De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 18 december pagina 12

18 december 1920 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 18 Dec. '20, -- No. 2269 TT I T HET "V"-A.ILT SSQLRNCHE C l C R « ETTES lumii'iitimiiiiiiiimiMiiriiiiiniiiiimm RUIZE-RJJMEN VOLK EN REGEERING Daar's geen minister Die iets verklaart! In raadslen wandlen Wij hier op aard. Interpellaties? 't Blijkt altoos weer: Wij weten weinig Te weinig, heer! De O n c s t e t. DE BURGER O, Etfeellentie zij 't in 't kort Vertel ons zoo nu en dan Wat over ons bekokstoofd wordt, Wij.... DE MINISTER 't Gaat je geen bl. an! DE BURGER Hoe zat die zaak met Servië? Verklaar eens wat, als het kan! Het ligt nu wel wat ver, zie je, Maar DE MINISTER 't Gaat je geen bl. an! DE BURGER Waar hebt g' ons toe verplicht omtrent d' Ex-prins en d' ouden mnn? Het fijne is geen mensch bekend Toch.... DE MINISTER 't Gaat je geen bl. an ! DE BURGER Het kolenleveringsverdrag, Daar hoor je weer niets meer van, Hoe zit dat nu, als ik vragen mag? Toe.... DE MINISTER 't Gaat je geen bl. an ! . DE BURGER Tubautia" nooit meer van gehoord ! Wat is u er mee van p'an ? Nunc-aut-nunquam"? ,,Zand-grint", enz. Wat DE MIN is u:K 't Gaat je geen bl. an! C M .\ R i v A R i u > iiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiimiimii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii CHAR/VAR1A De wonderen der natuur Het land wordt geregeerd door een groothertog, thans groothertogin." (Leeuw. Ct.) Op de glibberige pailen De gezantenraad heeft een nieuwen stap te Belgrado onder de oogen gezien." (Vol!;) Ik zou mij niet verantwoord ach ten, indien ik daar niet met klem op wees." ( Vcrsl. Hbl. Rede Pro/. Honing) Veie menschen schijnen strenge waarheidsliefde 'ils een sombere oase te beschouwen, die wel in de middel eeuwen thuis hoort, maar niet past in de aera der luierstoelen." (Förster. Levens wandel) De .. e-mode Deze gewoonte is stellig een ver keerde," (N.K.C.) De afscheidsvoorstelling is een suc cesvolle geweest." (O.H.C.) Wij achten de keuze van dit blij spel een gelukkige." (N.R.C.) De verhouding tusschen den ge leerde en den kunstenaar moest een gunstige zijn." (Hbl.) ,,De daar ontvangen indruk was een diep treurige." (Wbl.v.li. Recht) Wij plaatsen het volgende, ouder aanbie ding van onze verontschuldiging: Het Bestuur van het iu Augustus 1921 te Roermond te houden geitencongres is als volgt samengesteld: Prof. L. Broekema te Wageningen, E. J. Dommerhold, rijksveeteeltconsulent te Hengelo, enz." (N.Landb.Wbd.) Zeer natuurlijk Gorkum in duister. Gisteren was er gedurende 24 uren weer geen stroom zoodat een paar weekbladen het licht niet konden zien." (O,n.) Deze cellist etheriseert de muzikale idee en brengt, in minder dan een zucht, het schijnbaar vervlogene, als 't ware, in 't tastbare." (Avon/lp.) Als zijn spel maar half zoo mooi was als deze zin, dan is 't al prima-prima geweest. Hofleverancier - Amsterdam Ulf EKTIU1 N ?:? «ILLiHSPARIWEK 9 TEL Noi TO4O-1881 - TEL H» 1793 Zuid KOUDE EN WAPMP SCHOTELS H. schijnt de gewoonte te hebben zich altijd tegen te schrijven. Ook nu weer." (Opwaartsj Wij wanhopen aan H.'s beterschap. Ik meen tusschen de regels door te lezen, dat de heer O. meent dat ook ik meen...." (Ons Hla</ / Is 't nou uit ?! l-'legma ,,0p een officier werden drie schoten gelost, waarna hij werd afgemaakt met slagen met een zwaren hamer, terwijl hij de krant zat te lezen." fN.v.d.n') TAALOEFENINOEN VOOR m: JEUGD 1. Uit welke taal i* liet volgende xleclit vertaald ? Ik heb me levendig hiertegen moe ten verheffen." (A'.fr.C.) Spreker vraagt niet beter dan periodiek lawaai te maken." (id.) Uit welke taal dit: Een landbouwkundige biedt zich aan gronden te examineeren." (Adv. .V.W.C.) Wij bezoeken als regel geen pre mières." (Hbl.) l-ln uit welke taal dit : ,.De Cook'sche bureaiix." (Cuujh'nn) ,. Kapitaalverscliuiviug in Dchu land." (N.v.d.D) ..Heeft u den zwarten pion op 13 overzien Y' (H.P.) Strandoponthoud." (Adv. Tel.) CORRESPONDENTIE Dame* C'. Ie H. Wij lezen uw Rijmen ge woonlijk gaarne, maar dit was ons te plat. Is het huis, waarop n in de laatste regels doelt, een slecht huis V .\ntw. Ia. Het stadhuis. 2. AUTQPIAMO lltllilllilllllllMIUIIIIIIIIHIIIIillilillii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii» VERHALEN UIT EEN STRANDPAROCHIE door JOHAN KONING II. DE OUDE ZWERVER .. L'autel est ld : Ui mei en face.... ,,La Guirlande den Dunen", E m. Ver h a e re n. Op. den laten herfstmiddag lag het dorp ?met het duinenland onder een purperen hemeUcrans. Naar het midden vloeide het purpet uit in het zachte en zuivere licht van de najaxrszon, die haar gloed en warmte prijsge geven had voor de onverbiddelijke, maar fiere en sterke machten van het oude koude winterrijk. Boven het dorp vlogen een paar blanke meeuwen als boden van de onschuld, die daar ergens hoog in den lichten hemel boven de aarde huizen moest en van de zee-zij kwam de zang der golven met den weedom van het herfstgetij. In'Jiet dorp, in den kom der duinen, was het zoo rustig alsof het daar stil in zich-zelf te fluisteren lag. De straatjes waren verlaten ; pluimen van rook uit de lage schoorsteenen van de kleine huisjes kropen tegen de duinen op. De toren van de parochie-kerk sloeg vier. Zijn spits stak maar even uit boven het hoog ste duin van het dorp en iedere maat als de uur-slag klonk, keek de oude Zwerver duur het vierkane venstertje, het eenige, van zijn bouw vallig steencn huisje, om te zien of de Hemel om den torenspits ook anders van kleur of teekening geworden was. Om vier uur, met /on of storm of hagelslag of regen, ging hij uit naar zee : dan prevelde liij op het strand, het gezicht naar het westen gewend, een vroom en innig avondgebed. Hij bad eigenlijk zonder woorden, terwijl zijn vingers nerveus om zijn stok waren saamget rokken en zijn oogen het gebaar van den wind volgden die over de golven joeg. Hij was een vrome ziel, die van de zee, waaraan hij zestig levensjaren zonder morren geschonken had, meer dan van de kleine kerk en van het bijbelwoord verwachtte. Aan zee voelde hij de godheid ruimer aan dan binnen de wanden van den kleinen dorps tempel en hij kou, al jaren laug, 't gedacht maar niet kceren, dat hij, in een kerk of lezend in den bijbel zijn God ontrouw werd, dien hij iederen dag aan zee begroette. De dagen van zijn leven in de goede, stille eenzaamheid hadden zich aaneen gereid tot een in hun oude grijsheid dof beslagen keten, als een veel ge bruikte rozenkrans die door zijn levende dorre vingers gleed, terwijl hij prevelde, in zich zelf gekeerd, wat de zwakke herinnering van het bijna uitgedoofde leven hem schamel over liet. De oude zwerver was in alle hoeken van de wereld geweest. Hij was nu zes-en-zeventig en als jongen-voor-de-mast van zestien had hij zijn eerste groote reis gemaakt. De sensatie van die weelde-weken in de wijde ruimte, waar de zon ongebonden kou jubelen of waar de storm oppermachtig heersenen kon, zóó dat men aan geen mensclienmacht meer dachten het land, waarop hij de oogen richtte, onbe woond en mensch-verlaten waande, doorleefde hij nu nog, 's middags, 's avonds en vaker en lit't'fiVéi' des nachts al? over de daken en t IKschen de huizen van de kleine parochie een zuid-westerstorm gierde alsof hij er met blinde oogen buit zocht om de booze zee die hem op roof had uitgezonden, te bevredigen. De zee was zijn moeder, zijn lief, z'n bruid, zijn vrouw geworden. En nu hij in den avond van zijn leven was, bleef hij wonen in de kleine strandparochie, arm, heel arm, ofschoon hem in een Tehuis voor ouden van dagen, meer naar binnen, het land in, een plaatsje aange boden was. Het was zijn intiemste, dierbaar ste illussie van al vele jaren lang, dat hij ster vend, den zang van de zee zou hooren. De oude zwerver was een lastig, zeer lastig en onhandelbaar object voor de dorpsgees telijke, een eerbiedwaardig man die oud ge worden was bij het licht van kaarsen en bij den duffen geur van oude folianten. De aanwe zigheid der zee was louter toeval voor hem en over een invloed harer onmetelijkheid op de eeuwige gedachte van het kerkelijk geloof had hij nog nimmer nagedacht. Maar hij oordeelde het zijn herderlijken plicht, den ouden zwerver te brengen voor het kruis van Christus, zooals hij over den vrede waakte in het hart van al de ouden in het dorp, die op wankele kastjes of op bestoven etagères aan den steenen wand hier en daar in sombere hoeken van hun kleine woon- en slaapvertrekken onder glazen stol pen de dierbare symbolen voor goede troost en blij-gedwongen zelf-tnkeer hadden. Hij had de zee. De oude geestelijke was geschrokkeu toen de oude zwerver 't hem op een zomerdag bij een ontmoeting op het strand zonder omhaal had bekend. Het was een zomerdag, die in een feest van kleuren, in zijn laatste levensuren op den zegenenden kus der nachtelijke schemering had gewacht. Dewit-gloeiende zonneschijf was weggezonken in vlammend purper, dat, waar het in den hori/on, de m''aanraakte, door digolven werd gedoofd tot een zacht gouden schijnsel, bevend in de kabbeling van het water. Toen de avond al over de duinen kwam, vie! er nog eenmaal een nieuw schijnsel van opkomend licht over zee. Het was of achter purperen bergen een nieuwe dag aanbrak. die zijn violette straling op de golven lichten liet. Die droegen lang na zonne-ondergaiig hè' licht, het straalde nog aan den horizon toen op het strand al zwarte plekken waren, waai de nacht voorbij was gegaan. De oude zwerver had er naar gekeken met vochtige oogen en in dat oogenblik had de geestelijke de hand op zijn schouder gelegd. Toen had hij verteld wat er leefde in het diepste binnenst van zijn hart. Ik ben maar een mensch, had hij zijn sim pel-uit vertelde biecht besloten, ik ben maar een mensch die opgegeroeid is onder den grooteu hemel, in de eenzaamheid, bij stoeiende golven, bij lachende zonnestralen. En zelfs als de nacht zwart was en de storm moeite deed, het schip onder m'u voeten weg te rukken, dan strekte ik bei m'n armen uit, m'n borst naar voren, m'n hoofd omhoog, naar den hemel. Dan was ik gerust en voelde ik me vei lig. En als ik 's middags klokke vier, of 's morgens of 's avonds als 't helder maanlicht is, hier sta, de zee kan beluisteren en den hemel zoo groot zie, nou, dan strek ik weer m'n beide armen uit en dan voel ik dat de geest van de on eindigheid ze zachtjes beroert. Dan voel ik m'n God eu m'n Hemel, om 't zoo maar eens te zeggen. Ik heb de zee. Ik kan niet met gekruiste armen mij wringen door 't nauw portaal van de kleine dorpskerk en naar de woorden luisteren van de uitgeko zen preek. De zee vertelt mij veel meer van al ile dingen van de eeuwigheid En toen stak de oude /werver guitig een vinger naar voren en lachte : De zee is omver dan de kerk, ziet n. Ik blijf de zee maar liever trouw. . De oude geestelijke had het hoofd geschud ; hij was unt/et en ontdaan. Maar hij bleef, ook van dien tijd at, een herderlijk oog op den 'inden /werver huilden. Op den laten iierl'stuüddag, toen het dorp niet liet duinenland onder een purperen hemelkrans lag,was de oude zeeman naar het strand gegaan om te bidden. Op weg naar huis, overviel hem. Inum, als kreeg hij balen lood te torschen. een plotselinge vermoeidheid ; hij zakte ineen niet ver van /ijn oude huisje. Toen hij cle licht-gebrokeu oogen weder open de,lag hij in de bedstee van /ijn kleine kamertje. Het was al avond en er brandde licht. Voor het vierkant venstertje was 't gordijntje vastgespcld en er kwam geen licht en geen geluid van buiten. Naast hem zat een buurvrouw en de geestelijke. De oude zwerver zag toen hoe een nevel de dingen van het leven ging omvangen. Hij voel de 't iu /.ijn pulsen dat het einde komen ging. Zal ik je van God spreken? vroeg de geestelijke, zacht, maar met aandrang. Nee, nee. weerde hij af. Hij wees naai de deur. Zet u die op een kiertje, wilt u, dan hoor ik Hem. De buurvrouw gat' hem', kommervol aan gedaan, zijn zin. Door de opening ruischte liet donkere lied van de golven aan. Het kwam van over de duinen, duur liet stil verlaten straatje, eerst /acht, met den weedum van den herfstnacht en eindelijk stroomden juichend de melodiën van den onsterfelijken golfslag door de wijde ruimte van den nacht. Toen sloot de oude /.werver gerust en voor de laatste maal de moede oogen toe.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl