De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 20 november pagina 18

20 november 1920 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

18 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 20 N,v. '20. - No. 2265 ClCRRETTES TJIT ItlET "VAIST iilillllllUliliumiiillMIIMMiililll PENELOPE (Fragment) Muze, vermeld mij den man in ervaringen rijk en in listen, Die ons beveiligen kan tegen daimonikoi (paganisten). Zing mij dan, Muze, de maar' van de macht en den moed en de hope ! Droef stond Penelope daar (in den regel genoemd Penelope). Droef, want de Meester was weg, de Kolos, de geweldige strijder, Daarom, met wijs overleg, zag zij uit naar een anderen Leider. Zie, zoo nu gaf de Godin, de klaar-oogige Pallas-Athena, 't Denkbeeld Penelope in van den boog; van den boog van Messena. Plotseling snelt zij terug naar 't Paleis met den goudencn toren ; Rap, als de vogelen vlug, haalt zij weg den veerkrachtigen horen. Als zij, een oogwenk alleen, zich het hart heeft ontlast van de droefheid, Spoedt zij ter zale zich heen, nu getooid met het masker der stroefheid. En den veerkrachtigen boog overhandigend hun, die daar wachten, Noodt zij hen statig en hoog te beproeven om beurten de krachten. Hij, die zijn sterkte bewijst," zoo ontsnapt aan den wal harer tanden, Krijgt wat hij wil, wat hij eischt, uit.mijn eigene vorstlijke handen." En als de zwoegende troep dan bij beurten den boog tracht te spannen, Monstert zij peinzend de groep, en ziehier wat zij denkt van die mannen Kolinios bidt en werkt, en daar kan de Parteia niet buiten, Hij wordt door godsvrucht gesterkt en door Petroleontische duiten. Phrysios ook is vertrouwd. Maar Penelope heeft al berekend, Dat op de keper beschouwd deze Held niet zoo heel veel beteekent. Haemskarchileus komt daarna, ? maar Penelope neemt dien man vast niet : Hij was een Broeder, nou ja, maar het deeglijke wagenschot was 't niet. Idiobyrgias dan? om cle macht van den vijand te fnuiken ? Neen. Dat 's een eerlijke man, en zoo iemand is nooit te gebiuiken. Zoo peinsde Penelope, en de zaalbogen welven zich wijder.... Buiten dreunt dondrend de zee, en de zeewind zingt: Waar is de Leider?" C H A R i v A R i u s CHARIVARIA Om half twaalf stoomden we Utrecht binnen, en stapten daar over in den geaedstaanden trein voor Amsterdam. Reeds hangende buiten het portier raampje hadden we gehoord, dat er ongelukken waren voorgevallen." (O. H. C.) Hulde. Alleen het overstappen zou Charivarius hun na kunnen doen. De N. ft. C. duidt de verdienstelijkste ? staatsburgers soms aan op een wijze, die allerminst navolging verdient, b.v.: Dan had men ook nog de verkla ringen van den politiespeurhond Van Ledden Hulsebosch." De volgende mededeelingen hebben vcor ons niets verrassends: Dat de Spaansche Griep zich in onze gemeente meer en meer uitbreidt, blijkt wel hieruit, dat vele ingezetenen door deze ziekte zijn aangetast." (Onze Eilanden) Toch bleek de gezochte inderdaad de gezochte te zijn." (N. C.) Het schip is door de vorst inge vroren." (Tel.) Men vertelt van een onderwijzeres, die op haar examen Fransch den zin: La malheureuse reine te concha sur une bolte de paille, aldus vertaalde: De ongelukkige koningin ging liggen op een strooien laars." (Hbl.) Wij zouden er nog minder van terecht gebracht hebben, want wij erkennen blo zende niet te hebben geweten, wat te concher" is. Intusschen vermeerderen de teeke nen, welke er op wijzen, dat de slag boom, die Midden-Europa buiten den Volkenbond houdt, spoedig vallen zal. IIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIMIIIIIIIIIIIIIIII MllllllllllllllMHIm ' Men weet, dat Engeland het toelaten van de Centrale mogendheden bepleit." (N. v. d. D.) De slagboom is al lang gevallen. Dat houdt ze er juist buiten. Llovd George beloofde den mijn werkers terstond de twee shilling per schoft uit te keeren." (N. R. C.) Voor dat bedrag zouden wij ons zoo niet laten uitschelden. Wij hebben dikwijls naar een goede definitie van het begrip brand" gezocht. In een Amersfoortsch blad vonden wij de volgende, die ons nog niet geheel bevredigt: In verband met de woningnood is iedere brand een verlies aan ruimte." Te koop een toom beste biggen, na 4 uur thuis." (Adv. Winsch. Ct.) Wij zouden er gaarne bij vernemen welke dag hun jour is. Verloofd: Kaatje, Smit en Willem van Houten, Verzoeke van rouwbeklag verschoond te blijven." (Adv. Msb.) We hadden er geen plan op. Ze moeten 't nu zelf maar weten. De regels zijn hexameters (hexameter rijmt niet op ijzervreter, maar op ik ga met V), vijf dactielen, lang-kort-kort (?^^) met een naslag, maar ze zijn veel mo >ier dan de klassieke, want ik laat ze rijmen, in 't mid den en op 't eind, iets wat Homerus nooit gelukt is. Ziezoo, dit is nu genoeg kouwe drukte over een rüize-rijm. iiiiiiiiiiiiiiiiiitiliiiiiiiiiiilliiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii minimum l n Goede oplossingen zonden Mevr. L. de G. te Delfzijl en P. te R. (in dichtregelen). Laatstgenoemde won den puzzleprijs. Van de rekenkundige puzzle kwamen nog de volgende oplossingen in : D. A. v. A. te Haarlem, Mej. A. J. W. v. D. te Bussum, A. D. Jr. te Vlaardingen, A. K. J. S. te Haag, D. S. Jr. te Amsterdam, M. C. S. te Eerbeek, G. P. "T. te den Haag. Illtlllllllllltllllllll CORRESPONDENTIE W. te R. Wat ik bij Uw rijmen nog nooit opgemerkt heb, Uw vers van deze week loopt niet". Ten minste niet voor mij. Misschien zit de verklaring in den term ,, larnbisch-choriambisch",dien U er boven zet. Ik ben niet klassiek opgevoed, en begrijp die uitdrukking niet. Wilt U mij en misschien veel anderen verplichten, door die te ver klaren ? Antwoord. Gaarne. De iambe is de vers voet kort-lang (^?), de choriambe lang-kortkort-lang (?^-^?). De tweede en vijfde regel nu van elk couplet worden gevormd door zoo'n choriambe, met een voorslag: gapen zich aan, heden gewijd, kringetje klein, robbertje bridge, enz. Deze voet komt in Hollandsche poëzie zoover ik weet niet voor, maar mij klinkt hij wel lekker, en nu wou ik 'm eens probeeren, in navolging van een anderen ruize-rijmer,helaas o v erleden;Horatius bedoel ik. Die zwaaide 'm met een verbluf fende virtuositeit. Een beroemd voorbeeld is zijn herhaaldelijk een enkele keer terecht aangehaalde Carpe diem". In den regel waar dit staat, volgen nog twee choriam'-en. ..Carpe diem qiiam minimum credula post ero". Het Rijm van vandaag staat weer hoe heet dat ook weer? o, ja in het teeken van den klassieken versvoet. BERIJMDE OPLOSSING VAN P. TE R. De Juffrouwen hadden veel te verduren Op de kostschool der Dames van Sleen, Nonny was een meisje vol kuren, Jet een nufje van top tot teen. Wat Nonny en Jet niet bedachten Verzon wel een rakker als Qree En, al zou niemand 't van haar verwachten, Katrien deed aan alles moe. Cor, Mien, Stans, Cato en Ans Voltooiden met Adéen Jans 't Complot van echte boevenstreken, Die altijd naar de jongens keken, Die spiekten, snoepten, en, o zonde ! Soms cigaretten rookten als ze konden ! De andere zes van hun lokaal Werden met hen mee soms brutaal. Tot eens een nieuwe Juf met 'n bril, Vol wiskunde-kennis en sterk van wil Ze van elkander wist te scheiden, En vernuftig de zaken wist te leiden, Zóó dat ze zelden elkaar meer spraken En altijd rustig de straat overstaken. Natuurlijk kreeg zij den bijnaam frik" Maar Juffrouw van Sleen was erg in haar schik: Ze zette het lijstje van Frik" achter glas En hing het op in de zevende klas Zoo l c dag l 2e dag ? 3e dag ! 4e dag 1. 2. 3 i 1. 4. 13 i 1. 5. <) 1. 7. 15 4. 5. 6 l 2. 5. 14 [ 2. 4. 12 ' 2. 8. 13 7. 8. <) i 3. 7. K) 7. II. 13 : 3. 5. 11 10. 11. 12 i 0. 8. 11 i 3. G. 15 i 4. 9. 10 13. 14. 15 ; i». 12. 15 ; 8. K). 14 - 0. 12. 14 5e dag 1. 2. 4. 3. 5. mui 8. (i. 11. i). 12 7 15 14 e dag 1. 2. 4. : 5. 10. 13 , 3. iMimmiiiiiiiiiiiiii (i. C). 7. 8. 12. nniiiiii 10 n 14 15 13 7e dag 1. 2. 3. : 5. 11. 10. 4. 7. i 0. <». iiiliilllllllliiiii 14 15 8 12 13 NUCHTERLING OP REIS III Rome, 4 November Nationale feestdag heden, als een Zondag! Alle kantoren, alle magezijnen gesloten midden in de week, nadat we pas na den werkelijken Zondag twee heiligen dagen gevierd hebben met gesloten kantoren, musea, winkels, behalve die voor bloemen, want met Aller zielen werden ze zoowat leeg gekocht en was 't op de kerkhoven als een bloemenfeest vol lichtjes en kleuren ; en we zouden er zeker niet aan een herdenking der dooden gedacht hebben, indien we in 't zwart belanferde capucijner-kapelletje niet den heelen dag door het Requiem hadden komen zingen en het plechtige requiscat in pace." Vandaag juicht Rome, juicht Italië. Reeds 3 dagen geleden wapperden hier de vlaggen ; de stedelijke verhuizingen waren n.l. uitge vallen ten gunste der royalisten, en met groote letters kon met het op de aanplakbiljetten lezen : Roma ha vincti per se e per Italia." Toen men den uitslag vernam, hebben de meeste Romeinen hun driekleur uitgestoken. En vandaag vlagt heel de stad. Niet zooals bij ons, hier en daar een dun doekje en in de winkelstraten wat meer, neen duizende e duizende vlaggen van den eenen hoek der stad tot den anderen. Op de Piazza Venezia waren tribunes opgericht, stonden feestmasten, waaraan kleurige wimpels en koorden flad derden en bengelden. Uit alle oorden des lands waren verschillende corporaties toegestroomd, want de koning zelf zou op dezen tweeden ver jaardag van de laatste overwinning, die op de Oostenrijkers was behaald, de eereteekenen uitreiken aan hen, die dit alsnog verdienden en de hun toekomende onderscheiding nog niet hadden ontvangen. Met muziekcorps en vaandels waren ze naar Rome opgetrokken, sommigen zoomaar in hun werkpakjes, omdat ze geen betere spul letjes hadden. Om half 10 donderde het eerste kanonschot over de stad ten bewijze, dat de koning zijn paleis had verlaten. Reeds lang vóór negenen was de Piazza Venezia reeds afge zet door lanciers te paard, die naar eiken uit gang van 't plein een haag van 4 dubbele paardenrij hadden opgesteld, de lansen hoog, de blauwe vaantjes leutig wapperend in den wind. Welke prachtige uniformen hebben die lanciers met nog de oud-romeinsche helmen ! Ik had helaas geen plaatsje op de piazza kun nen veroveren, maar was rijkelijk tevreden met een staanplaatsje op het corto Umberto. Op het groote denkmaal Vittorio Emanuele en daarvóór waren alle corporaties en vereenigingen opgesteld, daar zou de koning de dapperen persoonlijk beloonen. De plechtig heid heeft twee uur geduurd. Precies om half 12 donderde weer het kanon ten bewijze, dat Z. M. huiswaarts keerde. Toen maakte een lange stoet zich gereed om de stad door te trekken. Hoe genoegelijk was deze drukte ! Niemand drong, iedereen was geduldig, men ruimde gaarne voor elkander nog een plaatsje in, waar dit mogelijk was. Agenten heb ik alleen waargenomen op de meer afgelegen pleinen, waar de trams niet verder mochten. In de corso's waren alle voertuigen verboden en liep iedereen dus rustig en zonder gevaar. Moeders tilden hunne kinderen op en de mannen hunne kleine, tengere vrouwtjes. Men behoefde als vreemdeling niet te vragen, welken weg de stoet zon nemen, daar er, goed zichtbaar, geel zand was gestrooid langs dien weg over de geheele rijbreedte der straat. Het gevolg was dat de menigte zich overal verdeelde. Daar kwamen ze aan ! De muziek schalde. Hier en daar hoorde men reeds een : ,,evviva !" Eerst de kapel, die prachtig rythmisch vroolijke marschen speelde, toen de hoop van Italië, de scantboys, die den marsch meezingen. Daarna volgden, telkens onderbroken door een muziekcorps, duizende corporaties met evenzoo vele vaandels. De stoet was meer dan een uur lang. Nergens agenten, alles marcheerde geregeld en prachtig op de maat van de marschmuziek, die ik nergens in Holland zóó heb hooren spelen. Nooit valsch, nooit uit de maat, alles uit 't hoofd, het volk dat meezingt. Je hebt moeite om je oude beenen stil te houden ! Dan weer een stoet van mannen die borden dragen met opschriften, die ik niet heb kunnen onthouden, doch die alle in va derlandsliederen toen waren. Eén heb ik goed kunnen lezen : Viva Gabriele d' Annunzio", en het volk klapte luid in de handen. De dichter vliegenier-patriot moge misschien dingen ge daan hebben, die de Italiaansche regeering wel eens moeilijke oogenblikken bezorgde, zijn alles overheerschende vaderlandsliefde heeft de harten der Italianen veroverd en ze dweepen met den poëet, niet minder dan zijn soldaten hem in Fiume op de handen dragen. Neen, dit in zijn kern gezonde volk wil nog geen revolutie, en zal op den duur niet blijven luisteren naar een heethoofdige minderheid. Plotseling en oorverdoovend handgeklap het volk applaudisseerde op straat als in een theater, bloemen wierp men van eenige bal kons. De hulde gold een officier, die zat op de schouders van twee soldaten, wiens borst letterlijk overdekt was met riderorden en me dailles. Hij was blijkbaar een zeer bekende figuur en koninklijke wuifde hij iedereen van zijn verhoogde zitplaats toe en bracht tel kens dankend het saluut aan de menigte. Een eind verder gold een zelfde eerbetoon een gewoon soldaat. Ook bij hem gingen de knoopen van zijn jas onder de ridderorde schuil. Jammer dat over dit alles vandaag geen Ita liaansche Zon straalde. Gisteren heeft de sirocco gewaaid en zijn heete adem over westItaliëheen getüazen. Vandaag telkens regen, maar om 11 uur verscheen toch even het.... Savoye-zonnetje, moet ik hier zeggen, ik wou haast schrijven : oranje-zonnetje. De stoet werd besloten met een muziekcorps en toen dit de marche des Gladiateurs speelde en de lanciers met de Romeinsche helmen den stoet sloten, waande ik me een wijle verplaatst in oud-Rome waar /nen met muziek en vlaggetooi feestelijk optrok naar het amfitheater en de stad vele dagen feest vierde. Met zijn oude paleizen en deze kleurige uniformen geeft Rome U volkomen 't visioen van de oude Romeinen stad, en toen ik een paar uur later langs het Colosseum reed, keek ik werkelijk verwonderd dat 't slechts een ruïne was. Maar dat bracht me terug tot de werkelijk heid. Op dat oogenblik heb ik mijn naam gehaat. NUCHTERLING IIIIIIIIIIIIIMIIIIIII KUHS7HANDEL JACK NIEKERK v/h Chef Goupil & Co. 23 & 25a Lange Houtstr. 's-Grarenhage MEESTERWERKEN VAH DE 17'a EELWSCHE,HAAGSCHE EH FRANSCHE SCHOOL IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIimlIllllllllllimilllllllllllllllHHIMIIMIII Illllllllllllllllllllllltllllllllllltfll VERHALEN UIT EEN STRANDPAROCHIE DOÜR JOHAN KON ING De D o o d e ... .Au bout des dunes, je habitais la-bas.... La Guirlande des tinnes." E m. V er h a e r en Er is een doode in het dorp. De klokketoren van de zceparochie luidt al sinds een half uur. De menschen van het dorp spreken over den doode, terwijl de heldere klankeji uit de don kere galmgaten in de zuivere zonnegians van den jongen herfstdag vallen, tot ze, verrafeld en gebroken door den zeewind, worden meege nomen naar de kleine lage huizen in de nauwe straatjes, waardoorheen het duinzand stuift. Om vijf uur in den morgen gaf de dorps geestelijke zijn droeve instructies : Wouters, om acht uur moet de klok geluid, deez'nacht is de oude Drie! ontslapen...." De grijze Wouters sloeg een kruis. Hij zuchtte en boog het hoofd naar de aarde. De Heere liet het hem niet volbrengen," prevelde hij zacht. Om acht uur begon de klok te luiden. Als de klok in het stranddorp luidt, ligt in zijn galrn de ruimte van de zee verkïankt. In 7-ijn slag en tegenslag spelt hij in het licht van den hemel het woord der eeuwigheid, dat de simpele dorpsdroomers voelen in het hart, maar dat zij niet omvatten en verstaan. Wanneer de klok voor een doode luidt, dan zien zij met het zwakke geestesoog in den nevel van deu avond een kleine heuvel waar een houten kruis op staat. Des avonds brengt de y.ang der golven en het lied van deu wind beklemming in de huizen. In het leven van het dorp was de oude Drie! al jaren vastgeroest ; zijn leven lag vertakt in meer dan n familiegroep die haar bestaan gevonden had binnen de duinen, afgeschei den van het land en dankbaar op het stukje helm-begroeide aarde, dat van de zee alleen de schat der eenzaamheid ontvangen had. Er was maar weinig houtwerk in de huisjes van de laatste vijf-en-twintig jaar, dat niet ge kapt, gezaagd, geschaafd was door de altijd nijvere handen van den ouden Driel. De po pels van het dorp, die tot de halve hoogte van het hoogste duin uit den zandigen bodem waren opgegroeid, had hij geplant, als kind van twaalf jaar toen zijn vader daar aan het bouwen was. Hij had het dorp gekend, toen het nog voor den vreemdeling gesloten was en later, als in den zomertijd er vrienden van de zee en van de eenzaamheid en van den eenvoud kwamen, dan was het hem altijd een goede vreugd geweest in 'n windvrij hoekje in den avondstond de oude historie van zijn dorp te verhalen aan den vreemden bezoeker. Eens was in een najaarsstorm, toen niet temin de zon aan den hemel had gestaan, door het geweid der golven een stuk der buitt-nduinen weggeslagen. Onverwacht, terwijl men in het dorp aan den storm niet dacht, was in de guirlande van de duinen een keten zwaar be schadigd, maar e /.ee lag reeds des avonds als zonder schuld schier roerloos onder den pur peren hemel ; de storm scheen weggedoken in cle nevels van liet noorden. Zóó, onverwacht, was oude Driel gestorven, weggenomen uit het stille leven van het dorp, door een rukgreep van den Dood. Want wel was er even versla genheid geweest des morgens, toen de klok ken luidden, maar des avonds was de vrede er weer en de rust in de kleine huisjes bij het zwakke licht der olielampen. En de breede lichtarm van den vuurtoren streek weer over het dorp en over den kam der duinen, stil als een streeling van licht. Hij was een bouwmeester geweest, in het dal der duinen. Hij had niet hoog gebouwd, want ootmoed paste tegenover de grootheid van de zee daarbuiten en tegenover de macht van den storm. De lage grijze huisjes met roode pannen gedekt, had hij helpen bouwen tot hij voldoende geld gewonnen had om voor zich/elf en z'n dochter een kleine woning neer te zetten. Die zal de hoogste van ons dorp worden, Truusje, de eenige met twee verdie pingen, behalve den zolderkap. Hij kon het wagen, want zijn huisje lag in de laagte, in een kom der afgestoven duinen. Des morgens schaafde hij planken, langzaam-aan. Het zou nog wel een jaartje duren voor Truusje trouwen ging en iu het huisje boven" wonen zou. En in de zonnekoestering, achter het duin, buiten deu wind, rookte hij zijn pijpje bij de werkbank en droomde en sufte. Of wel liij zat tegen een muurtje van ouden baksteen geleund en tastte in de nauwe, sche merduistere gangen van zijn verzwakt ge heugen naar de lieve, lang-gekende dingen van zijn eenvoudig leven in vervlogen jaren. Des avonds, als hij naar de zee was wezen zien, de zee die hij al zestig jaar had gade geslagen maar wier wonder licht en leven hij nooit begrepen had, berekende hij met Truusje de kosten van hun nieuw gebouw. Eti zoo was 't uitgekomen, dat hij eerst een laag, klein steenen huisje, als de andere van het dorp bouwen zou om later, als Truusje trouwen ging er een verdieping op te metselen. Nu was het eindelijk zoo ver ; Truusje's trouwdag was bepaald. De oude Driel had steenen aangesleept en een kalkbak getimmerd. Het metselwerk was begonnen ; zijn Truus zou 't hoogste huisje van het dorp hebben. Hij metselde in den vroegen morgen, des middags en nog. langer, in de schemeravondnren. Als 't huisje af zou zijn, dan was z'n leven af, dan zou hij kalm sterven en tevreden met gerustheid in het hart. Een week voor Truusje's trouwen, bleef op een kwaden dag het metselwerk onaange roerd. Men sprak er over in het dorp. Des nachts sliep de oude bouwer in, de zon zou hem niet meer koesteren des morgens op de kleine houten steiger dien hij opgeslagen had. De oude Driel is dood, zei men in het dorp. En dan dacht ieder aan het huisje, dat niet af was, dat nu wel nooit meer af zou komen. Wat de oude opgetrokken had, zou nu wel worden afgebroken, want Truusje en haar man zouden geen grooter huisje behoeven en het zou laag blijven, met roode pannen gedekt, als de andere huizen van hel dorp. De Heere liet het hem niet volbrengen", zuchtte de oude koster. In den zonneschijn ligt het kleine dorp vredig als altijd binnen de helm-begroeide duinen. Er is niets dat er op wijst, dat er een doode ligt. Op den steiger staat het metselbakje, de steenen liggen gereed er naast. Maar de oude bouwer kan niet komen om ze rij aan rij te voegen. De menschen van het dorp kijken naar het werk en zij begrijpen den gril niet van den dood. De grijze Wouters heeft het wel ver staan. Hij bouwde te hoog", legde hij den wil uit van het Opperwezen. Dat kan de Heere niet gedogen " In het kleine rommelige tuintje heeft Truusje een lijntje gespannen, met droge oogen, want huilen kan ze niet. Daarover hangen de smiezerig witte-cn-roode wollen deken en de blauwe werkkiel van den ouden man. De wind, die van de zeezij komt, be weegt ze heen en weer en doet het lijntje bui gen. De klokketoren slaat elf uur; voorgisleren stond hij nog op den steiger", vertelt Truusje aanode oude buurvrouw. Die knikt alleen maar. Zij ziet naar de duinen, naar den heuvel en de roode pannendaken. Het is of alles door den dood werd aan geraakt. Dan komt plots de wind om een hoek van het huisje. Zij hoort de zang van de zeeën ziet de wijde ruimte van het water, die de dood niet beroeren kan. En plotseling voelt zij weer vrede en gerustheid binnenin. Om twaalf uur luidt opnieuw de klok in de kleine zeeparochie. In de huisjes wordt gebeden, maar in het dorp wordt niet getreurd. Aan de zee leeft men dicht nabij de eeuwigheid en dan smart het heengaan van de aarde niet....

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl