit plots aanvlottende
leven. Maar terwijl hij in ontroerde bewonde
ring dit vlottend gaan en komen een muziek
van beweging bestaarde, zijn oogen
indronken de praal der wijde zijden gewaden,
der vlinderluchtige kleedjes, de schoonheid
dier edelgedragen hoofden, met hun sierlijke
lijn van haarwrong en door haarband tezamen
gehouden krullen, was daar eensklaps in dit
luchtiglicht beweeg de drom van donkerder
schoonheid : edelen in hoofschen zwier en
pralende kracht naast de blanke teederhcid
der vrouwen. Hij zag de korte fhiweelen bui
zen met zijden lint en kanten lubben, de de
gens met hun glans-uitslaande gevesten, de
hooggekapte rijlaarzen en de rijke
allongepruiken onder de bevederde groote hoeden. En
hij zag den lach die over de gelaten ging, de
hlinking en lokking der oogen, hij zag haat
flitsen in een blik, en donkere dreiging, en hij
?zag de smachting in diepe vrouwenoogen. En
hoe een donkere mannenarm zich boog om
smalle meisjesschouders en twee gingen lang
zaam, verloren in de schemering der lanen.
En durend ontstroomde hem, zachter en
luider, de muziek als uit ongeziene bron.
Toen hij het hoofd ophief stond de kamer
als een wezenloos ding om hem heen. De leege
stoelen, het blinkend-bruine bazar-kastje
met zijn pronk van wit-met-gouden beeldjes
en groote rose schelp, stonden doelloos tegen
den hebloemden wand geschaard. Er leek
een ijle leegte te hangen in de schemerroode
hoeken, onder het vage plafond. Het kleine
houten klokje telde met opdringende regel
maat de snelle seconden af, maar noch dit,
noch het stage suizen van het gas vermochten
de stilte aan te randen.
Hij zag om zich heen als zocht hij. Er leek
hem iets op onnaspeurlijke wijze veranderd,
neen het kwam hem voor dat er iets gebeurd
was, dat van alle dingen plotseling het aan
zien gewijzigd had. Half twaalf!', zegde hij
zich toen zijn oogen langs het klokje geglipt
waren, doch schoon hij wist dat dit beduidde
het onherroepelijk einde van den avond en het
weer naderen van het nog slechts door weinige
vergetelheidsuren weggehouden gehate, zegde
dit hem niets. En diep in zich speurend naar
de hem immer nu beloerendej en besluipende
wanhoop, vond hij deze niet.
Dieper leunde hij in zijn stoel terug en schoof
het hoek een eind van zich af. Bewust voelde
hij hoe de knmerwanden rond hem stonden
en hij gaf zich over aan de ruischelende stilte.
Maar wat doorzong die stilte met een wezen
lijker stem? Het was de ijle muziek van violen
en hoog-klare stemmen, het was de
windruisching in de popels, het was de diepe toon
van mannenstemmen en mannenlach. Zijn
oogleden zakten, hij glimlachte. Boven het
roodbruine kasteel was de lucht klaar groen
geworden, gelige reflexen trilden op het
vijvervlak, l.'it de onen vensters en deuren van het
zal Dopper, dunkt me, geen plezier beleven."
Maar met die bedoeling schreef hij ze ook niet.
Wél zal het stuk, naar ik vertrouw, bij
iedere nieuwe, door artistiek willen-begrijpen
gedragen uitvoering vermeerderde waardee
ring vinden
Mijn korte aanteekeningen van dezen keer
besluit ik met de vermelding van een ten deele
door mij bijgewoond Zondagmiddagconcert
in de Ronde Luthersche Kerk, waar ik het A
Cappella Koor Bel Canto" onder leiding van
Alphons Vranken Sweelinck en Palestrina
hoorde zingen : mooi in stijl, zeer beschaafd en
met verblijdend-juist klankbegrip. Vranken,
die een sterken koor-dirigenten-aanleg bezit
en bovendien veel goed over koorleiding heeft
nagedacht, doet met de scholing van dilettan
ten in dezen voornamen stijl uitmuntend werk.
H. J. DEN HERTOG
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIlllllltllüllllMlllllllllllllllllllllllllltlllMIIII
Inhoud van de Nov.-Tijdschriften
Elsevier's Maandschrift: J. Knoeff, Het
Etswerk van Corn. Bega. Joh. Tielrooy,
Qeorges Sabbagh. Max Eisler.Oud-Weenen.
Dr. Raimond van Marie, Kunstlievende
vorsten uit Italië's verleden. kHélène
Swarth, Verzen. Ernest Claes, Pastoor
Munte. P. H. Ritter Jr., De ijlende reis.
Ernst Oroenevelt, Het Vreemde. Bep
van der Harst, Bedevaart. J. J. van Geuns,
De ivoren fluit. Kroniek. H. R., D.
Th. J. en C. V., Boekbespreking.?Tentoon
stellingen.
Nederland: J. B. Meerkerk, E. J. Potgieter.
Jan J. Zeldenthuis, Langs de oude wegen.
Anton van der Stok, Soos-kletsers. ? A.
B. van 'Tienhoven, Het afscheid van de
Lange.?Louis Reyers, Opstanding. Proza.
Boekaankondiging. Edward B. Koster
en Wouter Hulstyn, Verzen.
Onze Eeuw: Balthazer Verhagen, De
Bacchanten. Mr. Oerbert Scholten, Recht.
Prof. dr. J. Lindeboom, Thomas More en
zijn Otopia. Mr. P. Otten, Pan. Mr.
J, C. van Oven, Aanteekeningen op [de
Wereldgebeurtenissen.
De West-Indische Gids: Jhr. L. C. van
Panhuys, Luchtvaart in Guyana. Dr. H.
D. Benjamins^ De grenzen van Suriname.
Mr- R. Bijlsma, De karteering van Suriname
ten tijde van Gouv. van Aersen van
Sommelsdijck. Jhr. L. C. van Panhuys, Een
man van de Daad. Boekbespreking.
Vragen van den dag: Dr. Jansen, Luther's
Huwelijk en huiselijk leven. H. W. Heuvel,
De ruïne der kapel van Vragender en haar
omgeving. Dr. H. C. Rogge, De Verj
ngung". van E. Steinach. Ds. K. Vos, In
memoriam I. J. de Bussy. M. D. J. van
Doorninck, Gedroomd gesprek. Johannes
Reddingius, Over Jacob Winkler Prins Mid
dentijd. 'C. Ewings-Mazel,*Het geneeskundig
onderzoek voor het huwelijk. Constant
van Wessem, Napoleon over Waterloo.
Vragen des Tijds: Mr. C. W. Star Busmann,
Het ontwerp-zeerecht. Mr. A. v. d. Kop
pel Jr., Hervorming van ons strafstelsel voor
volwassenen. C. P. van der Sluys, De
rechtstoestand*der ambtenaren. F. J. van
der Molen, Het dreigend tekort aan onder
wijzers. Mr. E. van Raalte, Binnenl.
Overzicht.
Nederl. Munt
Hollands beste 1O cent sigaar
lllllllllllllllIlmlIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIINIIIII
kasteel stroomden golven muziek naar buiten,
lichten ontbranden in de ruime zalen.
Tusschen de velen ging hij, langzaam op den ca
dans der muziek, als gedragen door de licht
heid van een droom. Hij hoorde den diepen
klank van zijn lach, hij voelde de stille statig
heid van zijn gang, het warme glanzen van zijn
oogen. Hij voelde zich door het leven omslui
ten in een onverbrekelijk verband.
Langzaam bewegend als een die gaat in
droom, stond hij op. Hij sloot het boek en
legde het weg, hij schoof zijn stoel tegen de
tafel, ruimde wat slingerende kranten en
wond het klokje op, als iederen avond. Dan
draaide hij het gas uit, schoof de gordijnen
open en staarde langen.tijd naar het donkere
sterlooze stuk nachthemel. Om zijn lippen
zweefde de bestendige glimlach en de glans
in zijn oogen doofde niet.
In de rust van het bed, toen-de slaap hem
al omvangen kwam, in die flits-korte
opflikkering van helderheid tusschen wake en slaap,
wist hij : Nu heb ik het werkelijke leven gevon
den, voor altijd.
De vale dag, die niet tot lichtheid stijgen
wilde, vloeide traag door de hooge
kantoorramen binnen, legde hier en daar een bleeken
glimmer op het houtvernis of het metaal van
een copiêermachine. Dieper in het vertrek
brandde al een wit-omkapt gaslicht. Er ging
stadig het rellend gerettel van schrijfmachines,
waarin soms even een vlaag van driftige stem
men opstreek ; aan een der loketten telde een
bediende met moeitelooze radheid veel klin
kende rijksdaalders op het marmer uit en een
breedgeschouderde buikige chef gaf een luid
ruchtige schrobbeering aan een schuchter
bediendetje om een begaan verzuim.
Over zijn boeken gebogen, rustig werkend,
hoorde hij heel dit leven rond zich heen zieden.
Maar hij voelde hoe het hem onberoerd liet,
als had eenzaamheid een beschuttenden kring
rond hem getrokken. Even lichtte hij het ge
zicht op, zag de dingen en menschen van alle
dagen in het glanslooze licht; het bleef zijn
geest ver en onwezenlijk. Hij hoorde het la
waaiig gebulder van den chef en het
hakkeligbang gepraat van het bediendetje als ware het
een verhaal uit een boek.
Dieper boog hij zich over zijn boeken, boog
hij zich over zijn eigen ziel. Geluk vloeide in
hem uit, zooals in den morgen het licht uit
vloeit over de aarde. Er was geen vulgair
rumoer van een zielloos leven, er waren geen
leelijke en banale dingen in den glansloozen
dag, dit a)!es was niet dan een schemerige en
leege schijn. Maar hier, in hemzelf waren du
rend, hij wist het, schoonheid en geluk, die
het eenige, het werkelijke leven waren.
Gedeponeerd Handelsmerk
Oit merk op Uwe
rookartikelen garan
deert U kwaliteit.
VOOR ENQROS:
JAN AARNOUTSE
UI A A n