Historisch Archief 1877-1940
4 Dec. '20. No. 2257
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
EEN AIDA-OPVOERING TE
MILAAN
Door toevallige omstandigheden waren wij
genoodzaakt in den afgeloopen zomer ander
halven dag langer in Milaan te blijven dan in
ons voornemen had gelegen. Achteraf hadden
' wij van deze verandering in ons reisplan
; echter geen spijt, voornamelijk omdat wij
daardoor in staat waren een opera-uitvoering
? bij te wonen die in verschillende opzichten
buitengewoon merkwaardig moet worden ge
noemd.
Onze gang leidde ons naar de Milaansche
Arena, een bouwwerk uit den Keizer-tijd:
niet echter uit den tijd van de Romeinsche
Keizers maar aangelegd in 1807 onder Napo
leon, van wien in Milaan nog zooveel getuigt,
vanaf de onvergetelijke domkerk tot zijn
? standbeeld op de binnenplaats van het
Palazzo Brera. In deze Arena werd onder
leiding van den maestro Vittorio Gui een
openlucht-uitvoering gegeven van de ook
ten onzent zoo populaire Aïda.
^ De Arena is ovaalvormig en nog vrij
i wat grooter dan het Stadion, de grootste
! lengte bedraagt 238, de grootste breedte
146 Meter. >
t Het tooneel was opgesteld tegenover een
der grootste lengte zijden, en wel geheel aan
: de andere zijde der Arena. Het publiek was
gezeten op de tegenover liggende tribune
(die echter grootendeels bestond uit een
tioogen met gras begroeiden dijk) en verder
in de Arena zelf, waarin te dien einde een
groot aantal ruwhouten banken waren aan
gebracht.
Op deze wijze waren er voor niet minder
dan dertigduizend personen zitplaatsen ge
formeerd.
Ofschoon het de negende voorstelling sedert
twee weken was die wij bijwoonden en er
voortdurend regen dreigde waren er nog circa
: 20.000 toeschouwers aanwezig. Reeds dit
aantal was een groote merkwaardigheid. In
de tweede plaats viel ons echter niet minder
op de buitengewone aandacht waarmede dit
enorme publiek de voorstelling volgde, een
aandacht die zeker niet geringer was dan die
waarmede het Amsterdamsche
Concertgebouwpubliek naar Mengelberg en de zijnen
komt luisteren.
Het is niet de bedoeling hier een recensie
van de opvoering te geven, omdat wij ons
daartoe niet competent voelen, ook omdat het
hoogst onbillijk zou zijn hier overdreven
eischen te stellen. ?
Doch wel vonden wij in het bovenstaande
aanleiding den dirigent een bezoek te brengen
en hem het een en -ander te vragen over deze
uitvoeringen.
De jonge maestro ontving ons met zeer
groote welwillendheid en deelde ons het
volgende mede:
Het denkbeeld tot het organiseeren dezer
voorstellingen was eerst in Juni 1920 gerezen;
de bedoeling daarbij was geweest de opera, die
wegens de hooge entreeprijzen tot dusverre
slechts voor weinigen toegankelijk was ge
weest, tot het volk te brengen. De Regeering
had uit het oorlogsmateriaal het hout ver
strekt, dat tot het bouwen der tribunes ge
diend had; voorts gaven|het Gemeentebestuur
.en de Kamer van Arbeid de meest mogelijke
,*?njedewerl$jng. Een jong kunstenaar, de heer
. (3. Greppi, belastte'zich met het ontwerpen
Aida-opvoering te Milaan. Het tooneel in de Arena.
Vittorio Gui
van het tooneel. Tijdens den bouw was er
te Milaan een staking in de bouwvakken,
o. a. tot verkrijging van den 8-urigen werkdag;
voor de volksopera toonden de timmerlieden
zich echter bereid 12 a 14 uren per dag te
werken. Desondanks verklaarde de heer Gui
dat de onderneming geen politieke kleur
droeg, maar door leden van alle partijen ge
steund werd.
Het resultaat was, dat tooneel en zitplaatsen
in een maand tijd zoover waren, dat rnet de
repetities een aanvang kon worden gemaakt.
Ook het recruteeren van de benoodigde
musici bleek niet gemakkelijk te zijn. De
minste moeite had men nog met de solisten,
al bleken de meest bekende zangers
ook huiverig om zich aan de openluchtproef
te onderwerpen, zoodat jongere artisten ge
legenheid kregen om zich te onderscheiden.
Ook de 200 koristen, 50 ballet-danseressen
en 300 figuranten waren nog vrij gemakkelijk
te vinden. Het bijeenbrengen van de 150
leden van het orkest bleek echter buitenge
woon moeilijk; de oorlog immers had alle
orkesten uit elkaar doen spatten en de musici
waren, voorzoover niet gesneuveld of verminkt,
toch wijd en zijd verspreid. De besten waren no£
te vinden in café-strijkjes. Ten slotte is het
echter toch gelukt een orkest samen te stellen,
waarmede men voor den dag durfde te komen.
Tijdens de repetities is eenmaal een inci
dent voorgevallen dat de verhouding van
het Milaneesche volk tot deze opera illu
streert. Op een zekeren dag drong een ru
moerige bende volk de Arena binnen en
dreigde het voortzetten def repetities
onmolijk te maken. Maestro Gui wendde zich op
het kritieke moment tot de menigte en hield
een toespraak, waarin hij uiteenzette, dat
het hun eigen opera was, die zij dreigden te
verstoren en waarin hij hen nadrukkelijk
verzocht zich rustig te houden opdat het
werk kon worden voortgezet. De toespraak
bleek de rechte snaar te hebben aangeslagen:
plotseling verstomde het lawaai; allen be
waarden een doodsche stilte en de repetitie
? kon ongestoord worden volbracht.
Uit het bovenstaande zal men begrijpen dat
eene uitvoering op zoo enorme schaal, met
zoo weinig voorbereiding en een bijeenge
raapt orkest nog geen hooge muzikale pre
tenties kan hebben. Maestro Gui heeft op
bewonderenswaardige wijze gewoekerd met
wat hem is toevertrouwd, maar ook hij zelf
beschouwt deze uitvoeringen slechts als een
proeve van wat hij zal kunnen doen als hij
een vast orkest heeft, vaste solisten en ko
risten en een behoorlijken tijd van voorbe
reiding. Wat echter thans reeds een
onvergetelijken indruk maakte was het reusachtige
tooneel onder den hoogen Italiaanschen hemel,
met de door den regisseur Mario Saminarco
voortreffelijk ingestudeerde massabewegingen
der honderden koristen en figuranten. Het
was natuurlijk in het bijzonder de zegetocht
van Radames in het tweede bedrijf waarvan
een tooneel van overweldigende
grootschheid gemaakt was.
M^aar toch was het voornamelijk de sociale
zijde dezer voorstellingen die op ons den
meesten indruk gemaakt heeft en die ons er
toebrengt hierover iets aan het Nederlandsche
publiek mede te deelen. Hier werd getracht
voor prijzen van 3, 4 en G lire, weinig duurder
dus dan bioscopen meer dan tien malen
achtereen aan een menigte van dertig duizend
de beste kunst te geven die Italiëheeft aan
Schilderijen Restaurateur
C. B. VAN B O HEMEN
Den Haag, Helmersstraat 57
Speciaal voor het schoonmaken, vernissen
en herstellen van oude en moderne
schilderkunst.
te bieden. En het geschiedde ondanks alle
te overwinnen moeilijkheden, met een on
betwistbaar succes. Een succes, dat men
vastbesloten is voort te zetten, zooveel jaren
lang, totdat uit de bijeengezamelde gelden
het ideaal van maestro Gul en de zijnen kan
worden verwezenlijkt, een vast
volksoperagebouw, waar tegen dezelfde lage prijzen een
even groote menigte de kunst die haar ver
heft, onder gunstiger omstandigheden zal
kunnen genieten.
Is wat daar in het Zuiden zoo goed gaat,
bij ons in het Noorden volstrekt onmogelijk?
Is het Nederlandsche volk in zijn massa
alleen maar rijp voor voetbal- en wielerwed
strijden en bioscopen? Wij weten het, Koop
man heeft het een paar jaar geleden in het
Stadion geprobeerd en het was een fiasco.
Het weer is bij ons minder betrouwbaar,
het volk waarschijnlijk minder muzikaal.
Maar toch, laat men het nog eens goed
overwegen. Is er niemand die zich in Amster
dam er voor wil spannen; maestro Gui te
Milaan zal hem zeker gaarne alle gewenschte
inlichtingen geven. Als het slaagde zou het
voor ons volk zoo mooi kunnen zijn!
Tot slot nog een enkel woord over den
organisator van deze victorie, Vittorio Gui.
Hij is nog jong, geboren te Rome in 1885,
leerling van den grooten Toscaninj. Heeft op
verschillende plaatsen; ja- Jtaïtëden
dirigeerstaf gezwaaid, klaafff;éi'g over de slechte
Italiaansche gewoonte'om_. voortdurend van
dirigent te wisselen, (pek in hét buitenland is
hij opgetreden, o.a. ^mn 'wiffter te Lissabon.
Het eerste wat hij ons*-vroeg toen hij onze
herkomst vernam, was' of wij Mengelberg
kenden; met dezen is hij voor den oorlog te
Napels en .Rome samen geweest; Gui be
schouwt onzen landgenoot met Nikisch als
de beste buitenlandsche dirigenten die in
Italiëzijn opgetreden, en stelt hen ver boven
Muck en Weingartner. Een schoone toekomst
zal de jonge maestro ongetwijfeld nog voor
zich hebben; mogen wij hem niet al te laat
daarin eens in het Concertgebouw bijwonen?
E. L'N K. J A N s M A
Tentoonstelling
Lodewijk Schelfhout
Stedelijk Museum Amsterdam
Hoe had Schelfhout zich ontwikkeld als
aquarellist? Dat was de vraag die mij het
meest prikkelde. Bloemstukken die hij ruim
Levensverzekering Maatschappij
HAARLEM"
Wilsonsplein 11
.OF VOORDEELfOSTE
een jaar geleden te Hilversum exposeerde,
kwamen zijn naam niet ten goede. Noch den
vorm, noch de fijnere kleurnuances wist hij
recht te benaderen, hoogstens kon men de
techniek prijzen. Aan water had het die
aquarellen zeker niet ontbroken. Maar daar
waren de beide Pierrols en vooral naast
een grootere Engel" kleine landschap
studies in sepia, die verwachtingen opwekten.
Diepe, doorschijnende toon, weinige typeeren
de lijnen, iets van Lambert Doomer. In die
richting scheen zijn talent te wij/en
Deze tentoonstelling bevestigt de ver
wachting. Figuur en landschap behandelt
hij, op gelijke ruime, groote wijze. In beide
trekt hij van het bijzondere naar het
algemeene. Niet «en herder geeft hij : déherder.
Dat is een figuur naar zijn hart. Hij symbo
liseert graag. Is dit een herder van schapen,
van menschon, van zielen"3 Wie weet? Weinige
attributen : een breedgerande hoed, een staf.
Het herderlijke zit in de houding, den blik,
de ernst, de rust. Eenvoudig monumentaal
is de teekening, sober maar welluidend de
kleur. Het type laat hem geen rust: hij her
haalt het kleiner even sober, even strak, niet
minder indrukwekkend. Hij werkt 'iet uit
in een droge naald. Doch die l wee aquarellen
de groote herder (43) en de kleine
herderskop (20) bchooren tot zijn beste werk.
In het landschap is hij niet dadelijk zoo ver.
In een gezicht van het balcon (.'Si-i is iets teers
dat aan Claude Lorrain doet denken, maar
ge mist den greep, dan vasten bouw, in
het bijzondere het nlgemeene. Maar kijk nu
naar no. 60. Uit kleine landschapje is als een
samenvatting, opgetrokken in weinige strakke
lijnen, tot den top : het kasteel, stoor, bijna
kleurloos. Alleen rechts de lucht dreigend,
links schitterend van een ondergaande
zon. Ook hier een tikje symboliek?
Er /ijn meer van deze he.scheiden
landschapies, maar «een is in het kleine zoo groot.
Dat is zijn goede en aparte zijde dat hij den
kern van het landschap zoekt, den bouw.
de structuur, geen prentje. Zoo komt van/el'
de gedachte op , aaji een waarschijnlijk
onbewusten ??Japanschen '.invloed. Zie
Porto no, 5y. Ook wceker, teerder vindt ge
hem terug, ,,de graven" no. 54 : een, voor
hem nieuwen, invloed van de Ita'iaansche
natuur.
De droge naalden zijn grootendeels oude
bekenden. Vergi* ik mij niet dan vervult
het zwart en wit bij Schelf hou t een drie
voudige* rol : een zuiver rationeele voor
zoover het licht en schaduwen uitdrukt ; een
decoratieve waar het een dikwijls wille
keurige verd'.'eiing van toonwaarden over de
plaat beoogt ; een symbolische waar hel
duister de beproevingen, het licht den
begeerlijken vrede symboliseert. Met deze drie
ledige functie moet de beschouwer rekening
houden. Hij zal zich het gemis aan scha
duwen begrijpen waar ze te verwachten waren
en omgekeerd;
De vier-prente.n uit Corsica (1)3?!H>) zijn
alle goed. Maar de voorkeur geef ik aan 'Mi
Bastea Daar vindt ge Schelfhout in de volle
maat van zijn tegenwoordig kunnen op het
terrein dat hem voorshands nog het naast
ligt ; een volleerd werkmanschap dat ge vooral
kunt nasneuren in de verscheidenheid der
diepe zwarten op den voorgrond en de teere
iiitloopers der beide wuivende palmen links ;
een wel overwogcnn horizontalen opbouw ; een
strakke sereene stemming uit een alweer
CADILLAC
Het Meesterstuk der Autotechniek
ImportBur: K. LANDEWEER, UTRECHT
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllll tllltllllllllllllllllllllllllliliiiiniiiiiiHi
religieusen ondergrond opgebloeid, het best na
te voelen in de linkerhelft der plaat en in de
nobele, devote houding van het figuurtje op
den ezel. De hoofdindruk die mij ten slotte
van dezen geheelen respectabelen arbeid
bijblijft is er een van diepen, naleven ernst,
van onverzadelijken werklust, van niet te
schokken zelfvertrouwen. H.
KUHS7HANDEL
JACK HIEKEHK v l h Chef Goupil & Co.
23 & 25a Lange Houtstr, 's-Gravenhage
MEESTERWERKEN VAM DE
17e EELWSCHE, HAAGSCHE
EN FRANSCHE SCHOOL
fiMiiiiiiiiiimiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiimiililiiiiimiiiiiitilllllllllllllllll
Veiling Frederik Muller.
Collectie Fuld e. a.
31 Nov.?6 December
REVOLUTIE-DROOM
DOOR
NEL KOOPMANS
Het was in een land waar de opstand woedde.
Over een weg langs een breed water liep een
reiziger, rustig en beschouwend, en over het
water naderde hem een vlug vaartuig, door
vele riemen bewogen en waaruit bij de nade
ring geruchten stegen van mansstemmen,
luiddruchtig van aard, doch bedwongen. Van
de mast van het schip woei de landsvlag.
De reiziger hoorde en zag wel, ook troffen
hem kreten die mannen en zijn peinzend ge
laat werd een oogenblik welsprekend als een
antwoord,'aarzelend hield hij een paar schre
den in, doch hij keerde niet om, zijn trekken
sloten zich weder en hij liep voort, rustig
en beschouwend, het vaartuig tegemoet.
De roeiers zwegen nu, boven den rand van
het vaartuig waren nauw hun bovenlijven
zichtbaar en zij roeiden met torsenen slag
voort, tot een der inzittenden, een jong offi
cier, zich plots oprichtte en geheel te
voorschijnkwam. Nu hield men de riemen opwaarts
en.stil,.het vaartuig scheerde vlak langs den
oever en terwijl zijn vaart minderde, sprong
de jonge man aan wal en was in een oogenblik
naast den vreemde, dien hij drong tot stil
staan. Zwaar gewapend was hij en dadelijk
vroeg hij met strijdlustige stem, want hij
kwam uit het heete vechten van den pas uit
gebroken binnenlandschen strijd : Ben je
een vriend of vijand ? Vrienden," ging de
spreker snel voort, groeten reeds van ver
als zij onze vlag zien, en zij dragen onze
kleuren, maar ik zie aan jou geen teeken en
ik merk weinig eerbied voor 's lands uniform".
De reiziger sprak koel en zacht : Ik ben
een vreemde, zooals u mijn spraak wel ver
raden zal".
Ongeduldig knikte de andere en ging voort:
Eenmaal in dit land moet je kiezen. Ben je
met ons dan laat ik je ongestoord verder
gaan, kies je de roode vlag van de opstande
lingen dan' neem ik je als gevangene mee".
Toen lichtte een kortstondig gefonkel in
het oog van den reiziger, hij antwoordde :
Menig keer in mijn leven koos ik het rood
van den opstand, en de kleur van het behoud
koos ik nimmer, zoo ook nu niet". En de
vreemde werd als gevangene meegevoerd
in het schip dat praalde met de landsvlag.
In een afgesloten scheepsruimte zaten de
gevangenen bijeen, de nieuwaangekomene
deed eerst het gefluisterd gesprek daar staken,
de blikken van allen waren op hem gericht.
Hij groette en sprak enkele woorden, de ande
ren hoorden hem aan zonder terstond be
scheid te doen, doch na de stilte die dan volgde,
klonk een tegenwoord koeltjes en zette men
de fluistering onder elkander voort. De
riemslag klonk forsch boven deze stemmen
uit, een klotsend geweld in het licht van den
dag en dat licht drong spaarzaam door de
spleten der balken in het kleine ruim
deigevangenen.
Langzamerhand wende de reiziger aan hè!
schemerlicht van zijn verblijf en toen zag hij
de gezichten zijner gezellen duidelijk : zij
waren allen ongelijk en dit zoo gewone ver
schijnsel zag hij een oogenblik met bevreem
ding, want hem trof de gelijke kromming
der forschc gestalten, de eenluidende bood
schap, die geheimvol uit hun blikken sprak.
Zij waren alle ongelijk en een hunner was
de meester die het gesprek leidde, en er
waren mannen die brommend beaamden, in
wier stem geen klank en in wier oogen geen
licht was, ofschoon hun mond strak trok van
een vaste meening en het hoofd hun trotsche
op de nek stond. Daar was een man die dwaas
glimlachte ofn een zoete toekomstgedachte
en hij begon moedig een gesprek met den
vreemde, over de opstand die gaande was.
De reiziger antwoordde met vragen en toonde
zich bezorgd over hun naaste toekomst,
ofschoon hij zelf niet bang was. Doch zij leken
hem maclitelooze' gevangenen, overgeleverd
aan de wraak van een verwoed landsbestuur,
en met hun vrijheid, misschien met hun leven,
kon het gedaan zijn.
De ander lachte en sprak met geheimzinnige
woorden van beter kans. De reiziger zag hem
verwonderd en vragend aan, doch kreeg geen
verderen uitleg en het' gesprek staakte. De
blik van den reiziger dwaalde daarna langs
de andere mannen en een was er, die hij
aanwezig wist en nog niet duidelijk gezien
had, deze zat naast hem, doch met het hoofd
achterover geleund, zoodat hij zich half moest
omwenden om zijn gelaat te zien. Dit gelaat
was zeer jeugdig en bloosde bij den blik van
den vreemde, dan kwam het deze naderbij,
want de jonkman1 liet zijn liggende houding
snel varen en zette zich nu als de anderen,
gereed tot een vraag aan den vreemde. Zijn
gestalte was tenger, zijn trekken waren vrou
welijk schoon.
Ook de reiziger zocht naar woorden, doch
de buurman1 voorkwam hem en sprak het
eerst. Zijn stenrwas zacht en helder, en ver
rassend na de grove stemmen der anderen.
Is in uw land het volk volgzaam en lijd
zaam? is het volk niet zooals wij zijn?"
vroeg hij en de vreemde haalde de schouders
op. Ben je een koopman?" vervolgde de
stem, vóór een antwoord kwam, en dan klonk
het trage antwoord : Wat ik ben? mogelijk
een koopman, als men mij mijn reis ongestoord
had laten vervolgen, mogelijk iets anders,
ik had den tijd nog niet om iets dergelijks
te besluiten".
Verbaasd zag zijn buurman hem aan na
die raadselwoorden en sprak aarzelend : ,,Men
gaat toch niet doelloos op reis naar een
vreemd land ! of ben je hier gekomen om
onze strijd te zien en mee te strijden?" vroeg
Het is een goede zijde van deze veilingen
dat ze, bij alle verscheidenheid, telkens op
een of meer onderdeelen van het anti
uiteiten-gebied, een bijzonder licht doen vallen.
Soms is het famille-rose porselein, een andere
maal zijn het schilderijen, of wandtapijten
of prenten. Ditmaal wonnen het de meubelen
en het Delftsch aardewerk. Tegenover elkaar
stonden twee glazcnkasten beide geheel ge
vuld : de een met Pijnackerbo djes-met-goud,
de andere met uitsluitend polychrome
Delftsche figuurt;es. Het is mij opgevallen hoe
eclatant de laatste uitkwamen tegen de eerste;
hoeveel echter, levendiger, nationaler deze
figuurtjes zijn. Ook hier is imitatie naast
oorspronkelijkheid.
Maar er is misschien geen gebied waarop
de Deltsche plateelbakker zijn voorbeeld zelf
standiger, meer van zijn Hollandsche geaard
heid uit, verwerkt heeft; geen ook waarop
de durf en de harmonie der kleuren, in een
som* klein bestek, tot grootsche'- uitkomst
leidt. Men kan fijner, gedetailleerder, pop
periger vormen verlangen; geen die zich in
Imn smijdige rondheid beter aanpassen aan
het groffere materiaal. Vormenschoonheid in
klassieken zin is nu eenmaal het fort der
Noordelijke volken niet maar wat aan
den vormen-ade! dezer toch zoo weldadig
argelooze figuurtjes ontbreekt, dat vergoedt
het onvolprezen glazuur dat de diepe onge
mengde kleuren als edelsteenen schitteren of
als dnf zilver kwijnen dcet. Waarlijk deze
naar het burgerlijke neigende kunst houdt
het uit tegen het zorgvuldigst gemodelleerde,
aanvalligst opgekleurde product uit Höchst.
Ue Louis XV en XVI meubelen,
commodes, secrétaires, aressoirs waren zeer mooi.
Ook als ze gedekt zijn met veelkleurig mar
mer en gesierd met fraai gedreven verguld
brons, /ijn xe noch opdringerig noch preten
tieus. Maar precieus zijn ze wel en de om
geving die ze vragen is juist die waarvoor
ze geschapen zijn. Hoe weinig passen ze in
dezen tijd en hoeveel meer eeuwen lijken ze
van ons af dan ze het inderdaad zijn. Won
derlijk dat juist deze meubelen zooveel
modern moeten worden nagemaakt.
Interessant was ten slotte nog het
Europeesch porselein. H.
hij plots sneller?
Ja, zoo zal het zijn", antwoordde de
reiziger glimlachend en achteloos en den blik
niet wendend van het bevreemd gelaat, kin
derlijk nieuwsgierig nu, doch bezield van een
sterk en wonder jeugdvuur.
Nu mengde de man, die zich van het gezel
schap de meester betoond had, zich in het
gesprek, hij mompelde bestraffend tot den
jongere : Wij strijden onze eigen strijd en
noodigen geen helpers die oiue geestverwanten
niet zijn".
Hierbij zag hij den vreemde wantrouwend
aan en deze ontweek dien blik. Toen wendde
ook de jongere, ofschoon aarzelend, zich van
hem af en de reiziger zag gedurende een lange
poos zijn gelaat niet meer. In dien tijd hoorde
hij eenmaal hoe men dezen jongste met een
vrouweunaam noemde, blikken van ver
maan en verstandhouding volgden onder de
gevangenen, doch de vreemde die verstaan
had, ofschoon zijn gedachten ver leken w
ggedwaald, gaf zich bij 't gedwongen zwijgen
over aan een vervoerenden droom.
Hij werd gadegeslagen nu en dan door de
mannen om hem heen, zij gingen voort niet
onderling hun zaken te bespreken, geheim
zinnig en wonderlijk klonken hun woorden,
doch de reiziger lette er weinig op en deed geen
vragen. De dag verliep, allengs verflauwde
nog het .schaarsche licht dat in 't enge ver
blijf drong en ook de schaarsche woorden
stierven weg. Dit algemeen zwijgen en de
triestheid der gevangenis bracht den vreemde
eindelijk tot de bewustheid van zijn toestand
terug en nu kwamen dringender vragen hem
voor den geest, doch ook boeiden hem nu de
gezichten der zwijgende mannen, die niet
droomden doch waakten, en hij voelde dat
het antwoord weldra komen moest.
Het regelmatig geluid der riemen hoorde
hij reeds urenlang, doch opeens veranderde
dit, alsof enkelen der roeiers staakten eu
anderen met ongelijken slag voortroeiden,
geen kalm commando van den bevelhebber
regelde de arbeid. Zijn siem wa.^ wel hourbaar
ra
Den Haag ?:? Huijgenspark 22
SPECI ALITEIT
IERHUIZINGER ONDER SIRUNTIE-:. ?:- -:- -:?
?:? ?:? -:? ?:? BERGPLAATSEN fOOR INBOEDELS
maar die was anders als voorheen, de zwij
gende mannen in de gevangenis luisterden
en zwegen nog, maar reeds was er een rijzen
in hun houding, ofschoon de enge ruimte
niet toeliet dat ze zich zouden oprichten.
Schoten klonken, verwarde stemmen, kreten,
klonken mee, stemmen van den oever riepen
de dreigendde vaarlieden toe.
Nu verbrak een gejubel van woest ver
blijden de stilte der gevangenen, een krachtige
ongewapende vuist werd gebeukt tegen den
zijwand die hen van de bemanning scheidde,
- de balken steunden, doch waren sterker
dan dit verzet. Maar aan den oever hoorden
de vrienden den dreunenden stommen roep
om vrijheid en deze vrienden vermeerderden
hun schoten en drongen met heftiger bedrei
gingen dat men zijn prooi zou loslaten.
Voor de bemanning van het vaartuig was
de strijd tegen een vijand, die wegschool in
het aangrenzend bosch, hopeloos ; zij landden
zoo snel zij konden aan den anderen oever
en gehoorzaam aan den dreigenden roep
van den vijand stieten zij zelf de deur der
gevangenis open. Daarop vluchtten zij allen,
geen hunner was gedood of gewond : de scho
ten waren waarschuwend over hun hoofden
gegaan.
De gevangenen waren vrij, zij grepen op
hun beurt de riemen en waren in weinig tijd
midden de redders, die zij verbeid hadden en
als broeders begroetten. En in hun midden
was de reiziger, die zich lijdelijk liet mee
voeren, als toeschouwer bij de woelige samen
komst en in zijn eigen voortdurende be
vreemding. Hem was vrijheid gelaten te doen
als de vluchtende krijgslieden doch hij had gee n
lust de deelgenooten zyner gevangensch ap
te verlaten. En meegevoerd wachtte hem als
de anderen de verrassing : dat een groot leger
zich bevond in het' uitgestrekte bosch, schui
lende in al de donkere onbegane ruimten en
wachtende in stilte op een gewichtige bood
schap uit de nabije hoofdstad, als daar het
uur van den beslissenden strijd zon zijn ge
komen. ' (Slot volgt . j