De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 25 december pagina 11

25 december 1920 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

25 Dec. '20. No. 2270 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 fN. V. HET HOFSTAD TOONEEL : De spaak in hei wiel, door Jo van Ammers Kuiler. Wat kan de begaafde schrijfster van een mooi, kloek boek als Maskerade" bewogen hebben tot het openbaar maken van deze comedie uit het tijdperk der Fijne be schuiten?" We zijn het aan het talent van ' mevrouw van Ammers-Kuiler verplicht deze vergissing den mantel der liefde te onthouden, minder omdat het geval op zich zelf ons zou prikkelen tot eenig smartelijk verzet, dan wel omdat in al haar werk, met zijn voortreffe lijke hoedanigheden, iets van den geest waarom we dit tooneelspel moeten verwerpen, boven drijft en een gevaar blijkt voor den litterairen eerbied dien wij haar verschuldigd zijn. Tusschen de gelijkvormige, overwegend subjectie ve vrouwelijke romans in de laatste jaren verschenen, staat Maskerade" afzonderlijk «en werk dat fel in onze Hollansche samen leving ingrijpt en met warme oprechtheid een meisjesleven, van kind tot vrouw, beeldt in drie stadia: van den latenten hartstocht naar de hartstochtelijke abstinentie; het is voller- levend, en, niettegenstaande ook dit boek zijn sappen trekt uit een overvloed van rake en gevoelige détails, min of meer monumentaal. Dat desondanks de indruk dien dit werk laat,niet gaaf is, moet geweten worden aan den invloed van een te gereeden en te weinig toegespitsten spot, welke deze schrijfster over valt zoodra ze een achtergrond-figuur om zoo te zeggen,!,,tepakken"heeft. Heel de achter grond van haar werk is: aanklacht, moedig vaak, en gerechtvaardigd, doch de gulle, ongezouten hekel, welke haar drijft, neemt proporties aan, die we bij Moli ere als juist van pas gevoelen, doch die in het werk van me vrouw van Ammers leiden tot grove over vleugeling der fijnere gevoels-psychologie en er een didactisch stempel op drukken. Waar een zoo scherpe blik voor het algeheel tekort, voor de correcte enghartigheid en den misDE LAATSTE EER door MR. C. P. v A N ROSSE M. dadigen tact onzer beschaving, aanwezig is, waar wellicht juist deze zijde van haar talent eenmaal de sterkste zal blijken en mevrouw Van Ammers op een gezegenden dag zal pro moveeren tot de blijspel-auteur naar wie wij reikhalzend uitzien, daar kwam het mij altijd gevaarlijk voor haar arbeid minder te schatten, om dien vooralsnog onverwerkten en een beetje hinderlijken hang naar het carricaturale, maar nu deze neiging, in de gedaante van de tantes Lei en Lau, om het maar ronduit te zeggen, in négligéover onze planken loopt, nu mogen we wel met over tuiging uitspreken : langs dien weg liever niet. De geest beslist en we behoeven waarlijk niet tot de nieuw-lichters te behooren om vast te stellen dat de tijd, waarin wij een tooneelstuk prezen om zijn aardige tooneeltjes" en welgeslaagde typen" voorbij is. Best mogelijk, dat er in een uithoek van NoordBrabant nog zulke portretten achter de horren zitten, de dankbare taak ze te be schrijven, nog wel als ernstig bedoelde tegen partij voor een muzikaal vrouwehart, moest een schrijfster van het gehalte van mevrouw van Ammers zich ontzeggen, uit eerbied voor ons inderdaad ernstig hedendaagsch tooneel. Aan de muzikale ziel van Marie Louise de Neuville bleek intusschen niet veel ver beurd. Watdelieve,fiereheldin uit Maskerade" zóó zwaar valt dat ze twee dikke boekdeelen noodig heeft om tot den stap: een mariage de raison" te geraken, blijkt voor de hoofd persoon uit ,,de spaak in 't wiel", een arme piano-onderwijzeres, die een ouderen, schatrijken fabrikant volgt in de eenzaamheid van een door geld verdienen verstikt bestaan, een zaak van kort beraad, een aangezien zij ook niet haar best doet den nu eenmaal in n richting gegroeiden en gevestigden man te vatten, met al haar artistieke gaven alweer de fantasie mist Lucas Valck, in zijn soort wat te idealizeeren, pruilt wanneer hij te laat aan den maaltijd verschijnt en den armen werkezel dan nog aangebrand eten voorzet, is er voor ons ook geen aanleiding haar te beklagen. Waren de tegenstellingen minder opzettelijk en minder grof genomen, we zouden eenige deernis gevoelen met den weduwnaar, die een jonge vrouw in zijn huis haalde met de lichtvaardigheid waarmede men een kunstvoorwerp koopt, en die nu op middelbaren leeftijd de kunst van liet be(Met teekeningen voor ,,de Amsterdammer" van Is. van Mens) Hij was wakker gew'orden en hij wreef zich de oogen uit Toen keek hij rond en hij wreef zich nog maals de oogen uit.... Een verlammende angst, als bij het onver wachts open breken van een nacht-merrie voor een doezel-suffige ontwaking, zakte in 'm af tot aan de teenen. Nog steeds was hij ge vangen in de sfeer van verschrikking, een realiteit als dubbel sterk aangezet door een geheimzinnige duivelsche fantasie. Was het realiteit? Nee, natuurlijk niet. Hij had gedroomd, gedroomd.... Vervloekt, wat een nacht-merrie....! Hij had gedroomd dat hij gestorven was en zijn begrafenis vergezelde boven op z'n lijkwagen. En nu was hij ontwaakt, en als een scherm van cinema-beelden hing de droom-fantasie nog altijd voor z'n oogen Maar bij alle duivels, wat mankeerde 'm dan toch? Was hij stapel gek geworden? Waren zijn oogen betooverd?.... Hij zag het nu eenmaal niet anders Hij mocht z'n oogen uitwrijven en zijn nuchter verstand aanzetten tot de normale werk zaamheid Hij zag het nu eenmaal niet anders Hij zag : Als een straat-jongen reed hij mee, boven op een lijkwagen, de beide beenen aan beide zijden bengelend langs het zwarte hout.... Juist stonden ze even stil achter 'm een rij volgrijtuigen.... vóór m' op den bok twee zwarte gedaanten met steekhoeden op.. Verder niemand in de straat Ja toch vier zwarte quibussen.... twee aan beide zijden van den wagen.... vier quibussen! Een zins-begoocheling ?! Maar hij hoorde toch, hij zag.... Hij hoorde de conversatie van de zwarte gedaanten op den bok, een conversatie banaal als het nuchtere dagelijksche leven, hij zag het schuddebollen van de paarden-koppen, het omhoog pluimen van een der staarten Absurd was het! Dusdanig absurd dat z'n natuurlijke humor een oogenblik de angst gevoelens oploste. Stel je voor ! Hij, Krimpenacr, de meest correcte man van den Haag boven op een lijk-wagen. En dat nog wel in een pyjama! ! t)Een dronken-man's vizioen? Had'hij mis schien te veel gedronken.... vannacht? Wat was er vannacht gebeurd? Vannacht? Maar was hij dan absoluut krankzinnig dat hij zich niet herinneren kon wat er den vorigen avond gebeurd was....?! t Plotseling werden zijn gedachten af-gekapt. Een zwarte gedaante doemde voor z'n oogen op ; hij herkende 'm met n oog-opslag. Het was z'n oude vriend Torck uit Overijsel Torck was een zij-straat uitgekomen en kwam recht op 'm af Krimpenaer's lichaam klapte dubbel alsof er alle rugge-steun aan ontnomen was. Hij wilde vluchten, maar hij kon niet. Hij kon niet. Geslagen door een uitzinnige angst wacht te hij het wapen af dat z'n reputatie zou dood slaan : den spotlach van den ironischen Torck. Doch de lach bleef uit. Slechts viel de klank van een kalme vragende stem in z'n oor: Hoe laat is de begrafenis?" Óp hetzelfde oogenblik kwam het ant woord van af den bok, een antwoord dat hij als een flair recht in z'n facie kreeg : U bedoelt het lijk Krimpenaer? Dat hebben we hier in den wagen !". Krimpenaer hoorde nog hoe Torck een dank je" uitsprak, hij zag dat de vriend, na een korte tik aan z'n hoofddeksel, zich ver wijderde. ... Toen kwam er een floers voor z'n oogen ; hij voelde dat er iets in 'm weg trok.... Toen voelde hij niets meer.... Hoe lang was hij buiten westen geweest? Hij wist het niet. Op een gegeven oogenblik was hij weer tot bewustzijn gekomen. Doch wat hij toen zag was nog absurder dan het vorige incident. Hij zat namelijk boven op een lijk-kist, mid den in de bloemetjes, en onder de houten deksel ontdekte hij een figuur die 'm zeer goed bekend was. Hij zag.... zich zelf, z'n eigen stoffelijk lichaam. Het lag er rustig, uitgestrekt, op den rug, gekleed in een ouderwetsch wit nachthemd, de oogen gesloten, de handen keurig over den buik gevouwen, het geheel als een voortreffe lijk gipsen-afgietsel zooals hij dat wel bij Madame Tussaud in Londen had gezien. Hij schrok er niet van ! hij wist het nu Hij was dood, gestorven, mortuus ! Het idee gaf 'm dadelijk een zekere rust, duizendmaal liever was hij dood dan belache lijk. De gedachte dat den Haag 'm als een ouden pierewaaier boven op een lijkkoets had kunnen zien, zou hij nooit overleefd hebben. Nooit! Nu was er niets on-sociabels in : hij was dood, hij vergezelde in zijn ziele-lichaam z'n gestorven body, hij bewees zich zelf de laatste eer, al was het dan ook boven op een lijkwagen. Waarschijnlijk was er binnen-in geen plaats geweest, daarom was hij er zeker boven-op gekropen.... Slechts n ding hinderde 'm : het ouderwetsche nachthemd. Verleden week had hij juist een stel nieuwe pyjama's ontvangen, varieerend van donker groen tot licht beige ; met breed omgeslagen broeks-pijpen in donminnen zal moeten leeren gelijk het a-b-c, om zich niet door zijn zestienjarigen zoon den loef te laten afsteken. Doch ook deze jongen, een kind, jegens wien de vader zijn vriend en slaapkamergenoot!'?het niet eens noodig achtte van zijn voorgenomen twee de huwelijk te gewagen vóór de nieuwe moeder het huis betreedt, is geen portuur, en de verhouding tusschen deze drie menschen zóó kunstvaardig in elkaar gezet, dat de op lossing, waaraan de schrijfster, op raad van de pers en zonder scrupule voor haar geestes kind, tusschen twee voorstellingen in nog een nieuwen draai gaf, ook ons op alle ma nieren passabel, en weinig dramatisch voor komt. Pim de deur uit, en het echtpaar, gelijk velen van hun soort, de scherven hunner ongeboren illusie aan elkaar lijmen, met veel opzichtig goud en een paar tersluikse tranen. Zoo kan het best, en nochtans welk een martelend proces voor wie het eerlijk door-lijden !. Heeft mevrouw van Ammers niet zelve in De verzwegen strijd" getoond wat dit gegeven kan inhouden, wat het beteekent wanneer de Hefdewaan den honger dood moet sterven? De machine moet zoo nu en dan gesmeerd worden," zegt ze. Het beeld is niet zeer dichterlijk maar wat zij bedoelt : het op den duur fnuikend gebrek aan bewijs", het positieve waaraan een vrouwehart behoefte heeft en waarvan het opbloeit, zich ontplooit in onvermoede heerlijkheid, ligt erin uitge drukt. Aan het negatief, het ontastbare in den man, dat daarom nog niet altijd gevoelsarmoede behoeft te zijn, gaat vrouweliefde ten gronde, terwijl de man, met blinden hartstocht opgaande in zijn werk, zich onge weten den schat des harten onthoudt. Maar deze worsteling tusschen de groote natuurmachten blijft gedurende jaren, en vaak voor het leven verborgen, zie de verzwegen strijd", aangezien ze van beide kanten niet terstond in haar vollen omvang ontdekt en begrepen wordt, terwijl de vrouw dan nog een langen proeftijd van even-werven en dadelijk weer derven onder zich afbrokkelen laat eer ze het onverbiddelijk verschil onder de oogen ziet en renonceert. Daarom was het fundament van dit tooneelstuk al veroor deeld omdat de schrijfster deze langzame, sluipende catastrophe in het eerste huwelijks jaar, ja eigenlijk van den eersten dag der verloving af, maakte tot een apotheose van gevoelsverkrachting. Een man.^die om van de valuta-verschillen te profiteeren in oor logstijd zonder pas in een auto over de grens naar Brussel jaagt om de parelen te halen voor zijn bruid bestemd, en die dan in het huis van zijn zuster dit dierbaar pand, open en bloot op de tafel in de huiskamer, laat beduimelen door de geheele familie eer hij het de geliefde vrouw omhangt, is behalve misschien een geducht man-van-zaken, een ordinaire hals, en dat Marie-Louise deze parels nog met een vinger aanraakt bewijst voor het geheele stuk afdoende, dat ze, ze mag zoo artistiek piano-spelen als ze wil, een nuchter juffertje van niemendal is. Lood om oud ijzer, om in de taal van mevrouw van Ammers te spreken, deze Lucas Valck en zijn Marie Louise, en als paar het aankijken niet waard. In n klein tooneel hebben we voor den avond een vergoeding gevonden. We kenden dit tooneel reeds uit Ina Boudier's Spie geltje" : de van muziek droomende Niek" die door zijn strengen en kortzichtigen vader van de piano wordt verbannen omdat zijn school-rapport uitwijst" dat hij- zijn tijd misbruikt;" doch op het tooneel, gespeeld door Jan van Ees en Brondgeest, ontroerde het alledaagsch wreede van het conflict niet minder, en sterk trof de liefkoozende behoed zaamheid waarmee Pim op vader's bevel het gewraakt instrument, waarin zijn teere jongens ziel zich begroef, sloot, den sleutel omdraaide, en dien eerst op de tafel en daarna in de gebiedend uitgestrekte hand van den beul legde. Hier was gezinsleven op het tooneel, innig en fijn, realisme, als door de verwonderde oogen van den geknauwden knaap gezien. Zielige jeugd, Jan van Ees, die tot de erbar melijkheid van den Strindberg-student in de Pelikaan" nog niet vermocht te stijgen, gaf ze hier onovertrefbaar. En ook het kindertooneel tusschen Pim en het parmantig nichtje (Bebbie de Groot) was een voorbeeld van zuiver, natuurlijk, en nochtans indringend, beeldend spreken op het tooneel. Tilly Lus, hoe gaarne wij haar terugzagen, heeft van Maric-Louise niet meer gemaakt dan de auteur, en Brondgeest haalde, behoudens in liet genoemd tooneeltje met den gestraften zoon, door onbeheerscht spel den werker over naar zijn ongunstigste zijde, die van Lucas den zwetser. Voor de tantes," van Neke Hildebrandt en . Mien Schmidt Crans. is het jammer dat het panopticum a reeds werd gesloopt. De regie heeft mevrouw van Ammers, die indertijd een veldslag leverde over de opvatting van Roeping," ditmaal weinig eer bewezen, we wisten niet wat_erger rammelde het stuk of de vertooning. " TOP NAEFF Nieuwe'Boeken r Dr. K- F- Proost schreef een ori nteerend boek over Nietzsche, Friedrich Nietzsche zijn leven en zijn werk. Het verscheen, met portret van Nietzsche, bij J. Ploegsma te Zeist. In de serie Kleine boeken van groote schrijvers,-door J. M. Meulenhoff te Amster dam uitgegeven, verscheen een bundel ver halen van Augusta de Witt getiteld: De drie vrouwen in het woud. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiimiiiiiiii YANDEWEEK VOOR door TOP NAEFF. Vijfde Druk Jngenaaid f 6 5O. Gebonden f 7.9O Het is een aanwinst voor onze lite ratuur. Het komt in onze boekerij op den plank der romans te staan, die wel allermeest lof hebuen en waarnaar we af en toe begeerig en liefkozend de hand nog eens uitstrekken.... Frans Netscher in de Pro v. Gverijss. L't. DE STILLETGETUIGE door TOP NAEFF. - Vijfde Druk Ingenaaid f 3.5O. Gebonden f 4.5O Kunst van fijne intimiteit en treffende eenvoud. De Telegraaf. [Uitgaven van Van Holkema & \Varendorf, Amsterdam S>»_-!5*~Si.?«J?^T»>»_/5 iiimiimiiiiii II IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIM II ". de meest correcte man van den l laag hnven op een lijkwaden . . . keren bandvorm, pyjama's die hij met nauw gezette zorg had uitgekozen en zich had doen aanmeten, pyjama's die /.'n trots waren. En nu hadden ze een van z'n voorwereldlijke nacht-hemden opgeduikeld, ergens uit een kast op zolder, en ze hadden z'n body daarin gestoken, zonder eenige piétcit ! Donders, als hij zich nu maar kon herinneren wat er met 'm gebeurd was. Hij was dood, dat stond vast, maar op welke manier was de dood ingetreden? Je ging toch maar niet dood zonder dat je er iets van merkte. Wacht even.. . . juist.... dat was het laatste wat hij zich herinnerde: Ze hadden bij v.d. Pijl de be noeming ^ van Quacq tot 'aadshetf ge:<erd, hij'ihad Koederer 1906 gedronken en Lafitte 1893, precies...! Het was Brut 1906 geweest en Lafitte 1893! Hij had er zelfs te veel van gedronken' of liever, net genoeg, om thuis een beige pyjama met een groenen broek te verwisselen. Na tuurlijk, hij had nog tegen zich zelf gegrinnikt in den spiegel over het dwaze effect. ... Daarna was hij gaan slapen.... Dus.... tijdens zijn slaap? Gedurende den nacht had hij het tijdelijke met het eeuwige verwisseld? Het kon moeilijk anders. De dokter had 'm trouwens dikwijls gewaarschuwd ; geen alco hol had hij gezegd, uw hart is in een zeer precairen toestand.. .. Soit, het was nu eenmaal gebeurd, wat zou hij er aan veranderen. Hij had zich tijdens het leven nooit druk gemaakt over iets, waarom zou hij het dan doen over zoo iets natuurlijks als de dood. Hij liet geen nabestaanden na, behalve dan zijn gestorven body, hij had een pracht van een leven geleefd, hij was vijf en zestig jaar geworden, hij was gestorven aan Roederer Brut 1906, een wijn die hij zeer hoogachtte, het kon eigenlijk niet beter. Waar om zou hij dan treuren? Bovendien had hij er dit buitenkansje van dat hij nu den eeuwigen kater had misgeloopen die 'm onherroepelijk na eik diner-pretje vervolgde. Hij voelde zich op het oogenblik uiterst lekker, luchtig opgewekt, en krachtig. Geen onaangename smaak in z'n mond, geen zware migraine-kop, geen hartkloppingen, geen spoor van de bekende kater-verschijnse len. Het kon eigenlijk niet beter. En het was in deze gedachten dat hij ge stoord werd door de komst van de dragers. 2e stelden zich op, met z'n vieren, voor de haar, er riep er n.... ,,hnp" : Daar ging het zaakje. Vooral was hij prikkelend nieuwsgierig hoe z'n begrafenis er uit zou zien en wie er tegen woordig v.onden zijn. Hij had altijd verlangd na een mooie druk-bevolkte begrafenis, veel meiischen, vooral veel bekende persoonlijk heden, veel goede namen, veel bloemen en veel speechen. Tijdens het leven was liet 'm altijd zeer aan genaam geweest als hij besproken werd. Gaarne stelde hij zich op den voorgrond, gaarne liet hij zich zien. Hij was dan ook niet de eerste de beste. Om den drommel niet! Overal was hij altijd met z'n neus bij geweest, op politiek, society, kunst en sport-gebied had hij zich bewogen en zich een reputatie gemaakt. . l lij kende heel den Haag en heel den Haag ken de hem. . .. Vooral ging hij trots op z'n intel ligentie die hij in z'n ontelbare redevoeringen links en rechts liad neergelegd. Zijn dood was dan buiten twijfel niet alleen een verrassend evenement geweest maar nok een gevoelig verlies voor de gemeenschap. En zijn nieuwsgierigheid was er dan nok voornamelijk op gericht op welke wijze zijn verdiensten bij de/e plechtigheid /muien wor den herdacht. Ook voor den vorm, de speciale techniek van de begrafenis-oratio, had hij een gespitste belangstelling, l lij zelf immers had zich een bekende naam gemaakt op dit gebied. Nooit sloeg hij een fashionabele be grafenis over en wanneer ouk slechts de gcriiu'ste band hem met het slachtntter ver.... z'n eigen stoffelijk lichaam bond, trachtte hij aan het graf enkele diep gevoelde woorden te plaatsen. Niet dat hij sterk was in het improviseeren. O nee, hij kon, on-voorbereid, geen fatsoenlijk woord over z'n lippen brengen. Hij componeerde zijn begrafenis-speechen dan ook steeds met déuiterste zorg aan z'n bureau, vooral werkend op het groote woord dat het effect moest bren gen. Vervolgens leerde hij het concept uit /.'n hoofd en trachtte voor den spiegel zijn mimiek en zijn gestes te bestudeeren. Het allergrootste succes had hij gehad bij den dood van zijn broer met wien hij altijd op gespannen voet had geleefd. Een redevoe ring van twintig minuten, vol van die wijde sprekende beelden die je zoo heerlijk met de gestie van je vingers kon omlijnen. Hij was dien dag ook toevallig prachtig bij stem ge weest, tot in de uiterste hoeken van de be graafplaats hadden zijn woorden doorgeklon ken.Ja, hij herinnerde het zich als gisteren. Zijn Excellentie, Gravenstein, de minister van Buitenlandsehe zaken had 'm na afloop op den schouder geklopt en gezegd : Donders, kerel, wat was dat mooi. Ik heb er gewoon-weg bij staan te snotteren !" En hij zelf had op het laatst ook staan snotteren, zóó was hij ontroerd geweest. Niet door het gevoelige verlies van z'n broer maar door den gevoeligen klank van z'n eigen stem. Ze waren nu buiten gekomen, opgewacht door een schare zwartgejaste belangstellenden, bijna alle naaste familie-leden en goede vrien den, de Gerbier's, de van Beverningh's, Heydanns, van Gelten, enfin al diegenen die hij er ook verwachtte. En welk een cuneuse sensatie als een soort Boeddha-beeldje boven op je eigen doodkist vooruit gedragen te worden, gevolgd door alle mogelijke individuen daar achter z'n lijk aanschouwden zonder 'm tezien zitten. Bonjour Hnlsins, dat hadt ie zeker ook niet gedacht, hè, toen we een paar dagen ge leden snnen Roederei' I'.HH'I dmnken !" En daar heb je waarachtig den ouden l luyiH'i't ook. Wat /ag J/V er beroerd uit. l lij had hei zeker koud ; zijn kraag had hij opgezet. En hij wreef zich in z'n handen. Ja, beste vriend, wat doe ie nok op jouw leeftijd nog in de kou, ik zelf, ik heb heelemaal geen ja> aan en ik ben prachtig op temperatuur, l la-ha!!' Krimpenaer had zich omgedraaid, met z'n gezicht naar den volg-stoet. Hij had altijd een zekeren zin voor humor gehad en het schouwspel, hetwelk hij daar Hij kleedde vóór zich zag, oordeelde hij de meest humoristische gebeur tenis die hij ooit had meege leefd. O, hij zag het wel, de Wildt en Teellingk maak ten stilletjes grapjes, ze had den het zekeroverdeRoederer 1906 die hem, Krimpenaer, genekt had. En wat keek neef van Beverningh zuur. Ze hadden natuurlijk z'n testament al gevonden.... ! ,,Ja, beste vriend, dat zal je zeker niet meegevallen zijn, hè? Je oude oom.was nou eenmaal een koppige baas, je hadt volgens mijn plannen een goed huwelijk kunnen doen, je hebt een stomme mariage d'amour gedaan, soit, maar dan kon je ook op je vingers na tellen dat mijn duiten aan jou voorbij zouden gaan !" Waar was zij-n andere neef, de jongen Rendelaar? Die moest er toch ook zijn. Je blijft toch niet thuis als'er een suiker-oom begraven wordt. Misschien als hij even ging staan, bovenop de lijkkist ? Prachtig, daar zag hij 'm al, ha-ha, je kon wel zien dat die niet bepaald ontevre den was over het testament, hij dandineerde zoo echt gezellig daar achter-aan. Een lollige jongen, waarachtig, een lollige kerel. Die wist ten minste van het leven te genie ten precies als oom Krimpe naer het 'm geleverd had. zich goed, hij was altijd court d' argent, hij had een beeld van een vrouwtje uit Parijs geimporteerd. Die be greep tenminste dat het leven geen ernstige tragedie is. Een goed idee was het van 'm geweest dien jongen het grootste gedeelte van zijn fortuin te vermaken, die zou het tenminste royaal en nuttig gebruiken. In ieder geval heel wat beter dan die zure ernstige van Beverningh met z'n deftig suf notaris-kantoor en z'n degelijke burgerlijke vrouw. Alleen Guusje, den oudsten zoon van Van Beverningh had hij een legaatje nagelaten. Hij hield van kinderen, de kinderen van ande ren, wel te verstaan. Zelf had hij ze nooit wil len hebben van wege de last en het gedonder. De kinderen van anderen mocht hij bij tijden heel graag. Guusje bijv. wat had hij daar niet een schik van gehad, altijd ondeugend, altijd ongehoorzaam aan zijn moeder, altijd vol kromme invallen. Hij had 'm eens meegenomen naar Hilver sum, omdat Guusje een paardentram wenschte te zien. Als Haagsch jongmensch had Guusje zich het begrip Paarden-tram" zelf eigen moeten maken. Ze waren dus gezamenlijk naar Hilversum getogen, een dagje uit. En toen Guusje in stille bewondering voor dit vreemdsoortige vehicle stil was blijven staan, vroeg hij 'm wat hij er van dacht. Gevaarlijk !" zei uusje. Gevaarlijk? Hoe dat?" Echt gevaarlijk !" Maar wat bedoel je dan toch, beste jongen?" En toen had uusje geantwoord, met een overtuiging, die op pooten stond : Het paard mag wel erg goed oppassen, oom ! Anders wordt het nog overreden." Met dit bon-mot had Krimpenaer den volgenden dag 'n daverend succes geoogst op de sociëteit in zijn kring van kennissen. En nog den/elfden avond had hij het jongmensch iu zijn testament ingeschreven. De geschiedenis flitste Krimpenaer even door z'n hersen-pan gelijk elke goede geschie denis op dit moment een vrnchtbaren bodem zou hebben gevonden. De weg was lang, hij had alle details van den volgstoet er al spoe dig afgekeken, het begon 'm waarachtig een beetje te vervelen. In welken uithoek brachten ze 'm in Gods naam onder? Ach, daar zag hij leven, een gekrioel van zwarte gestalten en top-hats. Daas ( Verbuig ap ;;u». 13)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl