De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 27 november pagina 7

27 november 1920 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

27 Nov. '20. No. 2266 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND SCHILDERKUNST KRONIEK ©i RUÉTËR. SCHILDERIJEN, LITHO'S» Bij DIJKHÖFFÏI DBN HAAO. Déportretten van Rileter hebben iets hartóijks-huishoüdelijksch. ik heb in een vroegere bespreking aangeduid, dat het dezen Schilder jjnmogelijk is, en onmogelijk zal het hem bjijven, een portret te geven groot van constrycttej groot van intellefctuéele tif p£ychö: logische kracht. Hij mist daartoe diep inzicht fen felle drift. En ik moet dit eerst constateeren opdat wat volgt zuiver op het plan moge staan, waarop ik het bedoel te staan. Zijn zienswijze omtrent menschen en zijne wijze van beschouwen is ietwat verwant met het |3.oftrëtwerk van de,n Haagecben schilder 'f holen. Ook déze heeft déneiging, .zijne beeltenissen van mannen, vrouwen en kinde ren te geven wars van allen intellectueelen sier of waereldsche staatsie. Maar Tholen is op zijn sterke oogenblikken van wijder omvaming dan Ruéter : zijn melancholie is die per, en zijn rondend-modelleerende weergave petyijSt grooter kracht en kennis dan in Ruéter is. Er is nog een anderen naam bij Ruéter te ribemen, dien van Aliebé. Maar ook deze js Ulsiicatër! dobfdrihgër'dër tëe'këhSai feu dé' Psychologie van den fijnen Aarzel'aar is valn beter gehalte dan bij den schilder dien ik nu bespreek ; het métier van Aliebéis daaren boven duchtiger van kennis. Niettegenstaande deze verschillen kunt ge Ruéter plaatsen in Tholen's en Allebé's buurt. En het spreekt van zelf, dat deze hartelijk-huishoudelijke kunst, haftelijk-huishoudelijk als zij op haar best is, uitmunten moet op haar manier, wanneer zij zich zet tot het weergeven van huisgenooten, of haast familjaar gekenden. Zij doet dat ; de tentoonstelling wijst het uit, Voor Wie het nog niet wist; Drie klnderpor-1 tretten, dg Verjaardagskroon, In gedachten (het schrijvend meisje uit 1911), en het Verkleede kind behooren onmiskenbaar tot de typische, met de aangeduide reserves ook te waardeeren schilderijen. Hierbij zijn te voegen Allebé's portret (om den kop ; de hand is zwak), de beeltenis vanschilder's vrouw (l 91 7) en een ander vrouwenportret uit 1920, Me vrouw de R-M. Bij de teekeningen is het een ander geval. (Zie Treya R. uit 1911), bij de litho's (zie een kiesche steenteekening als die van Mevrouw B. F., verder een hakende vrouw, een pianospelend kindje, een weer gave van' Mevrouw Ansingh-Schwartze). De hartelijke huishoudelijkheid krijgt daar iets van haar grooter zuster, van de Innigheid --- SCHILDERIJEN VAN O. W.^DIJSSELHOFF Bij DIJKHOFFZ, DEN HAAG. Het werk van Dijsselhoff heeft een vaste beteekenis in de Hollandsche kunst van den tijd. Het overtreft die vaststaande beteeke nis gewoonlijk niet ; gewoonlijk is liet niet minder dan wat ge ervan zaagt in de laatste jaren. Het is werk van een kundig schilder Van visschen, en ander watergedierte ; van een schilder, die persoonlijk is (dat is niet wei nig) maar die niet bij de grootsten is te tellen. De innerlijke spanning is daarvoor niet innig genoeg, noch de hartsbravoure genoeg uit bundig. Maar Dijsselhoof, de getrouwe bestudeerder van zijn onderwerp, kent het spel van het aquarium, en van de visch, nauwgekooid in dat aquarium. Hij weet beter dan in n van de perioden van zijn leven, dat er te kiezen is, en dat hij enkelingen of groepen moet schilderen", en hoe dat in de grootte moet uitdrukken van zijn dieren : hij heeft de formaten gevonden, die hij eens zocht, en die hij vroeger niet juist begreep, waardoor zijn beesten half enkelingen, half deelen waren van een visschenschool. En Dijsselhof