Historisch Archief 1877-1940
"11 Dec. '20. - No. 2268
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Brieven uit Itali
III
Met teekeningen van de schrijfster
In het immense dogenpaleis zijn in de
pralend^ zalen en tusschen het gouden stuc
werk van de zolderingen, de schilderingen van
Titiaan, Tintoretto, Veronese. De gidsen
voeren de Engelsche tuisses met haar gelijk
moedige bewondering langs het poezele Ge
loof" van Titiaan, dan eenigszins vluchtig
??langs de mooie naakten van Tintoretto in
't kleine zaaltje en dan langs de vele
madonnaaanbiddende doges en tronende Venetiërs.
Wij kijken, bewonderend niet ontroerd..
.. .. Dan is er opeens de oude \\ereldkaart
van Fra Mauro ! Wat is er in die wonderlijke
kinderlijke fantasie dat wél ontroert na al
die volmaaktheid die ons hart niet raakt ? Op
de blauwe, golvende zeeën zeilen de lustige
scheepjes, steden zijn steden met torentjes
en poorten, wimpelende vlaggetjes. Letters
noemen, zorgzaam geteekend, oude namen.
Een wonderlijke fantasie maar minder
aannemelijk dan onze kaarten op school, met
hun stippen en strepen ? Er naast staat de
buste van Fra Mauro, de monnik met het
slimme gezicht, een van de mooiste dingen
uit dit paleis. Er is nog iets wat ik hél lief
heb de Eva van Antonio Rizzo.
Eva staat tegenover de trap met de reuzen.
Zij houdt, moeder der wereld, een handje
teeder op de rondende buik. Zij kijkt, na de
zonde, erg getroost en is aanbiddelijk, Eva !
In Sancta Maria della Saluta is de groote
bruiloft van Canaa'n door Tintoretto en van
hem zijn, in San Qiorgo Maggiore, de schilde
rijen ter weerzij van 't altaar. San Zaccharia
is n pronk en de madonna's zijn in al die
stukken als wereldsche dogaressen, met
parelsnoeren, in brokaten gewaden, met een mollige
bambino als attribuut
Maar o, na dit alles Carpaccio ! De aca
demie is dicht, in restaura", maar hier zijn,
in 't Palazzo Reale, de San Giorgis, de San
Girolamo, fijnzinnig teeder na al die overladen
pracht. Hier doodt San Georgio den draak.
en stoot zijn speer dwars door den muil van
En overal staan de aardige, ijzeren
k-acheltjes waarop de geroosterde kastanjes sissen
het gevleugeld monster dat terugwijkt, de
'kleuren zijn grijs, groen en rood en roerend is,
op den grond, het vruuwenlijf met de prach
tige borstjes en het rustige, doode gezicht.
Slangen kronkelen, er kruipen padden, er
liggen geraamten, n zit er rechtop tegen
een steen en staart uit leege kassen in de verte.
En dan iserSt. George die den draak, slap
en viezig als een lang-doode visch, toont aan
de ruiters met de witte tulbanden en er is
een paard dat een lange nek rekt naar de
1 lucht. Er is de doop, St. George doopt en de
heiderische tulbanden liggen op den grond..
. .En o, is San Girolamo niet verrukkend in
zijn cel, met de aardige détails van boeken in
, jeen rekje en een lezenaar en het witte hondje
op den grond ? En het tweede van den cyclus,
waar de monniken vluchten voor den leeuw,
die goedig naast hen loopt, waar zij vluchten
met waaiende pijen en een hert springt weg
.en een konijntje duikt verschrikt? Is er n
OUDE EN DOODE BOOMEN
Boomen, heesters en vaste planten hebben
een groote kans op individucele onsterfelijk
heid. Met individu bedoel ik hier een uit zaad
of bevruchte eicel opgegroeide plant, die ver
der ongemoeid is gelaten. De kwestie indivi
dualiteit wordt voor stekken en afleggers nog
al ingewikkeld en daar ga ik hier verder niet
op in. De uit een zaad opgeschoten boom of
vaste plant kan eeuwen en eeuwen blijven
leven, behoudens castrofale ingrijping van
buiten. De onuitputtelijke luchtzee levert
gemakkelijk de overgroote meerderheid van
het noodige voedsel, de rest, de zoogenaamde
minerale voedingsstoffen, waarvan slechts
kleine hoeveelheden vereischt worden, zijn
in den regel in voldoende hoeveelheid in den
bodem aanwezig en worden ook wel weer op
natuurlijke wijze aangevuld, voldoende om het
verbruik te dekken, tenminste bij wilde
plartten op haar normale standplaats. Zoo is het
dan mogelijk dat thans in de wereld, op de
plaatsen waar de mensen, de vernietiger, nog
niet al te erg aan het werk is geweest, boomen
gevonden worden van vele duizenden jaren
oud. Innerlijke doodsoorzaken, zooals bij
de dieren geleverd worden door de
opeenhooping van afvalstoffen etc. schijnen bij die
planten niet te bestaan. Haar werk weefsel wordt
voortdurend geheel vernieuwd, verbruikte
organen afgeworpen of zoo geborgen, dat zij
het organisme niet storen.
Ik heb mij al dikwijls voorgenomen, om
eens een onderzoek, in te stellen naar de oudste
planten van Nederland. Ik twijfel er aan of
Piazza]Jdeir^Erbe te Verona
ander, die zoo de bekoring heeft van het
naïeve, zóó de verteederde verwondering
bij dit kunnen ?
Misschien bij de vroegere schilders
misschien.. .. Er is in Verona, in de
Pinakotheek een schilderij van Stefano di Verona,
de Roseto mystico, alleen de naam al is
een zang ! Het is, op gouden grond, Maria in
een tuin van rozen en grooter, op den voor
grond, Sancta Catarina. In festoenen hangen de
platte, roze en witte rozen langs smalle per
gola's ; engeltjes in roze, witte en blauwe ge
waden dragen manden vol en overal, tusschen
de kleine figuurtjes van die engeltjes en de
grooteren van Maria en St. Catarina, zijn
blaadjes en bloempjes, heel zuivertjes
geteekend. Vogeltjes zingen er, ik zie een kwartel,
engeltjes zwaaien aanbiddende een wierook
vat en 't is zoo blij en lief en gouden als een
jong kinderhart.
Er is er nog een in Ferrara, in dat wanhopige,
leege, saaie regennest! Het is, van
Cristuforo da Ferrara in het oude Este paleis, een
prachtig schilderijtje, waar Maria, als een
donker bloembed, ligt in zwarten mantel en
een wit handje houdt op haar hart. En uit
haar linker-zij ontspruit een gouden boom.
een vreemde, gouden droome-boom, waarin
als een droom-vrucht de zoon, gekruisigd,
hangt. Daarboven is een nest waaróp een pe
kaan zijn jongen voedt met het eigen, bloedend
hart. Het is wonderlijk vreemd een droom,
niet beklemmend maar in ver, zacht-schijnend
licht .
In Verona, waar wij 's avonds komen, is
het donker, zooals het was bij ons in tijden
van strengste lichtbesparing. Een koetsiertje
rijdt ons, in vliegende vaart, bolderend
over de puntige keien, straat uit en straat
in, scheert rakelings langs een tram en botst
met wonderlijke vlugheid een hoek om en het
trottoir op en af bij '.-en opgebroken weg.
Wij houden angstig elkaar en onze bagage
vast, maar als hij eindelijk stilhoudt en wij
ademloos en wat beduusd iets zeggen van
dat rijden, glimlacht hij allervriendelijkst
en heel verwonderd 't schijnt zoo te
hooren !
't Hoort zoo -?dat merken wij dai) ! Door
de nauwe straatjes loupen twee smalle, steenen
banden, de rest is onbegaanbaar door die
keien ! En door die straatjes schieten de hob
belende wagentjes, motorfietsen, auto's zelfs,
of komt kalm en onverstoorbaar een ezeltje
met wit bestoven buik onder een net met
roode kwastjes. Daartusschen loopen
demenschen en blijven staan om iets uit te leggen
met veel gebaren, rustig op de drukste punten,
drukken zich plat tegen de huizen om een
tram te laten passeeren en gaan weer door
als de tram voorbij is doodkalm.
Het aardigst in Verona is het oude pleintje,
DAVOS. Hotel Continental
ZON - SNEEUW - SPOBT
Informaties: LINDEMAN's Reisbureau
tuin, waar een druivelajj- gnpeife*n pj
asters bloeien. Een heel klein huisje hoort er
bij, zoo maar in dat oude amphitheater,
een vogel zingt in een kooitje, een kind huilt
en een oud vrouwtje komt er mee naar buiten.
En in dat tuintje, onder 't prieel van die
rankerige druivelaar, is een oud kapiteel de
tafel en er bloeit een vetplantje in een groen
majolica potje. Dan luiden de klokken en
't vrouwtje zegt naar 't stilgeworden kindje
in haar armen: dong-dong.... en 't is
allerliefst boven in die ruïnen!
Iets verder zijn de giardini Giusti. Een hof
door, achter een hek is er een laan van hooge,
zwarte cypressen, die eindigt in een steile
trap. Van terras tot terras loopen de smalle
paden tusschen donker, glimmend groen.
Bij wat bemoste treden is een beeld van een
knielende nymf, grauw, verweerd en eenzaam.
Een cypres, in het late licht, heeft een stam als
rood-gJoeiend metaal en het fijne loof lijkt
jaspis. Telkens hooger, telkens hooger is er
het gezicht over de verre, lage stad met de
torens en de roode daken, die al vergrijzen in
de schemering. Beneden loopt over het 'gras
een meisje en draagt een mandje met wat
versch geplukte groenten. Dan'wordt het
donker in de stad glimmen de eerste,
bleeke lichtjes. Het beeld", het oude, eenzame
heeft een glimlach veren vaag En het lijkt
even of 't verleden, uit de smalle, roezige
straatjes van Verona, voor die auto's en tram's
is gevlucht naar dezen avondstillen tuin met de
hooge cypressen, met het grauwe, verweerde
beeld
RIE CRAMER
de-Piazzadell' Erbe, waar hoog opeen fontein
de madonna di Verona troont. Onder reus
achtige, witte parasols zijn de kraampjes
waar groenten en fruit in bakken en manden
gestapeld, liggen. Om de druiven zwermen de
vliegen en granaatappels toonen, doorgesne
den, hun roode en roze pitjes. De vrouwtjes
knibbelen en kibbelen, met veel tonggeklak,
betasten de prei, bekijken met verachtelijk
geknepen lippen rie groene zucchini of de groo
te schijven watermeloen. Er zijn kraampjes
met rissen armetierige vogeltjes, slap en
niagertjes de doode lijfjes en kramen met reus
achtige stukken vleesch, vroolijk niet kleurige
bloempjes bestoken. En overal staan de aar
dige, ijzeren kacheltjes waarop in groote
bakken de geroosterde kastanjes sissen
verrukkelijk! Om al dat druk beweeg zijn de
aloude huizen en een hoog klokketorentje.
En rian is er, een ywrtje door, de Piazza
Dante. Zóó maar op straat staat in een groote,
houten kuip een jongen, half na.'skt en danst
in de druiven die bij bakken vol er telkens in
gegooid worden. Zijn beenen zijn paars en
druipen, hij lacht en zingt en vlak er bij staan
De giardini Giusti
twee prachtige, witte ossen en knabbelen
ho.;i, aandachtig en ernstig. O lief, lief, land!
De jongen heeft achter zijn oor een takje
groene blaadjes en zijn schrille stem kaatst
tegen de stille, oude huizen.
Lief, lief land ! In het Romeinsche theater,
de hooge trap op, tusschen de zware brokken
steen, staan nog wat boogjcs op slanke zuiltjes.
Kn die boogjes begrenzen een driehoekig lapje
Van Kinderen
Hl] LEEST
Hij leest. Alles wat hij te pakken kan krij
gen, leest hij. Vrij is hij, hij hangt van nie
mand meer af, behoeft niet te zeuren : lees
me voor". De gunstige momenten van den
volwassene hoeft hij niet meer af .te wachten
dat ze wel willen." Dat ze wel willen lezen,
nog eens de sprookjes van Anderscn of Grimm.
Hij kent ze wel, weet wel wat er komt en toch
altijd weer vragen : lees me voor?"
Maar de groote menschen zijn lang niet
altijd bereid om te lezen, ze hebben geen tijd
of geen lust en dan zit hij alleen in z'n bock
en ziet de verhaaltjes, die hij niet lezen kan.
Dan maar zuchtend de plaatjes kijken; de
plaatjes van Andersen's sprookjes, die zeggen
wel iets" wat hij in de sprookjes hoort voor
lezen, maar lang niet alles. Er zijn grappige
plaatjes, plaatjes waar je om lacht: van de
hond met oogen zoo groot als theekopjes,"
maar er is ook een griezelig plaatje bij. 't
Sprookje wil hij wel hooren, dat van het oude
huis", waarin 't jongetje van den overkant bij
den ouden man mag komen in 't oude huis en
iedereen 't prettig vindt ais hij komt. De
oude trappen die kraakten, alles was daar oud;
heel oud. Maar n plaatje van het oude huis"
wil hij niet zien. Hij slaat 't gauw over. Wat
het is weet hij niet zoo precies, maar 't is
naar, die donkere doodkist, daar ligt die aar
dige oude man in. Hij wil 't niet zien dit plaat
je en op 'n dag heeft hij moed gehad en heeft 't
plaatje er met 'n ruk uitgescheurd en in
elkander gefrommeld weggegooid.
Dat alles is nu alweer lang voorbij, die tij
den, dat hij bang was voor donkere plaatjes
en dat hij moest vragen, altijd vragen: lees me
voor."
Groot is hij nu, vrij en hij leest.
Boeken zijn om te lezen, alle boeken, ook
't boek, dat hij op 't tafeltje vindt. Hij leest:
de kleine Johannes". 't is mooi, 't hondje,
de kat, de tuin, de boot, de hangklok en
hij begrijpt niet als hem gezegd wordt, dat
't geen bock is voor kleine jongens.
,,'t Is toch 'n sprookje en 'n sprookje vindt
u toch goed?"
Je begrijpt 't niet als je verder leest", zegt
de volwassene.
O, dan schei ik wel uit, lees niet verder"
zegt hij.
't Jongetje wordt wijzer, hij leest echte
jongensboeken, hij krijgt ze te leen van vrien
den op school. De moderne jongensboeken van
gemaakte, zoogenaamde, heldenfeiten en
ondeugendheden ! Wat 'n teleurstelling; hij,
die de mooie sprookjes altijd hoorde en nu
toch de prullige jongensboeken leest. Hij leest
ze, alles wil hij immers lezen? Hij leest /e
't morgens in bed en 's avonds in bed als je
vergeten hebt 't licht bij hem uit te draaien.
,,Hu, ril je, wat 'n bandje, wat 'n boek, saai,
vervelend is het !"
Waarom !" vraagt hij. Hij leest en denkt:
die grappen dat is toch niet erg, je hoeft geen
heilig boontje te zijn, waarom dan toch?
Leelijke woorden staan er niet in. Hij denkt
wordt door 21.000 artsen erkend
?Is het beste versterkingsmiddel
voor Zenuwen en Lichaam.
en zoekt, 't Houdt hem bezig, telkens als hij
leest moet hij denken : waarom vervelend?
Nu leest hij : de jongen kijkt triomphante
lijk rond. 't Treft hem triomphantelijk", hij
leest 't weer over, hij wil 't onthouden.
's Avond», onder het uitkleedcn, vraagt hij :
Moeder hoe vin je't woord triomphantelijk?"
Wat bedoel je?"
Of je 't 'n mooi of leelijk woord vindt?"
,,'Iriomphanteiijk, ja, 't is wel 'n mooi
woord" zegt de moeder.
O, juicht hij blij, weet je waar het staat?
In het'boek dat jij 'n prulboek vindt de
jonge keek triomphantelijk." Wat nu te doen?
Overtuigen, zeggen, uitleggen? Je doet 't niet,
voelt je onmacht, je berust. Ach, je hoopt op
later, dat hij als wijs mensen zoo'n boek niet
meer tellen zal, al staat er een mooi woord in.
E. TlERIEHOGERZEIL
Vrouwenbelangen
Bij de betrekking der vroedvrouwen dreigt
het gevaar van ongelijke bezoldiging wel niet,
maar hare bezoldiging geniet de eer, wel de
laagste te zijn voor wetenschappelijk geschool
de krachten, van wie zeer veel zwaren arbeid
wordt geeischt.
Voor wie het nog niet wisten geeft het
Maandbulletin van de Nat. Vereehiging v.
Vrouwenarbeid gegevens, die een schel licht
werpen op den achterstand in salarieering
der vroedvrouwen. Er zijn gemeenten, die
voor die onmisbare krachten / 400.?salaris
per jaar bieden.
Sommigen zijn royaler en brengen het tot
? 500, terwijl / 600 en / 700 volstrekt geen uit
zonderingen zijn.
Gelukkig komt door het groote gebrek aan
deze arbeidskrachten, vooral in het zuiden
van ons land, de positie der vroedvrouwen
thans onder de loupc van den nieuwen tijd
en 't is niet onmogelijk dat er verbetering in
treedt.
H. M. de Koningin die dezer dagen den
eersten steen legde van de nieuwe Rijks
Vroedvrouwenschool te Heerlen, gaf daardoor
blijk van hare belangstelling en zal zich
zeker ook op de hoogte stellen van de voor
uitzichten der aspirant-vroedvrouwen.
Dit zoo bij uitstek voor vrouwen geschikt
ambt moet weder tot eer en aanzien worden
gebracht, want het is noodig dat het tekort
wordt aangevuld.
De heer J. A. G. Honing, arts te Zevenaar
geeft in een artkel in het Tijdschrift van ge
neeskunde een relaas van den treurigen toe
stand ontstaan door onvoldoende verlos
kundige hulp en de daarmee verband hou
dende zuigelingensterfte vooral in het Zuiden
met name N.-Brabant, waar men op 9300
inwoners slechts n vroedvrouw telt.
Een dergelijke toestand mag niet bestendigd
worden en een der eerste plichten der vrouw
in regeeringslichamen is hierin verbetering te
brengen. *
De Ned. Ver. v. Staatsburgeressen, op den
uitkijk naar alles, wat in dit opzicht verbete
ring behoeft, maakt ook van dit vraagstuk
een studie. Op hare wintervergadering, die in
December in Haarlem zal worden gehouden
zal het een punt van bespreking uitmaken.
Een bevoegde in deze materie zal het vraagstuk
toelichten.
Ons Huis" te Amsterdam opent ook een
cursus in kinderverzorging in samenwerking
met de afd. Amsterdam v/d ver. tot bevorde
ring van het onderwijs in kinderverzorging en
opvoeding.
De cursus staat onder leiding van vrouwe
lijke doctoren en opvoedkundigen.
C. S. GROOT
ilFRMEN-:-H.¥INÊE«D
Hofleverancier - Amsterdam
ULVEISTUH Zli -:- WILLEMSPABKWEG S
TEL Hos. 2040-1881 TEL No. 1793 Zuid
KOUDE EN WARME SCHOTELS
iiiiiiiiitmtiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiitiiiini
wij wel veel duizendjarigen te voorschijn
kunnen brengen. Het aantal plaatsen in ons
land, waar een boom duizend jaar ongemoeid
zoo kunnen blijven, is niet zoo heel groot,
al was het maar alleen doordat in de buurt
van de zee en de groote rivieren de bodem
zelf niet met rust wordt gelaten door de na
tuurkrachten, terwijl voor het overige de
storende mensen het zijne doet. Ik zal er
zeer dankbaar voor zijn, indien belangstel
lende lezers eens oude boomen onder mijn aan
dacht willen brengen. De meeste zullen wel
gevonden worden in Limburg en Brabant en
dan nog al in de dorpen zelf, wat wel een beet
je gek is. Eiken, beuken en linden leveren
waarschijnlijk wel liet hoofdcontingent en er
is misschien ook wel een enkele esch bij.
We kunnen de zaak ook van een anderen
kant bekijken en eens nagaan of wij ook boo
men zien sterven en hoe dat komt. Liefst gaan
Berkenzwam
Foto van G. Bosch
we dat na in de wilde natuur, buiten de aan
plantingen en waar niet gekapt wordt. Wer
kelijk vinden we dan niet veel dooden. In het
Naardermeer heb ik in geen dertig jaar een
boom zien dood gaan door eigen schuld en
vooral waterwilgen en elzen leeren kennen
als zeer voorspoedige boomen. Maar toch is
hun geen leven beschoren van duizenden
jaren, want de grond, waarop ze staan, wordt
door den groei van mossen en kruiden zoo ver
anderd, dat die boomen het er niet meer kun
nen uithouden. Hoe lang dat duren zal, weet
nog geen mensch, eerst door de natuurbescher
ming vanden jongsten tijd wordt het ons mo
gelijk, deze problemen met wetenschappelijke
juistheid te bestudeeren.
Wie weet een duizendjarigen berk te staan?
Deze boom groeit zoowel op hooge als op
lage gronden, op de grindheuvels even goed
als in het lage veen. Hij is hier volkomen op
zijn plaats, heeft sinds duizenden en duizen
den jaren in ons land getierd en is er ook in
het midden van zijn gebied, want n zijn
Noordgrens en zijn Zuidgrens liggen ver van
ons af. Wij hebben dus alle reden, om oude
berken te verwachten, doch dat valt alweer
niet mee. De berken van de veenstreken
verkeeren in hetzelfde geval als de elzen en de
waterwilgen, maar op dezelfde plaatsen, waar
we thans duizendjarige eiken en beuken zien,
zouden we ook duizendjarige berken mogen
verwachten.
Doode berken krijg ik echter te zien, meer
dan mij lief is, zoowel in de lieistreken als in
de duinen, maar daar toch het meest. Wij vin
den er heele berkenkerkhoven en kunnen
in verreweg de meeste gevallen de oorzaak
van den dood niet vaststellen. Aan vermoe
dens en zelfs beschuldigingen natuurlijk geen
gebrek : wateronttrekking aan den bodem,
zandstuiving, zeewind, vraat van konijnen,
muizen, rupsen, kevers of vergiftige werking
van zwammen. Soms is de schadelijke invloed
zeer duidelijk te coiistateeren, maar het komt
ook vaak voor, dat wc dien boom zich zien
herstellen en waarom moeten dan de andere
sterven? Hier ontbreekt ook weer meestal
elke zekerheid.
Soms vinden we de doode en stervende
boomen bezet met de mooie berkenzwam, die
met zijn witte sporenbuisjes en lederachtig
glanzende roomkleurige of licht rose bovenzij
zoo uitstekend past bij de prachtige berken
schors. Sommige zijn zoo groot als een hand,
andere komen pas als kleine knikkertjes uit
puilen uit de gebarsten schors en alle nemen zij
een horizontalen stand aan, ook als de ber
ken stam zelf al omgevallen is. Nu zou je op
het eerste gezicht zeggen, dat die
berkenzwammen het bosch vermoord hebben, maar
een nauwgezet onderzoek leert, dat zelfs de
boomen, waar nog pas een allereerste
zwammetje te voorschijn komt, reeds zoo goed als
dood zijn. Dit afsterven is hoogstwaarschijn
lijk door een vroegere oorzaak bewerkt en is de
berkenzwam niet anders dan een opruimer van
dood hout.
Dikwijls bekruipt mij het vermoeden, dat
ook andere paddestoelen, die gesignaleerd
staan als schadelijk voof den houtteclt, in
derdaad slechts voorkomen op hout, dat reeds
ziek of dood is. In het bijzon-der vestig ik de
aandacht op de beruchte honigzwam,
Armillaria mellea. Ik zie de groepen van deze
fraaie paddestoel hier vooral op oude
boomstompen, die na het hakken in den grond zijn
blijven zitten en dan nog niet eens in de eerste
jaren. En groeien zij al eens om den
worteljals van een heelen boom, dan is die blijkbaar
toch al lang ziek en wel hoogstwaarschijnlijk
lang, voordat de honigzwam zich vestigde.
Er zijn omtrent den invloed van sommige
zwammen al zeer diepgaande studiën ver
richt, maar voor het overgroote deel berust
hun waardeering nog op zeer oppervlakkige
waarneming. Net als mijn vermoedens.
JAC. P. TIIIJSSE