De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 27 november pagina 1

27 november 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

l S°. 2266 Zaterdag 27 November 1951! DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar | [ Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | Adverlentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekostep INHOUD: In de sfeer der Vaagheid, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp; Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck; Onafhankelijk Oostenrijk, door dr. A. H. Fried. 2. lersch Voetbal, teekening door Jordaan; De Nat. Childs Welfare Ass." te N.-York, door dr. M. A. van Herwerden; Buitenl. Overzicht, door Prof. Mr. J. C. van Oven. 3. Het geboorte huis van Bilderdijk, door Dr. Joh. C. Brecn; Goed zoo, Uppie! door Dr. F. v. Eeden. 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge): .Vrouwenwerk, door A. H. Loeff?Bokma; Jaarboek Kunstnijverheid, door Elis. M. Rogge; Een meisjesboek, door G. Carelsen; Vrouwenbelangen, doqr C. S. Groot; Uit de Natuur : Als 't vriest, door Jac. P. Thijsse. 7. Schilderkunst-kroniek, door Plasschaert; Boekbespreking, door M. 'Verster?Bosch Reitz en M. B.; Drama tische Kroniek, door Top Naeff. 9. Een Nieuw boek over bolsjewisme, door Dr. (. G. v. Dillen; Tentoonstelling van Heraldiek, door W Croockéwit H.Azn.; Limb. Typen, door Dr. A. Schillings; Een nieuw museum, door C. v. d. Sluis; Spoorweg-ellende, teekening door George van Rae:r,donck. - 11. Teekenen der tijden, door Jhr. Mr. H. Smissaert. 14. Ruize Rijmen, door Charivarius Charivaria ; 'Jit het Kladschrift van Jantje; Leekenspiegel ; De Ondergang, door Bern. Canter. 16. Do Salarieering der Onder wijzers, teekening van Joh. Braakensiek ; Damrubriek, red. K- C. de Jonge. Bijvoegsel: Na de verkiezingen in Grieken land, teekening van Joh. Braakensiek. IN DE SFEER DER VAAGHEID II Het geschrift van den lieer Tretib, waarop ik de vorige maal doelde en waaruit blijkt, dat hij op sociaal gebied niet zóó verstokt conservatief is ge worden, als men uit sommige gedeelten van zijne jongste Kaïnerrede zou kun nen afleiden, verscheen in Vragen des Tijds van October 1920, onder den titel: Bolsjewisatie en socialisatie." Daarin toch treft men ook het vol gende aan: Ongetwijfeld is er in de bestaande maatschappij heel wat te verbeteren en is daarin heel wat ongerechtigheid te constateeren. Terug tot de toestan den van vóór den oorlog kan niemand willen, die ernstig over het sociale vraagstuk van dezen tijd heeft nage dacht ; maar men verspille zijne krach ten niet aan allerlei gevaarlijke proef nemingen. Men trachte, zeker zoo snel mogelijk, maar toch geleidelijk den arbeiders meer zeggingschap in het gelieele maatschappelijke en inzonderheid ook in het economische leven te geven, in de hoop en in de gegronde verwach ting, dat daardoor ook hun arbcidswilligheid, hun arbeidslust, hun ar beidsprestatie en zoodoende ook de mogelijkheid hunzelf betere levensMARGOT n Margot Tcnnant die Henrv Asnuilh ln.-efl gehuwd en de vrouw werd van een eersten minister van Engeland, is er dit laatste jaar toe overgegaan om. haar leven en haar erva ringen van nv.-nschen en paarden ie beschrij ven en dat afschrift aan het publiek over 'c geven. Waarom? Zij he<;ft in der tijd de ambitie gehad om beter dan iemand anders in de heele wereld te kunnen rijden en al wat het land \oornaams en belangrijks had, is in haar gezichtskring gekomen. De eerste maal dat zij Prins Eduard, den interen Eduard VII, ontmoette, vn>'.?;? hu l,aar naast hem te komen zitten a."n het souper en vertelde van zijn jeugd en van zijn moeder, heel intiem, en legde daarmee, zooals /ij /.egt, den grondslag voor hun latere vrieirJschap. Toch had zij dien avond maar een eenvoudig mousselicntje aan, terwijl de andere dames in groot toilet waren verschenen Ze fluis teren van me dat ik in nachtgewaad naar 't feest ben gegaan, bekende zij. Hij vond dat zij .er allerliefst uitzag en wou den cotillon met haar dansen. Zoo was Je entree. En is er dan een enkele eerste minister van Engeland geweest sinds liet jaar KSSO, toen zij zestien was, metwien zij niet vvrtroiiweliik is omgegaan? Zelfs de markies van Salisbury die niet gemakkelijk was en zich doorgaans op een afstand wist te houden, moest voor haar betooverng bukken. Anderen.... Maar waartoe de menscheu on te noemen die zij kende en welke haar bewonderden ! Was zij het niet zelf, toen zij eenmaal in de wereld van Londen verkeerde, die het leven voorwaarden te bereiden, zal worden verhoogd". En aan het slot van liet artikel zegt de schrijver, dat men nieuwe revolu ties slechts zal kunnen voorkomen, door met ernst mede te werken aan sociale verbeteringen ; alleen dan mag men de hoop koesteren, dat men zonder voort durende woelingen zoowel tot een hoo gere productie als tot een betere goederenverdeeling zal komen. Ik neem aan, dat de heer Treub geen tegenspraak ziet tusschen deze woorden en wat hij in zijne jongste Kamerrede heeft gezegd ; maar zullen de vrijzin nigen, die door vrees voor gemeenschapsoverheersching tezamen moeten worden gebracht, ook allen onder schrijven de zooeven door mij aange haalde woorden? ,,Terug tot de toestanden van vóór den oorlog kan niemand willen" : het mocht wat ! Er is een tijd geweest, ook in ons land, toen de overtuiging vrij algemeen was geworden, dat de door den oorlog gewekte gemeenschapszin ook in het maatschappelijk leven tot grooter samenwerking zou voeren. Maar bij velen duurde die overtuiging slechts zoo lang, als er gevaar dreigde, dat wij in den oorlog zouden worden betrokken; toen daarvoor niet meer gevreesd werd, verzwakte al spoedig het gevoel van solidariteit. Hoe weinigen zijn er ge weest, die zich in de jaren van de dis tributie het niet strikt noodige hebben ontzegd, omdat zij van meening waren dat de ontberingen gelijkelijk door allen moesten worden gedragen ! Hoevelen, die aanvankelijk met de beste voorne mens in dit opzicht waren bezield, zijn in de practijk daaraan getrouw ge bleven? En wat is er nu, na den oorlog, over gebleven van dat gevoel van broeder schap? Zelfs in die landen, waar men dat toch eerder had mogen verwachten dan bij ons, in de oorlogvoerende : leeft daar nog het besef, dat de scherpe tegenstellingen in het maatschappelijk leven vloeken met de gelijkheid, die in de loopgraven heerschte? Zie naar Engeland, naar Frankrijk, naar Duitschland. Van den gemeenschapszin, die een tijdlang het scheen te zullen winnen van het eigenbelang, valt bij velen weinig meer te bespeuren. En ook de overtuiging, dat er na den oorlog nieuwe perspectieven voor de maat schappij behoorden te worden geopend, is hij hen reeds ingesluimerd. Zeker, zij begrijpen wel, dat zij de toestanden van vóór den oorlog niet meer terug zullen krijgen - maar of zij dit niet zouden vvenschen? Ook onder hen, die in liet politieke of het godsdienstige tot de vrijzinnigen mogen worden ge rekend, zijn er velen, die het den heer Treub niet zullen nazeggen, dat men de maatschappelijke toestanden van vóór den oorlog niet terug mag ver langen. Doch voor hen, die het hem wei na zeggen, welke middelen geeft hij hun aan om tot betere toestanden te ge raken? Meer zeggingschap voor de arbeiders, in het geheele maatschappelijke en in zonderheid ook in het economische leven maar wat houdt deze formule in? Beteekent zij, dat aan de arbeiders en daaronder versta ik ook de inge nieurs en technici en alle andere intellectueelen, die in loondienst werken niet alleen mede-zeggingschap moet worden gegeven bij de regeling, maar ook bij de leiding van het bedrijf? dat hun ook een evenredig deel van de winst zal worden toegekend? Men zou het vermoeden, omdat de heer Treub ook een betere goederenverdeeling" als eene van zijne desiderata noemt; maar zoo ja waar ligt dan de scherpe greits tusschen de meer dere zeggingschap, die hij wél, en de socialisatie, die hij niet wil? Het zal noodig zijn, dat hij aan de vage gedachte van meer zegging schap" een concreten inhoud geeft : noodig voor de op sociaal gebied con servatief voelende vrijzinnigen, om te kunnen beslissen of zij hem op dezen weg wel kunnen volgen ; noodig voor hen, die naar de toestanden van vóór den oorlog niet terug verlangen en voor uit willen, om zekerheid te krijgen, of de heer Treub gelijken tred met hen houdt, dan wel bij hen achter blijft. Alleen dan zal een vage formuleering van maatschappelijke hervormingen de voorkeur verdienen boven een vaste omlijning, wanneer de nieuwe vrijzin nige partij, die de heer Treub in het leven wil roepen, een fusie tot staitd wil brengen van behoudzucht en voor uitgang. In elke partij zal men verschil lende schakeeringen vinden ; in een algemeene vrijzinnige partij zal ver schil van nieening kunnen worden toe gelaten over enkele zuiver politieke vraagstukken : behoud of afschaffing van de Eerste Kamer, invoering van het referendum en dergelijke onder werpen, die nu weder aan de orde zijn gesteld door de verschijning van het rapport der Commissie voor de grond wetsherziening ; maar wie, met den heer Treub, de meening zijn toegedaan, dat de economische vraagstukken van onzen tijd veel belangrijker zijn dan de politieke, moet aan de nieuwe vrijzin nige partij den eiseh stellen, dat zij met een economisch en sociaal program ma optrede, waarvan geen tweeerlei uitleg mogelijk is. Ook de leider der vrijzinnig-demo craten heeft in de Tweede Kamer geen scherpe scheidslijn getrokken tusschen de sociale bedoelingen van zijne partij en die der overige vrijzinnigen. Toen de heer Marchant bij de alge meene beschouwingen in tweeden ter mijn sprak, heeft hij voor de maat regelen, die zijn partij gewenscht acht, bij haar omgeving opwekte, die iedereen met zijn echte karaktertrekken deed uitkomen, die de ziei werd va°. een vereeniging va;i personen V De grootste dame van Engeland uit haar tijd, de hertogin van Manchester, later de hertogin van Devonshire, machtig door haar positie, liaar rijkdom, haar schoonheid, haar gaven van geest en moed en maatschappelijken tact, zei haar eens in een téte a tête: Marüot, wij hebben heel veel van elkander." Dat was een fameuze erkenning. Zij gevoelde zich zei t als een middelpunt. Wie eerder dan zij kon de wereld waarin zij verkeerde, en dat was alles w,.t er in Enge land van beteekenis was, de biecht afnemen die werkeliik uit het hart voortkwam? Wie kon beter hef leven van haar tijd overzien, dan zij met haar beeldend verbeeldingsin/ieht ? En dit is het antwoord, /.elf gegeven, op de vraa<> : Waarom? Z'i stond vooraan. Margot heeft behoefte gelw.l om zichzelf in den : zien van de maatschappij. /.i' was zich bewust dat haa-' veel ontbrak om een harmonieuze verschijning te wezen die door evenredigheid van gaven de aandacht dwong. Niet mooi, verre daarvan, /ai kende de fouten van haat' gezicht. Als meisje hoorde /ij bij toeval een bezoeker tegen haar vader haar mgen prijzen. Ja, maar ze staan te dicht bij elkander ! u as de kritiek van de familie 'oen zij het vleiend gezegde meedeelde. Zij ging naar den spiegel : zij moest de kritiek gelijk geven. Zij was altoos voor den spiegel, moreel gesproken. Scherp van oordeel over zichzelf en anden.ii, maar des te meer zoekend naar be wondering en liefde van die imderen, en ook werkelijk wel in staat die bewondering en liefde terug te schenken voor een tijd. Want geen van haar gaven was door oefening ontwikkeld, en zii was troL-'ch op het onaf hankelijke van haar aard. Zij kon met paarden omgaan, koel van zenuwen en gedecideerd ; de vliegenssnelle rit, heen over de moeilijk heden van den we;.1,- - dat was haar element. Moedig ! Zij kende geen vrees ook niet voor menschen. toonde zij en dacht zij. Op den duur echter, in haar omgeving, kwam het rustelooze van haar aard boven. Er was, met al haar mooie eigenschappen van liefde, vriiheid, durf en kritiek, iets gedwongens en onnatuurlijks in haar wezen. Wil men het weten, die heele maatschappij van Engeland op den overgang van de tach tiger tot de negentiger jaren, zroals men haar uit de pagina's van Margofs autobiographie leert kennen - in dal was op verre na niet de heele Engelsche wereld had iets geforceerds in haar verschijning. De groep in wier midden zich de mcmoirenschnjfster beweegt, heeft zichzelf den eere naam gegeven van ,,'/'/;<' Smi/^" : zij omvat de voornaamste en edelste personen ,'an l-Inge land. Lord Roscbcry, Lord Cur/.nn en Lord Pemhroke hoorden daartoe en \rtluir BalCour en Scawcn Blnnt ; een aantal hooust gedistingeerde en mooie ladies wisselen de rijen der manivn af, maar zonder nu te bepalen of het aan het talent van de schrijfster ligt die de karakters niet heeft weten te vatten, dan we! daarentegen aan de personen di1' geen karakter hadden otn zicll bij te laten \atten, ,,the Souls" glijden als zielen aan ons voorbij, wij ;U'i: hen nii't met ons Lji'.'s/i'/.'//; er is we l l tsschen de bladzijden /tien in de bekende oog een proi'usie v;.n pot aristocratische poses. Er zijn desniettemin eenige 'i. woorden. Van den tegenwoordigen Earl C KediesUm zegt Margot uit die d ..Zielen" : ,.hij bezat een soort van leerde zelfverzekerdheid" : Men u begrijpen hoe iedere aatual op z titeit moest afstuiten. Van Rosebery heet het dat hij bij al zijn gaven te rijk was. In hel Oude Testament, weidt Mrs. Asquith uit mei een lichte toespeling op Rosebcry's betrekking tot de Rothsrhilds wordt rijkdom bepaald overschat : de man dien het goed gaat krijgt al te veel heeste/!, vrouwen, apen, gei'en en pauwen." De waarden zijn veranderd in het Nieuwe Testament : Christus raadt een anderen weg tot volmaking aan en belooft een ander loon. l lij zou heter doen, raadt zou zijn, deze in verwezen naar hare beginselverklaring en werkprogramma. Maar zoowel de beginselverklaring als het werk- en gemeenteprogramma van den Vrijz. Democr. Bond zijn op het oogenblik niet geheel zeker; eerst over eenige weken zal de algemeene vergadering van de partij ze vaststellen; men mag vermoeden, dat de gebeur tenissen van de laatste jaren ook in de gelederen der vrijzinnig-democraten nieuwe inzichten in maatschappelijke vraagstukken hebben doen ontstaan. En men zou willen hopen, dat deze partij haar standpunt ten opzichte van de socialesatie dan duidelijker zal be palen, dan de heer Marchant het in de Kamer deed. Hij verklaarde daar, dat hij de socialisatie als dogmatisch eco nomisch stelsel verwierp, maar bereid maatregelen, ook al gingen de richting van socialisatie, te steunen, wanneer hij deze voor het maatschappelijk belang dienstig achtte. Een verklaring, die niet zooveel ver schilt van wat de heer Treub in het boven aangehaalde Vragen des Tijdsartikel schreef; ook deze verwerpt de socialisatie, niet slechts als leuze, maar ook als program, doch voegt er dit voorbehoud aan toe: er kunnen zich omstandigheden voordoen, die het practiscli gewenscht zouden maken, enkelebepaalde bedrijven in handen van staat of gemeente te brengen. Zoodat althans het sodalisatievraagstuk geen beletsel zou behoeven te vormen voor het schouwspel, dat de heer Schaper zei zich niet te kunnen voorstellen: de heer Marchant in de armen van den heer Treub! Maar de heer Marchant heeft andere redenen aangevoerd, waarom wij deze omhelzing niet zullen beleven. Hij wijst de tegenstelling af, die de heer Treub had aangegeven: overheersching der gemeenscha}) eenerzijds, ander zijds de persoonlijke vrijheid. De twee richtingen, vvaartusschen naar zijne meening een keuze moet worden ge daan, zijn: economische overheersching en economische democratie. Wat de heer Marchant met econo mische overheersching bedoelt, laat zich zonder veel moeite gissen. Men zou echter gaarne van hem vernemen, wat hij eigenlijk onder economische democratie verstaat en door welke middelen hij die denkt te bevorderen. Versterking van de volkskracht, ge lijkheid van ontwikkelingsvoorwaarden voor allen": liet zijn schoone en niet geheel onbekende leuzen; maar welke concrete maatregelen zullen den toe gang geven tot het land der econo mische democratie"? En waarin zal die democratie verschillen van hetgeen de voorstanders van socialisatie wenschen? Eerst als de heer Marchant een dui delijk antwoord op die vragen heeft laten hooren, zal hij de grondlijnen hebben getrokken, die zijn partij eener Hu den jongen man aan, alles te verkoopen. ,,Wat baat het iemand de heele wereld fe winnen en zijn eigen ziel te verliezen." De ziel," zoo geeft Margot haar commentaa'", is hier de vrijheit tegenover zichzelf." Zulke woorden hooren wij graag; zii maken veel iinbeteekenende pagina's goed. Onder </.",' Snul.-i staat duidelijk bij haar Arihur Balfour vooraan. l lij had twee dingen meegekregen, zoo oor deelt zij vaat hem, maar ik weet niet of ik hen een zegen of een vloek moei noemen : zijn vermogen om te bekoren en zijn geestig heid. Men kon niet anders dan van hem hou den, en iedereen deed daarom zijn best om alle moeilijkheden van den wee voor hem op te ruimen, l Ie* werd hem te gemakkelijk ge maakt, hij had t j vee' vrijheid. Een zegen? een vloek? Dit lijkt mij wel htt onnatuurlijke van den lijd: die mannen van onderscheiden partijen ontmoeten elkander zonder wrijving in het hooge gezelschap, de een heeft ziin niailver/.ekevd!ieid, de ander zijn overvloed van geld, de derde wil van het leven als epicurist geniete'!; d'1 talenten want het zijn mannen van talen! groeien niet uit den grond, zij worden in de serre ;1er maatschappij een ge forceerde hixi. groei. Werkelijk te middui van dat geknutselde kader der zielen" maakt .Margot met haar bedrijvigheid en haar vrije manieren geen slecht figuur. Men kou nii't ander" dan van hem houden," zegt zij vin Balfour, maar het was onmogelijk om van hem te weten, of hij van je h.Hd, dan we! of liet niet meer was dan een voorliefde, zooals voor oude meubels of voor p.ircelein." Ach, daai' was de kneep. Hij had zeker een diepi-ren ondergrond, Balfour ; van een innig vrome moeder was hem een aard overgeleverd die naar het hoogere «troefde, maar liet vrien delijk ongegeneerde cynisme van den man wist ieder nauwere aanraking te ontgaan. Heeft zij ook niet den cvnicus in Balfour leeren kennen, door Margot? Het heette dat zij beiden geëngageerd waren.Toen stapte bij gelegenheid van een bal, midden door tl e zaal Balfour op haar toe en bleef ge zijds van de overige vrijzinnigen, ander zijds van de socialisators scheiden. Met formules als gelijkheid van ontwikkelingsvoorwaarden voor allen" bereikt hij dat doel niet. Ook De Loods van 18 November II. riep op tot den strijd tegen gemeenschapsoverheersching en vóór een gezonde welvaartspolitiek, welke vrije baan laat aan déontplooiing van alle gaven en krachten der persoonlijkheid in het maatschappelijk leven"; en men zou toch vermoedelijk dwalen, als men uit de harmonie dezer woorden tot de gelijkgezindheid van den heer Marchant en de redactie van De Loods conclu deerde! Wie ons in de politieke wereld uit de sfeer der vaagheid naar die van het concrete willen brengen, moeten aan hunne leuzen ook inhoud weten te geven; anders hebben die leuzen met holle vaten nog een andere over eenkomst dan deze, dat zij luid klin ken! KERNRAMP IMMII Hllllllllllllllllllllll II l Il IIIIMIIIII VAN ONAFHANKELIJK" OOSTENRIJK door Dr. AI.FRED H. Erm:D. Dat is het eenige verheugende in den tegen woordigen chaos, dat het wanbegrip, als zouden de binnenlandsche aangelegenheden van een staat geen anderen staat iets aangaan, afgedaan heeft. Dit geeft tenminste hoop, dat eens de gemeenschapsidee zal zegevieren. Slechts zullen we nog eenigen tijd noodig heb ben, eer de volkeren en vóór alles hunne poli tieke leiders zich met deze nieuwe opvatting en gedachte zullen hebben vertrouwd gemaakt. Het duidelijkst bemerkt men dezen nauwen samenhang uit de levensuitingen van die staten, die door de vredesverdragen van 1<)HI geschapen zijn of wel groote veranderingen hebben ondergaan. Zoo is het probleem Oostenrijk" een inter nationale aangelegenheid van het grootste ge wicht geworden. JV^'n begrijpt, dat voor dit aan alle leden geamputeerde lichaam, iets gedaan moet worden. Men ziet ook in, dat we in het mid den van Europa niet een staat kunnen hebben, die slechts door de genade en het medelijden van anderen bestaan kan en die door dagelijksche lepelsgewijze voedseltoediening in het leven gehouden moet worden. Eveneens be grijpt men, dat het niet aangaat midden in Europa het voorbeeld te volgen, dat Amerika gegeven heeft door het stichten van Indianenterritoria, binnen welker nauwe grenzen een ras wel volgens eigen zeden kon leven, maar tegelijk groote kans had uit te sterven. Op het oogenblik is Oostenrijk niet anders dan zulk een Duitsch-territorium, slechts met dit onderscheid, dat zijne bewoners niet van de jacht kunnen leven. Er moet dus iets gedaan worden met dit Oostenrijk en zijn (i millioen Duitschers. En het komt slechts hierop aan, dat er niet iets mee gebeurt, dat deze zes millioen zelf niet willen. Zulk een bevolkingsmassa als objekt te behandelen, zou de grondslagen ver woesten waarop Europa, waarop de wereld durende twee dansen heel ijverig met haar in gesprek. Natuurlijk dat men dacht, nu zal het engagement publiek worden. Iemand in formeerde bij hem : (iaat gij trouwen met Margot Tennant? Neen," was het ant woord, daar is niets van aan. Ik verkies mijn eigen carrière te maken." Natuurlijk ook dat het antwoord de ronde deed en tot Margot's ooren kwam. Het moet hard voor haar zijn geweest, het MI haar m moires te not'.'eren Maar zij is moedig Zij komt ook wel in aanraking met echte menschen Dan breng! zij de ernstige flinke zijde van haar persoon aan 't licht. Een toev;,! heeft haar op reis in gezelschap gebracht van generaal Booth van het Heils leger. Zij maakte zijn kennis in den treinwagon ; overhaast is zij daarin bij het afrijden ge sprongen. De oude man gaf haar daarover een aanmaning, en zij verdedigde zich met de opmerking dat het er voor haar zeer op aan kwam den trein niet te missen. Er is geen verdeJing of excuus noodig, zei de oude man vriendelijk, gij moet dat nooit weer doen : maar vertel me, wat voor belang wis er bij u mee gemoeid? Wat gr" a t ge doen? Dit heel ernstig, bijna dreigend als of liij haar van een verkeerden stap wou terug houden. Ik moet paarden gaan probeeren voor mij zelf en mijn schoonlvoeder. En wat gaat «ij doen? Ik'ga zielen redden,--- zeide Booth, met grooten nadruk. - Zijt ge daar zoo zeker van? vroeg Margot. - (ieiooft ge dan niet in het redden van zielen? Ik heb wel van bekee ringen gehoord, maar hen nooit bijgewoond. Ik vind het toch iets vulgairs al te familiaar te worden niet de zielen van menschen. Maar wat weet gij van het werkelijk leven? zegt haar Booth. En liet gsprek, zoo afwerend uit de hoogte begonnen eindigt met een gebed van beiden, geknield in den wagon. Het is een 'Mechtige episode van erns'igen humor. Wij zijn vrienden gebleven lot a;;n zijn dood." Zoo eindigt het verhaal. Ook hierom moet men Margot's bock liefhebben. Nu moet er nog worden verteld van haar levensheproeving. W. C!. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl