Historisch Archief 1877-1940
18
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
20 N,v. '20. - No. 2265
ClCRRETTES
TJIT ItlET
"VAIST
iilillllllUliliumiiillMIIMMiililll
PENELOPE
(Fragment)
Muze, vermeld mij den man in ervaringen
rijk en in listen,
Die ons beveiligen kan tegen daimonikoi
(paganisten).
Zing mij dan, Muze, de maar' van de macht
en den moed en de hope !
Droef stond Penelope daar (in den regel
genoemd Penelope).
Droef, want de Meester was weg, de Kolos,
de geweldige strijder,
Daarom, met wijs overleg, zag zij uit naar
een anderen Leider.
Zie, zoo nu gaf de Godin, de klaar-oogige
Pallas-Athena,
't Denkbeeld Penelope in van den boog;
van den boog van Messena.
Plotseling snelt zij terug naar 't Paleis met
den goudencn toren ;
Rap, als de vogelen vlug, haalt zij weg den
veerkrachtigen horen.
Als zij, een oogwenk alleen, zich het hart
heeft ontlast van de droefheid,
Spoedt zij ter zale zich heen, nu getooid met
het masker der stroefheid.
En den veerkrachtigen boog overhandigend
hun, die daar wachten,
Noodt zij hen statig en hoog te beproeven
om beurten de krachten.
Hij, die zijn sterkte bewijst," zoo ontsnapt
aan den wal harer tanden,
Krijgt wat hij wil, wat hij eischt, uit.mijn
eigene vorstlijke handen."
En als de zwoegende troep dan bij beurten
den boog tracht te spannen,
Monstert zij peinzend de groep, en ziehier
wat zij denkt van die mannen
Kolinios bidt en werkt, en daar kan de
Parteia niet buiten,
Hij wordt door godsvrucht gesterkt en door
Petroleontische duiten.
Phrysios ook is vertrouwd. Maar Penelope
heeft al berekend,
Dat op de keper beschouwd deze Held niet
zoo heel veel beteekent.
Haemskarchileus komt daarna, ? maar
Penelope neemt dien man vast niet :
Hij was een Broeder, nou ja, maar het deeglijke
wagenschot was 't niet.
Idiobyrgias dan? om cle macht van den
vijand te fnuiken ?
Neen. Dat 's een eerlijke man, en zoo iemand
is nooit te gebiuiken.
Zoo peinsde Penelope, en de zaalbogen
welven zich wijder....
Buiten dreunt dondrend de zee, en de
zeewind zingt: Waar is de Leider?"
C H A R i v A R i u s
CHARIVARIA
Om half twaalf stoomden we Utrecht
binnen, en stapten daar over in den
geaedstaanden trein voor Amsterdam.
Reeds hangende buiten het portier
raampje hadden we gehoord, dat er
ongelukken waren voorgevallen."
(O. H. C.)
Hulde. Alleen het overstappen zou
Charivarius hun na kunnen doen.
De N. ft. C. duidt de verdienstelijkste
? staatsburgers soms aan op een wijze, die
allerminst navolging verdient, b.v.:
Dan had men ook nog de verkla
ringen van den politiespeurhond Van
Ledden Hulsebosch."
De volgende mededeelingen hebben vcor
ons niets verrassends:
Dat de Spaansche Griep zich in
onze gemeente meer en meer uitbreidt,
blijkt wel hieruit, dat vele ingezetenen
door deze ziekte zijn aangetast."
(Onze Eilanden)
Toch bleek de gezochte inderdaad
de gezochte te zijn." (N. C.)
Het schip is door de vorst inge
vroren." (Tel.)
Men vertelt van een onderwijzeres,
die op haar examen Fransch den zin:
La malheureuse reine te concha sur
une bolte de paille, aldus vertaalde:
De ongelukkige koningin ging liggen
op een strooien laars." (Hbl.)
Wij zouden er nog minder van terecht
gebracht hebben, want wij erkennen blo
zende niet te hebben geweten, wat te
concher" is.
Intusschen vermeerderen de teeke
nen, welke er op wijzen, dat de slag
boom, die Midden-Europa buiten den
Volkenbond houdt, spoedig vallen zal.
IIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIMIIIIIIIIIIIIIIII MllllllllllllllMHIm '
Men weet, dat Engeland het toelaten
van de Centrale mogendheden bepleit."
(N. v. d. D.)
De slagboom is al lang gevallen. Dat
houdt ze er juist buiten.
Llovd George beloofde den mijn
werkers terstond de twee shilling per
schoft uit te keeren." (N. R. C.)
Voor dat bedrag zouden wij ons zoo niet
laten uitschelden.
Wij hebben dikwijls naar een goede definitie
van het begrip brand" gezocht. In een
Amersfoortsch blad vonden wij de volgende,
die ons nog niet geheel bevredigt:
In verband met de woningnood is
iedere brand een verlies aan ruimte."
Te koop een toom beste biggen,
na 4 uur thuis." (Adv. Winsch. Ct.)
Wij zouden er gaarne bij vernemen welke
dag hun jour is.
Verloofd: Kaatje, Smit en Willem
van Houten, Verzoeke van rouwbeklag
verschoond te blijven." (Adv. Msb.)
We hadden er geen plan op. Ze moeten
't nu zelf maar weten.
De regels zijn hexameters (hexameter rijmt
niet op ijzervreter, maar op ik ga met V),
vijf dactielen, lang-kort-kort (?^^) met een
naslag, maar ze zijn veel mo >ier dan de
klassieke, want ik laat ze rijmen, in 't mid
den en op 't eind, iets wat Homerus nooit
gelukt is. Ziezoo, dit is nu genoeg kouwe
drukte over een rüize-rijm.
iiiiiiiiiiiiiiiiiitiliiiiiiiiiiilliiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii minimum l n
Goede oplossingen zonden Mevr. L. de G.
te Delfzijl en P. te R. (in dichtregelen).
Laatstgenoemde won den puzzleprijs.
Van de rekenkundige puzzle kwamen nog
de volgende oplossingen in : D. A. v. A. te
Haarlem, Mej. A. J. W. v. D. te Bussum,
A. D. Jr. te Vlaardingen, A. K. J. S. te Haag,
D. S. Jr. te Amsterdam, M. C. S. te Eerbeek,
G. P. "T. te den Haag.
Illtlllllllllltllllllll
CORRESPONDENTIE
W. te R. Wat ik bij Uw rijmen nog nooit
opgemerkt heb, Uw vers van deze week
loopt niet". Ten minste niet voor mij.
Misschien zit de verklaring in den term
,, larnbisch-choriambisch",dien U er boven zet.
Ik ben niet klassiek opgevoed, en begrijp
die uitdrukking niet. Wilt U mij en misschien
veel anderen verplichten, door die te ver
klaren ?
Antwoord. Gaarne. De iambe is de vers
voet kort-lang (^?), de choriambe
lang-kortkort-lang (?^-^?). De tweede en vijfde
regel nu van elk couplet worden gevormd
door zoo'n choriambe, met een voorslag:
gapen zich aan, heden gewijd, kringetje klein,
robbertje bridge, enz. Deze voet komt in
Hollandsche poëzie zoover ik weet niet voor,
maar mij klinkt hij wel lekker, en nu wou
ik 'm eens probeeren, in navolging van een
anderen ruize-rijmer,helaas o v erleden;Horatius
bedoel ik. Die zwaaide 'm met een verbluf
fende virtuositeit. Een beroemd voorbeeld is
zijn herhaaldelijk een enkele keer terecht
aangehaalde Carpe diem". In den regel waar
dit staat, volgen nog twee choriam'-en.
..Carpe diem qiiam minimum credula
post ero". Het Rijm van vandaag staat
weer hoe heet dat ook weer? o, ja
in het teeken van den klassieken versvoet.
BERIJMDE OPLOSSING VAN P. TE R.
De Juffrouwen hadden veel te verduren
Op de kostschool der Dames van Sleen,
Nonny was een meisje vol kuren,
Jet een nufje van top tot teen.
Wat Nonny en Jet niet bedachten
Verzon wel een rakker als Qree
En, al zou niemand 't van haar verwachten,
Katrien deed aan alles moe.
Cor, Mien, Stans, Cato en Ans
Voltooiden met Adéen Jans
't Complot van echte boevenstreken,
Die altijd naar de jongens keken,
Die spiekten, snoepten, en, o zonde !
Soms cigaretten rookten als ze konden !
De andere zes van hun lokaal
Werden met hen mee soms brutaal.
Tot eens een nieuwe Juf met 'n bril,
Vol wiskunde-kennis en sterk van wil
Ze van elkander wist te scheiden,
En vernuftig de zaken wist te leiden,
Zóó dat ze zelden elkaar meer spraken
En altijd rustig de straat overstaken.
Natuurlijk kreeg zij den bijnaam frik"
Maar Juffrouw van Sleen was erg in haar schik:
Ze zette het lijstje van Frik" achter glas
En hing het op in de zevende klas Zoo
l c dag l 2e dag ? 3e dag ! 4e dag
1. 2. 3 i 1. 4. 13 i 1. 5. <) 1. 7. 15
4. 5. 6 l 2. 5. 14 [ 2. 4. 12 ' 2. 8. 13
7. 8. <) i 3. 7. K) 7. II. 13 : 3. 5. 11
10. 11. 12 i 0. 8. 11 i 3. G. 15 i 4. 9. 10
13. 14. 15 ; i». 12. 15 ; 8. K). 14 - 0. 12. 14
5e dag
1.
2.
4.
3.
5.
mui
8.
(i.
11.
i).
12
7
15
14
e dag
1.
2.
4.
: 5.
10. 13 , 3.
iMimmiiiiiiiiiiiiii
(i.
C).
7.
8.
12.
nniiiiii
10
n
14
15
13
7e dag
1.
2.
3.
: 5.
11.
10.
4.
7.
i 0. <».
iiiliilllllllliiiii
14
15
8
12
13
NUCHTERLING OP REIS
III
Rome, 4 November
Nationale feestdag heden, als een Zondag!
Alle kantoren, alle magezijnen gesloten midden
in de week, nadat we pas na den werkelijken
Zondag twee heiligen dagen gevierd hebben
met gesloten kantoren, musea, winkels,
behalve die voor bloemen, want met Aller
zielen werden ze zoowat leeg gekocht en
was 't op de kerkhoven als een bloemenfeest
vol lichtjes en kleuren ; en we zouden er
zeker niet aan een herdenking der dooden
gedacht hebben, indien we in 't zwart
belanferde capucijner-kapelletje niet den heelen
dag door het Requiem hadden komen zingen
en het plechtige requiscat in pace."
Vandaag juicht Rome, juicht Italië. Reeds
3 dagen geleden wapperden hier de vlaggen ;
de stedelijke verhuizingen waren n.l. uitge
vallen ten gunste der royalisten, en met groote
letters kon met het op de aanplakbiljetten
lezen : Roma ha vincti per se e per Italia."
Toen men den uitslag vernam, hebben de
meeste Romeinen hun driekleur uitgestoken.
En vandaag vlagt heel de stad. Niet zooals bij
ons, hier en daar een dun doekje en in de
winkelstraten wat meer, neen duizende e
duizende vlaggen van den eenen hoek der stad
tot den anderen. Op de Piazza Venezia waren
tribunes opgericht, stonden feestmasten,
waaraan kleurige wimpels en koorden flad
derden en bengelden. Uit alle oorden des lands
waren verschillende corporaties toegestroomd,
want de koning zelf zou op dezen tweeden ver
jaardag van de laatste overwinning, die op de
Oostenrijkers was behaald, de eereteekenen
uitreiken aan hen, die dit alsnog verdienden en
de hun toekomende onderscheiding nog niet
hadden ontvangen.
Met muziekcorps en vaandels waren ze naar
Rome opgetrokken, sommigen zoomaar in
hun werkpakjes, omdat ze geen betere spul
letjes hadden. Om half 10 donderde het eerste
kanonschot over de stad ten bewijze, dat de
koning zijn paleis had verlaten. Reeds lang
vóór negenen was de Piazza Venezia reeds afge
zet door lanciers te paard, die naar eiken uit
gang van 't plein een haag van 4 dubbele
paardenrij hadden opgesteld, de lansen hoog,
de blauwe vaantjes leutig wapperend in den
wind. Welke prachtige uniformen hebben die
lanciers met nog de oud-romeinsche helmen !
Ik had helaas geen plaatsje op de piazza kun
nen veroveren, maar was rijkelijk tevreden
met een staanplaatsje op het corto Umberto.
Op het groote denkmaal Vittorio Emanuele
en daarvóór waren alle corporaties en
vereenigingen opgesteld, daar zou de koning de
dapperen persoonlijk beloonen. De plechtig
heid heeft twee uur geduurd. Precies om half
12 donderde weer het kanon ten bewijze, dat
Z. M. huiswaarts keerde. Toen maakte een
lange stoet zich gereed om de stad door te
trekken.
Hoe genoegelijk was deze drukte ! Niemand
drong, iedereen was geduldig, men ruimde
gaarne voor elkander nog een plaatsje in,
waar dit mogelijk was. Agenten heb ik alleen
waargenomen op de meer afgelegen pleinen,
waar de trams niet verder mochten. In de
corso's waren alle voertuigen verboden en liep
iedereen dus rustig en zonder gevaar. Moeders
tilden hunne kinderen op en de mannen hunne
kleine, tengere vrouwtjes. Men behoefde als
vreemdeling niet te vragen, welken weg de
stoet zon nemen, daar er, goed zichtbaar, geel
zand was gestrooid langs dien weg over de
geheele rijbreedte der straat. Het gevolg was
dat de menigte zich overal verdeelde.
Daar kwamen ze aan ! De muziek schalde.
Hier en daar hoorde men reeds een : ,,evviva !"
Eerst de kapel, die prachtig rythmisch
vroolijke marschen speelde, toen de hoop van
Italië, de scantboys, die den marsch meezingen.
Daarna volgden, telkens onderbroken door
een muziekcorps, duizende corporaties met
evenzoo vele vaandels. De stoet was meer dan
een uur lang. Nergens agenten, alles marcheerde
geregeld en prachtig op de maat van de
marschmuziek, die ik nergens in Holland zóó
heb hooren spelen. Nooit valsch, nooit uit de
maat, alles uit 't hoofd, het volk dat meezingt.
Je hebt moeite om je oude beenen stil te
houden ! Dan weer een stoet van mannen die
borden dragen met opschriften, die ik niet
heb kunnen onthouden, doch die alle in va
derlandsliederen toen waren. Eén heb ik goed
kunnen lezen : Viva Gabriele d' Annunzio",
en het volk klapte luid in de handen. De dichter
vliegenier-patriot moge misschien dingen ge
daan hebben, die de Italiaansche regeering
wel eens moeilijke oogenblikken bezorgde,
zijn alles overheerschende vaderlandsliefde
heeft de harten der Italianen veroverd en ze
dweepen met den poëet, niet minder dan zijn
soldaten hem in Fiume op de handen dragen.
Neen, dit in zijn kern gezonde volk wil nog
geen revolutie, en zal op den duur niet blijven
luisteren naar een heethoofdige minderheid.
Plotseling en oorverdoovend handgeklap
het volk applaudisseerde op straat als in een
theater, bloemen wierp men van eenige bal
kons. De hulde gold een officier, die zat op
de schouders van twee soldaten, wiens borst
letterlijk overdekt was met riderorden en me
dailles. Hij was blijkbaar een zeer bekende
figuur en koninklijke wuifde hij iedereen van
zijn verhoogde zitplaats toe en bracht tel
kens dankend het saluut aan de menigte. Een
eind verder gold een zelfde eerbetoon een
gewoon soldaat. Ook bij hem gingen de
knoopen van zijn jas onder de ridderorde schuil.
Jammer dat over dit alles vandaag geen Ita
liaansche Zon straalde. Gisteren heeft de
sirocco gewaaid en zijn heete adem over
westItaliëheen getüazen. Vandaag telkens regen,
maar om 11 uur verscheen toch even het....
Savoye-zonnetje, moet ik hier zeggen, ik
wou haast schrijven : oranje-zonnetje. De
stoet werd besloten met een muziekcorps en
toen dit de marche des Gladiateurs speelde
en de lanciers met de Romeinsche helmen den
stoet sloten, waande ik me een wijle verplaatst
in oud-Rome waar /nen met muziek en
vlaggetooi feestelijk optrok naar het amfitheater en
de stad vele dagen feest vierde.
Met zijn oude paleizen en deze kleurige
uniformen geeft Rome U volkomen 't visioen
van de oude Romeinen stad, en toen ik een
paar uur later langs het Colosseum reed, keek
ik werkelijk verwonderd dat 't slechts een
ruïne was.
Maar dat bracht me terug tot de werkelijk
heid. Op dat oogenblik heb ik mijn naam
gehaat.
NUCHTERLING
IIIIIIIIIIIIIMIIIIIII
KUHS7HANDEL
JACK NIEKERK v/h Chef Goupil & Co.
23 & 25a Lange Houtstr. 's-Grarenhage
MEESTERWERKEN VAH DE
17'a EELWSCHE,HAAGSCHE
EH FRANSCHE SCHOOL
IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIimlIllllllllllimilllllllllllllllHHIMIIMIII Illllllllllllllllllllllltllllllllllltfll
VERHALEN UIT EEN
STRANDPAROCHIE
DOÜR
JOHAN KON ING
De D o o d e
... .Au bout des dunes,
je habitais la-bas....
La Guirlande des tinnes."
E m. V er h a e r en
Er is een doode in het dorp. De klokketoren
van de zceparochie luidt al sinds een half uur.
De menschen van het dorp spreken over den
doode, terwijl de heldere klankeji uit de don
kere galmgaten in de zuivere zonnegians van
den jongen herfstdag vallen, tot ze, verrafeld
en gebroken door den zeewind, worden meege
nomen naar de kleine lage huizen in de nauwe
straatjes, waardoorheen het duinzand stuift.
Om vijf uur in den morgen gaf de dorps
geestelijke zijn droeve instructies : Wouters,
om acht uur moet de klok geluid, deez'nacht
is de oude Drie! ontslapen...."
De grijze Wouters sloeg een kruis. Hij zuchtte
en boog het hoofd naar de aarde. De Heere
liet het hem niet volbrengen," prevelde hij
zacht.
Om acht uur begon de klok te luiden. Als
de klok in het stranddorp luidt, ligt in zijn
galrn de ruimte van de zee verkïankt. In
7-ijn slag en tegenslag spelt hij in het licht van
den hemel het woord der eeuwigheid, dat de
simpele dorpsdroomers voelen in het hart,
maar dat zij niet omvatten en verstaan.
Wanneer de klok voor een doode luidt, dan
zien zij met het zwakke geestesoog in den nevel
van deu avond een kleine heuvel waar een
houten kruis op staat. Des avonds brengt de
y.ang der golven en het lied van deu wind
beklemming in de huizen.
In het leven van het dorp was de oude Drie!
al jaren vastgeroest ; zijn leven lag vertakt
in meer dan n familiegroep die haar bestaan
gevonden had binnen de duinen, afgeschei
den van het land en dankbaar op het stukje
helm-begroeide aarde, dat van de zee alleen
de schat der eenzaamheid ontvangen had. Er
was maar weinig houtwerk in de huisjes van
de laatste vijf-en-twintig jaar, dat niet ge
kapt, gezaagd, geschaafd was door de altijd
nijvere handen van den ouden Driel. De po
pels van het dorp, die tot de halve hoogte van
het hoogste duin uit den zandigen bodem
waren opgegroeid, had hij geplant, als kind
van twaalf jaar toen zijn vader daar aan het
bouwen was. Hij had het dorp gekend, toen
het nog voor den vreemdeling gesloten was en
later, als in den zomertijd er vrienden van de
zee en van de eenzaamheid en van den eenvoud
kwamen, dan was het hem altijd een goede
vreugd geweest in 'n windvrij hoekje in den
avondstond de oude historie van zijn dorp te
verhalen aan den vreemden bezoeker.
Eens was in een najaarsstorm, toen niet
temin de zon aan den hemel had gestaan, door
het geweid der golven een stuk der
buitt-nduinen weggeslagen. Onverwacht, terwijl men
in het dorp aan den storm niet dacht, was in de
guirlande van de duinen een keten zwaar be
schadigd, maar e /.ee lag reeds des avonds als
zonder schuld schier roerloos onder den pur
peren hemel ; de storm scheen weggedoken in
cle nevels van liet noorden. Zóó, onverwacht,
was oude Driel gestorven, weggenomen uit het
stille leven van het dorp, door een rukgreep
van den Dood. Want wel was er even versla
genheid geweest des morgens, toen de klok
ken luidden, maar des avonds was de vrede er
weer en de rust in de kleine huisjes bij het
zwakke licht der olielampen. En de breede
lichtarm van den vuurtoren streek weer
over het dorp en over den kam der duinen,
stil als een streeling van licht.
Hij was een bouwmeester geweest, in het
dal der duinen. Hij had niet hoog gebouwd,
want ootmoed paste tegenover de grootheid
van de zee daarbuiten en tegenover de macht
van den storm. De lage grijze huisjes met roode
pannen gedekt, had hij helpen bouwen tot
hij voldoende geld gewonnen had om voor
zich/elf en z'n dochter een kleine woning neer
te zetten. Die zal de hoogste van ons dorp
worden, Truusje, de eenige met twee verdie
pingen, behalve den zolderkap.
Hij kon het wagen, want zijn huisje lag in
de laagte, in een kom der afgestoven duinen.
Des morgens schaafde hij planken,
langzaam-aan. Het zou nog wel een jaartje duren
voor Truusje trouwen ging en iu het huisje
boven" wonen zou. En in de zonnekoestering,
achter het duin, buiten deu wind, rookte hij
zijn pijpje bij de werkbank en droomde en sufte.
Of wel liij zat tegen een muurtje van ouden
baksteen geleund en tastte in de nauwe, sche
merduistere gangen van zijn verzwakt ge
heugen naar de lieve, lang-gekende dingen
van zijn eenvoudig leven in vervlogen jaren.
Des avonds, als hij naar de zee was wezen
zien, de zee die hij al zestig jaar had gade
geslagen maar wier wonder licht en leven hij
nooit begrepen had, berekende hij met Truusje
de kosten van hun nieuw gebouw. Eti zoo
was 't uitgekomen, dat hij eerst een laag, klein
steenen huisje, als de andere van het dorp
bouwen zou om later, als Truusje trouwen ging
er een verdieping op te metselen.
Nu was het eindelijk zoo ver ; Truusje's
trouwdag was bepaald. De oude Driel had
steenen aangesleept en een kalkbak getimmerd.
Het metselwerk was begonnen ; zijn Truus
zou 't hoogste huisje van het dorp hebben.
Hij metselde in den vroegen morgen, des
middags en nog. langer, in de
schemeravondnren. Als 't huisje af zou zijn, dan was z'n
leven af, dan zou hij kalm sterven en tevreden
met gerustheid in het hart.
Een week voor Truusje's trouwen, bleef
op een kwaden dag het metselwerk onaange
roerd. Men sprak er over in het dorp. Des
nachts sliep de oude bouwer in, de zon zou
hem niet meer koesteren des morgens op de
kleine houten steiger dien hij opgeslagen had.
De oude Driel is dood, zei men in het dorp.
En dan dacht ieder aan het huisje, dat niet
af was, dat nu wel nooit meer af zou komen.
Wat de oude opgetrokken had, zou nu wel
worden afgebroken, want Truusje en haar man
zouden geen grooter huisje behoeven en het
zou laag blijven, met roode pannen gedekt,
als de andere huizen van hel dorp.
De Heere liet het hem niet volbrengen",
zuchtte de oude koster.
In den zonneschijn ligt het kleine dorp
vredig als altijd binnen de helm-begroeide
duinen. Er is niets dat er op wijst, dat er een
doode ligt. Op den steiger staat het
metselbakje, de steenen liggen gereed er naast. Maar
de oude bouwer kan niet komen om ze rij aan
rij te voegen.
De menschen van het dorp kijken naar het
werk en zij begrijpen den gril niet van den
dood. De grijze Wouters heeft het wel ver
staan. Hij bouwde te hoog", legde hij den
wil uit van het Opperwezen. Dat kan de
Heere niet gedogen "
In het kleine rommelige tuintje heeft
Truusje een lijntje gespannen, met droge
oogen, want huilen kan ze niet. Daarover
hangen de smiezerig witte-cn-roode wollen
deken en de blauwe werkkiel van den ouden
man. De wind, die van de zeezij komt, be
weegt ze heen en weer en doet het lijntje bui
gen.
De klokketoren slaat elf uur;
voorgisleren stond hij nog op den steiger", vertelt
Truusje aanode oude buurvrouw.
Die knikt alleen maar. Zij ziet naar de
duinen, naar den heuvel en de roode
pannendaken. Het is of alles door den dood werd aan
geraakt. Dan komt plots de wind om een hoek
van het huisje. Zij hoort de zang van de zeeën
ziet de wijde ruimte van het water, die de dood
niet beroeren kan. En plotseling voelt zij weer
vrede en gerustheid binnenin.
Om twaalf uur luidt opnieuw de klok in de
kleine zeeparochie.
In de huisjes wordt gebeden, maar in het
dorp wordt niet getreurd. Aan de zee leeft
men dicht nabij de eeuwigheid en dan smart
het heengaan van de aarde niet....