De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 4 december pagina 1

4 december 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S°. 9067 Zaterdag 4 December A°. 1920 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekostea INHOUD: 1. Beroering in de onderwijs wereld, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp; Tijdgenooten: Margot, door Dr. W. G. C. Byvanck; Voor den afgrond, door Prof, F. W. Foerster. 2. Na den zondvloed, teekening van Jordaan; Een filoloog in den oorlog, door prof. dr. J. J. Salverda de Grave ; Buitenl. Overzicht, door Prof. Mr. J. C. van Oven; Krekelzang, door J. H. Speenhoff. 3. Hollandsche Poëzie, door Dr. Fred. van Eeden. 5. Voor Vrouwen: (red. Elis. M. Rogge): Het feestlicht op!, door Elis. M. Rogge; Behoeft de vrouw minder voedsel dan de man ? door Joh. Naber; Nog juist op tijd; Uit de Natuur: De trommel, door Jac. P. Thijsse. 7. Nieuwe Engelsche boeken, door Willem v. Doorn ; Het slechte jaar, teekening van George van Raemdonck; Dram. Kro niek, door Top Naeff; Louis de Vries, teekening van Annie Spier. 9. Een A daopvoering te Milaan, door E. en K- Jansma; Tentoonstelling Lodew. Schelf hout, door H. Feuilleton: Een Revplutiedroom, door Nel Koopmans. 10. Financiën en Economie; Dollarleeningen, door J. D. Santilhano; Dingen, die gebeuren, door Aorta. ??12. Uit het Kladschrift van Jantje; Ruize-Rijmen, door Charivarius; Charivaria; Biljartsport, doof B.; Onze Puzzle. 13. De Toenade ring van Frankrijk tot Turkije, teekening van Joh. Braakensiek; Royai Auction Bridge, door Bridger; 't Schietgat, door Melis Stoke. Bijvoegsel: De financicele toestand van Amsterdam, teekening van Joh. Braakensiek. lilllllllliliimiiilllllttiiiiiMiiilliiitliiiiiiitii BEROERING IN DE ONDERWIJSWERELD Het heeft vandaag gespannen in de Kamer. De motie-Otto werd met 47 tegen 46 stemmen verworpen ; ware zij aangenomen, het Kabinet zou in zijn geheel zijn afgetreden. Indien minister de Visser niet te kennen had gegeven, dat wegens den toestand van 's lands financiën de motie-Otto onuitvoerbaar moest wor den geacht en dat daarom het geheele Kabinet zijne gevolgtrekking zou maken uit de aanneming dezer motie, zou zij vermoedelijk een aantal stemmen ook van de rechterzijde hebben gekregen. Want zij ging niet in tegen het stel sel, dat de minister bij de regeling van de jaarwedden der onderwijzers wenschte te volgen. De heer Otto had uitdrukkelijk verklaard, nikt te willen reageeren tegen een stelsel, dat de Kamer een jaar geleden had aanvaard ; met onveranderde handhaving van de grondslagen daarvan, wilde hij alleen twee kardinale fouten in da regeling van den Minister verbeteren : het ach terstellen van de onderwijzers met hoofdacte bij de onderwijzers, die er na verlcop van tijd zullen komen volgens de wet van 1920, en de be paling, dat het aantal verhoogingen wegens dienstjaren voor de onder wijzers zonder hoofdacte vier minder zou bedragen dan dat voor de onder wijzers met hoofdacte. De poging om deze evidente onbil lijkheden uit de salarisregeling te verwijderen, zou zeer zeker gelukt zijn, wanneer de portefeuille-kwestie niet gesteld ware. Hoeveel recalcitrante leden van de rechtsche partijen van de motie-Otto hebben gestemd, is ons op dit oogenblik nog verborgen ; wij kennen alleen de getallen der vooren tegenstemmers, niet hunne namen ; maar in hoofdzaak is het natuurlijk een stemming geweest van rechts tegen links. Toen de Regeerirg een maal had gesproken zooals zij bij monde van minister de Visser deed, hing het aannemen of verwerpen van de motieOtto niet meer af van het al of niet instemmen met wat die motie verlangde, maar alleen van de vraag, hoeveel leden der rechterzijde vandaag ver hinderd waren de vergadering bij te wonen. Dat de motie-Ossendorp door den minister onaannemelijk zou worden verklaard was te voorzien; zij ver langde immers een salarisregeling over eenkomstig het advies der Centrale Commissie van Georganiseerd Over leg en ging dus regelrecht tegen het stelsel van den minister in. Het stelsel der Commissie was dat van nivelleering; de minister daaren tegen wenschte diffeientiatie. Volgens het eerste zou bij het lager onderwijs voor geen enkele bijacte vermeerderir g van salaris worden toege kend en geen verschil worden gemaakt tusschen gehuwden en ongehuwden ; in het stelsel van den minister gebeurde dit wel. Er waren nog andere verschil len ; maar de genoemde geven het principieele onderscheid voldoende aan. Inden wij voor een oogenblik af zien van de bedragen der salarissen, die de minister wilde toekennen, ach ten wij zijn stelsel yerkieselijk hoven dat van de Commissie. Bij de uitweiking van dat stelsel heeft hij verschil lende onbillijkheden begaan, nog an dere dan die, welke de motie-Otto wilde hebben ; maar in principe had hij gelijk. De vraag, of het gewenscht is, c. at aan gehuwden een hooger jaarwei.de moet worden toegekend dan aan ongehuwe'er, aan wel, of alleen gezinnen met kinderen in aanmerking zouden moeten komen voor zulk een verhoo ging, die dan in den vorm van een kin dertoeslag zou worden toegekend die vraag laten wij op het oogenblik rusten ; zij wordt hij het lager onderwijs bovendien vertroebeld door de omstan digheid, dat een aantal mannen en vrouwen, die dit onderwijs geven, de gelofte hebben afgelegd niet te huwen. Trouwens, het verzet tegen het stel sel van den minister richtte zich niet in de eerste plaats tegen de hoogere salarieering van de gehuwden, maar tegen het beloonen van de bij-acten. Wij voor ons achten het nuttig, dat een prikkel worde gegeven tot het be halen van een bij-acte, door den be zitter daarvan / 100 verhooging van jaarwedae toe te kennen. Ook de heer Ossendorp en zijne medestanders vin den het niet verkeert.", dat de onder wijzers verder studeeren en willen hen met een kleinen prikkel daartoe aan zetten ; maar alleen voor het behalen van de lioofdacte ??hoewel zij een onderwijzer zonder die acte even goed voor zijn vak vinden als iemand, die ze wél heeft ; /300 beschouwen zij echter als de uiterste grens van de meerdere vergoeoing, die uit het bezit van de hoofdacte mag voortvloeien ; de minister wilde die meerdere ver goeding op / 700 stellen. Dat laatste bedrag schijnt ons te hoog; maar als wij alleen te kiezen hadoen tusschen wat de ministèren wat zoowel de heer Ossendorp als de Com missie van Georganiseerd Overleg willen, zouden wij met den eersten meegaan. Het is gemakkelijk om de bij-acten die voor Fransch, Engelsch en Duitsch te ridiculiseeren door een verhaal zooals de heer Treub deed, van een juffrouw, die alle acten had gehaald, welke er te halen waren, en nog een paar bovendien, en die nu, volgens haar broer, het zoover had gebracht, dat zij alles wist, maar niets begreep. Zoo deze dame geen enkele bij-acte had gehaald, zou haar begrip niet grooter zijn geweest, alleen haar kennis wat minder. Het belang van de kennis, die uit het bezit van die bij-acten blijkt, zul len wij niet overschatten ; maar even min willen wij alle waarde eraan ont zeggen ; de studie, die voor het behalen ervan noodig was, verhoogt de algemeene ontwikkeling van den onderwij zer en moet daarom ook ten goede komen aan het onderwijs, dat hij geeft. Van twee onderwijzers, die overigens gelijk staan, is degeen, die n of meer bij-acten heeft, een beter leerkracht dan de ander, die ze niet heeft. Wat wij aan den minister verwijten, is niet, dat hij het mvelleerings-stelsel heeft verworpen, maar dat hij in gebreke is gebleven den gemiddelden onder wijzer de verhooging van jaarwedde te verzekeren, waarop hij om twee rede nen aanspraak ma;; maken : wegens het zooveel duurder worden van de noodzakelijke levensbehoeften en om dat hij op een hooger maatschappelijk peil moet worden gebracht, dan waarop hij tot djsverre stond. Zeker, de agitatie in de onderwijzerswereld, die wij in de laatste weken hebben beleefd, is voor een deel het gevolg van de hooge verwachtingen,die het advies der Commissie van Georga niseerd Overleg had gewekt ; indien dit advies niet algemeen hekend ware geworden, zou de mededeeling van de salarisregeling, die de minister wenscht in te voeren, wel ontevredenheid te weeg hebben gebracht, maar het zou dan vermoedelijk niet tot zulk een felle uitbarsting zijn gekomen. Ook mag worden betwijfeld, of de verontwaardiging, waarmede sommige Kamerleden de salansregeling van oen minister hebben bejegend, niet sterk aangejaagd was door politieke bedoe lingen. Maar al brengt men de verhit tering 11111111 «"""iiiiiiiiiiiiiiiHHiiiiiiiiiiiiiiiiiiii m iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimum,,!,,,,,,,,,,,,,,, mimtuimiitinmuir i MARGOT III Campbell Bannerman, zooals men zich al licht herinnert, is na den val van het Tory regime, in het begin dezer eeuw, maar voor korten tijd eerste minister geweest in Engeland, Het scheen wel dat met de bevrediging van Zuid-Afrika zijn krachten waren uitgeput. Op een avond riep hij Asquith, bestemd zijn opvolger te worden, bij zich. Zijn vermogens begaven hem, moest hij zijn ambtgenoot erkennen ; hij dankte hem voor al waarin hij zijn hulp had ondervonden; in de eerste plaats voor zijn werk 'aan de Afrikaansche staats regeling, en zijn vermoeiden blik op hem richtend, zeide hij : Asquith, gij maakt een uitzondering op de andere menschen, ik ben blij dat ik u heb gekend God zegene u l" Dien eigen nacht stierf Campbell Bannerman. Wanneer wij thans bij het volgen van Margot's weg de episode naderen, die hel raadsel van. haar persoon en haar ziel voor haar bracht; den tijd dat zij in den spiegel van haat gevoelens een vrouw gewaar werd,die zij was en toch weer niet was; den tijd dat zij haar hart leerde beproeven en proeven, en zonder af te kunnen laten, er geen smaak meer in vond ; dan hangen wij vooraan, voordat het verhaal der gebeurtenissen opent, het portret van den man in wiens evenwichtig gecstestemperament Margot Tciinant een veilige haven heeft getroffen voor haar rusteloosheid Zij maakt tegenover haar echtgenoot het woord van Campbell Bannerman tot het hare ? ik ben blij dat ik u heb gekend Wie zijn eigen leven beschrijft," daarvan is Margot strikt overtuigd, die heeft noodig zijn moed flink met beide handen aan te pak ken." Wat heeft schrift voor waarde als het geen waarheid geeft! En niet bij druppels, maar volop. Wie ontkomt er aan kritiek? Of men voor een schaap of voor een lam wordt gehangen, komt op hetzelfde neer, zegt het oude Schotsche spreekwoord van de heide. \Vat doet het er toe of men iets meer of minder van zichzelf bekent; het resultaat is toch het zelfde ! Tot nog toe had Margot Tennaiit in haar sociale serre-atmosfeer alleen menschen ont moet die vriendelijk op elkander toekwamen of voor elkander uitweken, wanneer zij te dicht bij stonden. Er mochten kleine jaioe/.iën of rivaliteiten, zelfs boosaardigheden zijn, men maakte zich van de onaangenaamheid die zij meebrachten af, door wat tact en wat ironie of door een scherp woord dat voorbijging. De wond was niet diep. Strijd op den harden grond der werkelijk heid van den een met zijn hartstochten en lusten en zijn wil "m niet te buigen, tegen den ander met zijn energie, dat conflict van persoon legen persoon bestond niet. Verbeeld u Baltour die inderdaad zon gaan vechten! Men raakt hem niet. Nu komt er een heusch levend meiisch in die tamme maatschappij; Margot die met paarden heeft leeren omgaan en die in haar menschen-n.enagerie de baas meent te zijn door iiaar direct wuord en haar opgewekte:! toon, moet bemerken dat haar gewone midde len en middeltjes niet opgaan. -- Behalve misschien een enkele gruote dame en mijzelf, zegt zij, heb ik nooit iemand ge kend van wien zoo'n levensanimo, zoo'n macht om mee te sleepen, zoo'n betooveringsgeweld uitging als van Peter Flower. Lag liet aan cie gratie van zijn bewegingen, /ijn vol maakten lenigen houw, »de wijs waarop hij zijn kleeren droeg, niet alsof ze nieuw waren, maar alsof ze hem behoorden, \\ant ilanrop moet ik altoos letten, of was het zijn lach die de harten won V Het was de heele pre sentie van den man die maakte dal men zich eerst in zijn nabijheid recht voelde leven. Hier kwam de held. De eerste indruk besliste reeds. Zij leefde op. De broeder van Peter Flower, Lord Battu'sea, een van de meesters van de jacht in zijn graafschap, had haar uitgem.odigd ; haatreputatie bezorgde haar een rijpaard dat, eens op gang, niet ijieer was Ie sturen. Peter had er plezier in het moeilijkste voor haar uit te kiezen. Zij gingen er als dollen van door. \Vat 'n avonturen en halshrekerijen ! Maar ook wat 'n opspraak ! Als Peter ziek is, zoekt zij hem op aan zijn ziekbed. De schoonen van de si reek, aan wie hij het hof heeft gemaakt, of erger, worden verontwaardigd. Fr vallen scènes voor. ,,Wat komt zoo'n nest om mcnscheii die rustig samenzijn tegen elkander op u zet t en en praatjes in de wereld te sturen!" Zii'nioet het hooren.het wordt haar in 'l gezicht gezegd. Maai' zij gaat voort, en in Londen tijdens de season wordt het boo/er. De twee temperamenten kwamen telkens legen el kander in opstand. Als zij eens op een hal de zaal verlaat, zonder afscheid van hem te nemen, springt hu, gymnasl ais hij is, van de straat al door het raam liet huis binnen, verwekt burengerucht en zou door de politie gearresteerd zijn geworden, \van!)e;T zij hem niet onder de canapt verborgen h.ui gehouden. Dergelijke nachtelijke tooneeleii. lot groote ergernis der ouders, kwamen herhaaldelijk voor, toklat l otdat verkwister Don Juan haar moet opbiechten dat zijn schulden hen hel verder verblijf in Engeland onmogelijk maken, l lij neemt de wijk naar Indie. (ie tl n ren d e h i't jaar van /.ün utV. e/ighei knoopic Margot een betrekking an niet een gedweeën vermogenden jonkman. Die be merkt dat zii aan een geheim \erc!riet lijdt. van de onderwijzers en de felle kritiek, die in de Kamer werd uitgeoefend, terug tot de proportie, die zij naar redelijk heid behoorden aan te nemen, de te rechtvaardigen ontevredenheid blijft nog groot en de veroordeeling, die den minister naar billijkheid mag treffen, luidt nog scherp. Hij kan zich ook niet verdedigen met een beroep op den staat van 's lands financiën ; voor een behoorlijke bezoldiging van ambtenaren, die zulk een hoog te waardeeren taak hebben te vervullen, moet er geld kunnen wor den gevonden, zij het dan ook alleen door bezuiniging op takken van dienst, die men in betere omstandigheden niet zou willen besnoeien. Wij vermoeden niet, dat het noodig is deze bezuiniging in de allereerste plaats te~ zoeken aan het departement waarvan minister de Visser aan het hoofd staat; wij zijn geneigd te ver onderstellen, dat het snoeimes elders met meer reden kan worden gehanteerd; maar indien het zoo ware, indien een behoorlijke bezoldiging van de onder wijzers ook ten gevolge zou hebben het schrappen van tal van uitgaven, die terbevordering van kunsten en weten schappen strekken ei; misschien zou, bij scherp onderzoek, blijken, dat ook bij het hooger onderwijs nog heel wat kan worden bezuinigd dan zouden wij, in afwachting van betere tijden, daarin willen berusten. Want te zorgen, dat de onderwijzers met opgewektheid hun plicht kunnen verv.illen, schijnt ons een levensbelang van den Staat. Dit klemt te meer, nu in de laatste jaren het aanbod van nieuwe onder wijskrachten meer en meer achter blijft bij de vraag en de toepassing van de lager-oude;wijs-wet van 1920, door in voering van het zevende leerjaar en van kkinere klassen, jaist een vermeer dering van het aantal onderwijzers vereischt. Na oe beslissing, die lieden in de Kamer is gevallen, kan men vervvachtcn dat het verloop van onderwijzers naar andere betrekkingen no<r aanmerkelijk toenemen en de lust, cm zich voor dit ambt te laten opleiden, gestadig vermindeien zal. En dit zal men hebben te duchten als het ernstigste gevolg van het votum der Kamermeerderheid : dat d: bernepsliefde van den onderwijzer is geknakt. Ernstig juist hierom, omdat zooals de heei Alherda in de Kamer terecht opmerkte --- bij weinig vakken beroepsliefde een zoo noodzakelijke voorwaarde is v-'ior het goed verrich ten van de 11 arbeid. K K K N K A M l' VOOR DEN AFGROND door l'rof. F. \V. FOI;RSTI:K Professor F. NV. Foerstcr, de ook in Holland welbekende paedagoog, heeft tijdens den oor log een dapperen strijd tegen de Al-Duitschen annexionisten gevoerd, wat hem bijna zijn ambt kostte. Dezen strijd zet hij in woord Zij sprak hem over Peter blower en in zijn opofferingszucht koopt de jeugdige aanbidder de schulden op van den harleveroveraar. Zij worden gedelgd. Terugkeer van Peter. Hoc dikwijls Margot ook zichzelf had be loofd, niet meer om hem te denken: hem terug te zien, is haar belofte te vergeten, l let werd een tijd van groote spanning en van herhaling der tooneeleii van voorheen. /.ij uist zij kon hem niet trouwen. Soms was hij toch zoo nederig. - Je bent, Margie, in mijn leven als die kerktoren daar l Ik ben niet waatd den knoop van je. schoen." Kom mij daarmee niet aan, antwoordde zij. ik kan niet in mijzelf goed heid en iliitkheid voor twee vinden. Hoe kan ik iemand trouwen, /.onder een ernstige be zigheid." - Maar in 's Hemelsnaam, Margie waaraan uil ie dan hebben dal ik ga doen '.J Aan gei'graphie 'i" ., Alsof ie niet wist u al ik bedoel ! je kunt wel hel hot niaki.il, maar liefhebben doe je ?en van ie zei',.'' iiigelukkig dat te moeien , als had hij een slag in kei rde zich van haai" at ; oi zichzelf sprak, maar zoo dai ieder won: cl haar raakte, bei t hij van zich al' : .;lk ben blij dal ik /.oo iets niet heb gezegd, /.nik een kattig wreed ding zon ik nooit over mün lippen krijgen ; wee den man die ie ti"on\\l'. Mij zal denken -- zooals ik heb gedacht een vrouw te krijgen, \\ann van hart. Ik f t n vriendelijk, en een verwaande goiKcrnaiiie z.'ti hij in je onUiekken, meer: een vrouw wier vurige geest ---waarop ze zoo trotsch K zijn ziel verschroeit". Zoo had /-ij Peter nooit hooren spreken Zijn gezicht was akelig om te zien. Ook hij leed z.u'aar. Zij leunde haar hoofd tegen het zijne en zei : Hoe. kan ik een eerlijk man van je maken, mijn liefste?" Feil eerlijk man l Zii had de wereld van Londen al ie goed leeren ke-micii. "in niet te merkei:, d;;' andere vrouwen op IVHr l'loüer en schrift voort Binnenkort verschijnt bij de uitgeversfirma Friede duren Recht" een boek van zijn hand getiteld: Mein Kampt gegen das militaristische und nationalistische Deutschland". In dit boek alsmede in onder staand artikel wijst hij op de gevaren, die Duitschland door toedoen der Al-Duitschers, die men denke aan htm congres in Hannover niets hebben geleerd, naar den afgrond voeren. Foerster is een der hoot'dmanneh van het Duitsche pacifisme. Op hum onlangs ge houden congres stelden de Duitsche pacifisten hem candidaat voor het hooge ambt van Rijksprcsident. Hij schrijft voor ons blad : In een oorlogslegende uit de jaren 1870 71 geeft een Duitsche soldaat aan een zwaar gewonden Franschen kameraad zijn veldflesch ; zoodra deze weer op krachten komt, schiet hij op zijn redder. Heden hoopt het zwaargewonde en verzwakte Duitsche volk een verkwikkende dronk van Frankrijk te krijgen. Maar Frankrijk vraagt : Als wij jullie helpen, om weer op krachten te komen, zullen jullie die herwonnen kracht dan niet gebruiken, om ons weer te overvallen?" In deze vraag- ligt de sleutel tot het begrip van heel den Duitschen, ja zelfs van den Luiropeeschen toestand. Bij alle volkeren, die in den wereldoorlog tegenover Duitschland ston den, is er neiging, am Duitschland hulp teverleenen bij zijn economische herstel : die neiging groeit, tendeele wegens egoïstische economische belangen, ten deelc door poli tieke en religieuze beweegredenen. Overal stelt men de vraag: ,,In welken geest zal een her steld DuitschJand gebruik maken van zijn hernieuwde energie? Bestaat in Duitschland werkelijk de eerlijke wil, om de réparation" uit te voeren, of leeft daar slechts het verlangen om tot eiken prijs de oude machtspositie weer te herkrijgen, het verloren land en volk te herwinnen en revanche te nemen?" Maar het Duitsche volk is thans zóó uit sluitend vervuld van eigen stemmingen eu daardoor zóó volslagen ongeschikt, um de uitwerking van zijn doen en laten op het gebied der buitenlandsche politiek objectief te beoordeelen, dat het niet eens die begiïjpelijkste. van alle vragen stelt, laat staan haar op vertrouwenwekkende en realpolitische" wijze. beantwoordt. Vijftig jaren van zoogenaamde Realpolitik" hebben Duitschland van de vaardigheid beroofd, om de beslissende factoren van zijn eigen positie te begrijpen en de noodzakelijke politieke gevolgtrekkingen daaruit te maken. \L\\ dit is geen wonder. Want een politiek van principieel en dogmatisch egoïsme leidt tut een provincialisme van liet politieke d'nken, dat het voor het betreffende volk onmogelijk maakt, om zich in te denken in den toestand en de opvattingen der buitenwereld. Daarin alleen ligt de verklaring van het feit, dat op een tijdstip, waarop hél de moge lijkheid van herstel afhangt van het teruguit waren, en dat hij haar, zijns ondanks misschien, bedroog. Een avontuur verstriktehaar in een van die liefdesbetrekkingen. Het werd een roman met drie hoofdpersonen, waarin Margot misschien graag de heldin had gespeeld ; maar er was geen plaats eigenlijk voor een heldin. De muur stond voor haar. Zij maakte zich los met geweld. Haar vrienden die in groote bezorgdheid hadden geleefd, toonden zich verheugd. Zij voelden zich zoo opgelucht, zegt Margot, dat zij mij alle lucht benamen. Ik dreigde te stik ken." Lord Dnfferin bracht haar een bezoek, toen de catastrophe voorbij was. Margot," zet hij tot haar, ge moet trouwen. Gij zijt nu zeven en twintig ; en het leven gaat zeker niet voort u zoo goed te behandelen, wanneer gij het behandelt, als ge 't nu doel. Laat mij als een oud vriend u een woord van raad geven, Ge moet niet trouwen omdat ge van iemand houdt, maar ondanks dat ge hem liefhcbt, moet gij hem nemen. (jeen illusies'over u zelf, bij uw huwelijk !" K<>rt daarna zal zij op een diner naa'st Asmiith. Tot dien tijd had zij nooit iets van hem gehoord. Zij leefde in. een geheel andere wereld. Al dadelijk leerde zij in hem een andere wereld kennen. Zij legde beslag op hem, en toen hij weduwnaar werd, huwde zij hem. De niensciieu haalden de schouders op, als de dag van het trouwen naderde, gaven de oudere heeren, Gladsione en Morley, haai goejen raad, en de oudere dames, Airs Gladstone vooraan, lazen haar de les, hoe ,:\\ xich moest gedragen als de vrouw van een man die bestemd was premier van Engeland te worden. Zeil' kon zij bespiegelingen honden over het nieuwe huishouden waarin zij trad, reeds opgegroeide zoons en een di;chicr. Zoo heci'l zij haar lot gevonden en \va 'iki. .Yiiïschier, gcvtl hei vervolg van ha;;r ar\obiographie ons later ooi. nog aanleiding tui '.?en eigen bespiegeling. NV. G. C. P>\ v A N e K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl