De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 27 november pagina 13

27 november 1920 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

27 Nov. '20. No. 2266 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 RU/ZE-RfJMEN DE TROOST VOOR DEN SCHOOLVOS Wat treurt ghij, hooghgeleerde Vos, En fronst het voorhooft van verdriet? Benij uw zoon den hemel niet." Vondel. Wat zeurt gij, laaggeleerde vos, En fronst het voorhoofd van verdriet? Benij mij 's Lands kopeken niet! Je krijgt van mij geen stuiver los, Maar, stumperr, troost je; laat het hoofd niet hangen: 't Is zaliger te geven dan te ontvangen. Die booze hebzucht dient gefnuikt, Ik heb steeds, in mijn vroeger ambt, Dit kwaad bestreden en bekampt, En vaak als preeke-tekst gebruikt, Na 't zingen der pesalmen en gezangen : 't Is zaliger te geven dan te ontvangen. Gelukkig is een vast gemoed, Dat in geen wu.lpsche weelde smult, ? En draagt met Christelijk geduld Den onvermijdbren tegenspoed Vooral voor menschen in de lagere rangen. 't Is zaliger te geven dan te ontvangen. Ay, staak 't geroep van wee en ach! Scheur niet je front je in wanhoop stuk! Ontvangen brengt niet steeds geluk: Een schop, een eereloo? ontslag, Een flink stel meppen op de beide wangen, Zijn zaliger te geven dan te ontvangen. Zoo heb je 't doormekaar niet slecht, Van Christlijk standpunt uit gezien, Zoodat ik niets dan lof verdien. Dus houd je dit nu voor gezegd : Je krijgt geen sou. Wat kun je meer verlangen? 't Is zaliger te geven dan te ontvangen. C H A R l V A R l V) S i. S. MEUWSEN, Hoflavaranclar, A'DAH?R'DAH DÏBESTE HOEDEN IN HOLLAND iiiiiiiiiiii.ini iniiiiiiiiiiiiiiii i n i mi, ken wij niet alleen den waterval van de Niagara en de middernachtzon, maar ook de hieronder vermelde verschijnselen : Hij wil ons mededeelen hoe van uit een duizelende hoogte het grootere zich wel eens met het kleinere wil bezighouden." (Querirto) Uit zijn Pandekten vloeit een on uitputtelijke bron van nieuwe juridische gedachten en onderscheidingen voort." (Prof. H. Hijmans) omdat in gewone gevallen hoogten niet duizelen en bronnen niet voortvloeien. De nominatief-accusatief constructie. Waarom ze dat deden is niet dui delijk, kan men tenminste uit het ter vergadering gesprokene niet afleiden." (N. Gr.) Een schilderij naar een daguerreo type ontving zij n dag voor haar dood en hangt met andere familie portretten in het museum." (O. Gr.) XJIT BZL A.DSCEÏRI.FT 2. (MIIIMIIIIIIIIIIIIIIIflIlllM CHARfVARIA Daarom is door ondergeteekende besloten, de bedoelde metingen te doen plaats hebben, en wel voornamelijk op dezen grond, dat bij de overweging van de bepaaldelijk met betrekking tot de in het belang van de scholvisscherij eventueel door den Raad te nemen besluiten met de specifieke belangen van de Nederlandsche visscherij ret<ening zal worden gehouden, Het had daar zoodanigen omvang verkregen, dat hierin een ernstig nadeel werd gezien voor het in die wateren met inachtneming van de in het belang der vischrijkheid te stellen eischen uitgeoefend wordend visscherijbedrijf. Zij zijn uitsluitend bestemd om te worden aangebracht (hou je nou vast! C har.) op door of van wege aange slotenen bij een onder Rijkstoezicht staand b itercontrolestation of kaascontrolestation bereide boter of kaas." (Nota van Wijziging Begroeting 192 r, Xe Hoofdstuk.) \V'ii verzoeken Z. E. eerbiedig maar dringend om nog een kleine Nota van Wijziging van deze Nota van Wijziging. De wonderen der natuur. Onder de wonderen der natuur rangschikTAALOEFENJNGEN VOOR DE JEUGD. Verbeter: De speelpassie heeft toegenomen." (Hbl.) Wie- kan er, al deze wonderen ziend, lang wachten om midden tusschen de bergen te zijn?" (N.ff.C.) Hier vliette toen de Rijn nog langs." (H.P.) Wat is het onderwerp van dezen zin: Het station en heel de spoorlijn westwaarts trok het Duitsche vuur." (N.K.C.) 3. Uit welke taal is het volgende s/echt vertaalt!? Cook's bureaux zijn ai over de wereld. Zij staan geduldig te wach ten in zijn bureaux al over de wereld." (Couperus) ,,De vitale belangen." (Tel.) De Maleische buurt ligt als een wederpart van de Chincesche." (N.K.C.) Zij haastten naar waar hij stond. Sommigen haastten van den een naar den ander." (Art/mr v. Scheiulel) IIIIlllllllllUIlMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMnlMMIIIIIIinlIIMIIIIIIIIIIIlnlIIIIIMIIIlllllllllllllllllUIIIIIIII IIIIIIIIIMIIIIIIIIIllllHllllhlIIIIIIIIIIIIIII 111IIIII111 Illll 11 MUI II111 HUI 11 Mllll 111 Illlll l Illlllll 11IIIIHIIIIIIIUIIIIIIII1IIIII l HUI Illllll IIIIIIH Illllllll I" ^?^?^?^^-«"?^"^?«?"»»11 hunne diensten. Wel behouden zij de hun ingevolgedebestaar.de voorschriften komende consulaatrechten e:i andere baten. SS QLRNCHE. CICPVRETTES .laapje Wanneer de zon in zoo'n malle bol te stralen komt, die de boeren in hun tuin zetten tusschen de dahlia's om haar te vangen, dan ziet er de wereld verdraaid uit." (HM.) Net als deze zin. Er is geen enkel belangrijk onder werp aan de orde gekomen en toch zijn de mannen, die 'n rol zullen spe len, al even aan 't woord geweest. Om hun instrument te stemmen. (Hbl.) DE MAN DIE 'N ROL Z.M. SPELEN. Meneer de Voorzitter! Ik vraag het woord. DE VOORZITTER. Is het on te spreken? DE MAN DIE 'N HOL ZAL SPELEN. IntCgendeel, meneer de Voorzitter, 't Is om mijn instrument te stemmen. DE VOORZITTER. Dan is het woord aan den man die 'n rol zal spelen. DE MAN DIE 'N ROL ZAL SPELEN. (Neemt zijll instrument). Tong-tong-tong tang-tang-tang, teng-teng-teng, tieng-tieng-tieng ! Ik heb gezegd. (Gordijn) V R A G E N R U B R I E K voor Algemeene Wetenswaardigheden Men gelieve de vragen voor deze rubriek in te zenden aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto Leckenspiegel" en onder opgave van naam en adres (die ais vertrouwelijk zullen worden beschouwd). A. L). |zn. te V. Heejt een consul van ecu zeer «root land /wij andere inkomsten dun die welke voortvloeien uit het verschaffen van rcispussen en ter bevordering vun het verleenen van pasvisu? De beroepsconsuls der verschillende landen behooren tot de bezoldigde consulaire ambte naren, aan wien het in den regel verboden is handel te drijven of onder eenigen vorm aan een handelsonderneming deel te nemen. De onbezoldigde consulaire ambtenaren ontvangen geene geldelijke belooning voor Ventje, wat heb jij misdreven Was je zoo misdadig kind, Dat men reeds je kinderleven Aan ZIMI strenge regels*) bindt ? 'k Vind je toch zoo'n innig knaapje, Trouwer, dan de trouwste hond, Zachter d;m het zachtste schaapje, Arme, lieve, kleine Jaapjc, 't Leven heeft je wél gewond. Is je mocdr vroeg gestorven. Zwierf ie dagen langs de straat Hebben and'ren je bedorven, Stumper is het nou te laat? Toch je lieve kinderoogeij Tintelen van levensvreugd In jou hartje woont geen logen, 't Is te vol van iitedcdoogen, 't Is te vol van blijde jeugd ! Als je 's avonds in je kluisje Heel blijmoedig slapen gaat, j Sla je lief devoot je kruisje, Met een diep ontroerd gelaat. Om je mond een ernstig trekje, In'je^kinderoog een traan Zorgzaam plooi ik dan je dekje ,1 v .-,.: Om je smalle kindernekje ? .<?$ \-ff* En je kijkt me stralend aan ! : ? Kind is er voor jou geen plaats meer v"?' Buiten in de ntaatschappij? Ga maar kalm er in berusten Blijf maar kinderlijk en blij, Houdt die lieve kinderoogen, l Weest tevreden met je lot, Houdt dat heerlijk nededoogen fin je hartje zonder logen, Wellicht is er plaats bij God ! *) Van Rijks Gpv. Gesticht. Illtllllll IIIIHIIIIII IIHHIIIII IIIIIHIIIIHHIIIIIIIIII Inhoud November-tijdschriften Jotwnsleveti: L. A. Duprée, Fotorubriek. C.' H. M, Philippona, Het Schaatsenrijden is van Ned. Oorsprong. Iets over Atigusta de Witt. Charivarius, Toe, jongens, weest niet wreed! De Verloren Stad. Uit de Natuur. Dr. C. P. Gunning, Zoek de zonznde. Van onze Sportvelden. Van de Laar-Kraft, Avnnd-gedachten. ?IE m MS T KDft M S C H E HEEREMGR/ÏCHT W* Noderl. Munt Hollands beste tO cent sigaar ZIEKTE VERZEKERINGEM DE ONDERGANG. De rampzalige geschiedenis van Benavente, granduque de Borbon, de schomie en kuisrheMorata de Apodaca en de wulpsche, doch onschuldige dienstmaagd Vencida. door BERNARD CANTK». In de stad Alarcon in het zuidelijkste deel van Ancralusië, leefde in het begin van de vorige eeuw de groothertog van Borbon, Ook leefde in die zelfde stad en niet dan door zeer toevallige omstandigheden, de schoone en kuische Morata de Apodaca, een jonk vrouw van hooge geboorte en strenge zeden welke laah.te op haar gelaat de strakke schoonheid der onvermurwbare deugdzaam heid hadden geteekend. Ik zoude U dienst willig willen verhalen van de stilheid harer leeuwenvele oogen, de spannig harer rustige bramvbogen: het teedere gebaar harer wim pers als /tij zacht tot elkaar neigden bij het luiken der leden, die bol waren als groote rozenbladen. Ook van haar neus zou ik willen spreken, die recht en strak uit haar voorhoofd gaande en met twee fijne, nauw geschulpte vleugels, toonde hoe-haar rustig gemoed de lucht Gods met heiligheid inademde en met dankbaarheid wedergaf en vooral, ja vooral, van haar mond ie, hetwelk eer een honinggierigen vlinder dan den torsenen druk van mannenlippen scheen, te moeten aantrekken en zeker zou ik heur hairen niet mogen ver geten, heur nachtzwarte tressen niet glanzen van gesponnen glas, ware het niet, dat de strenge schoonheid harer kuisehheid niet den blik eens zoo deugdarmen man als een dichter is, kon verdragen. Zoo dan heb ik haar nooit zóó kunnen aanzien, gelijk het uoodig is om haar naar waarheid te beschrijven. De dienstmaagd Vencida, dienstmaagd in den herberg el Emparador, eclHer heb ik dat wel gedaan, bovendien toonde zij mij herhaaldelijk heur krachtige voeten, heur stevige enkels, heur vaste kuiten, (ingerekend nog, dat zij blootanns ging tot ver boven de ellebogen, het keurs open droeg in groote slordigheid zoodat heur hals en een driehoek van heur borst, naakt waren gelijk de vrouwen op de schilderstukken des Noord-Vlaamschen schilders juan Steen, die leefde kort nadat het grove boerenvolk der lage landen zich door rebellie onttrokken had aan de welgelukzalige bescherming van 't kuische Castillië. Kort n j, nadat de groothertog de Bourbon bij het uitgaan van de kathedraal der stadiën, de kuische Morata de Apodaca had ontwaard, zooals zij zedig schreed, »og omgenrd van den wadem der Arabische wierook en in haar karos stijgend, zorgzaam heur kleed plooide, opdat haar enkels, fijn als polsen, ongezien zouden blijven, voer de granduqne in zijn calècha naar de woning der pure jonkvrouw en naar liet gebruik des lands, liet hij zich bij de moeder van Morata melden, bekende het groote geheim, dat ieder man eenmaal als plotseling, in zich zelf verborgen bemerkt en een maand later zongen zij beiden, de granduque de Borbon en Morata de Apo daca, deze streng-schoone jonkvrouw, in de kerkbank der grandes van de kathedraal der stadiën, samen in zuiveren tweeklank het canto de piedad 'y de eastigo en menigerlei andere vrome leize en litanye. Zeven maanden laler, na een zeer gelukkige verloving, waarin de beide gelieven elkaar hadden leeren achten met waarachtigen eer bied, fundament voor die hoogere deugdzame liefde, welke na den huweiijksdag opgroeit gelijk een welgesnoeide pahnhaag in een zuiver gestijlden tuin, ondoordringbare muur voor ontrouw en verwaarloozing en oververzadi ging, vond de verbintenis in den echt plaat.s. Het gebeurde nu, toen de granduqtie de Borbon op weg \vas naar 'vet kasteel zijner geliefde, die straks zijn gemalin zon zijn, ?.'