Historisch Archief 1877-1940
27 Nov. '20. No. 2266
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
SCHILDERKUNST KRONIEK
©i RUÉTËR. SCHILDERIJEN,
LITHO'S» Bij DIJKHÖFFÏI DBN HAAO.
Déportretten van Rileter hebben iets
hartóijks-huishoüdelijksch. ik heb in een vroegere
bespreking aangeduid, dat het dezen Schilder
jjnmogelijk is, en onmogelijk zal het hem
bjijven, een portret te geven groot van
constrycttej groot van intellefctuéele tif p£ychö:
logische kracht. Hij mist daartoe diep inzicht
fen felle drift. En ik moet dit eerst constateeren
opdat wat volgt zuiver op het plan moge
staan, waarop ik het bedoel te staan. Zijn
zienswijze omtrent menschen en zijne wijze
van beschouwen is ietwat verwant met het
|3.oftrëtwerk van de,n Haagecben schilder
'f holen. Ook déze heeft déneiging, .zijne
beeltenissen van mannen, vrouwen en kinde
ren te geven wars van allen intellectueelen
sier of waereldsche staatsie. Maar Tholen is
op zijn sterke oogenblikken van wijder
omvaming dan Ruéter : zijn melancholie is die
per, en zijn rondend-modelleerende weergave
petyijSt grooter kracht en kennis dan in Ruéter
is. Er is nog een anderen naam bij Ruéter te
ribemen, dien van Aliebé. Maar ook deze js
Ulsiicatër! dobfdrihgër'dër tëe'këhSai feu dé'
Psychologie van den fijnen Aarzel'aar is valn
beter gehalte dan bij den schilder dien ik nu
bespreek ; het métier van Aliebéis daaren
boven duchtiger van kennis. Niettegenstaande
deze verschillen kunt ge Ruéter plaatsen in
Tholen's en Allebé's buurt. En het spreekt
van zelf, dat deze hartelijk-huishoudelijke
kunst, haftelijk-huishoudelijk als zij op haar
best is, uitmunten moet op haar manier,
wanneer zij zich zet tot het weergeven van
huisgenooten, of haast familjaar gekenden.
Zij doet dat ; de tentoonstelling wijst het uit,
Voor Wie het nog niet wist; Drie klnderpor-1
tretten, dg Verjaardagskroon, In gedachten
(het schrijvend meisje uit 1911), en het
Verkleede kind behooren onmiskenbaar tot de
typische, met de aangeduide reserves ook te
waardeeren schilderijen. Hierbij zijn te voegen
Allebé's portret (om den kop ; de hand is
zwak), de beeltenis vanschilder's vrouw (l 91 7)
en een ander vrouwenportret uit 1920, Me
vrouw de R-M. Bij de teekeningen is het een
ander geval. (Zie Treya R. uit 1911), bij de
litho's (zie een kiesche steenteekening als
die van Mevrouw B. F., verder een hakende
vrouw, een pianospelend kindje, een weer
gave van' Mevrouw Ansingh-Schwartze). De
hartelijke huishoudelijkheid krijgt daar iets
van haar grooter zuster, van de Innigheid
---
SCHILDERIJEN VAN O. W.^DIJSSELHOFF
Bij DIJKHOFFZ, DEN HAAG.
Het werk van Dijsselhoff heeft een vaste
beteekenis in de Hollandsche kunst van den
tijd. Het overtreft die vaststaande beteeke
nis gewoonlijk niet ; gewoonlijk is liet niet
minder dan wat ge ervan zaagt in de laatste
jaren. Het is werk van een kundig schilder
Van visschen, en ander watergedierte ; van een
schilder, die persoonlijk is (dat is niet wei
nig) maar die niet bij de grootsten is te tellen.
De innerlijke spanning is daarvoor niet innig
genoeg, noch de hartsbravoure genoeg uit
bundig. Maar Dijsselhoof, de getrouwe
bestudeerder van zijn onderwerp, kent het spel
van het aquarium, en van de visch,
nauwgekooid in dat aquarium. Hij weet beter dan
in n van de perioden van zijn leven, dat er
te kiezen is, en dat hij enkelingen of groepen
moet schilderen", en hoe dat in de grootte
moet uitdrukken van zijn dieren : hij heeft de
formaten gevonden, die hij eens zocht, en
die hij vroeger niet juist begreep, waardoor
zijn beesten half enkelingen, half deelen waren
van een visschenschool. En Dijsselhof kent
het omhullend spel van het water voldoende
om ook in dat deel van de opgave niet teleur
te stellen. Opstijgende luchtkralen, als horizon
tale bewegingen daarbij, drukken stof en om
hulling uit.
De beste werken bij Dijkhoffz zijn : de
Grot (3), de alleenige Kreeft (8), de Goudwinden
(2 vischjes) nog een Kreeft (l 6) en de
Katneleonvisschen (17) (om 't omhulde wezen ---- ).
OÜDSf IKKËftj IN Ptf L6HR1 STUDIO, DEN HAAG.
''fit'"Voel'rrttföp het oögïtlhlik, dat k de
bespreking schrijf, niet in de stemming om
koel en nadrukkelijk vast tésteHefi, dat ik
het niet eens ben met alle toesch'rijvirïgen',
dat ik tegen Sommige bezwaren heb, die niet
Verdwenen bij herhaald bezien vol goeden
wil. Misschien noteer i:k dat vtfot' de" Am
sterdammer een ander maal. Nu ben fk korf,
en schrijf niets dan een reeks notities over deze
Ve'rzarrieJfng: karaktiseer scherp maar snel
wat trof en wat hinderde. De Primitieven
(ik moet mijne meening nog zeggen over den
Bouts van het Mauritshuis) en 't vroeger
werk zijn niet het minst belangrijke deel varr
deze als geheel niet boven het middelmatige
zijnde collectie. Toch zouden in den Jacob
Corneli szoon van Amsterdam, niet
heidenschstr'slk genoeg voor mij, me de veel te eendere
neuzen va'ri net middenstuk op den duur
hinderen. Ge kuift zeggen1, dat is een klei
nigheid ; het ware er een gebleven1 z«0 ze' niet
zóó dikwijls was herhaald. Daarentegen1 treft
mij het werk van de Duirsche school uit hef
begin der 16e eeuw. Voor velen zal dit werk
te stijf zijn, mij is het strak en daarbij
Komt als een belangrijkheid de ongewone,
*ehoone< bijblijvende coloratie. De Lucas van
Lèydeh; eri man m'et groene jas, is een aan
doend, telkens tóridoend, schilderij; toch
kon de omtrek tegen dëh achtergrond vaster
wezen, want hij diende niet om' een a'adnïertd
wezen uit te drukken Zoo is er ovef
de primitieven meer te zeggen, een ander
keer opnieuw. Treflijk is de vrouw tegen den
gouden grond van Dierick Bouts, met de
oogschellen zwaar neer naar het kind.
Ik volg nu wat de andere aangaat den
katalogus, ze zijn dus niet naar belangrijk
heid geschikt, wel noem ik hier wat durend
trof. De Avercamp heeft lichtheid, en
gratieuze boerschheid ; op den Brekelenkam zie
ik telkens het Vogelenkooitie; de engelen
van Van-Calcar zijn weerhoudenjbewogen;
de lucht van den Jan van Capelle(19) is iets
om altijd te gaan bezien. Pi'eter Claesz is
knap, maar niet zoo sober-groot als hij kan
zijn, Cranach's portret is zeker, typisch, ook
boersch. Cuyp's vergezicht is wijd en bewogen
(27) de Gelder's vrouw heeft een zielsexpressie
(38). Luchten en landschappen daaronder,
ieder op zich zelf, zijn in van Goyen (40,43)
waardevol (maar zijn ze wel onafscheidelijk
een ?). De Harmen Hals is een karakterkop ;
rijke stofuitdrukking is in de Heere (50), Jan
van der Heyden's Baders is een haast teeder
italianiseerd stadsgezicht en landschap (de
kleur !); in den Hobbema (54) treft de ver
rassend groote kunde . Van den Pieter de
Hoogh prijs ik het zicht op de huizen van den
overkant (en anders niets!); Kalf's stilleven
met den ton (No 60) moet genoemd worden,
Mancadam is een schilderij als voor een
weeftechniek genoteerd ; da Ponte's ark, met de
dieren er rond, is rijk in het geheel. Raeburn's
man in het groen en niet het witte vest is
elegant tusschen al het werk hier; steeds
verwonder ik me dat de Ruysdael (97) van
hem is. Ruig is zijn watermolen geschilderd;
op Segher's landschap (met stemming) is de
toren vreemd van schildering, 't Zieke meisje
van Jan Steen noem ik; een Dav-Teniers
Jr. om den eindtoon (112); 't horizontje van
Vermeer van Haarlem vergeet ik niet, het
voortreffelijk stilleven van Weenix, en
Wijnants landschap met de diep, als diep ge
voelde aarde
Daarmee is aangeduid wat in Goudstikkers
verzameling mij niet ongeroerd heeft gelaten.
PLASSCHAERT
Lenie Ten Heuvel. Een Buitenkind door
ANNA VAN GOOH-KAULBACH. Amster
dam, van Holkema en Warendorf.
K-V. HET'INEDEKI.ANDSCH TOONEEL:
Kinderen, door F e l i x S a 11 e n.
Groote kinderen : menschen met fantasie ;
en de kloof tusschen hen en de ,,gewone
menschen." Een onvervalscht Kind der
Freude" in deze drie Wecner parabelen, waar
van de eerste op den breedsten grondslag
staat, de tweede het fijnst bekoort, en de derde
het karaktervolst is, blijkt alleen de geluk
zalige tooneel-jubilaris in III, die over alle
kloven der werkelijkheid heenstapt met de
bevallige zekerheid van een slaapwandelaar.
Het eerste Van eeuwige liefde," geeft : de
wedergeboorte, het overstelpend besef dat
het wreede leven nochtans goed is. Van de
duisternissen der negatie, naar de lichte
lanen der bevestiging. Die Erde hat micli
wieder". Alleen 7.ij, die door ziekte of letd
aan den rand werden gebracht waar de adem
stokt, kennen de dronkenschap der genezing
op de basis eener schier heilige verwondering
dat zelfs deze crisis kon worden doorstaan.
Felix Salten, wie zou het anders van hem ver
wachten, stelt het geval licht. Een jonge
Werther, verliefd op een actrice, die de verloofde
is van een gezeten bankier, heeft in zijn
droomen deze ongelukkige liefde" radicaal uitge
put. Te goeder trouw zoekt hij de verlossing in
een daad.Hij schrijft Hedwigeen afscheidsbrief,
waarvan dit Kind der Freude" -
in-al-tesolide-handen verrukt is, en meent met dit
weinig loonende bestaan dat slechts n
onbereikbaren wensen tot middelpunt heeft, thans
te hebben afgerekend. Doch het schot mist doel
en in een warm blank ziekenhuisbed keert
Frans Rohrbach tot het leven terug. Dit leven,
met zijn blauwe lucht, waarin hij als een
pasborene ligt te staren, het is weldadig van
eenvoud, en het is reëel ; de droomverwarring
Hedwig bleef aan den anderen oever." De
thuiskomst van dezen verloren zoon is ver
makelijk, want zijn goede vader, ook al een
groot-kind-van-een-musicus, kon zich in dit
conflict der wederopstanding geen andere
oplossing voorstellen dan de lijfelijke Hedwig.
Op grond van den schoonen brief van een
stervende" overtuigt hij haar van diens ver
heven recht. Bankier Bernard begrijpt dat
tegen het geschut der fantasie niet te
concurreeren valt, hij geeft Hedwig haai" woord te
rug. Vergeefs, want als de held van den dag
komt, zijn armen uitgebreid om het heelal
aan zijn hart te drukken, staat daar het voor
werp zijner eeuwige liefde nog slechts als een
beperking, de levende herinnering aan een
doodgebloed leed. Kom Hedwig", zegt de
verstandige bankier, die thans weder grond
onder de voeten voelt, en zij volgt hem....
in de werkelijkheid.
Wanneer Salten het conflict ernstiger had
gesteld, door niet een kalverliefde maar de
Liefde tegenover het Leven te plaatsen, zou
den wij in deze overwinning het verlies heb
ben betreurd van Haar, die fort comme la
mort, en sterker dan het leven kan zijn, en in
deze herleiding1' van een schoone smart, in
liet geluk dezer genezing", bovenal gevoelen :
het surrogaat. Thans glimlachen wij om de
lieve revanche van het machtig leven op een
overspannen jongenshart, en hopen, mei den
bankier, dat Frans van het beproefd paarden
middel in het vervolg een bescheiden gebruik
zal maken.
Voortreffelijk heeft Henri Eerens van deze
plotseling weder uitbottende jeugd, ia de ver
bijsterende heerlijkheid van den eersten nieu
wen dag, het beeld gegeven. Ook Saalborn,
de vader, was een mensen, welken men zij»
muziek-van-binnen aanzag.
Met De overgang" is Auf der Unieke"
nog niet vertaald. Hier wordt wel degelijk eeii
pont des soupis" bedoeld, die over den
meedoogenhms vlietenden jarcnstroom de
beide oevers: nog-jong en niet-meer-jong,
verbindt. Men is met de overgang"
intusschen verantwoord omdat het stukje speelt
in de tooneelwereld, in het tijdperk der afge
bakende emplooien. De welgeconservcerdc
actrice Sylvia. Felsenbach staat voor den
overgang naar de moederrollen en deinst te
rug voor den sprong. De regisseur, haar eerste
liefde, gisteren vóór zeventien jaar", komt
haar met den vaderlijken tact aan het vak eigen,
herinneren dat het nu onvermijdelijk tijd
wurdt. Doch als een laatste stroohalm ligt
i,i hetzelfde oogenblik een cerste-jaars stu
dent aan haar voeten, en hoewel zij voor de
liefde in dezen vorm niet zeer ontvankelijk
meer is, haar geschminkte jeugd" dreigt zich
aan den lieven Frits te zullen klampen. Even
wel, een andere vrouw heeft vooralsnog hoo
gere rechten, zijn moeder, de vroeg verwelkte
douairière uit de provincie zal de kloof over
schrijden om haar kind uit de handen der ge
vierde rivale te bevrijden. Gesluierd betreedt
Frau von Kirchhof, in de geparfumeerde
hotelkamer, den brandenden bodem der fan
tasie. Om er te vinden, in de gedaante dei
diva, een oude schoolkennis, Mizi Bachinger,
de dochter van den hrievenhesteller. Vau den
Op verzoek van de redactie bespreek k
heel graag dit lieve, eenvoudige meisjesboek,
want uit mijzelf zou ik mij nooit daartoe
hebben durven opwerpen, daarvoor heb ik
een te groote vereering voor Anna van Gogh's
Htterafreti arbeid, en staat zij te supérieur
boven niijn eigen kunnen. Maar nu.mij de
gelegenheid geboden wordt, wil ik beginnen
met te zeggen dat k. voor onze kinderen blij
ben met dit boek, af dringen zich enkele
opfrteïkmgen1 tusschen het heel vele dat mij et
in aantrek!
In 't begin zit er niet veef gang n, is 't net
of de) volwassene Wat moeite heeft gehad
de lieve jeugdherinneringen niet alleen weef
op' te schrijven, maar weer geheel, dat wil
zeggen, met jeugdgevoelens, te doorleven,
maar die ecffte, jonge levendheid gaat cres
cendo hoe verder men in 't boek doorleest,
tot die werkelijk haar culminatiepunt bereikt
in de buitengewoon aardfge hoofdstukken
over de tooneelclub in wording en de
tooneelelub in werking, die leuke, rake en soms heel
gevoelige beschrijving gaat ver boven t$i«
van d*e meeste Meisjesboeken die, (is 't
armoed aan phantasie of
gedachtenluiheid van vele onzer jetigdschrijfsters?) maar
al te dikwijls met Wefhebberij-tooneel- en
tableaux-vivants-relaas wotde-ri vo) gepend.
Bijzonder sympathiek is het figuurtje van
Lenie die zoo eerlijk en dapper optobi tegen
haar fouten, fouten waaraan de
pmstafldig-faedeti van haar eenig kind" zijn, toch 't
meest schuld hebben ; ook is de rijke altijd
werkzame verbeeldingskracht van een kind
juist in Lenie prachtig; opgemerkt en be
schreven. Kinderen zijn M 't algemeen rijk,
raszuivere phantasten, ik heb dat rneer dan
eens bij andere kinderen kunnen opmerken en
bij onze eigen kinderen ondervind ik [dat
steeds, ja dagelijks. Indertijd schreef een
zeer goed bekend staande onderwijzer er*
paedagoog een artikel over de absolute
verbeeldingioosheid bij kinderen; 't irriteerde mij
omdat ik 't een grove onwaarheid vond en
't griefde mij terwille der kinderen, die door
zoo'n ; uitspraak onrecht wordt aangedaan.
En daarom verheugt het mij meer dan ik zeg
gen kan dat Anna van Gogh in dit boek
zoo'n ruime plaats geeft aan de heerlijke ver
beeldingen en phantastiscbe bedenksels die
zoo heel echt van 't kind zijn, en hun teven zoo
wonderlijk naief-poëtisch maken. En 't tweede
figuurtje dat mij in'dit boek 't meest geslaagd
voorkomt is Hannie ; Hannie die wat
braniet" om haar eigen verdriet te verbergen, die
zichzelf in stugheid verhardt omdat zij geen
liefde ontvangt. Tante vertelt natuurlijk aan
iedereen dat "ik zoo lastig ben. En dan ir/7
ik ook lastig zijn. Zie \je, ^Moeder zou dat nooit
van me zeggen. Als moeder er nog was, dan zou
ik niet lastig zijn. Maar iemand die naar is
tegen- mij, daar ben ik o»k naar tegen".
(bladz. )HH>.) Dat is heel navrant in de
eenvoud van 't kinderlijk zeggen.
En zoo zijn er veel kleine juweeltjes van
teere gevoeligheid in het boek : bladz. 135,
't bezoek aan Ceasar: Ze ging naast hem
zitten en legde haar hoofd op zijn kop. Ik
zal je nooit'vergeten, hoor !" fluisterde ze.
n doordat ze dat zei. wist zij, dat gebeuren
zou, wat vader gezegd had."
Ook Lenie's heimwee, blad?.. (191-193, is
pris sur Ie vif.
Terwijl zij met oom en tante en tivert
uitging, koii zij soms erg naar vader en'
moeder en naar thuis verlangen : 't gaf een
knagend gevoel dat van alle filezier een beetje
afbrokkelde." enz Lenie lachte even
hard mee en toen ze daarbij tranen in de ougen
kreeg, wist ze zelf niet goed meer of ze huilde
of lachte. Gek was dat: reden om te huilen had
ze niet, maar 't lachen ging toch ook maar half.''
enz.
Goede humor is ook op bladz. 212, waar Lenie
hunkert met haar jonge leutige kinderziel
naar de oudejaarsavondpret van de kame
raadjes op 't Kerkplein, en de hulpbehoevende
Moeder, nu Lenie niet met goed fatsoen van
huis kan, als goedig bedoeld surrogaat aan
biedt : Wat een saaie boel, hékindje'? Wed
,,,,,,, ,?umi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiimii
zelfden leeftijd, deze twee, het jonge meisje
van de planken, en de eerbiedwaardige, oude
dame, de moeder van haar aanbidder! Ze is
zoo goed, het Kind der Freude", haar eerste
woord is om de andere vrouw gerust te stel
len : het was niets met den jongen, een beetje
dweeperi] aber das gibt sich., o das gibt
sich sehr' bald" ; geen haar werd hem in deze
booze theaterwereld gekrenkt. Zijn mecder
moet hem maar dadelijk mee naar huis nemen,
hij is immers haar, nu ja, wel even benijd
bezit, een mensen dat haar toekomt ? ?.. De
aristocrate, vóór alles het encanailleerend
ie" dat de artisu- gui ontvalt, terugwijzend,
is tevreden over haar missie. Zij zal Frits,
die aanstonds verwacht wordt, in de hotel
kamer ontvangen. En dan volgt er iets van
kervende karakteristiek. Op den drempel
keert de tooneelspeelster, die voor zichzelve
geen enkele pretentie maakte, n aarzelend
moment terug om een kleinen dienst te vra
gen. Ze zegt, met den weemuedigen
glimlachvan verstandhouding van een vrouw, die
zich aan een andere vrouw met huid en haar
weet overgeleverd : ,,I>oe ((K- n plezier,
/eg niet tegen Frits, dat we_ samen op de
schoolbanken hebhen gezeten".
Indien ren Hollandsen auteur dit stukje
geschreven luid, zou de dtmainére wellicht
nog even geaarzeld hebben, eerst in den
nooü. wanneer de jongen recalcitrant bleek,
voor den sluipmoord op deze laatste illusie
bezweken zijn, en er is geen plaats in dit
werk waar het eigenaardig talent van Salten
y.oo sterk spreekt als daar. Deze, inzichzelve
verstikte moeder" heeft zelfs niet gemerkt dat
haar iets kostbaars werd toevertrouwd, een
klein, pijnlijk vrouwengeheim. En schoon Frits,
bevangen van den schrik Ma na" daar te
vinden, nauwelijks weerstand biedt, plompt
ze het eruit, /ij, de aristocrate, het hoog
verraad van haar gedegenereerd ras.
In dezelfde klas?" stamelt Frits.
Nog n hooger. Hier is je hoed".
De vreugde van dit mooie stukje was
Dick van Veen, een graafje" op het tooneel,
en van zulk een kinderlijke frischheid, dat
de moeilijk aannemelijk te maken rol van den
gedupeerden knaap er nagenoeg gaaf uitkwam.
Hij had ook, het zuiverst van allen, den
glijdeiideu toon voor dit werk gevat, dat in een
anderen toonaard, waarin niettemin mevrouw
Jtilia Cuypers een overtuigend beeld van
Sylvia wist te geven, te ver van de litteratuur
wordt afgetrokken, overgehaald naar den
tooneel-kant, waar het zijn bekoring ver
liest. H't moet schrijnen, nooit volkomen
ontroeren.
Heinricli KIOII, l lolstliauspielcl, Jiue davni t
reeds /ijii aau.ni ! is de held uil
..l.evnisS P O O R W E G-ÈL L E N D E
Teeken ing voor de Amsterdammer" van George van Ratmdonck
Het Speelgoed lijkt te gevaarlijk voor het Kereltje
iinninnnnimiimmmmtmivmmmiminmmiiuuitmtiiiiiiiiittiituiiiiiiiiiiiiiii
je wat .... help mij maar gauw in bed en kom
dan een beetje bij mij liggen, in 't andere bed."
Alles bij elkaar genomen dus een prettig,
gezond, frisch boek, ik zo» zeggen voor meisjes
van 11 tot 15 jaar. De simpele, leuke verhaal
trant doet niij denken aan mevr.
CruysKruseman en aan Tine van Aalst-Gobius ;
ook wel aan Mevr. Ovink-Soer.
De inhoud, qua gebeuren, staat m.r, achter
bij de levendige vertellingen van Stella Mare
en Truida Kok, en F. Jehu.
Kinderen, die zelf zulke levendige phan
tasten zijn, verwachten ook phantasie^ van
ons, ouderen. En die missen zij over 't al
gemeen in hun Hollandsche lectuur, hetgeen
veroorzaakt dat op alle verlanglijsten de
namenvoorkomen van vertaalde Engelsche en
Amerikaansche boeken zooals van E. Nesbit en
van Ethel Turner. En dat is jammer!
MIMCA VERSTE R
BOSCH R E i T ?/.
i i in iiiiiiiminiimiiiiiMiMi i iimiiiiiiiii!
Lotten Scholander-Fredenheim : *)
Friedensrüstungen'', ein Beitrag zur
Riistungsfrage, uitgegeven door de
Tryckeri Aktiebolaget Thule te Stock
holm.
Ueze brochure is een samenvatting van
de ideeën, geopenbaard in haar in 1917 ver
schenen boek Die Schuld" en is gericht tot
allen, die strijden voor recht en waarheid.
Waar bij een herstel der militaire machten
op den ouden grondslag ook geen
internationale verdragen een duurzamen vrede zullen
kunnen waarborgen, wordt hier propaganda
gemaakt voor een stelsel, dat de bevrijding
moet brengen van het aanvalssysteem de
wortel van alle kwaad, omdat dit steeds de
voorbereiding tot een oorlog is geweest
en daarvoor in de plaats geeft een verdedi
gingssysteem, dat geen mogelijkheid mag
bieden voor een aanval misbruikt te worden
en dat behalve een beveiligingsmiddel tegen
overval volgens Jde moderne eischen der
verdedigingstechniek, in de eerste plaats
beoogt, de lichamelijke en zedelijke opvoe
ding der natie. M. B.
*) Echtgenoote van den beroemden zanger
Sven Scholander.
Demi-Saisons f 55.
SMIT & C0., P. C. Hooitstraat 66
gezellen". Burgerjongen, heeft hij de fantasie
van zijn leven opgevoerd met den gezonden
appetijt van een uitgehongerd kind, met
zooveel virtuositeit er zichzelf in verloren,
dat na vijf en twintig roemrijke tooneeljaren
de schmink ais een korst om zijn ziel sluit
en de werkelijkheid nagenoeg niet meer voor
hem bestaat.' Er is nog slechts : het publiek
met inbegrip van vrouw en kinderen, den
spiegel zijner zaligheid". Wat hij van nature
was ? een'goede jongen, blijkt nog uit de opper
vlakkige hartelijkheid, waarmee hij wat hem
gemakkelijk onder de hand komt naar zich
tochaalt, even ;ian zijn hart drukt, en n deze
bedriegeliike warmte, waaraan /.ijn kunste
naarsnaam het cachet geeft, koesteren zich
de menschen", in het bijzonder de vrouwen,
tot het oogenblik dat ze er doorheen kijken.
Doch dan staan er weer andere Vestaalschen
gereed om het blakend vuur zijner eigenliefde
aan te houden, en Heinrich Kron bemerkt
geen lacune of verschil.
Mevrouw Katharina, zijn levensgezellin
heeft er al jaren doorheen gekeken. Zij is een
volstrekt fantasiclooze, die van de liefde
eischt -. de realiteit, dat wil zeggen : de onder
scheiding, welke haar eenige waarde uit
maakt. En eindelijk geeft ze het op, tusschen
de laatste Julia en den garderobier, haar beurt
af te wachten. Op den feestavond verlaat zij
de loge, waar zij de familie-claque aanvoert,
vóór de apotheose, en wanneer haar
Hjalmar" haar straks het menu zijner voldoe
ningen ouder den neus duwt,*zal zij het
hoofd afwenden, want K verdraagt deze
geuren niet meer.
Van de twee wegen, die ue vrouw van een
groot man openstaan, nadat in het vervaarlijk
tempo van' zijn leven ook de echtelijke illusie
snel vieux jeu werd, verzuimde mevrouw
Katharina intusschen er twee. Zij werd niet,
gelijk haar lieve lotgenoote in Bahr's Con
cert", een moeder" voor het hulpelooze
godenkind haar toevertrouwd, en zij wist haar
goeden Heinrich ook niet, wat toch niet
moeilijk zou geweest zijn, onder Haar pantoffel
te krijgen, zooals de vrouw van collega
Neugebauef welke haar kunstenaar net zoo lang
liefderijk onder den arm naar huis troonde
on het uur dat de vrienden feestvierden,
tot de wereld voor den heer Ncugcbaucr
nog slechts uit twee dingen bestond, uit zijn
Agathe en uit contrabande voor zijn heil.
Fii omdat zij dezen eersten, schoonen kans
verspeelde vóór de kloof stijgerde, en haar
grosze scène" wil sne'en op het
alleroneelegenst oogenblik, heeft Katharina in weerwil van
haar onomstotelijk, bitter recht als vrouw, als
kunstenaarsvrouw ongelijk. Want deze ver
blinde egoïst van een man is, blijkt inderdaad,
te' n tf n waarachtig kunstenaar,vooi wieii hei
waard is te leven. De gewone menschen kun
nen het niet weten wat voor een dichter n
eindelijk gevonden woord, voor een
tooneelkunstenaar n plotseling gelukte intonatie
beduidt. Maar de Kinder der Freude"
weten liet. Het is een wereldgebeurtenis,
het is dat ne waarvoor ij leven en sterven,
het geheim hunner vrijmetselarij. Honderd
malen misschien had Heinrich Kron zijn
jubel-rol gespeeld, en daar opeens, in het
derde bedrijf, het was als een openbaring,
daar lukte hem iets.... neen, niet het vol
maakte, nooit het volmaakte, maar toch....
i-en onmetelijke sprong scheen het hem toe,
en- een nieuwe basis. Van dit moment
deiopperste /elf-erkenning heeft Royaards in de
rol van Heinrich Kron, plotseling op het
tooneel het sublieme getoond. Tusschen de
vodden der tropheën stond daarop eenmaal
de naakte mensen, klein, tegenover het wonder
van zijn bestaan. Hij streek zich met de
hand langs het voorhoofd als om zich te
bezinnen, en het te kunnen bevatten, en het
werd eenzaam tn stil om hem heen. En
van deze stilte, de pointe der faiifaronnade,
van dit contact met.... God, merkte zijn
levensgezellin niets. Wat zij hem daarna
verwijf, het duurt maar een paar seconden en
de herinnering aan zijn ridderorden heeft
op den weeldedronkene weer dadelijk vat,
kan hem niet meer bereiken. Het treft
ook ons niet, want deze vrouw, die zich
schaamde voor de caricatuur van den
roem en wegliep vóór het wonder van
liet derde bedrijf, was in haar rechtvaardig
/elfbeklag stomp voor het hoogste geluk waar
van ze getuige mocht zijn. Een geluk dat
Kn'iger, de garderobier met zijn verminkte
kuustenaarsziel, begreep en deelde, maar
dat liet huwelijk van Heinrich Kron en
Katharina Kron onherroepelijk ontbond.
Doordat Royaards van zijn gecompliceerde
rol, over de gren/,en van de schets heen, de
vollevende analyse gaf en mevrouw
Sablairolles, op wien oe vreemde regisseur weinig in
vloed bleek te hebben gehad, aan Katharina
slechts n kant had afgevangen, sloeg de
schaal echter te gemakkelijk over naar de
zijde van den argeloozen jubilaris en be
vestigde de vertooning wat mij al bij de
lezing,"zoovvel van het eerste als van hef laatste
stukje getroffen had, dat de ziel van dit
werk eigenlijk te groot en te zwaar is vour
den vorm. tenzij de ironie van alle kanten
compenseert.
Een litteraire avond, die velen plezier
deed en den autcur-toomieclleidcr in een
vreemd land, ongetwijfeld voldoening heeft
geschonken.
'l U l' N \ h l- t