kent het omhullend spel van het water voldoende om ook in dat deel van de opgave niet teleur te stellen. Opstijgende luchtkralen, als horizon tale bewegingen daarbij, drukken stof en om hulling uit. De beste werken bij Dijkhoffz zijn : de Grot (3), de alleenige Kreeft (8), de Goudwinden (2 vischjes) nog een Kreeft (l 6) en de Katneleonvisschen (17) (om 't omhulde wezen ---- ). OÜDSf IKKËftj IN Ptf L6HR1 STUDIO, DEN HAAG. ''fit'"Voel'rrttföp het oögïtlhlik, dat k de bespreking schrijf, niet in de stemming om koel en nadrukkelijk vast tésteHefi, dat ik het niet eens ben met alle toesch'rijvirïgen', dat ik tegen Sommige bezwaren heb, die niet Verdwenen bij herhaald bezien vol goeden wil. Misschien noteer i:k dat vtfot' de" Am sterdammer een ander maal. Nu ben fk korf, en schrijf niets dan een reeks notities over deze Ve'rzarrieJfng: karaktiseer scherp maar snel wat trof en wat hinderde. De Primitieven (ik moet mijne meening nog zeggen over den Bouts van het Mauritshuis) en 't vroeger werk zijn niet het minst belangrijke deel varr deze als geheel niet boven het middelmatige zijnde collectie. Toch zouden in den Jacob Corneli szoon van Amsterdam, niet heidenschstr'slk genoeg voor mij, me de veel te eendere neuzen va'ri net middenstuk op den duur hinderen. Ge kuift zeggen1, dat is een klei nigheid ; het ware er een gebleven1 z«0 ze' niet zóó dikwijls was herhaald. Daarentegen1 treft mij het werk van de Duirsche school uit hef begin der 16e eeuw. Voor velen zal dit werk te stijf zijn, mij is het strak en daarbij Komt als een belangrijkheid de ongewone, *ehoone< bijblijvende coloratie. De Lucas van Lèydeh; eri man m'et groene jas, is een aan doend, telkens tóridoend, schilderij; toch kon de omtrek tegen dëh achtergrond vaster wezen, want hij diende niet om' een a'adnïertd wezen uit te drukken Zoo is er ovef de primitieven meer te zeggen, een ander keer opnieuw. Treflijk is de vrouw tegen den gouden grond van Dierick Bouts, met de oogschellen zwaar neer naar het kind. Ik volg nu wat de andere aangaat den katalogus, ze zijn dus niet naar belangrijk heid geschikt, wel noem ik hier wat durend trof. De Avercamp heeft lichtheid, en gratieuze boerschheid ; op den Brekelenkam zie ik telkens het Vogelenkooitie; de engelen van Van-Calcar zijn weerhoudenjbewogen; de lucht van den Jan van Capelle(19) is iets om altijd te gaan bezien. Pi'eter Claesz is knap, maar niet zoo sober-groot als hij kan zijn, Cranach's portret is zeker, typisch, ook boersch. Cuyp's vergezicht is wijd en bewogen (27) de Gelder's vrouw heeft een zielsexpressie (38). Luchten en landschappen daaronder, ieder op zich zelf, zijn in van Goyen (40,43) waardevol (maar zijn ze wel onafscheidelijk een ?). De Harmen Hals is een karakterkop ; rijke stofuitdrukking is in de Heere (50), Jan van der Heyden's Baders is een haast teeder italianiseerd stadsgezicht en landschap (de kleur !); in den Hobbema (54) treft de ver rassend groote kunde . Van den Pieter de Hoogh prijs ik het zicht op de huizen van den overkant (en anders niets!); Kalf's stilleven met den ton (No 60) moet genoemd worden, Mancadam is een schilderij als voor een weeftechniek genoteerd ; da Ponte's ark, met de dieren er rond, is rijk in het geheel. Raeburn's man in het groen en niet het witte vest is elegant tusschen al het werk hier; steeds verwonder ik me dat de Ruysdael (97) van hem is. Ruig is zijn watermolen geschilderd; op Segher's landschap (met stemming) is de toren vreemd van schildering, 't Zieke meisje van Jan Steen noem ik; een Dav-Teniers Jr. om den eindtoon (112); 't horizontje van Vermeer van Haarlem vergeet ik niet, het voortreffelijk stilleven van Weenix, en Wijnants landschap met de diep, als diep ge voelde aarde Daarmee is aangeduid wat in Goudstikkers verzameling mij niet ongeroerd heeft gelaten. PLASSCHAERT Lenie Ten Heuvel. Een Buitenkind door ANNA VAN GOOH-KAULBACH. Amster dam, van Holkema en Warendorf. K-V. HET'INEDEKI.ANDSCH TOONEEL: Kinderen, door F e l i x S a 11 e n. Groote kinderen : menschen met fantasie ; en de kloof tusschen hen en de ,,gewone menschen." Een onvervalscht Kind der Freude" in deze drie Wecner parabelen, waar van de eerste op den breedsten grondslag staat, de tweede het fijnst bekoort, en de derde het karaktervolst is, blijkt alleen de geluk zalige tooneel-jubilaris in III, die over alle kloven der werkelijkheid heenstapt met de bevallige zekerheid van een slaapwandelaar. Het eerste Van eeuwige liefde," geeft : de wedergeboorte, het overstelpend besef dat het wreede leven nochtans goed is. Van de duisternissen der negatie, naar de lichte lanen der bevestiging. Die Erde hat micli wieder". Alleen 7.ij, die door ziekte of letd aan den rand werden gebracht waar de adem stokt, kennen de dronkenschap der genezing op de basis eener schier heilige verwondering dat zelfs deze crisis kon worden doorstaan. Felix Salten, wie zou het anders van hem ver wachten, stelt het geval licht. Een jonge Werther, verliefd op een actrice, die de verloofde is van een gezeten bankier, heeft in zijn droomen deze ongelukkige liefde" radicaal uitge put. Te goeder trouw zoekt hij de verlossing in een daad.Hij schrijft Hedwigeen afscheidsbrief, waarvan dit Kind der Freude" - in-al-tesolide-handen verrukt is, en meent met dit weinig loonende bestaan dat slechts n onbereikbaren wensen tot middelpunt heeft, thans te hebben afgerekend. Doch het schot mist doel en in een warm blank ziekenhuisbed keert Frans Rohrbach tot het leven terug. Dit leven, met zijn blauwe lucht, waarin hij als een pasborene ligt te staren, het is weldadig van eenvoud, en het is reëel ; de droomverwarring Hedwig bleef aan den anderen oever." De thuiskomst van dezen verloren zoon is ver makelijk, want zijn goede vader, ook al een groot-kind-van-een-musicus, kon zich in dit conflict der wederopstanding geen andere oplossing voorstellen dan de lijfelijke Hedwig. Op grond van den schoonen brief van een stervende" overtuigt hij haar van diens ver heven recht. Bankier Bernard begrijpt dat tegen het geschut der fantasie niet te concurreeren valt, hij geeft Hedwig haai" woord te rug. Vergeefs, want als de held van den dag komt, zijn armen uitgebreid om het heelal aan zijn hart te drukken, staat daar het voor werp zijner eeuwige liefde nog slechts als een beperking, de levende herinnering aan een doodgebloed leed. Kom Hedwig", zegt de verstandige bankier, die thans weder grond onder de voeten voelt, en zij volgt hem.... in de werkelijkheid. Wanneer Salten het conflict ernstiger had gesteld, door niet een kalverliefde maar de Liefde tegenover het Leven te plaatsen, zou den wij in deze overwinning het verlies heb ben betreurd van Haar, die fort comme la mort, en sterker dan het leven kan zijn, en in deze herleiding1' van een schoone smart, in liet geluk dezer genezing", bovenal gevoelen : het surrogaat. Thans glimlachen wij om de lieve revanche van het machtig leven op een overspannen jongenshart, en hopen, mei den bankier, dat Frans van het beproefd paarden middel in het vervolg een bescheiden gebruik zal maken. Voortreffelijk heeft Henri Eerens van deze plotseling weder uitbottende jeugd, ia de ver bijsterende heerlijkheid van den eersten nieu wen dag, het beeld gegeven. Ook Saalborn, de vader, was een mensen, welken men zij» muziek-van-binnen aanzag. Met De overgang" is Auf der Unieke" nog niet vertaald. Hier wordt wel degelijk eeii pont des soupis" bedoeld, die over den meedoogenhms vlietenden jarcnstroom de beide oevers: nog-jong en niet-meer-jong, verbindt. Men is met de overgang" intusschen verantwoord omdat het stukje speelt in de tooneelwereld, in het tijdperk der afge bakende emplooien. De welgeconservcerdc actrice Sylvia. Felsenbach staat voor den overgang naar de moederrollen en deinst te rug voor den sprong. De regisseur, haar eerste liefde, gisteren vóór zeventien jaar", komt haar met den vaderlijken tact aan het vak eigen, herinneren dat het nu onvermijdelijk tijd wurdt. Doch als een laatste stroohalm ligt i,i hetzelfde oogenblik een cerste-jaars stu dent aan haar voeten, en hoewel zij voor de liefde in dezen vorm niet zeer ontvankelijk meer is, haar geschminkte jeugd" dreigt zich aan den lieven Frits te zullen klampen. Even wel, een andere vrouw heeft vooralsnog hoo gere rechten, zijn moeder, de vroeg verwelkte douairière uit de provincie zal de kloof over schrijden om haar kind uit de handen der ge vierde rivale te bevrijden. Gesluierd betreedt Frau von Kirchhof, in de geparfumeerde hotelkamer, den brandenden bodem der fan tasie. Om er te vinden, in de gedaante dei diva, een oude schoolkennis, Mizi Bachinger, de dochter van den hrievenhesteller. Vau den Op verzoek van de redactie bespreek k heel graag dit lieve, eenvoudige meisjesboek, want uit mijzelf zou ik mij nooit daartoe hebben durven opwerpen, daarvoor heb ik een te groote vereering voor Anna van Gogh's Htterafreti arbeid, en staat zij te supérieur boven niijn eigen kunnen. Maar nu.mij de gelegenheid geboden wordt, wil ik beginnen met te zeggen dat k. voor onze kinderen blij ben met dit boek, af dringen zich enkele opfrteïkmgen1 tusschen het heel vele dat mij et in aantrek! In 't begin zit er niet veef gang n, is 't net of de) volwassene Wat moeite heeft gehad de lieve jeugdherinneringen niet alleen weef op' te schrijven, maar weer geheel, dat wil zeggen, met jeugdgevoelens, te doorleven, maar die ecffte, jonge levendheid gaat cres cendo hoe verder men in 't boek doorleest, tot die werkelijk haar culminatiepunt bereikt in de buitengewoon aardfge hoofdstukken over de tooneelclub in wording en de tooneelelub in werking, die leuke, rake en soms heel gevoelige beschrijving gaat ver boven t$i« van d*e meeste Meisjesboeken die, (is 't armoed aan phantasie of gedachtenluiheid van vele onzer jetigdschrijfsters?) maar al te dikwijls met Wefhebberij-tooneel- en tableaux-vivants-relaas wotde-ri vo) gepend. Bijzonder sympathiek is het figuurtje van Lenie die zoo eerlijk en dapper optobi tegen haar fouten, fouten waaraan de pmstafldig-faedeti van haar eenig kind" zijn, toch 't meest schuld hebben ; ook is de rijke altijd werkzame verbeeldingskracht van een kind juist in Lenie prachtig; opgemerkt en be schreven. Kinderen zijn M 't algemeen rijk, raszuivere phantasten, ik heb dat rneer dan eens bij andere kinderen kunnen opmerken en bij onze eigen kinderen ondervind ik [dat steeds, ja dagelijks. Indertijd schreef een zeer goed bekend staande onderwijzer er* paedagoog een artikel over de absolute verbeeldingioosheid bij kinderen; 't irriteerde mij omdat ik 't een grove onwaarheid vond en 't griefde mij terwille der kinderen, die door zoo'n ; uitspraak onrecht wordt aangedaan. En daarom verheugt het mij meer dan ik zeg gen kan dat Anna van Gogh in dit boek zoo'n ruime plaats geeft aan de heerlijke ver beeldingen en phantastiscbe bedenksels die zoo heel echt van 't kind zijn, en hun teven zoo wonderlijk naief-poëtisch maken. En 't tweede figuurtje dat mij in'dit boek 't meest geslaagd voorkomt is Hannie ; Hannie die wat braniet" om haar eigen verdriet te verbergen, die zichzelf in stugheid verhardt omdat zij geen liefde ontvangt. Tante vertelt natuurlijk aan iedereen dat "ik zoo lastig ben. En dan ir/7 ik ook lastig zijn. Zie \je, ^Moeder zou dat nooit van me zeggen. Als moeder er nog was, dan zou ik niet lastig zijn. Maar iemand die naar is tegen- mij, daar ben ik o»k naar tegen". (bladz. )HH>.) Dat is heel navrant in de eenvoud van 't kinderlijk zeggen. En zoo zijn er veel kleine juweeltjes van teere gevoeligheid in het boek : bladz. 135, 't bezoek aan Ceasar: Ze ging naast hem zitten en legde haar hoofd op zijn kop. Ik zal je nooit'vergeten, hoor !" fluisterde ze. n doordat ze dat zei. wist zij, dat gebeuren zou, wat vader gezegd had." Ook Lenie's heimwee, blad?.. (191-193, is pris sur Ie vif. Terwijl zij met oom en tante en tivert uitging, koii zij soms erg naar vader en' moeder en naar thuis verlangen : 't gaf een knagend gevoel dat van alle filezier een beetje afbrokkelde." enz Lenie lachte even hard mee en toen ze daarbij tranen in de ougen kreeg, wist ze zelf niet goed meer of ze huilde of lachte. Gek was dat: reden om te huilen had ze niet, maar 't lachen ging toch ook maar half.'' enz. Goede humor is ook op bladz. 212, waar Lenie hunkert met haar jonge leutige kinderziel naar de oudejaarsavondpret van de kame raadjes op 't Kerkplein, en de hulpbehoevende Moeder, nu Lenie niet met goed fatsoen van huis kan, als goedig bedoeld surrogaat aan biedt : Wat een saaie boel, hékindje'? Wed ,,,,,,, ,?umi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiimii zelfden leeftijd, deze twee, het jonge meisje van de planken, en de eerbiedwaardige, oude dame, de moeder van haar aanbidder! Ze is zoo goed, het Kind der Freude", haar eerste woord is om de andere vrouw gerust te stel len : het was niets met den jongen, een beetje dweeperi] aber das gibt sich., o das gibt sich sehr' bald" ; geen haar werd hem in deze booze theaterwereld gekrenkt. Zijn mecder moet hem maar dadelijk mee naar huis nemen, hij is immers haar, nu ja, wel even benijd bezit, een mensen dat haar toekomt ? ?.. De aristocrate, vóór alles het encanailleerend ie" dat de artisu- gui ontvalt, terugwijzend, is tevreden over haar missie. Zij zal Frits, die aanstonds verwacht wordt, in de hotel kamer ontvangen. En dan volgt er iets van kervende karakteristiek. Op den drempel keert de tooneelspeelster, die voor zichzelve geen enkele pretentie maakte, n aarzelend moment terug om een kleinen dienst te vra gen. Ze zegt, met den weemuedigen glimlachvan verstandhouding van een vrouw, die zich aan een andere vrouw met huid en haar weet overgeleverd : ,,I>oe ((K- n plezier, /eg niet tegen Frits, dat we_ samen op de schoolbanken hebhen gezeten". Indien ren Hollandsen auteur dit stukje geschreven luid, zou de dtmainére wellicht nog even geaarzeld hebben, eerst in den nooü. wanneer de jongen recalcitrant bleek, voor den sluipmoord op deze laatste illusie bezweken zijn, en er is geen plaats in dit werk waar het eigenaardig talent van Salten y.oo sterk spreekt als daar. Deze, inzichzelve verstikte moeder" heeft zelfs niet gemerkt dat haar iets kostbaars werd toevertrouwd, een klein, pijnlijk vrouwengeheim. En schoon Frits, bevangen van den schrik Ma na" daar te vinden, nauwelijks weerstand biedt, plompt ze het eruit, /ij, de aristocrate, het hoog verraad van haar gedegenereerd ras. In dezelfde klas?" stamelt Frits. Nog n hooger. Hier is je hoed". De vreugde van dit mooie stukje was Dick van Veen, een graafje" op het tooneel, en van zulk een kinderlijke frischheid, dat de moeilijk aannemelijk te maken rol van den gedupeerden knaap er nagenoeg gaaf uitkwam. Hij had ook, het zuiverst van allen, den glijdeiideu toon voor dit werk gevat, dat in een anderen toonaard, waarin niettemin mevrouw Jtilia Cuypers een overtuigend beeld van Sylvia wist te geven, te ver van de litteratuur wordt afgetrokken, overgehaald naar den tooneel-kant, waar het zijn bekoring ver liest. H't moet schrijnen, nooit volkomen ontroeren. Heinricli KIOII, l lolstliauspielcl, Jiue davni t reeds /ijii aau.ni ! is de held uil ..l.evnisS P O O R W E G-ÈL L E N D E Teeken ing voor de Amsterdammer" van George van Ratmdonck Het Speelgoed lijkt te gevaarlijk voor het Kereltje iinninnnnimiimmmmtmivmmmiminmmiiuuitmtiiiiiiiiittiituiiiiiiiiiiiiiii je wat .... help mij maar gauw in bed en kom dan een beetje bij mij liggen, in 't andere bed." Alles bij elkaar genomen dus een prettig, gezond, frisch boek, ik zo» zeggen voor meisjes van 11 tot 15 jaar. De simpele, leuke verhaal trant doet niij denken aan mevr. CruysKruseman en aan Tine van Aalst-Gobius ; ook wel aan Mevr. Ovink-Soer. De inhoud, qua gebeuren, staat m.r, achter bij de levendige vertellingen van Stella Mare en Truida Kok, en F. Jehu. Kinderen, die zelf zulke levendige phan tasten zijn, verwachten ook phantasie^ van ons, ouderen. En die missen zij over 't al gemeen in hun Hollandsche lectuur, hetgeen veroorzaakt dat op alle verlanglijsten de namenvoorkomen van vertaalde Engelsche en Amerikaansche boeken zooals van E. Nesbit en van Ethel Turner. En dat is jammer! MIMCA VERSTE R BOSCH R E i T ?/. i i in iiiiiiiminiimiiiiiMiMi i iimiiiiiiiii! Lotten Scholander-Fredenheim : *) Friedensrüstungen'', ein Beitrag zur Riistungsfrage, uitgegeven door de Tryckeri Aktiebolaget Thule te Stock holm. Ueze brochure is een samenvatting van de ideeën, geopenbaard in haar in 1917 ver schenen boek Die Schuld" en is gericht tot allen, die strijden voor recht en waarheid. Waar bij een herstel der militaire machten op den ouden grondslag ook geen internationale verdragen een duurzamen vrede zullen kunnen waarborgen, wordt hier propaganda gemaakt voor een stelsel, dat de bevrijding moet brengen van het aanvalssysteem de wortel van alle kwaad, omdat dit steeds de voorbereiding tot een oorlog is geweest en daarvoor in de plaats geeft een verdedi gingssysteem, dat geen mogelijkheid mag bieden voor een aanval misbruikt te worden en dat behalve een beveiligingsmiddel tegen overval volgens Jde moderne eischen der verdedigingstechniek, in de eerste plaats beoogt, de lichamelijke en zedelijke opvoe ding der natie. M. B. *) Echtgenoote van den beroemden zanger Sven Scholander. Demi-Saisons f 55. SMIT & C0., P. C. Hooitstraat 66 gezellen". Burgerjongen, heeft hij de fantasie van zijn leven opgevoerd met den gezonden appetijt van een uitgehongerd kind, met zooveel virtuositeit er zichzelf in verloren, dat na vijf en twintig roemrijke tooneeljaren de schmink ais een korst om zijn ziel sluit en de werkelijkheid nagenoeg niet meer voor hem bestaat.' Er is nog slechts : het publiek met inbegrip van vrouw en kinderen, den spiegel zijner zaligheid". Wat hij van nature was ? een'goede jongen, blijkt nog uit de opper vlakkige hartelijkheid, waarmee hij wat hem gemakkelijk onder de hand komt naar zich tochaalt, even ;ian zijn hart drukt, en n deze bedriegeliike warmte, waaraan /.ijn kunste naarsnaam het cachet geeft, koesteren zich de menschen", in het bijzonder de vrouwen, tot het oogenblik dat ze er doorheen kijken. Doch dan staan er weer andere Vestaalschen gereed om het blakend vuur zijner eigenliefde aan te houden, en Heinrich Kron bemerkt geen lacune of verschil. Mevrouw Katharina, zijn levensgezellin heeft er al jaren doorheen gekeken. Zij is een volstrekt fantasiclooze, die van de liefde eischt -. de realiteit, dat wil zeggen : de onder scheiding, welke haar eenige waarde uit maakt. En eindelijk geeft ze het op, tusschen de laatste Julia en den garderobier, haar beurt af te wachten. Op den feestavond verlaat zij de loge, waar zij de familie-claque aanvoert, vóór de apotheose, en wanneer haar Hjalmar" haar straks het menu zijner voldoe ningen ouder den neus duwt,*zal zij het hoofd afwenden, want K verdraagt deze geuren niet meer. Van de twee wegen, die ue vrouw van een groot man openstaan, nadat in het vervaarlijk tempo van' zijn leven ook de echtelijke illusie snel vieux jeu werd, verzuimde mevrouw Katharina intusschen er twee. Zij werd niet, gelijk haar lieve lotgenoote in Bahr's Con cert", een moeder" voor het hulpelooze godenkind haar toevertrouwd, en zij wist haar goeden Heinrich ook niet, wat toch niet moeilijk zou geweest zijn, onder Haar pantoffel te krijgen, zooals de vrouw van collega Neugebauef welke haar kunstenaar net zoo lang liefderijk onder den arm naar huis troonde on het uur dat de vrienden feestvierden, tot de wereld voor den heer Ncugcbaucr nog slechts uit twee dingen bestond, uit zijn Agathe en uit contrabande voor zijn heil. Fii omdat zij dezen eersten, schoonen kans verspeelde vóór de kloof stijgerde, en haar grosze scène" wil sne'en op het alleroneelegenst oogenblik, heeft Katharina in weerwil van haar onomstotelijk, bitter recht als vrouw, als kunstenaarsvrouw ongelijk. Want deze ver blinde egoïst van een man is, blijkt inderdaad, te' n tf n waarachtig kunstenaar,vooi wieii hei waard is te leven. De gewone menschen kun nen het niet weten wat voor een dichter n eindelijk gevonden woord, voor een tooneelkunstenaar n plotseling gelukte intonatie beduidt. Maar de Kinder der Freude" weten liet. Het is een wereldgebeurtenis, het is dat ne waarvoor ij leven en sterven, het geheim hunner vrijmetselarij. Honderd malen misschien had Heinrich Kron zijn jubel-rol gespeeld, en daar opeens, in het derde bedrijf, het was als een openbaring, daar lukte hem iets.... neen, niet het vol maakte, nooit het volmaakte, maar toch.... i-en onmetelijke sprong scheen het hem toe, en- een nieuwe basis. Van dit moment deiopperste /elf-erkenning heeft Royaards in de rol van Heinrich Kron, plotseling op het tooneel het sublieme getoond. Tusschen de vodden der tropheën stond daarop eenmaal de naakte mensen, klein, tegenover het wonder van zijn bestaan. Hij streek zich met de hand langs het voorhoofd als om zich te bezinnen, en het te kunnen bevatten, en het werd eenzaam tn stil om hem heen. En van deze stilte, de pointe der faiifaronnade, van dit contact met.... God, merkte zijn levensgezellin niets. Wat zij hem daarna verwijf, het duurt maar een paar seconden en de herinnering aan zijn ridderorden heeft op den weeldedronkene weer dadelijk vat, kan hem niet meer bereiken. Het treft ook ons niet, want deze vrouw, die zich schaamde voor de caricatuur van den roem en wegliep vóór het wonder van liet derde bedrijf, was in haar rechtvaardig /elfbeklag stomp voor het hoogste geluk waar van ze getuige mocht zijn. Een geluk dat Kn'iger, de garderobier met zijn verminkte kuustenaarsziel, begreep en deelde, maar dat liet huwelijk van Heinrich Kron en Katharina Kron onherroepelijk ontbond. Doordat Royaards van zijn gecompliceerde rol, over de gren/,en van de schets heen, de vollevende analyse gaf en mevrouw Sablairolles, op wien oe vreemde regisseur weinig in vloed bleek te hebben gehad, aan Katharina slechts n kant had afgevangen, sloeg de schaal echter te gemakkelijk over naar de zijde van den argeloozen jubilaris en be vestigde de vertooning wat mij al bij de lezing,"zoovvel van het eerste als van hef laatste stukje getroffen had, dat de ziel van dit werk eigenlijk te groot en te zwaar is vour den vorm. tenzij de ironie van alle kanten compenseert. Een litteraire avond, die velen plezier deed en den autcur-toomieclleidcr in een vreemd land, ongetwijfeld voldoening heeft geschonken. 'l U l' N \ h l- t

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl