Historisch Archief 1877-1940
N°. 2265
Zaterdag 20 November
A°. 1920
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekosten
INHOUD : 1. In de sfeer der vaagheid.
door Prof. Dr. . W. Kernkamp.
Tijdgenooten: Margo t, door Dr. W. O. C.
Byvanck?Halve waarheden op bouwkundig
gebied, door R. P. f. Tutein Nolthenius,
2. De ondergang van het Avondland, door
Erich Gutkind Onder't vergrootglas, door
Jordaan Krekelzang, door j. H. Speenhoff
Buitenl. Overzicht, door Prof. Mr. J. C.
van Oven 3. Spreekzaal: Beroepskeuze door
C. P. Kruyff?Het Lied van Schijn en Weezen,
door Dr. Fred. van Eeden 5 Voor Vrouwen
(red Elis M. Rogge) Louise de
Coligny-tentoonstelling, door Prof. Dr. H. Brugmans
Voor de meisjes-boekenkast, door Elis. M.
Rogge Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse
7. Carl Spitteler bekroond, door Dr. Fred.
van Eeden Japansche Verzen, door W.
H. de Roos Dramatische Kroniek, door
Top Naeff 9 Schouwburgpauze, door Edw.
Katan De Platteiandsafgevaardigde in de
Tweede Kamer, teekening, van eorge van
Raemdonck 11. Boekbespreking, door Prof.
Dr. J. Prinsen J.Lzn. en Jhr. Mr. H. Smissaert
13. Wij en de dieren, door Dr. J. E. Enk
laar Techn. Rubriek: Zuurstof 'en stikstof
uit de lucht, door Dr. J. F. van Oss 14.
Jaarboek Ned. Amb. en Nijverheidskunst,
door Otto van Tussenbroek Een Boek
der Dromen, door Dr. E. Slijper Schil
derkunstkroniek, door A. Plasschaert. 16.
Het netto-rendement van div. Ned. en Ned.
Ind. Staatsleeningen, door J. D. Santilhano.
17. Sporttentoonstelling, door C. F. van Dam,
met teekenir.gen van Is van Mens 18.
RuizeRijm van Charivarius-Charivaria Uit het
Kladschrift van Jantje Onze Puzzle
Brieven uit Italfë, door Nuchterling.
Feuilleton : Verhalen van de strand-paiochie,
door Johan Koning 19. De Vrede tusschen
'talie en Joego-Slavië, teekening van Joh.
Braakensiek. Muziek in de Hoofdstad, door
H. J. den Hertog.
Bijvoegsel: Na Kuypers dood, teekening
van Joh. Braakensiek.'
IN DE SFEER DER VAAGHEID
Wie gehoopt hadden, dat bij de
algemeene beschouwingen over de
staatsbegrooting voor 1921 het vraagstuk
van de nieuwe partijvorming der vrij
zinnigen iets nader tot zijne oplossing
zou worden gebracht, zijn bedrogen uit
gekomen.
Althans tot dusverre. Maar de heeren
Treub en Marchant hebben reeds over
de fusie" gesproken ; juist van hen
mocht men verwachten, dat zij de
quaestie uit de sfeer der vaagheid
zouden overbrengen naar die van het
concrete ; nu zij daarin niet zijn ge
slaagd misschien hebben zij er
zelfs niet naar gestreefd en vermeden zij
opzettelijk liet aangeven van scherpe
grenslijnen is er weinig kans, dat
anderen het hun zullen verbeteren.
Van de vrijzinnige partijen hebben op
dit oogenblik alleen de Unie-liberalen
nog geen deel genomen aan het debat
over de algemeene politiek ; maar zij
toonden nooit eenige voorliefde voor
het zetten van de puntjes op de i
en zullen vermoedelijk ook in dit geval
aan die gewoonte wel niet ontrouw wor
den. De heer Dresselhuys, die voor de
Vrije Liberalen het woord voerde bij de
algemeene beschouwingen, had over
de fusie" niets in het midden te bren
gen ; misschien waren de partijen, die
straks zullen samensmelten, wel over
eengekomen, dat alleen de heer Treub,
de vader van het fusie-denkbeeld, het
kindje in de Kamer ten doop zou hou
den.
Hoe het opgroeit is voor de sociaal
democraten niet onverschillig; maar
niemand verwacht van hen, dat zij
wenken voor de opvoeding zullen geven.
De heer Schaper heeft dit dan ook niet
gedaan ; en ook de heer Troelstra ,die
nog aan het woord moet komen, zal
zich wel van raadgevingen daarom
trent onthouden.
Evenmin bestaat er voor de partijen
van rechts aanleiding, zich in het debat
over de fusie te mengen. De heer Treub
had in den aanhef zijner rede betoogd,
dat de samenhang tusschen de par
tijen van rechts minder hecht was ge
worden en dat, nu de schoolstrijd was
uitgevochten, liet cement was vervan
gen door gewone mortel; maar ook
volgens hem zag het er toch nog niet
naar uit, dat de coalitie zou worden
opgelost en hare bestanddeelen zouden
willen medewerken tot een andere par
tijvorming dan die op grondslag der
antithese. Ten overvloede heeft de
heer Nolens nog eens bevestigd, dat de
rechtergroepen er niet aan denken,
de samenwerking te verbreken. Wij
hadden dit dan ook niet verwacht, al
mocht de samenhang tusschen de groe
pen van rechts nog veel losser worden
dan hij op het oogenblik reeds is, de
samenwerking zullen zij elkaar niet
opzeggen, zoolang die hun goede kansen
biedt in het bezit der regeeringsmacht
te blijven. Het vraagstuk van een nieu
we partijvorming zal voor hen even
als dit trouwens bij de vrijzinnigen
het geval is geweest eerst urgent
worden, wanneer er voor hen geen uit
zicht meer bestaat, het
regeeringskasteel te veroveren.
Zoo mag men dus aannemen, dat
in d.e Kamer over de fusie liet voor
naamste reeds is gezegd en kan de
vraag worden gesteld, en beantwoord,
in hoeverre het daar gesprokene hech
ter grondslagen heeft opgetrokken voor
den opbouw, hetzij van een vereenigde
vrijzinnige partij, hetzij van twee, door
verschil van economisch inzicht ge
scheiden vrijzinnige partijen.
Voordat de algemeene beschouwingen
in de Kamer aanvingen, stond reeds
vast, dat er een einde behoorde te
komen aan de onzinnige versplintering
der vrijzinnigen; niemand heeft er
voor gepleit om den toestand, zooals hij
thans is, te bestendigen ; een ieder heeft
de wenschelijkheid van een nieuwe
partijvorming erkend.
Waarover de meeningen echter ver
schilden, was de vraag, of alle vrijzinni
gen in ne partij moesten worden sa
mengebracht, dan wel of de voorkeur
behoorde te worden gegeven aan eene
groepeering in tweeën.
De heer Treub had, in de bekende
redevoering, die hij in Juli 1.1 voor de
vergadering van den Economischer!
Bond hield, betoogd dat de tijd was
aangebroken om de verschillende vrij
zinnige partijen en de niet op eenigen
dogmatischer! grondslag georgani
seerde belangengroepen en vrouwen
organisaties hetzij te doen samen
smelten tot ne partij, hetzij tot een
zeer nauwe samenwerking te brengen.
Tegen het fusie-plan is van verschil
lenden kant bezwaar geopperd. De
Nieuwe Rott. Courant verklaarde meer
te gevoelen voor een groepeering der
vrijzinnigen om twee kernen : die van
de partij der Vrije Liberalen en van den
Vrijz. Democr. Bond ; in het orgaan der
vrijzinnig-democraten werd onmiddel
lijk te kennen gegeveii. dat deze partij
er niet aan dacht haar zelfstandig be
staan op te geven; schrijver dezes
heeft de vorming van een vrijzinnig
allegaartje bestreden in zijne artikels
over ,,Nieuwe Partijvorming" (in de
Amsterdammer, van 17, 24en31 Juli 1.1.)
Wij betoogden daarin, dat de heer
Treub in gebreke was gebleven een
stevigen economischer! grondslag te leggen
voor de door hem bepleite vereeniging
van alle vrijzinnigen; wat hij had aange
voerd ter adstructie van de gelijkheid
van denkbeelden op ? economisch ge
bied, die de samensmelting van alle
vrijzinnigen tot ne partij zou recht
vaardigen, noemden wij ten deele een
plirase : liet eenstemmig denken over
de noodzakelijkheid om het funda
ment van ons volksleven te versterken,
ten deele iets zuiver negatiefs : het niet
aan banden leggen of op zijde willen
schuiven van den particulieren onder
nemingsgeest en het zoo spoedig moge
lijk willen beperken van de bemoeiin
gen van den staal, met handel en ver
keer.
Naar onze meening, waarvan wij in
de aangehaalde artikels uitvoerig re
kenschap hebben gegeven, verdiende
een splitsing der vrijzinnigen in twee,
door economisch inzicht gescheiden
partijen de voorkeur boven een samen
smelting ; c och wij voegden daar uit
drukkelijk aan toe, dat wij die split
sing alleen dan zouden toejuichen,
wanneer beide partijen haar econo
misch programma scherp zouden for
muleeren, en waarschuwden tegen
verflauwing der grenzen, waartoe wij
eenige neiging meenden te bespreuren,
zoowel bij den heer Treub als bij de
vrijzinnig-democraten.
Tot ons leedwezen heeft bij de alge
meene beschouwingen in de Kamer
noch de heer Treub een meer positieve
formuleering gegeven aan de econo
mische meeningen, waaromtrent over
eenstemming moet bestaan tusschen de
vrijzinnigen, die hij in n staatkundig
verband wil vereenigen, noch de heer
Marchant een scherpe scheidslijn ge
trokken, die de splitsing der vrijzinni
gen in twee partijen aannemelijk kan
maken. Daarom schreven wij, dat het
vraagstuk van de nieuwe partijvorming
in de sfeer der vaagheid is gebleven.
Een nadere beschouwing van de
redevoeringen der beide partijleiders
moge die meening rechtvaardigen.
De heer Treub heeft twee richtingen
aangegeven, tusschen welke men zal
hebben te kiezen : de eene wil de eco
nomische grondslagen van de maat
schappij door de gemeenschap doen
beheerschen; de andere wat zij
wil, wordt alleen in het negatieve aan
gegeven : zij vreest, dat bij een derge
lijke overheersching de persoonlijke
vrijheid in het gedrang zal komen.
Welke overtuiging men omtrent het
onkenbare moge zijn toegedaan, men
zal hebben te kiezen tusschen deze
beide richtingen."
Blijkens de aangehaalde woorden is
de heer Treub van meening, dat ieder
een, welke zijne godsdienstige over
tuiging ook zij, voor de door hem aan
geduide keus wordt gesteld, ook dus
de aanhangers van de rechtsche par
tijen ; ,,het gaat nu niet meer om de
vraag, bij welke kerk men is aangeslo
ten ; dit tijdperk ligt achter ons," al
zullen de godsdienstige overtuigingen
zich bij ons in het politieke leven meer
doen gelden dan elders.
De partijen van rechts denken daar
echter anders over; de economische
vraagstukken geven bij hen niet den
doorslag; in het vraagstuk van de par
tijvorming heeft de keus, zooals de
heer Treub die stelt, practisch alleen
beteekenis voor de vrijzinnigen; zij
zullen moeten beslissen of zij den weg
naar links willen inslaan, die naar de
(iverheersching der gemeenschap leidt,
dan wel den heer Treub willen volgen op
het pad naar rechts, waar de persoon
lijke vrijheid niet wordt belemmerd.
Er zullen vermoedelijk een groot aan
tal vrijzinnigen zijn, die ervoor bedan
ken zich deze keus door den heer Treub
te laten opdringen. De richtingen, die
hij heeft aangegeven, zijn de beide uiter
ste : absolute
gemeenscliapsoverheersching willen alleen de communisten ;
de sociaal-democraten zullen er niet
allen van gediend zijn ; onbeperkte
handhaving der persoonlijke vrijheid
verlangt misschien een enkele verstokte
conservatief, maar zelfs onder de vrije
liberalen zullen velen deze leus niet
willen aanvaarden.
Voor zeer vele, en wij zouden wel dur
ven schrijven voor de meeste vrijzinni
gen, is het niet meer de vraag, of zij een
oeel van hunne vrijheid willen opoffe
ren aan het gemeenschapsbelang en
of het gemeenschapsgevoel moet worden
versterkt ten koste van het eigenbelang,
maar in. welke mate dit moet gebeuren
en in hoeverre de prikkel van het eigen
belang kan worden verzwakt zonder
dat de gemeenschap er schade bij lijdt.
Maar wij zouden den heer Treub
onrecht aandoen, indien wij hem, al
geeft dan ook zijne laatste Kamerrede
daartoe aanleiding, zouden indeelen bij
de fanatieke verdedigers van de per
soonlijke vrijheid en het particulier
initiatief.
Het tegendeel blijkt uit n van zijn
jongste geschriften.
Maar daarover in een volgend artikel.
KERNKAMP
HALVE WAARHEDEN OP
BOUWKUNDIG GEBIED
Halve waarheden zijn gevaarlijker dan heele
leugens. Door heele leugens toch laat zich het
gezond verstand niet licht verschalken, maar
bij halve waarheden boezemt de ware helft
zooveel vertrouwen in, dat de leugenhelft
gemakkelijk doorslipt.
Partijleuzen bijv. zijn bijna altijd zulke
halve waarheden. Ook die op bouwkundig
gebied. Vooal bij deze is het moeilijk de leugen
helft van de ware helft te scheiden, want daar
toe is meer dan gezond verstand, óók kennis
noodig. En het valt dus gemakkelijk leeken te
bedotten.
Van een dier halve waarheden wordt in den
jongsten tijd veelvuldig misbruik gemaakt.
Deze n.l. : Men kan zich niet in oude stijlen
indenken ; wie dus heden ten dage in ouden
stijl wil bouwen, moet slaafs navolgen, of levert
gebrekkig, eigenlijk stijl-looswerk.
Het is volkomen juist dat wij ons niet meer
verplaatsen kunnen in een volmaakt verleden
tijd. Tegen die ware helft der stelling is dan
ook niets in te brengen. Maar de gevolgtrek
king bevat de leugenhelft. Daarvoor zijn be
wijzen gemakkelijk te vinden. Neem bijv.
de grieksche stijlen : die van het Parthenon, die
van het monument van Lysistratus. Deze
slaafs na te bootsen, ware onzin. Met de Griek
sche beschaving, zijn die stijlen als zoodanig
ondergegaan. Maar zij zijn herleefd ; (';;
anderen vorm. Een nieuwbakken rijk kwam
tot grooteren bloei dan ooit Griekenland kende.
Het Romeinsche volk, dat geheel anders
voelde en dacht, voor heel wat grootere vraag
stukken stond, moest bouwkundige oplossin
gen zoeken ! Waar die te vinden?
De thans in Nederland in het leven geroe
pen schoonheidscommissies zouden zeker den
Romeinen scherpelijk verboden hebben naar
den Griekschen stijl om te zien. Immers in
dien stijl, ,,als zijnde eene vormgeving aan de
schoone gedachte, welke opgebloeid is uit de
cultuur van dien tijd, en niet door de cultuur
dezer (Romeinsche) dagen geïnspireerd," zoude
slechts imitatie en veelal mindcrwaarig
netmaaksel kunnen geleverd worden. (De gecur
siveerde woorden, zijn niet uit een duitsch
handboek genomen, doch uit liet verslag der
Haagsche gemeenteraadszitting van 2
Scpt1(J20).
Gelukkig waren de Romeinen vrije mannen,
werden democratisch, en niet dictatoriaal
geregeerd. Onbekommerd pasten zij dan ook
de rieksche stijlen toe, deze echter geheel
naar eigen behoeften en inzichten wijzigend.
Allerminst minderwaardige namaaksels" !
Schitterend en heel oorspronkelijk werk, ge
lijk iedereen weet.
Maar zal men tegenwerpen tusschen de
rieksche tunica, en de romcinsche toga was
het verschil niet zoo heel groot. De overgang
was dus min of meer geleidelijk. En inderdaad,
bij het te niet gaan der romeinsche beschaving
scheen het gedaan te zijn met den
grecoromeinschen stijl. Eerst kwam de Romaansche,
toen de Gothische. Doch daarna? Op nieuw
herleeft de ten doode opgeschreven stijl,
llllllllllllllliliiiiittiiiiiiiiiiilliiiiiiiiiillllllltlllliiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiii
11 HtllllHI III Uil Illllllllll IHIIIIIIIIirillllllllllllllllliiiiilll
IIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIII"IIIIIIIIIIIIIMIIIMIII|IIIIIIIIIIIII|I1|MI1IIIIMIIIMMIIIMIIIIIMII
MARGOT
l
'n Veertig jaar geleden stond er en het
staat er nog een nieuw gebouwd kasteel in
den oud-Schotschen baronnen stijl, een aantal
mijlen ver van Edinburg, op een eenzame plek,
wiid alsof er geen beschaafd land meer achter
lag. De heigrond kwam tot aan het park en
rees in hoogten na hoogten die steeds weer
uitzicht gaven op een golvend heide-verschiet.
Het kasteel had oneindig veel torens en to
rentjes en steile daken en zou een fantastische
verschijning zijn geweest als het niet eerder
nog den indruk had gemaakt daar uit een bouw
doos voort te zijn getooverd.
Het behoorde aan een rijk geworden
fabriekant uit Glasgow die voordeelig had gespe
culeerd en het goed droeg den eenvoudige
poè'tischen naarr van The Glen. Sir Charles
Tennant was de eigenaar, van burgerlijke fa
milie, een man van geweldige drijfkracht die
aan zichzelf genoeg had en niet taalde om de
opinie van andere menschen. Die daar in de
omtrek woonden, aristocratisch gezind, moch
ten de radicale Tennants niet; waren zij niet
aanhangers van ladstone en vertegenwoor
digden zij niet het booze principe in de maat
schappij !
Daarenboven hadden de meisjes van het
gezin de reputatie van erg wild te zijn et los,
wat de Engelschen per antithese noemen :
fust girls.
Het zijn de twee jongsten van de vijf meis
jes die ons hier aangaan, Laura en Margot,
en van die beiden is het eigenlijk alleen Margot
welke ons interesseert.
Die twee, er waren ook broers, maar wij
zullen hen op den achtergrond laten, Laura
en Margot vormden de aantrekking van the
uien, toen de oudere zusters gehuwd waren,
en heel goede en voorname huwelijken hadden
zij gedaan.
Dit stond vast : wie in de Vallei" te gast
kwam verloor zijn hart aan Laura of aan
Margot, soms aan de twee tegelijk, liet waren
onvergefelijke flirten. Zij waren er met hun
ziel bij, zij wonden zich op en zij wonden zich
weder af.
Waarlijk, niet de eersten de besten maakten
hun opwachting. Wij hooren de namen van
Lionel Tennvson, Artluir Balfour. George
Curzon, eorge Wyndham, Harry Cust, Lord
Houghton, Alfred Lyttelton, om enkelen te
noemen ,want een lieele melkweg van sterren
verschijnt aan 't firmament boven de vallei.
lis ne mouraient pas tous, mais tous
taient t'rappcs
Alfred Lyttelton, de neef van (iladstone,
meest belovende van alle jonge mannen voor
de toekomst, vooraan in alle spelen van geest
en lichaam, een soort van Engelschen Apollo,
een beetje bedorven, leuk en- onverschillig
voor sentiment, had zich laten vinden om den
tocht naar the lcn te ondernemen. .Aan een
diner te Londen was hij naast Laura gezeten,
haar praten had hem bekoord. Ziet men haar
portret het komt voor in het leven van
Alfred Lyttelton door zijn tweede vrouw ge
schreven, dan begrijpt men welk een
ii.etoovering van haar uitging. Zij was een snoesje
met een idealen blik en een opgewckteu geest,
verliefd var, '/.'m, en vroom vervuld van wan
hoop en van zelfverwijten over de slachtoffers
die ze maakte. Zij trok Alfred aan. Hij gini;
naar het Schotsche baninncnkastecl. omdat hij
een hart van leer" had. zooals hij aan zijn
vertrouwden verzekerde. Maar bij liet eerste
bezoek bleef hij een paar dagen langer dan hij
had gedacht, en bij het tweede hcznuk lagcti
hij en zij in elkanders armen. Zij waren ver
loofd en zij waren een ideaal paar.
Margot heeft tot den uitslag den stoot ge
geven. ,,lk hoor hem trommelen op den piano
in de duiventil" dat was de zitkamer van
de twee zusjes, zoo genoemd omdat zij daar
altijd kibbelden en vochten --- zei zij tot Laura,
die haar kwam vragen wat zij aan moest doen
voor liet diner, (rek- direct je w; f f c
uioiis.seline aan en zeg iets vriendelijks tegen den ar
men kerel, hij moet van avond naar Londen
terug." - Het witte mousselientje en de
sprekende ideale oogen hebben 't gedaan.
Nu kan ik dan over Margot spreken.
Zij was niet mooi. Zij had veel idee van
zichzelf, en zij had genoeg aan zichzelf, maar
tot haar grooten spijt - - zij had het van ande
ren gehoord en van zich gezien -?zij was niet
mooi, zij was veel erger. Om het iu dienst
boden-taal uit te drukken, zij was als meisje een
astrant wild ding.
Opvoeding heeft zij bijna niet gehad. De
vader had zijn plannen in zijn hoofd, de moeder,
wat schuw teruggetrokken, hield zich vrien
delijk en apart en zag verschrikt haar kinderen
als eendjes te water gaan. Margot klom in alle
hoornen, wandelde onvervaard op de ijzing
wekkendste plaatsen van het dak, reed met
haar pony het huis binnen, leerde de
rijtuigpaarden kunsten waarbij zij hun beunen bra
ken en had tegen iedereen haar hooge vrije
woord. Zij is wel op school geweest, ook in
het buitenland, maar zij bleef alleen waar het
haar lustte en zoo lang het haar lustte. Zij was
ecu heiden, een kind van de heide, (ingetoomd
en ruim en geen beschaafd land er achter.
Als een echte bewoonster van the (ili'ii
had /.ij de vaste overtuiging onweerstaanbaar
Ie zijn. (iaau we niet samen een wandeling
maken? ----- vmeg d f bezoeker. ---. Uitstekend,
zeide Alargol, maar geen declaratie onderweg,
niet waar V - Ik denk er niet aan. verklaarde
de bezoeker, (jocd, zei Margot en gat' hem
een arm.
Later, zoo vertelt zij, heet'l diezelfde man
uu; bekend dat hij er a'd'irr H ver had lunvit
denken, hoe hij het aan zou leggen om mij
ten huwelijk te vragen.
Zij waren zoo onschuldig, de meisjes !
en zij geneerden zich niet, omdat zij onschul
dig waren. Wanneer er logeergasten waren en
de moeder die met haar gezondheid sukkelde,
al om elf uur naar bed ging, trokken de meis
jes IJK-t de heeren naar hun slaapkamer,
het vuur werd opgestookt, het gas zoo laag
mogelijk gedraaid en men ging elkander spook
geschiedenissen vertellen, de meisjes op het bed
gezeten, de heeren op den grond of op ecu stoel
als zij er een konden vinden. Zoo bleef men
tot twee uur bijelkaar of later nog.
De menschen van de streek vonden het on
gepast. Maar een oudere heer van het gezel
schap die autoriteit had, zag er geen kwaad in.
Waarom zou men het dan laten?
Het eerste heel groote verdriet dat Margot
trof, was de dood van haar zuster Laura. Die
harde pijn, die vernietigende wreedheid van
het levenslot heeft haar diep in zichzelf ge
dreven.
Laura is, in 1880, in het kraambed gestorven,
na een jaar van een ideaal huwelijk. Margot
heeft de omstandigheden van dien dood in
haar dagboek uitvoerig beschreven zij
waren vroeger rees gedeeltelijk in Lyttelton's
leven gepubliceerd ----- maar men kan zoo'n
verhaal niet in weinig zinnen samenvatten ;
iets ----- dat wil zeggen : alles van de schrikwek
kende majesteit van den dood, van de
tecderheid en van de heilige scherpte zou daarbij
te loor gaan. liet degelijke zielsgemis heeft
ruimte uoodig.
Zij hoorden bij elkander, Laura en Margot,
zij waren samcugegroeid. Zij \vas veel mooier
dan ik, erkent Margot, ik had meer verstand,
maar wat beteekent dat voor een
menschenwe/.en ? zij bezat daarentegen iets, wat ik lang
heb gedacht dat ik geheel miste, zij had in
vloed np de menschen, en kon hen tot inzicht
brengen. Die goede Margot ! zij kwam altoos
z^i direkt op de menschen at'en ging zoo dicht
met haar zeliverzekerdheid bij de menschen
staan, dat zij terugschrokken. Invloed werkt
alleen op eenigen afstand.
Nu, in haar schrijnend leed, zocht Margot
de ruimte, zij ging van Londen naar de Schot
sche vallei terug.
Eerst had zij nog beproefd een afleiding te
vinden door het opzoeken van fabrieksmeisjes
in het Easrend der hoofdstad, haar hart trok
haar naar de eenzaamheid van de heide. Daar
was zij dag aan dag van 's morgens vroeg tot
tegen den avond met haar boek, haar maal
en haar cigaretten. Zij deelde haar eten dik
wijls met landloopers en herders, aan den weg
gezeten. Geen strooper en schaapherder die
haar niet kende.
Eens bracht een oude herder haar pony terug
die weg was geloopen, zonder dat zij er van
wist. Hij keek haar aan, rustig en lang; hij
kende haar verdriet en het mooie grijze hoofd
schuddend legde hij zijn hand op haar schou
der: ,,Kiud, niet strijden ! Het is zoo, het strij
den helpt niet."
Het was het medelijden van de heide.
Maar ik zou vergeten haar gesprek met lad
stone.
De oude staatsman was met zijn vrouw een
bezoek komen brengen aan de Tennants in
Londen om zijn deelneming te betuigen.
Mevrouw Gladstone, die wist hoe Margot
aan Laura was gehecht, zeide met goedigen
tact : Laat William met Margot eens samen
gaan praten '" En William, diep in de zeven
tig, klom de trap op naar Margot's boudoir.
Daar bleef hij voor het venster staan, en van
zelf werd er over Laura gesproken. Heel een
voudig en zoo ernstig eerbiedig voor den dood !
l lij luisterde met gebogen hoofd. Later heeft
zij hem in haar chaise naar Downmgstreet
gebracht en lang omgereden en vroolijk zich
met hem onderhouden. Hoe vriendelijk was
het afscheid ! Zij had het hart van den met
zorgen overladen staatsman veroverd.
Laaf ons nog meer van haar willen hooren 1
W. G. C. B Y V A N C K