.at een wiel van zijn karos een weinig strooi' geloopen, warm wierd en dus de wagen stil stond. Juist voor den herberg al Lmpcrad"r, De dienstmaagd Vencida, «lordig. gekleed. gelijk altoo^, hals en borst en armen ontblooi en in haar geel jak en vermillioenen rok zwellend van overrijpheid, kwam de deur uit, zag den hoogen bruidegom sloom aan met oogen, waarin een verlangen lag van zooveel gedroomde zondigheid, gelinlcl in liet schroomvolle waas der onbewustheid, dat «.lc granduque, nadat hij een glas van den landwijn gedronken had, dat zij hem aanbood, terwijl de koetsier bezig was de as van hei wiel te snieren, weder voortrijdende, meende beneveld te zijn. F.n toen hij in de kathedraal der stajiën met zijn bruid voor het altaar stond en het ,,ja!' sprak, O opperste tegenstrijdigheid in de verworpen inisdadigheid des mcnsehelijkeu innerlijks; o canta de piedad y de castigo!, zoo zag hij tezell'der tijd met het gtrstc-soog zijner inwendige onbewuste wulpschheid, den blik uit het lodderoog der slordige dienst maagd Vencida. Na de huwelijksvoltrekking zeidc de granduqiK1 tot zijn jonge uade: Morata mijne zoet reine, gedoog dat ik voor wij ter kerke uitgaan, eerst bieclite!'. Hoe!" vroeg de kuische s'jhooiie, ,,is ip't nu biechtenstijd? Hebt gli L'w ziel niet ge reinigd een dag voor deze cchtvcrceniging?" ,,Lieve," antwoordde de grandunue, ,,se dert ben ik van zoo groot'' zonde vervuld geworden, dat ik zonder aflaat, naast U zou zijn gelijk de verloren zoon in zijn moest verloren stonde." Een rilling doorliep de leden v/m de reine Morata en zij sloot de oogleden een korte spanne. Züzag op het ge.'lroodc biocd"ehl, dat liet gesloten oog ontwaart, ecu visioen van zwarte padden met groene oi.^eii eu vlammende pooten en dit deed haar schier bezwijmen. Miert U wat?" vroeg de granduque be zorgd." liet is niets," antwoordde zij, slechts een voorbijgaande duizeling. Voldoe mijn vriend aan L'w verlangen en vervoeg U bij Uwen biechtvader. K n. vergeef mij, dat mijn eerste daad na ons huwelijk een ver/et is geweest, tegen l,'\v wil en \von-ch, ik, die bi-loot'de te gehoorzamen. Vergeet niet, dat zoo men tnij ook voor eene heilige houdt, ik een vrouw ben, slechts eene vrouw." \a deze liefelijke woorden, (rokken de sombere wolken die zich op het voorhoofd van den granduque hadden samengepakt weg. als vu'vluchtigden zij voor den glim lach om den mond der edele vrouwe, gelijk beschenen door de zon van Andalusie'. Zoodaniy was het zonnige glimlacltc" om de fijngetrokken accolade harer vaste lippen. |a, de strengheid van hem' uelaat scheen do;i'' haar glimlach gebroken en de groot hertog omhelsde haar plotseling, kuste haar met g'.'hee! de vurige overgave eens And.'ilusïschen jonkmans in het eerste uur ziins huwelijks en na vele kussen zei de h'i: Niet biechten wil ik gaan. maar 'il mijn zonden uitstroomen op l'vv purperen mondje en het /wart mijner ziel vergeten in den donkeren /'.vijnicl l'vver nachtzwar'e haren." Hetgeen hij dan ook deed. toen de hmvelijkskaros terugreed en zijne bruid rustte in zijn armen, l in niet keek hij op dooi' een kier van 't neergelaten witzijd'en gordijn van hel portier, voor de karos haar vaart p|.>tseli;:i; inhield. De groothertog za^ op den zelfden oogmblik de dienstmaagd Vcncida, die voor de deur ?itond van de herberg al Hmpcvator en haar lo.-.klerigcn blik rust!" W.ÏL, \-erlau-eni1 in de zijne Caramba !" kreet de groothertog, ..waarom vrouw weerhield gij mij van den biecht. Rijdt nu alleen huiswaarts en laat mij mijn heilige plichten volbrengen." Met sprong hij uit ('.e karos en bega!' zich ijlings te voet naar de Kathedraal, terwijl de karos me! de eenzame e:i plotseling viTlalcii bruid, u.aar het voorvaderlijk ka>teel des rootherlogs reed. uebouwd in zuiver Moorsclien stijl en statig gemen'oeUi niet vvoomgewrochte meubelen, karoliu^sclk1 uandweeltapiiten en Arabische vloerkleedeo in di'ii IOMU va'i uestold bloed en ad.crenblaim. Gereinigd kwam dien eersten nacht de umotliertog bij zijne jonge \TOHV. in hei ??.laapvertrek. Liefste" vrm:.' de kuische Morata, ..'iveniint gij mij volkomen?" Ik bemin l' volkomen," zcide (!e groolhertog met jonkmannelijke curige plechtigh.eid. Maar terzelfder tijd voelde hij, Jat uit een m'h'.'imen sfeer buiten n iu hem, een Mik lodderig op hem rustte en gaarne ware hij op nieuw icr kerke gevlucht. /ij leefden het eerste jaar in zoete liarnionije, i-eli;l.' l\\ee kinderen v.ni lul hr.Mi/ii! Aiidaiusië. De uroothertog meende werkelijk ontko men te zijn aan de verlokking des duivels, dewelke hem verschenen was in de gedaante der slordige dienstmaagd Vencida. Maar op een middag, toen hij in den tuin een grooten ruiker jasmijn had gepinkt voor zijne jonge gade ei: op dei: drempel van haar verfri'k staande, al waar hij haar bezig zag, wevende aan een wandtapect, voorstellende de onbe vlekte ontvangenis, nogmaals /elf den sterk zoeten geur der jasmijn iuademt'e, doorvoer hem een huivenng door de leden. Want plot seling had hij met zijn geestesoog weder de dienstmaagd Vencida zien st:'an, ine' haar keurs van vermillioen geopend en heur buk met smachtelijk smachten naar de zijne. Als door een adder gestoken wierp Ivi don ruiker van zich af. De jonge hertogin, meencm'e dat hij door een pl< iselinge duizeling bevangen den ruiker had laten vallen, schreed op hem toe, Mocg 'leur armen om zijn hals en zeide : Wat (.leert I.! mijn vriend?" l-'n de ruiker opnemend, zeide zij: Voorzeker hebt gij L hij het plukken te veel vermoeid of is de geur der bloemen vor i; te sterk. Kom, mijn vriend, gedoog dat ik l' naar een rus'.bed geleide en mijn hand op l'w voorhoofd legge, opdat de kalmte mijner ziel Blijde in l'w ziel." /aciitkens liet de groothertog zich doov zijne gemalin naar een divan begeleiden, sii'ekte zii1! leden daarop uit en toen de her togin hem' hand on zij;: voorhoofd legde, voelde hij de kalmte harer ziel, als naar volgen.-. 'Jour haar gezegd vviervt, iu /.i;n /.ie! glijden. l lei u,'is ecnii.-c dagtn later, dat de berto»in ten einde haar ucmaal een vriendeliikheicl ie liewijzen, in den tuin een naar rune granaat appels plukte, ze doorsneed, /e in een schaal van vvazi;: tin schikte rn ze ten sieraad op een tafel stelde. Toen de groothertog binnenkwam .?n de vruchien z:>g, lachte bii en trad erken telijk iiacJer. Mij u'ilde \.'m de >'r'uclitcn proe ven en nam een deel "p. Uct g i; eerst, lieve," zeide h'i tot zijn gemalin. De groothertogin beet in de vrucht en hei purperen wijnsap droomde l:mgs de lippen eu de kin der schooue vrouwe. Meteen \veei' \oelde d'- groothertog een vreemd bonzen van zün hart. Hij o"k at nu van den granaatappel eu ook z.ijn mond werd ais vol van zoct-geurig karmozijn vruchtenbloed en opeens omhelsde hi' zijn gemalin on kusfc liaar op heur ".ven'ooden mond eu ii"gm.'i.':ls en nogma.'il:, O. hoe wiMuk' hij, nauwelijks ?."?n uur daarna in den bieclu-'toel bij l-"ra. Xn^elico, want terwijl hij dan gekust had, zie hij had ucdaelt! aan de <.licii''tuia;'g'.l Vcücida. Xiet lang daarna, o, \vreede zonderlingheid onzer imierliike roerselen '. vvas het feest ;n het grooilieiMogelijk paleis daar het de naaindag was \ au Moral.i (lic Apodaca) en de uroothertog, uitgegaan zijnde naar Toleüo om een geschenk ie koopen, bad lang in de stad gezocht, tot hij op de markt aankwam, waar een l-'raiischmau uit de stad Lyon was aangekomen, teiitoon^iellenik' zijden stoffen, dewc'ke in die stad van Frankrijk beter ge maakt wonlen d'in ergens elders ter wereld. | lij mi vo.ir die slofteii-j'ils'alling staaudc werd door den koopman aangesproken, di zeide : Uwe edelheid gelieve wel de genade te hebben den buk Uwer edelheid te slaan op deze twee stoffen, deze hier van vermillioen en gene van leeuwenvel. Indien Zij ze van mij koopt, zal het Haar en Haar gemalin gpiote'ijks verheugen." Nu dan, de koop werd gesloten en dr- groothertog bracht het geschenk aan zijn gemalin en deze liet er van maken een zwaar statiekleed, met het keurs van vermillioen g'edoft met leeuwendeel en de rok van leemvengeel bestrookt met vermiHuvjn. Als nu de groothertog zijn gemalin zoo zag, voelde hij zijn Andalusiscïi bloed opspringen met de heftigheid van ten fontein in een diep dal. Lu hij kon den ganschcn dag niet aflaten van zijn vrouw te omhelzen en den volgenden morgen zeide de grootlu-rtogin tot hem : Zult gij mijn vriend, mij ook aldus gelijk gisteren lief hebben, wanneer ik moeder zal geworden zijn?" De groothertog antwoordde niet dadelijk, maar dronk een groot glas wijn in n teug leeg. Want hij bv.-chtto sinds lang niet meer, doch dronk vergetelheid van zondige gedachten Negen maanden later schonk de groothertogin haar gemaal een bijzonder welge vormd meisje, van sievigen bouw. Het groeide lijfelijk door de moeder verpleegd op en het was den vader' een gestadige vreugde. Maar toen het ouder begon te worden, ving de moeder aan minder van heur eenig kind te houden en het was haar alsof het heur kind niet was. De vader, op wiens verlangen het meisje Vencida, genoemd was, beminde het echter bovenmatig en kon nooit genoeg den naam zijns kinds uitspreken op de meest verschillende u ijzen, vol tecderheid, vol dee moed, vol zachte liefderijkheid, vol trots, vol verlangen, vol smachtende vreugde en de blik des kinds, lodderig en bevvaasd, dronk hij in, als een wijn, die streelt en brandt tegelijkertijd. V'-jncida werd de oorzaak eener verwijdering iusschen den groothertog en de hertogin zoodanig, dat beide echtgenooten eerst zich terugtrokken, ieder in een van de vleugels des kasteels, naar den aard der grooten dezer wereld, die zoo vaak ongelukkig zijn, niet door de stof ma.'ir door den geest. Daarna trok de groot hertogin, naar een harer buiten verblijven te Alicante, afscheid nemend van haa'" gemaal eu haar dochter voor altoos. Zij leefde in eenzaamheid en godsvrucht, zich zeer zondig gevoelende wegens hare haiteloosheid en desondanks ('iep-innerlijk wetend een heiligen plicht te volgen. De graiidnque de Bourbon werd een groot drinker en /.weiger en stierf toen zijn dochter een vu twintig jaren was aan de gevolgen zijner uitspattingen. De grooten der aarde sterven daar meesttijds aan. Wat Vencida, groothertogin de Bourbon y Apodoca aangaat, zij is geworden de be ruchte courtisane, om wier bezit geschied zijn diefstal, roof, eere-roof, doodslag, moord en velerlei andere vernietiging en misdaad. Zij is arm gestorven in het hospitaal van Tolerantos, gelijk i aren voor haar de dienst maagd, waarnaar zii genoemd was geworden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl