De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 20 november pagina 5

20 november 1920 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

20 Nt)V. '20. No. 2265 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE LOUISE DE COLIGNY TENTOONSTELLING Den 13n November was het drie eeuwen geleden, dat Louise de Coligny uit dit leven scheidde. Zwaar en moeilijk was haar leven geweest, gelijk van de meesten van haar tijd. De groote beginselstrijd der zestiende eeuw, die met de scherpste wapenen werd uitge vochten, had ook deze vrouw de zwaarste wonden geslagen. Dochter van den grooten admiraal had zij in den bloedigen Bartholomaeusnacht tegelijk haar vader en haar gemaal verloren. Zij was toen nog slechts zeventien jaar oud. Elf jaar daarna, door 'slevens zorgen tot een ernstige vrouw gerijpt, reikt zij haar hand aan den prins van Oranje. Een rustig geluk wachtte haar ook toen niet en zal zij nauwelijks hebben verwacht. Want de prins was reeds toen een vogelvrij verklaarde; reeds meer dan eens was zijn leven door het moordend lood bedreigd geweest. En ook als hij den dood door moordenaarshand mocht ontkomen, welk een zorgen wachtten dan de jonge vrouw in dat verre Holland met zijn krachtige en volhardende, maar ook ruwe en harde bevolking. En afgescheiden nog van de staatkundige beslommeringen, hoeveel huiselijke zwarigheden zouden niet drukken op de schouders der jonge vrouw : zij moest de moeder zijn van een geheel gezin van on verzorgde weezen. Waarlijk niet om on gestoord geluk te vinden kan Louise de Coligny in Holland zijn gekomen, maar om haar hoogere roeping te vervullen. Aan die roeping heeft zij nooit te kort ge daan. Als vrouw en als moeder heeft zij ten volle haar plicht vervuld. Zwaar beproefd werd zij ook hier. Nauwelijks was haar zoon geboren, het eenige kind, dat zij haar gemaal zou schenken, of Willem van Oranje werd door een sluipmoordenaar neergeveld. Voor de tweede maal weduwe, werd haar de levens taak opgelegd niet alleen haar eigen zoon, maar ook de andere kinderen van haar gemaal op te voeden tot goede menschen en vrome Christenen. Aan die taak heeft zij zich geheel gewijd de eerste jaren van haar weduwschap. Een betere moeder hadden de dochters van Charlotte de Bourbon niet kunnen vinden ; zij hebben Louise de Coligny haar leven lang Willem Prins van Oranje iiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiimiimiiuiiiiiiiiiiiiiimiiitiiiiimilim mr Portretten uit de collectie Six Louise de Coligny llllllllllllllllllllllllllll Illlllllll IIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIillllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIlt IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII als haar trouwe moeder geëerd en liefgehad ; Meer moeite had zij met haar eigen zoon, den al te levenslustigen Frederik Hendrik, die in den eersten tijd volstrekt niet beloofde wat hij later zou zijn. Om hem zijn stellig veel stille moedertranen geschreid. Inderdaad, na het felle leed van Juli 1584 zijn zelden voor Louise de Coligny dagen van onbekommerde vreugde aangelicht. Maar ook in de moeilijkste dagen is zij staande gebleven omdat zij geloofde. Dat wij om haar gegraveerd portret het Christusgebed bij uitnemendheid lezen : Veniat regnum tuum, heeft waarlijk wel zijn diepe beteekenis. Zij had het onwrikbare godsvertrouwen der Hugenooten ; met vrome berusting gaf zij haar lot in ods hand, in de volle zekerheid, dat alle zorgen en smarten des levens in hooger bestaan tot oplossing zouden komen. Zoo ging zij door het leven, waarover zoo dikwijls zwarte schaduwen vielen, als een, die de]verzekerdheid heeft van het komende licht. Aan die verzekerdheid, die zij deelde niet de Hollandsche Calvinisten, paarde zij evenwel een fijne beschaving, die haar van haar nieuwe landgenooten verwijderde, soms zelfs afstiet. Haar hoogere Fransche cultuur deed haar ook de dingen des geloofs in warmer, menschelijker licht zien. Rechtzinnig, maar ook vrijzinnig, misgunde zij niemand een zekerheid, die niet de hare was. Zoo was zij verdraagzaam, waar zoovelen verdoemden en verketterden. En zoo naderde zij de Remonstranten, die tegen over het onwankelbare geloof de persoonlijke overtuiging stelden. Zoo heeft Louise de Coligny het Hollandsche volk harer dagen nooit geheel verstaan ; in den grond is zij een Fransche vrouw gebleven te midden van een vreemde bevolking. Maar de besten van dat volk hebben haar begrepen en gewaardeerd ; Oldenbarnevelt stelde haar hoog en heeft haar menigmaal in zijn politiek ingewijd. En vooral, zoo haar zoon ten slotte is geworden de man, die het huis van Oranje voor het eerst tot een middelpunt van beschaving wist te maken in het nog altijd strijdende vaderland, dan mag men daarin den invloed nimmer voorbijzien van zijn Fransche moeder, Louise de Coligny. Aan haar is de tentoonstelling gewijd, die dezer dagen in het stedelijk museum te zien is. Louise deColigny en haar tijd /.egt de catalogus terecht. Het zou eenige moeite kosten aan haar alleen een tentoonstelling te wijden. Den bezoeker van deze met smaak gearran geerde collectie moet het onmiddellijk treffen, hoe weinig er van de prinses zelf is bewaard. Een paar brieven in haar duidelijk schrift, een enkel persoonlijk voorwerp, eenige por tretten, dat is alles. Is het niet merkwaardig, dat'erlvan deze prinses maar n geschilderd portret bestaat. Stellig was zij te bescheiden om zich op"den voorgrond te dringen ; even zeker heeft zij veel in stilte tot stand gebracht. Een stille kracht, dusTtoch zonder twijfel een kracht, even zeker een krachtlten goede. Daarvan spreken de tijdgenooten ; daarvan spreekt ook deze tentoonstelling, die^van haar tijd vertelt, van haar Fransche jeugd en weduwstaat, van haar Nederlandsch huwelijk en haar ongebroken toewijding aan het huis van Oranje. Wij danken deze duidelijke, overzichtelijke tentoonstelling aan de trouwe zorgen van velen. Wij mogen er echter wel op wijzen, dat een zeer belangrijk deel van de geëxposeerde prenten is afgestaan door den Heer J. J. Muller. En ook, dat het arrangement goeddeels het werk is van den Heer H. C. Diferee, door wiens beleid en tact een geheel is verkregen, dat zoowel belangrijk als overzichtelijk is. H. B R u M A N s . het heeft een jasje aan, het haalt een hor loge uit zijn vestzak, het ziet er op hoe laat 't is en loopt haastig weg. ek, een konijn met een jas aan. Waar zou't gebleven zijn? Vlug gaat Alice 't achterna. Het konijn ver dwijnt in een zwart gat in den grond. Het volgende oogenblik kruipt ook Alice er in. Ze ,;denkt er heelemaal niet aan, hoe ze er weer uit /al komen. En nu gaat 't voort, voort. Ze is in 't wonderland. Ze ontmoet er allerlei dieren. Ze leeft en spreekt met muizen en hazen, met katten, schildpadden, ja zelfs met griffioenen. Ze wordt nu eens kleiner dan weer veel grooter. Ze vliegt door de lucht. Ze zwemt in het meer. 7e komt ten slotte aan het Koningshof, 't Is een echt sprookjes-kind totdat.... een zachte hand over haar haren strijkt en de zonderlinge droom door ontwaken eindigt. Een snrookje! 't Onwaarschijnlijke, onge dachte, dat altijd boeit en aantrekt. Ditmaal gehuld in een zér moo, kleed. Een prachtband verguld op snee, ivoorkleur, grijsblauw en rijken goiiddrtik, waarvoor den binder Elias P. van Bommel een woord van waar deering toekomt. Tusschen den tekst tal van kleurplaten en penteekeningen van Arthur Rackham. Omlijningen en onderschriften in gouddruk, die mooi doen op 't bruine opzetpapier. De composities en uitbeeldingen als altijd grillig, fijn-geestig, uiterst beschaafd, en de aqua rellen weder zacht-donzig in uitvloeiende, gevoelige, teere tinten. Met recht een mooi geschenk op de aan staande feestdagen. M. R o i; <; K Vragen van den Dag TINNEN VOORWERPEN moet men schoon maken met zand en soda, daarna afspoelen en op een matig warme kachel drogen. GEEL KOPER maakt men schoon met salmoniak, of ook met zemelen in water gaar gekookt. Zuurkoolpekel met fijne asch ge mengd, is 't beste poetsmiddel voor geel koper. FILIGRAAN. Voorwerpen van filigraan kan men als nieuw poetsen met zeepwater waarin salmoniak is opgelost, (niet veel, ten hoogste 2 pCt. salmoniak). GOUD. Gouden voorwerpen poetst men 't best met lauw zeepsop en een tandenborstel. Men moet ze daarna met een zachten doek afdrogen. Om ze verder te drogen, kan men «e in zaagsel leggen. Na 24 uur rnag men ze eruit nemen en goed afborstelen. ALBAST poetst men met warm sodawater. De voorwerpen worden er goed mee afgeborsteld, daarna direkt afgespoeld en drooggewreven. BRONS. Men raspt eenige rauwe aard appelen, en belegt daarmede de bronzen beelden of andere voorwerpen. Wanneer de laag heelemaal droog is, borstelt men het voorwerp af, en wrijlt men het op, met een in spiritus gedoopten lap. Chicorei met water gemengd, doet ook evengoed dienst. Met een lapje in slaolie gedoopt, kan men brons ook schoon krijgen en eveneens wijnazijn. iiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiimiiimtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiii nu Uit kindermond Wie is die meneer"? vroeg Boy. Dat is meneer Romke". Dien ken ik niet". Hij is een neef van mijnheer van Bel". Hoe gek, hij heet toch anders!" Zijn vrouw was een nicht van mijnheer van Bel. Die heette ook van Bel. Jet en Corrie Dam zijn jou nichtjes en ze heeten toch ook anders dan jij. Haar moeder heette vóór haar trouwen net als jij. Maar de kin deren krijgen den naam van den vader". Boy vroeg niet verder. Hij moest zeker eerst de ingewikkelde familieverhoudingen nog eens nagaan. Na een poosje verklaarde hij rustig en beslist, als resultaat van een overpeinzing: Ik vind 't gek dat een moe der niets te zeggen heeft over den achter naam van haar kind, de moeder is toch het meest bij het kindje". Moeder zweeg. Zij dacht er aan hoe een liefhebbende vrouw het voelt als een geluk, dat haar kinderen 's vaders beminden naam dragen. Maar haar lieven Boy had zij graag eens extra geknuffeld en willen zeggen: houd dat zuivere rechtvaardigheidsgevoel mijn jongen, houd het je leven lang en laat het niet vertroebelen. A. H. E L B E iiiimiiiMiiimiiMiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii :: VERHUIZEN :: MEUBELS BEWflREN E. J VflN 5CHAICK BOOTHSTflflflT UTRECHT im" iini in mi mm ui i n Cr,; Voor de meisjes-boekenkast Een boek, zoo juist verschenen, waarmede vele jonge meisjes gelukkig zullen zijn, is: Alice in 't Wonderland, door Lewis Carroll. Platen van Arthur Rackham. 'Uitg. van Holkema en Warendorf. In 550 genum merde exemplaren gedrukt. De titel duidt er reeds op dat het een sprookje is, een verdicht verhaal. Een droom! Alice, kind nog, speelt in 't bosch. 't Is een heete dag Zij vlecht madeliefjes tot een lange keten. doch begint de oogen te wrijven, legt het hoofdje op- haar zuster's schoot en slaapt in. Was dat een wit konijntje dat daar langs haar liep ? Wat ziet 't er vreemd uit. Kijk, Admiraal Caspar de Colignv iiiiiliiiMiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMMMiniiliiniii Het oude Hof, de woning van Louise de Coligny als weduwe HUI IIIHHI11 Illlllllll Illlllllll lllllllllll 1111 iiiiiiiiiiiiii min iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii OP HET MEER Een helder blauwe lucht en een stralende zon, doch laag aan den hemel, want het is November. Doch juist daardoor spiegelt liet water in rijker glans en prijken de oevers in voller kleur. Het tijdperk van verandering is voorbij. Wij verkeeren thans in deti min of meer stabielen wintertoestand. De hooge witte wilgen bij het visschershuis hebben hun laatste bladeren gestrooid, haast alle tegelijk en de berken in het veenstukje zijn weer als donkere bezems op witte stelen, maar zij vertoonen nog niet de prachtige purpertwijgeu, die hun eigenlijk winterkleed zijn. En verder is de heele plas blauw water en geel riet vol zonueglans. 't Is haast jammer, het spiegelgladde water door riemslag te verstoren. De weerkaatsing van de oeverplanten is zoo duidelijk en scherp, dat het watervlak zelf niet zichtbaar is en liet heele landschap lijkt te zweven in een blauwe middenstof. Zwemvogels in de verte hangen als het ware in de ijle ruimte ; alleen wanneer een paar talinkjes of een tafeleend, van elders opgschrikt, neerstrijken op de plas'geeft het spattende water en de schuimstreep'achter de vlugge dieren weer contact met de werkelijk heid. De oever is nog levendig en kleurrijk. Het riet is vergeeld en de bruine pluimen zijn nu zilver grijs overtogen, doordat de fijne haar tjes tusschen de bloemen meer aan den dag komen, nu het zaad rijpt. De kolven van de lischdodden, de duilen, staan recht omhoog, solied en bruin ; eerst als het voorjaar wordt gaan die pluizen en vergrijzen. Hoog boven riet en lischdodden stekeu hier en daar de stengels omhoog van de moeras-melkdistel, een van de meest ornamentieke planten uit het veen. maar die weinig genoemd wordt, De vruchten zijn al lang verpluisd en ver waaid, de bladeren verschrompeld, maar de hooge stengels, eerst heel bovenaan grillig vertakt, verlevendigen /.eer bijzonder het overigens nog al gelijkvloerse)! rietlandschap. De waterplanten hebben voor het meerendeel hun \\interkwartiereu belrokken. Een maand geleden vormden de half vergane bla dereu van de waterlelies nog sombere vuilnisplekken, waar eens de bloemen schitterden, maar dit is nu allemaal bezonken en door het schoone water heen zien wij den bodem met zijn tapijt van kranswier, met nieuw groen biad van gele plomp, dat den winter duren zal en niet veel vreemd gewriemel, waaronder enkele groene spikkels de aandacht trekken, door Juin bijzonder felle sterke kleur. Dat zijn de winterknoppen van het blaasjeskruid, een vleeschetendi' plant, die hier welig tiert, want in een vogel-sanctiiarium ontwikkelt zich al tijd een zeer rijke fauna van kleine schaaldiertjes en die eet dat blaasjeskruid liet liefst. Ook de fonteiiikruideii hebben zich ouder water teruggetrokken. Maar de veenwortel blijft lustig doorgroeien, ondanks de vorst ; het is een plant van vele mogelijkheden, een, die het verdragen kan, om altijd nog eens weer van voren af aan bestudeerd te worden. Och, De vruchten vurTEgelskap dat is eigenlijk met alle planten nog zoo, zelfs3 van het gewone riet zijn de levensvoor waarden nog onbekend en wij weten niet, wat wij doen mouten, om ons een goeden rietoogst te verzekeren ! "??*? Hoe stil is liet nu. In den zomer galmde het hier van karekieten en rietzangers, onverflauwde vogelzang te midden van geroep van koeten, gekrijsch van sterntjes, gebrul van roerdompen. Nu kwaakt soms een opge schrikte eend of een watersnip vliegt op met scherpen alannkreet. In het riet echter klin ken de heldere harptonen van de lokkende baardmeesjes en het duurt niet lang, of we hebben een t roep je in de buurt van onze boot. Ze klauteren aan de rietstengels omhoog en als twee stengels geriefelijk dicht bij elkaar staan, dan grijpen ze met iedere poot ecu klimpaal en schokken vaardig naar boven, om te gaan pluizen in de pluimen, 't Is een familie, twee ouders en drie jongen, de jonge vogels met zwarte streepen aan den kop en op den rug, de oude man prachtig niet zijn rose borst, pikzwarte knevels, helder geel snaveitje, eu schedel, rug en staart deftigTgekleurd in ka stanje bruin, spierwit, en pikzwart. Heerlijk, dat deze onovcrtreffelijk mooie vogeltjes in dit rietland nu zoo talrijk zijn, dat men er lederen dag zooveel kan zien, als men' maar wil. Langs den oever, heel onder aan den water kant zie ik een paar vogels, die ik eerst niet thuis kan brengen en toch zijn het heel ge wone dieren, ren paar dikke groenvinkeii, maar wie zou die dan ook in 'l rietland verwachten. 11et zijn vogels van bosschen en tuinen eu in den winter beliooren ze, om zoo te zeggen, bij de rozestruiken,rwaar ze'niet'hun dikken sna vel de bottels openhakken. Wat komen die nu hier doen? Wel, daar groeien de egelskoppeu, oeverplanten van het buitenste gelid, die liefst staan in water en modder van zoowat drie kwart meter diep. De lange stijve bladeren zijn vergeeld en verbruind en de stekelige vruchtbollen zijn rijp en vallen haast uiteen. Nu komen de groenvinken en pikken handigjes de losse vruchtjes uit den bol. Voor een die zij grijpen vallen er tien in het water en ze drijven nu rond in gezelschap met de lisschezaden, de elzenootjes, de zeggevruchten, de bie/.enootjes, die weer op nieuwe plaatsen het rijk der waterplanten zullen uitbreiden. Prachtig zijn die groenvinken ook, minder bont dan de baardmeesjes, maar toch opvallend door het pikzwart en helder geel van vleugels en staart. En buitengewoon interessant is het om deze landdieren fladderend te zien belanceeren op het onzekere houvast van de egelskopstengels midden in liet water. Er huizen in dezen tijd nog meer landvogels in het rietveld. Een heele troep schildvinken vliegt uit een rij van zeggcbulten, een paar koolmeezen pikt ijverig aan rietgallen en er zwerven ook zwarte meezen rond en kneutjes en sijzen. Dat is nu niet zoo'n groot wonder, want langs den rand van het Meer liggen tamelijk uitgestrekte elzebosscheu en het is niet meer dan natuurlijk, dat de hon gerige gasten ook eens op avontuur het riet land in gaan, dat ook reeds lokt door zijn luwte. Maar die g, oen vinken op de egelskop, dat was toch een heel onverwacht en buitengewoon mooi tat'reeltje. v ts J A c.jJP.JT u ij s s E

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl