Historisch Archief 1877-1940
N°. 2368
Zaterdag 11 December
A°. 1980
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP
Redacteuren: Prof. Dr. «. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositïekosten
INHOUD : l De gewezen kroonprins, door
Prof'. Dr. G. W. Kernkamp De groote
mogendheden na den oorlog, door Prof. Dr.
H. Brugmans Tijdgenooten: Op Creta,
door Dr. W. G. C. Byvanck. 2 De motie van
Ravesteyn in de Tweede kamer aangenomen,
teekening van Jordaan De mclkvoorziening
in Amsterdam,doorDr. I. H. J. Vos
Buitenlandsch Overzicht, door Prof. Mr. J. C. van
Oven.'?3. Spreekzaal Herinneringen aan
Theo ^Molkenboer, door Dr. Frederik van
Eeden ??5 Voor vrouwen, (red. Elis.
M. Rogge) Brieven uit Italië, III door
en met teekeningen van Rie Cramer Van
Kinderen, door E. Tierie Hoogerzeil
Vrouwenbelangen, door C. S. Groot Uit de Na
tuur : Oude en doode boomen, door Jac.
P. Thijsse 7. SchilderkunstkUoniek, door
A. Plasschaert Boekbespreking, door
Corn Veth Woningnood, teekening van
George van Raemdonck Dram. Kroniek
door Top Naeff 8. Op den Economischer!
Uitkijk: Ziekteverzekering, door Jhr. Mr.
H. Smissaert Portret-prijs Thérèse van
Duyl Het sociaal-paedagogisch Instituut
te Groningen, door Dr. H. J. F. W. Brugmans
10. Uit het kladschrift van Jantje
RuizeRijmen ; Charivaria, door Charivarius
Feuilleton : Een Revolutiedroom, door Ne!
Koopmans Hl. Als Konstantijn in Grie
kenland terugkomt, teekening van Joh.
Braakensiek Schaakrubriek, red. Dr. A. G.
Olland De Overmoedige twijfelaar, door
C. F. van Dam, met teekeningen van B.
van Vlijmen.
g|Bijvoegsel : De Amsterdarnsche
Hoogeschool van den humor, teekening van Joh.
Braakensiek.
DE GEWEZEN KROONPRINS
Bij de Algemeene Beschouwingen
«ver de begroeting van Binncnlandsche
Zaken hebben de heeren van Ravesteyn
en Schaper over het verblijf van den
gewezen Duitschen ? kroonprins hier
te lande gesproken.
Heel veel wijzer zullen zij niet zijn
geworden door de antwoorden, die de
Minister op hunne vragen en opmerkin
gen heeft gegeven.
Alleen dit weten zij nu zeker, dat
de Regeering het als haar plicht be
schouwt, de kosten van de huisvesting
te dragen.
Groot zijn die kosten niet; voor de
installeering is ?14500 betaald en
toen de logeerkamer moest worden op
geknapt, .omdat de gewezen
kroonprinses te logeeren kwam, is daarvoor
nog 6 a 700 gulden besteed. Maar de
heeren Schaper en van Ravesteyn
zijn van meening, dat wij daarvoor
niet hadden behoeven te zorgen, en dat
de familie Hohenzollern bemiddeld
genoeg is om zelf de rekening van den
behanger en stoffeerder te voldoen.
Dit laatste zal niemand ontkennen ;
de Minister heeft het ook niet gedaan.
Maar volgens hem rust op ons de ver
plichting, nu eenmaal de gewezen
Duitsche kroonprins in ons land is
gekomen, herbergzaamheid te betrach
ten ; het woord gastvrijheid" wou hij
maar liever niet gebruiken ; het schijnt
ook minder bij de situatie te passen.
Men moet aannemen, dat deze woor
den de motieven, waardoor de Regeering
zich laat leiden, niet volledig weer
geven. Indien de gewezen kroonprins
niet geïnterneerd ware, maar zich had
kunnen vestigen, waar hij wilde, zou hij
wel een onderdak hebben gevonden,
ook zonder bemiddeling van een
liuurcommissie, en bestond er voor onze
Regeering geen enkele reden, de huur
penningen en de kosten van inrichting
voor hem te betalen.
Maar die vrijheid van beweging is
hem niet gelaten. Hem is een bepaald
verblijf aangewezen, in een dorps
pastorie op een eiland, minder lachend"
dan Walcheren ; voor iemand van zijne
levensgewoonten moet het verschil
tusschen dit logies en een gevangenis
niet heel groot zijn, ondanks de opge
knapte logeerkamer en de nieuwe ta
pijten en gordijnen, waarvoor bij de
installatie al was gezorgd. De Regee
ring ziet er nu blijkbaar tegen op, hem
de kosten te laten dragen van de ver
fraaiing der pastorie : tegenover een
gewezen kroonprins is dat wat
krenterig, en .bovendien : aan een gevan
gene presenteer je toch niet de reke
ning voor de inrichting van zijne ge
vangenis !
Zoo zal men vermoedelijk de woorden
van den Minister, dat op ons de ver
plichting rust, herbergzaamheid te
betrachten, moeten uitleggen. En in
dien zin hebben wij er vrede mee. In
dien liet verblijf van den gewezen
kroonprins hier te lande ons geen andere
lasten oplegde dan de financieele zorg
voor zijne huisvesting, zou er
onzentwege niet verder over behoeven ge
praat te worden.
Maar zoo ligt het geval niet. Onze
Regeering heeft blijkbaar nog een ande
re verplichting op zich genomen. En
met mededeelingen daaromtrent is zij
nooit gul geweest.
In de eerste maanden na de vlucht
van den gewezen kroonprins kon men
nog meenen, dat hij als militair was
geïnterneerd. Toen echter de overige
geïnterneerden naar hun vaderland
mochten terugkeeren en hij hier bleef,
niet als vrij man, maar onder bewaking,
bleek het, dat de gedragslijn onzer
Regeering tegenover hem door redenen
van internationale politiek werd be
paald. Zij had of zelf de noodzakelijk
heid ingezien, hem de vrijheid van be
weging te ontnemen, of was gezwicht
voor den aandrang der mogendheden
van de Entente om zich met de zon;
voor zijne bewaking te belasten.
Een speciaal Nederlandse!) belang
was het niet, hem te beletten te gaan.
waarheen hij wilde. Integendeel, wij
zouden hem het heilige kruis hebben
nagegevcn, indien hij na den vrede over
onze oostelijke grens was getrokken.
En zoo de Duitsche lucht hem toen nou
minder gezond had toegeschenen en hij
er de voorkeur aan had gegeven een
of ander landgoed in Utrecht of Gel
derland te betrekken, niemand zou
daar aanstoot aan hebben genomen,
mits hij slechts niet op opvallende wijze
van zijne aanwezigheid had doen blijken.
Ter wille van onze goede verhouding
met de mogendheden, die in zijne
faits et gestes meer belang stellen
dan wij, moet onze Regeering daar
gelaten dan, of zij hiertoe uit zich
zelf heeft besloten, dan wel of haar de
wenschelijkheid daarvan langs
diplomatieken weg onder de oogen is ge
bracht de taak van cipier op zich
hebben genomen. Van een cipier, die
hem moet beletten naar Duitschland
terug te keeren, zoo hij ooit lust daar
toe mocht gevoelen.
Tot zoover is alles begrijpelijk. Frank
rijk en Engeland houden blijkbaar
rekening met de mogelijkheid, dat de
monarchie in Pruisen of wel de keizer
lijke waardigheid in het Duitsche Rijk
zal worden hersteld ; zoolang zij het
kunnen, willen zij beletten, dat deze
mogelijkheid tot werkelijkheid zal
worden ; een terugkeer van den ge
wezen kroonprins n^ar het land, waar
hij thuis hoort, moeten zij beschouwen
als een gebeurtenis, die de monarchale
beweging daarginds kan aanwakke
ren ; daarom zullen zij van onze
Regeering de belofte hebben ge
vraagd, dat deze hem den pas daartoe
zal afsnijden.
En indien men wil aannemen, dat
onze Regeering hare gedragslijn heeft
vastgesteld buiten eenigen invloed
van de groote mogendheden, dan moet
men veronderstellen, dat zij, ,.om niet
in moeilijkheden te komen" -- het zijn
de woorden, die minister Ruys gebruik
te in zijn antwoord aan den heer Scha
per, ter verklaring van de zorg, waar
mede de Regeering waakzaam zou
blijven" - eigener beweging zich met
de bewaking heeft belast.
Dit alles, schreven wii. is begrijpelijk
ouk voor liLii, die ovuigeiiS hierom
trent nog een en ander in het midden
zouden willen brengen. Maar zelfs
als men in dezen gedachten«ang wil
treden, blijft het een raadsel, waarom
het leven van den gewezen kroonprins
moei worden verzuurd door hem op
te sluiten op Wieringeii.
Zijn eigen begeerte kan dit toch kwa
lijk wezen ; zoo ja, men geve dit bekend:
niemand zal bezwaar maken tegen de
vervuiling van dien wensch, en tot
onze Regeering zal niet langer hel ver
wijl van onnoodige hardheid kunnen
worden gericht. Onuoodig - want ook
in een genoeglijker oord' kan gezorgd
worden - zoo 'nel alleen daarom te
doen is, en niet nin verscherping van
de .straf dat de vogel in de kooi
blijft. Zelfs beter, zou men zeggen,
dan op Wieringen ; want een eiland
biedt kansen ter ontsnapping, die elders
Illlllllllllllllllllllllllllltlllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll''!!!!!!!!
r MWW '' ''**?? r '" '??''*??* ' - '*ï-?' "-.''f-- '*«?? rfl ' *'" * ? '??', l j* ?
'
OP CRETA
l
Een paar weken geleden, ineen ik, kwam het
te spreken over Veni/elos en zijn nederlaag
bij de verkiezingen in Griekenland, waarop
volstrekt niet was gerekend. --- ., |a, zei er
een, de Tarpejische rots ligt in de huurt van
het Capitool."
Men verzocht hem zulke banaliteiten, die
niet eenmaal op Athene pasten, voor zich te
houden.
Hij, om zijn deftigheid uit den nood te
redden, begon te orakelen over het tragische
lot der mannen van deze tijden die den boog
van hun ambitie veel wijder spanden dan hun
kracht hun toeliet : op eenmaal knapt het
koord en de held ligt voor den grond. Maar
de Delphische wijsheid viel niet in den smaak.
Het duel Tino-Venizelos is toch nog
niet uit, merkte de een of ander op; en de
cynicus van het gezelschap, of die er voor
door wou gaan, nam daaruit aanleiding om
zich bijzonder ingenomen te toonen met den
huldigen gang van zaken die in golf op golf
aldoor het nieuwe brengt en, om er ons goed
van te doordringen, ons zelf dreigt te over
stelpen ,,lk mag die ruwheid graag, zeide
hij, men voelt dat er iets tegen je aankomt."
Een die had zitten nadenken, antwoordde :
Ach, al dat hoogwijze, tragische, massieve
en sentimenteel-misanthropische dat men in
onze gebeurtenissen kan zien, gaat eigenlijk
mijn geest te. buiten. Wanneer ik voor een
gecompliceerde stoommachine sta, raak ik
verward, ik vind mezelf eerst weer terecht
als ik aan James Watt denk die naar het op
en neergaan ziet van het lipje van den ketel bij
zijn moeder thuis. Ik houd niet van de groote
machine, wel kijk ik graag door de oogen van
den jongen. Hel kleine inenschelijke waarin
iets groots is opgesloten, interesseeit mij.
Laatst kreeg ik over de revolutie in Grieken
land een boek in handen...."
Toen men merkte dat hij wou gaan vertellen
wat hij had gele/.en, vkidUten de meesten ;
ik, die stuf zocht voor een artikel, bleef Uit
teren.
Het boek waarover hij het had, LdU's»;;'.*.
(.ivuntni'i'n in de . U'^C/.H'/U' -i'c, bevat een episode
uit Veni/elos' leven, of liever het raakt even
aan het bestaan van den Griekschen staats
man op een heel belangrijk tijdstip van /.ijn
loophaan : daar waar hij, in September l'.Mti.
van Athene scheidt om zijn eigen weg te
kiezen en over Creta naar Saloniki gaat.
Voortaan wordt het : Veni/.elos contra Tinu.
Tot op dien tijd was er een groote
onlv.1slistheid in de ontwikkeling der Grickschc
/.aken. Engeland en Frankrijk die de ml
vervulden van lumge beschermers, wilden en
durfden niet ingrijpen in de hinncnlandschc
betrekkingen van hel land, maar konden het
daarom nog niet beter verdragen dat de
(irieksche regeering en met name Koning
Constantijn onder het dek van neutraliteit de
Duitschers begunstigde, de tochten van hun
dnikbooten bevorderde en de mogelijkheid
openliet van een aanstaande oorlogsverklaring.
Zich krachtig aan de /.ijde van Vcnizelos te
scharen, dat kwam echter bij de Engelsche
regeering niet op noch bij de Fransche. Men
observeerde voorioonig de Griekschc wateren,
blokkeerde de kusten om het toezicht te
houden op het vervoer, maai hield zich aan
de territoriale lijn.
1,'it zijn rustig geleerdenbestaan als tellov,
van een college in Cambridge, had Lawson
zijn diensten den lande aangeboden in den
gnxiten oorlog die alle soorten van betrekkingen
en ambten in zijn draaikolk meesleepte, l lij had
wetenschappelijke reizen gemaakt in Grieken
land en Klein-Azie, kende de volkstaal daar en
de volksgebruiken en had een hart voor al wat
uit den echten (iriekscheii volksgrond opsproot.
Hat hij vnor den inlichtingsdienst als officier
gedetacheerd werd bij de Hngclsche marine
in de Aegeischc zee, getuigde dus van een
goed onderscheidingsvermogen van de auto
riteiten.
Veel anders is er van hen niet te /eggen.
Hel ging l.awson, /ooals het iedereen in
Engchmd is gegaan, ook wanneer hij lot een
van de hoogste en verantwoordelijkste be
trekkingen wordt geroepen : men geeft hem
/.ijn posl, dan moet hij zelf zich verder weten
te ledden. Alen veronderstel! dat hij zijn
plicht zal doen en /al handelen naar omstan
digheden.
Naar onhandigheden ! d,il is het-
wachtu oord.
Eenheid van plan voor ren groole, met
kracht inge/.ette beweging er valt niet
aan te denken. Onze marine-officier is daar op
Creta gestalinneerd in de beschutte Soedabaai
met zijn houten, en sloepen, en verricht zijn
dagelijkschcn dienst van controle op de aan
komende schepen met hun passagiers en
hun vracht, van cnniróle ook op de inkomende
posl en il e berichten uit den vreemde getele
grafeerd ; hij houdt de bewegingen in 'l oog
van verdachte individuen en beraamt de
middelen om hen zonder veel misbaar van
hel eiland te verwijderen ; hij oefent spionage
en coutva-spionuge uil, en tegenover de pro
paganda van Duitschcn kant, bevordert hij
di verspreiding van kleine brochures in het
\olksgrieksch om de Duitschers belachelijk
Ie maken. l lij doet van alles, niet erg
voornaam.
l lij geneer! /;ch niet om in eigen persoon
op 1e komen.
De koffiehuizen /.ijn de broedplaatsen van
de politiek Op de wegen die van het land
naar de stad voeren rusten de landbouwers
daar uit, vernemen het nieuws en brengen
liet veruer rond. Lawson werd familiaar
mei de herbergiers van de antiduitsche eat'é's,
hij was er een graag gc/.icne verschijning.
Al spoedig gevoelde hij zich opgewassen
v oor de taak om het net dat door Huilsehe
ontbreken, tenzij het maar men heeft
nooit vernomen, dat dit het geval is
door oorlogsvaartuigen nauw worde
bewaakt. En als men vertrouwt op
een onder eerewoord gegeven belofte
maar waarom zouden dan de heer Kan
of de burgemeester van Wieringen
onzen gast" moeten vergezellen bij
bezoeken aan Doorn of aan zijn tand
arts? is die waarborg dan ook niet
voldoende, zoo de gewezen kroonprins
zijn domicilie overbracht naar een
herbergzamer oord?
Niet deze of soortgelijke opmerkingen
echter hebben de heeren van Ravesteyn
en Schaper, naast hunne kritiek op het
besteden van 's lands pennigen voor
kosten van huisvesting, tot den Mi
nister gericht.
Hen verontrustte vooral de zorg, dat
de gewezen kroonprins verbindingen
zou hebben aangeknoopt met monarchale
kringen in Duitschland en dat ons land
een broeinest zou worden voor de con
tra-revolutie, die volgens hunne mee
ning wordt voorbereid ; zij beriepen
zich daarvoor op de mededeelingen van
L)ic Frcilicit, een orgaan der onafhan
kelijke socialisten, over de
corresdentie van den jongen Wilhelm met
zijne vrienden en geestverwanten in
Duitschland ; zij kwamen er tegen op,
dat hij door een eigen koerier de be
trekkingen met hen kon onderhouden
en wenschten, dat de strengste con
trole zou worden uitgeoefend op de
gemeenschap van den ex-kroonprins
met de buitenwereld. Laai ons toch
oppassen, zoo vermaande de heer
Schaper, voor de rust van Nederland
en van Europa.
Minister Ruys heeft de heeren afge
scheept met een antwoord, dat zijn
ambtgenoot voor buitenlandsclie za
ken hem niet zou kunnen verbeteren.
Hij herhaalde, wat hij reeds vroeger, op
schriftelijke vragen van den heer van
Ravesteyn, had te kennen gegeven:
aan de Regeering was niet de juistheid
gebleken van de berichten over de
gewraakte connecties van den gewezen
kroonprins en zij vond daarom geen
aanleiding de verlangde strenge con
trole in te voeren. De familie
Hohenzoilern had in de twee jaren, gedurende
welke zij ten onzent vertoefde, steeds
met de meest mogelijke kieschheid
getracht ons volk en onze Regeering
buiten moeilijkheden Ie houden, en hij
was ervan overtuigd, dat zij ook in de
toekomst niet anders zou handelen ;
zoo niet, de Regeering zou weten haar
plicht te doen. Intusscheii betrv.chtte
zij reeds nu de waakzaamheid, die men
van haar mocht i-ischen; geen ver
standig mensch zou echter van
haar willen vergen, dat zij de
genomen maatregelen aan de groote
klok hing. De minister begreep, dat
zijn antwoord de heeren niet tevreden
zou stellen ; maar 's lands belang ver
bood hem meer ie zeggen.
agenten over de eilanden der Xuid-Aegéischc
zee was gespreid te verbreken en daarvoor in
plaats den Engelschen invloed te stellen,
.steunend op de Venizelisten en op een eigen
plan.
Want hij moet zichzelf welen te redden.
l lij had lioveii zich den commandant van
het Engelsche marinestalion. den Engelschen
consul, den vice-admiraal in de (irieksche
wateren, den Engelschen gezant, het minis
terie van Buitenlandsclie zaken en ik weel
niet wat al hoogere en hoogste machten meer.
Zonder autorisatie vermocht hij geen voet
voor den anderen te verzetten. Moest hij
daar echter op wachten, zoo was de gelegen
heid voorbij, en hoe meer autoriteiten hij in
zijn plannen betrok, hoe meer aarzeling er
zou we/en in de instantien, die hun wijsheid
over zijn plannen oordeelend /ouden laten
gaan.
Nu was zijn werk, zooals hij het opvatte
niet gering van omvang.
Men weet hoe het eiUuid Cveta, lang gestrekt,
als een zware slagboom in het zuiden de
Aege'ische zee afsluit. Het Noorden van het eiland
heeft zijn groote baaien en de voorname
plaatsen, gaande van het Westen naar het
Oosten liggen daarvan in de buurt. Het zijn
Canea, Soeda, Retymo en Candia. Westelijk
laat zich de invloed van het naburige Grieken
land het sterkst gelden, Oostelijk in Candia
heerscht nog voor een deel het oude Turksche
element.Terwijl Canea en Soeda vooruitstre
vend zijn en grootendeels Vcnh-elisüsch gezind.
was Candia eerder een burcht van het conser
vatisme: maar in Canea hield het (irieksche
garnizoen de stad op de hand van Koning
Constantijn.
Wie van Creta iets zou willen maken,
Creta, niet alleen met zijn havensteden, maar
ook met zijn groote land- en hergbevolking
-moest een niet onaanzienlijke macht kunnen
vereenigen.
Ik heb al ge/egd, er was niet veel eenheid
van plannen bij de Entcnte-iMogendheden
iti de eerste helft van het jaar l'.MG toen
's Lands belang zal vermoedelijk
ook verbieden, een antwoord te geven
op de vraag, die ons eigenlijk meer in
teresseert dan de qtiaestie, welke de
heeren van Ravesteyn en Schaper te
berde hebben gebracht. Niet omdat
wij het belang zouden willen ontkennen
van het onderwerp, waarop zij de aan
dacht vestigden ; maar omdat de vraag,
hoe onze Regeering zou moeten hande
len tegenover pogingen van den ge
wezen kroonprins om een contra
revolutie in Duitschland te bevorderen,
voor ons ondergeschikt is aan deze
vraag: met welk recht benemen wij
hem zijne vrijheid?
En indien, gelijk wij vermoeden,
het antwoord zou moeten luiden :
zonder eenig recht ; maar redenen van
internationale politiek, waarover 's
lands belang gebiedt te zwijgen, dwingen
ons gebruik te maken van onze macht
om hem onder bewaking te houden ;
dan zouden wij toch nog de vraag
willen stellen : welk belang kan een
zoodanige vervulling van die ons op
gelegde taak eischen, dat wij den schijn
op ons laden niet alleen een maatregel
van voorzorg te nemen, maar tevens
een straf toe te dienen?
K E
DE GROOTE MOGENDHEDEN
NA DEN OORLOG
Eenige jaren geleden heeft de bekende
Ztt'eedsche schrijver Rudolf Kjellén een boekje
uilgegeven over de groote mogendheden van
onzen tijd, dat gedurende den oorlog in
Duitschland als Die Gros/machte
derGegenwart" niet minder dan negentien drukken
heeft beleefd. Dat was wel te begrijpen. Im
mers bij alle objectiviteit, door den schrijver
bij de uitbeelding der acht groote mogend
heden in acht genomen, en bij alle kritiek.
door hem op de Dnitsche instellingen uitge
oefend, was het toch wel zeer duidelijk, aan
welke zijde zijn sympathieën waren en welke
groote mogendheid hij zich dacht als de lei
dende macht der toekomst.
Ook de/e voorstelling, die voor velen van
de/en tijd een verheven ideaal was, is door
den oorlog en de daarop gevolgde omwente
ling weggevaagd. Liet groote en verhevene
Duitschland van *óór 1914 is voor ons een
afgesloten stuk geschiedenis geworden, in
sommige opzichten haast een sage: Wilhelm I
komt in de nis der volksherinnering te staan
naast Karel den Groote en Frederik
Barbarossa. De meer nuchter aangelegde mensch
spreekt van den goeden ouden tijd, toen alles
zooveel anders en beter was. Zoo is aan het
boek van Kjellén de feitelijke ondergrond
onttrokken, althans als schets van den
tegenwoordigen tijd. Een omwerking was noodig,
Zij is door den schrijver gegeven in het boekje,
dat voor ons ligt: Die ros/.machte und die
Weltkrise" (Leipzig en Berlijn 1021).
YA'ij noemden den nieuwen druk een om
werking. Hij is dat slechts ten deele en dat
terecht. Want de beschrijving der acht groote
mogendheden, die in de vroegere uitgaven is
te vinden, is behouden, alleen hier en daar
omgewerkt en bijgewerkt. Dat sprak van zelf,
daar wat vroeger actualiteit was, thans his
torie is geworden en juist daardoor zijn groote
(H'teekenis heeft verkregen. Het pleit v.'oor
den schrijver, dat daaraan betrekkelijk zoo
weinig behoefde te worden gewijzigd. Hier
en daar had het mes nog wel dieper in den
Lawson naar de Soeda-baai werd
gedirierd. In allen geval, hij wist er niet van:
hij, die inderdaad niets had te zeggen, koester
de zijn eigen voornemen en droomde zijn
eigen droom.
Hij dacht aan een eilanden-republiek van
de Ageische Zee. Onder de overheerlijk door
schijnende lucht van liet Zuiden, waar nog
de echte afstammelingen van het zuiver
Gricksche ras woonden, met hun taal, hun
gewoonten, hun overleveringen, hun spelen
en hun dansen, wilde hij een kleinen Paradijs
staat vestigen met Veni/.eios als president.
Hij zag aan de Soeda-baai de werven van een
groote havenstad verrijzen en daarachter een
ruim aangelegde stad met publieke tuinen :
reeds bepaalde hij de plaats voor het Parle
mentsgebouw en voor de residentie van de
regee. ing. . . .
Hij wist niet van Venizelos' droom, voor
wiens verbeelding een grooter Griekenland
stond, dat alle stammen en landen omvatte,
waar eenmaal Griekenland gebied had ge
voerd ; maar in zoover kwam hij toch het
Venizelistisch streven tegemoet dat hij van
zijn punt van uitgang het terrein vast vrij
wou maken.
En hoe te beginnen ! Hoe het eiland te
zuiveren van de tegenwerking die overal werd
ondervonden waar men de zaken flink wou
aanvatten, omdat de geheele officieele admini
stratie, de politie en de geheime Duitsche
invloed zich tegen vernieuwing verzette. Een
man als Lawson die van buiten kwam en
frissche lucht wenschte in den gang der zaken.
kon niet anders tegen zichzelf zeggen dan dat
er een revolutie noodig was, en zeker, de
Cretensers waren in den laatsten tijd te veel
aan revoluties gewoon geworden om nog
tegen zoo'n middel op te zien. Maar hoe
zich daarover te verantwoorden ? 't Was
toch niet mogelijk bij den Vice-Admiraal aan
te komen om machtiging tol het maken van
een revolutie 'i Laat ons handelen naar de
omstandigheden, zeide de marine-officier.
Aiisschien leiden de omstandigheden tot een
revolutie, -- W. G. C. BYVANCK