Historisch Archief 1877-1940
25 Dec. '20. No. 2270
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
fN. V. HET HOFSTAD TOONEEL : De spaak
in hei wiel, door Jo van Ammers
Kuiler.
Wat kan de begaafde schrijfster van een
mooi, kloek boek als Maskerade" bewogen
hebben tot het openbaar maken van deze
comedie uit het tijdperk der Fijne be
schuiten?" We zijn het aan het talent van
' mevrouw van Ammers-Kuiler verplicht deze
vergissing den mantel der liefde te onthouden,
minder omdat het geval op zich zelf ons zou
prikkelen tot eenig smartelijk verzet, dan wel
omdat in al haar werk, met zijn voortreffe
lijke hoedanigheden, iets van den geest waarom
we dit tooneelspel moeten verwerpen, boven
drijft en een gevaar blijkt voor den litterairen
eerbied dien wij haar verschuldigd zijn.
Tusschen de gelijkvormige, overwegend subjectie
ve vrouwelijke romans in de laatste jaren
verschenen, staat Maskerade" afzonderlijk
«en werk dat fel in onze Hollansche samen
leving ingrijpt en met warme oprechtheid
een meisjesleven, van kind tot vrouw, beeldt
in drie stadia: van den latenten hartstocht
naar de hartstochtelijke abstinentie; het is
voller- levend, en, niettegenstaande ook dit
boek zijn sappen trekt uit een overvloed van
rake en gevoelige détails, min of meer
monumentaal. Dat desondanks de indruk dien
dit werk laat,niet gaaf is, moet geweten worden
aan den invloed van een te gereeden en te weinig
toegespitsten spot, welke deze schrijfster over
valt zoodra ze een achtergrond-figuur om
zoo te zeggen,!,,tepakken"heeft. Heel de achter
grond van haar werk is: aanklacht, moedig
vaak, en gerechtvaardigd, doch de gulle,
ongezouten hekel, welke haar drijft, neemt
proporties aan, die we bij Moli ere als juist
van pas gevoelen, doch die in het werk van me
vrouw van Ammers leiden tot grove over
vleugeling der fijnere gevoels-psychologie en
er een didactisch stempel op drukken. Waar
een zoo scherpe blik voor het algeheel tekort,
voor de correcte enghartigheid en den
misDE LAATSTE EER
door MR. C. P. v A N ROSSE M.
dadigen tact onzer beschaving, aanwezig is,
waar wellicht juist deze zijde van haar talent
eenmaal de sterkste zal blijken en mevrouw
Van Ammers op een gezegenden dag zal pro
moveeren tot de blijspel-auteur naar wie
wij reikhalzend uitzien, daar kwam het mij
altijd gevaarlijk voor haar arbeid minder te
schatten, om dien vooralsnog onverwerkten
en een beetje hinderlijken hang naar het
carricaturale, maar nu deze neiging, in de
gedaante van de tantes Lei en Lau, om het
maar ronduit te zeggen, in négligéover onze
planken loopt, nu mogen we wel met over
tuiging uitspreken : langs dien weg liever
niet. De geest beslist en we behoeven waarlijk
niet tot de nieuw-lichters te behooren om vast
te stellen dat de tijd, waarin wij een
tooneelstuk prezen om zijn aardige tooneeltjes"
en welgeslaagde typen" voorbij is. Best
mogelijk, dat er in een uithoek van
NoordBrabant nog zulke portretten achter de
horren zitten, de dankbare taak ze te be
schrijven, nog wel als ernstig bedoelde tegen
partij voor een muzikaal vrouwehart, moest
een schrijfster van het gehalte van mevrouw
van Ammers zich ontzeggen, uit eerbied
voor ons inderdaad ernstig hedendaagsch
tooneel.
Aan de muzikale ziel van Marie Louise
de Neuville bleek intusschen niet veel ver
beurd. Watdelieve,fiereheldin uit Maskerade"
zóó zwaar valt dat ze twee dikke boekdeelen
noodig heeft om tot den stap: een mariage
de raison" te geraken, blijkt voor de hoofd
persoon uit ,,de spaak in 't wiel", een arme
piano-onderwijzeres, die een ouderen,
schatrijken fabrikant volgt in de eenzaamheid van
een door geld verdienen verstikt bestaan,
een zaak van kort beraad, een aangezien
zij ook niet haar best doet den nu eenmaal
in n richting gegroeiden en gevestigden
man te vatten, met al haar artistieke gaven
alweer de fantasie mist Lucas Valck, in zijn
soort wat te idealizeeren, pruilt wanneer
hij te laat aan den maaltijd verschijnt en
den armen werkezel dan nog aangebrand eten
voorzet, is er voor ons ook geen aanleiding
haar te beklagen. Waren de tegenstellingen
minder opzettelijk en minder grof genomen,
we zouden eenige deernis gevoelen met den
weduwnaar, die een jonge vrouw in zijn huis
haalde met de lichtvaardigheid waarmede
men een kunstvoorwerp koopt, en die nu op
middelbaren leeftijd de kunst van liet
be(Met teekeningen voor ,,de Amsterdammer"
van Is. van Mens)
Hij was wakker gew'orden en hij wreef zich
de oogen uit
Toen keek hij rond en hij wreef zich nog
maals de oogen uit....
Een verlammende angst, als bij het onver
wachts open breken van een nacht-merrie
voor een doezel-suffige ontwaking, zakte in 'm
af tot aan de teenen. Nog steeds was hij ge
vangen in de sfeer van verschrikking, een
realiteit als dubbel sterk aangezet door een
geheimzinnige duivelsche fantasie.
Was het realiteit?
Nee, natuurlijk niet. Hij had gedroomd,
gedroomd....
Vervloekt, wat een nacht-merrie....! Hij
had gedroomd dat hij gestorven was en zijn
begrafenis vergezelde boven op z'n lijkwagen.
En nu was hij ontwaakt, en als een scherm van
cinema-beelden hing de droom-fantasie nog
altijd voor z'n oogen
Maar bij alle duivels, wat mankeerde 'm
dan toch? Was hij stapel gek geworden?
Waren zijn oogen betooverd?....
Hij zag het nu eenmaal niet anders Hij
mocht z'n oogen uitwrijven en zijn nuchter
verstand aanzetten tot de normale werk
zaamheid Hij zag het nu eenmaal niet
anders Hij zag : Als een straat-jongen
reed hij mee, boven op een lijkwagen, de beide
beenen aan beide zijden bengelend langs het
zwarte hout....
Juist stonden ze even stil achter 'm een
rij volgrijtuigen.... vóór m' op den bok twee
zwarte gedaanten met steekhoeden op..
Verder niemand in de straat Ja toch
vier zwarte quibussen.... twee aan beide
zijden van den wagen.... vier quibussen!
Een zins-begoocheling ?!
Maar hij hoorde toch, hij zag.... Hij hoorde
de conversatie van de zwarte gedaanten op den
bok, een conversatie banaal als het nuchtere
dagelijksche leven, hij zag het schuddebollen
van de paarden-koppen, het omhoog pluimen
van een der staarten
Absurd was het! Dusdanig absurd dat z'n
natuurlijke humor een oogenblik de angst
gevoelens oploste.
Stel je voor ! Hij, Krimpenacr, de meest
correcte man van den Haag boven op een
lijk-wagen. En dat nog wel in een pyjama! !
t)Een dronken-man's vizioen? Had'hij mis
schien te veel gedronken.... vannacht?
Wat was er vannacht gebeurd? Vannacht?
Maar was hij dan absoluut krankzinnig dat hij
zich niet herinneren kon wat er den vorigen
avond gebeurd was....?!
t Plotseling werden zijn gedachten
af-gekapt. Een zwarte gedaante doemde voor z'n
oogen op ; hij herkende 'm met n oog-opslag.
Het was z'n oude vriend Torck uit Overijsel
Torck was een zij-straat uitgekomen en kwam
recht op 'm af
Krimpenaer's lichaam klapte dubbel alsof
er alle rugge-steun aan ontnomen was. Hij
wilde vluchten, maar hij kon niet. Hij kon
niet. Geslagen door een uitzinnige angst wacht
te hij het wapen af dat z'n reputatie zou dood
slaan : den spotlach van den ironischen Torck.
Doch de lach bleef uit. Slechts viel de klank
van een kalme vragende stem in z'n oor:
Hoe laat is de begrafenis?"
Óp hetzelfde oogenblik kwam het ant
woord van af den bok, een antwoord dat hij
als een flair recht in z'n facie kreeg :
U bedoelt het lijk Krimpenaer? Dat
hebben we hier in den wagen !".
Krimpenaer hoorde nog hoe Torck een
dank je" uitsprak, hij zag dat de vriend, na
een korte tik aan z'n hoofddeksel, zich ver
wijderde. ...
Toen kwam er een floers voor z'n oogen ;
hij voelde dat er iets in 'm weg trok....
Toen voelde hij niets meer....
Hoe lang was hij buiten westen geweest?
Hij wist het niet.
Op een gegeven oogenblik was hij weer tot
bewustzijn gekomen. Doch wat hij toen zag
was nog absurder dan het vorige incident.
Hij zat namelijk boven op een lijk-kist, mid
den in de bloemetjes, en onder de houten
deksel ontdekte hij een figuur die 'm zeer goed
bekend was.
Hij zag.... zich zelf, z'n eigen stoffelijk
lichaam.
Het lag er rustig, uitgestrekt, op den rug,
gekleed in een ouderwetsch wit nachthemd,
de oogen gesloten, de handen keurig over den
buik gevouwen, het geheel als een voortreffe
lijk gipsen-afgietsel zooals hij dat wel bij
Madame Tussaud in Londen had gezien.
Hij schrok er niet van ! hij wist het nu
Hij was dood, gestorven, mortuus !
Het idee gaf 'm dadelijk een zekere rust,
duizendmaal liever was hij dood dan belache
lijk. De gedachte dat den Haag 'm als een
ouden pierewaaier boven op een lijkkoets had
kunnen zien, zou hij nooit overleefd hebben.
Nooit!
Nu was er niets on-sociabels in : hij was
dood, hij vergezelde in zijn ziele-lichaam z'n
gestorven body, hij bewees zich zelf de laatste
eer, al was het dan ook boven op een lijkwagen.
Waarschijnlijk was er binnen-in geen plaats
geweest, daarom was hij er zeker boven-op
gekropen....
Slechts n ding hinderde 'm : het
ouderwetsche nachthemd. Verleden week had hij
juist een stel nieuwe pyjama's ontvangen,
varieerend van donker groen tot licht beige ;
met breed omgeslagen broeks-pijpen in
donminnen zal moeten leeren gelijk het a-b-c,
om zich niet door zijn zestienjarigen zoon
den loef te laten afsteken. Doch ook deze
jongen, een kind, jegens wien de vader
zijn vriend en slaapkamergenoot!'?het niet
eens noodig achtte van zijn voorgenomen twee
de huwelijk te gewagen vóór de nieuwe moeder
het huis betreedt, is geen portuur, en de
verhouding tusschen deze drie menschen zóó
kunstvaardig in elkaar gezet, dat de op
lossing, waaraan de schrijfster, op raad van
de pers en zonder scrupule voor haar geestes
kind, tusschen twee voorstellingen in nog
een nieuwen draai gaf, ook ons op alle ma
nieren passabel, en weinig dramatisch voor
komt. Pim de deur uit, en het echtpaar,
gelijk velen van hun soort, de scherven hunner
ongeboren illusie aan elkaar lijmen, met
veel opzichtig goud en een paar tersluikse
tranen. Zoo kan het best, en nochtans welk
een martelend proces voor wie het eerlijk
door-lijden !. Heeft mevrouw van Ammers
niet zelve in De verzwegen strijd" getoond
wat dit gegeven kan inhouden, wat het
beteekent wanneer de Hefdewaan den honger
dood moet sterven?
De machine moet zoo nu en dan gesmeerd
worden," zegt ze. Het beeld is niet zeer
dichterlijk maar wat zij bedoelt : het op den
duur fnuikend gebrek aan bewijs", het
positieve waaraan een vrouwehart behoefte
heeft en waarvan het opbloeit, zich ontplooit
in onvermoede heerlijkheid, ligt erin uitge
drukt. Aan het negatief, het ontastbare in
den man, dat daarom nog niet altijd
gevoelsarmoede behoeft te zijn, gaat vrouweliefde
ten gronde, terwijl de man, met blinden
hartstocht opgaande in zijn werk, zich onge
weten den schat des harten onthoudt. Maar
deze worsteling tusschen de groote
natuurmachten blijft gedurende jaren, en vaak voor
het leven verborgen, zie de verzwegen
strijd", aangezien ze van beide kanten niet
terstond in haar vollen omvang ontdekt
en begrepen wordt, terwijl de vrouw dan nog
een langen proeftijd van even-werven en
dadelijk weer derven onder zich afbrokkelen
laat eer ze het onverbiddelijk verschil onder
de oogen ziet en renonceert. Daarom was het
fundament van dit tooneelstuk al veroor
deeld omdat de schrijfster deze langzame,
sluipende catastrophe in het eerste huwelijks
jaar, ja eigenlijk van den eersten dag der
verloving af, maakte tot een apotheose van
gevoelsverkrachting. Een man.^die om van
de valuta-verschillen te profiteeren in oor
logstijd zonder pas in een auto over de grens
naar Brussel jaagt om de parelen te halen
voor zijn bruid bestemd, en die dan in het
huis van zijn zuster dit dierbaar pand, open
en bloot op de tafel in de huiskamer, laat
beduimelen door de geheele familie eer hij
het de geliefde vrouw omhangt, is behalve
misschien een geducht man-van-zaken, een
ordinaire hals, en dat Marie-Louise deze
parels nog met een vinger aanraakt bewijst
voor het geheele stuk afdoende, dat ze, ze
mag zoo artistiek piano-spelen als ze wil,
een nuchter juffertje van niemendal is. Lood
om oud ijzer, om in de taal van mevrouw van
Ammers te spreken, deze Lucas Valck en
zijn Marie Louise, en als paar het aankijken
niet waard.
In n klein tooneel hebben we voor den
avond een vergoeding gevonden. We kenden
dit tooneel reeds uit Ina Boudier's Spie
geltje" : de van muziek droomende Niek"
die door zijn strengen en kortzichtigen vader
van de piano wordt verbannen omdat zijn
school-rapport uitwijst" dat hij- zijn tijd
misbruikt;" doch op het tooneel, gespeeld
door Jan van Ees en Brondgeest, ontroerde
het alledaagsch wreede van het conflict niet
minder, en sterk trof de liefkoozende behoed
zaamheid waarmee Pim op vader's bevel het
gewraakt instrument, waarin zijn teere jongens
ziel zich begroef, sloot, den sleutel omdraaide,
en dien eerst op de tafel en daarna in de
gebiedend uitgestrekte hand van den beul
legde. Hier was gezinsleven op het tooneel,
innig en fijn, realisme, als door de verwonderde
oogen van den geknauwden knaap gezien.
Zielige jeugd, Jan van Ees, die tot de erbar
melijkheid van den Strindberg-student in de
Pelikaan" nog niet vermocht te stijgen,
gaf ze hier onovertrefbaar. En ook het
kindertooneel tusschen Pim en het parmantig nichtje
(Bebbie de Groot) was een voorbeeld van
zuiver, natuurlijk, en nochtans indringend,
beeldend spreken op het tooneel.
Tilly Lus, hoe gaarne wij haar terugzagen,
heeft van Maric-Louise niet meer gemaakt
dan de auteur, en Brondgeest haalde, behoudens
in liet genoemd tooneeltje met den gestraften
zoon, door onbeheerscht spel den werker over
naar zijn ongunstigste zijde, die van Lucas
den zwetser. Voor de tantes," van Neke
Hildebrandt en . Mien Schmidt Crans. is het
jammer dat het panopticum a reeds werd
gesloopt. De regie heeft mevrouw van Ammers,
die indertijd een veldslag leverde over de
opvatting van Roeping," ditmaal weinig eer
bewezen, we wisten niet wat_erger rammelde
het stuk of de vertooning. "
TOP NAEFF
Nieuwe'Boeken
r Dr. K- F- Proost schreef een ori
nteerend boek over Nietzsche, Friedrich
Nietzsche zijn leven en zijn werk. Het verscheen,
met portret van Nietzsche, bij J. Ploegsma
te Zeist.
In de serie Kleine boeken van groote
schrijvers,-door J. M. Meulenhoff te Amster
dam uitgegeven, verscheen een bundel ver
halen van Augusta de Witt getiteld:
De drie vrouwen in het woud.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiimiiiiiiii
YANDEWEEK
VOOR
door TOP NAEFF. Vijfde Druk
Jngenaaid f 6 5O. Gebonden f 7.9O
Het is een aanwinst voor onze lite
ratuur. Het komt in onze boekerij op
den plank der romans te staan, die wel
allermeest lof hebuen en waarnaar we
af en toe begeerig en liefkozend de
hand nog eens uitstrekken....
Frans Netscher in de Pro v. Gverijss. L't.
DE STILLETGETUIGE
door TOP NAEFF. - Vijfde Druk
Ingenaaid f 3.5O. Gebonden f 4.5O
Kunst van fijne intimiteit en treffende
eenvoud. De Telegraaf.
[Uitgaven van
Van Holkema & \Varendorf, Amsterdam
S>»_-!5*~Si.?«J?^T»>»_/5
iiimiimiiiiii
II IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIM II
". de meest correcte man van den l laag hnven op een lijkwaden . . .
keren bandvorm, pyjama's die hij met nauw
gezette zorg had uitgekozen en zich had doen
aanmeten, pyjama's die /.'n trots waren. En
nu hadden ze een van z'n voorwereldlijke
nacht-hemden opgeduikeld, ergens uit een
kast op zolder, en ze hadden z'n body daarin
gestoken, zonder eenige piétcit !
Donders, als hij zich nu maar kon herinneren
wat er met 'm gebeurd was. Hij was dood,
dat stond vast, maar op welke manier was
de dood ingetreden? Je ging toch maar niet
dood zonder dat je er iets van merkte. Wacht
even.. . . juist.... dat was het laatste wat hij
zich herinnerde:
Ze hadden bij
v.d. Pijl de be
noeming ^ van
Quacq tot
'aadshetf
ge:<erd, hij'ihad
Koederer 1906
gedronken en
Lafitte 1893,
precies...! Het
was Brut 1906
geweest en
Lafitte 1893!
Hij had er
zelfs te veel van
gedronken' of
liever, net genoeg, om thuis een beige pyjama
met een groenen broek te verwisselen. Na
tuurlijk, hij had nog tegen zich zelf gegrinnikt
in den spiegel over het dwaze effect. ...
Daarna was hij gaan slapen....
Dus.... tijdens zijn slaap? Gedurende den
nacht had hij het tijdelijke met het eeuwige
verwisseld?
Het kon moeilijk anders. De dokter had 'm
trouwens dikwijls gewaarschuwd ; geen alco
hol had hij gezegd, uw hart is in een zeer
precairen toestand.. ..
Soit, het was nu eenmaal gebeurd, wat zou
hij er aan veranderen. Hij had zich tijdens het
leven nooit druk gemaakt over iets, waarom
zou hij het dan doen over zoo iets natuurlijks
als de dood. Hij liet geen nabestaanden na,
behalve dan zijn gestorven body, hij had een
pracht van een leven geleefd, hij was vijf en
zestig jaar geworden, hij was gestorven aan
Roederer Brut 1906, een wijn die hij zeer
hoogachtte, het kon eigenlijk niet beter. Waar
om zou hij dan treuren?
Bovendien had hij er dit buitenkansje van
dat hij nu den eeuwigen kater had misgeloopen
die 'm onherroepelijk na eik diner-pretje
vervolgde. Hij voelde zich op het oogenblik
uiterst lekker, luchtig opgewekt, en krachtig.
Geen onaangename smaak in z'n mond, geen
zware migraine-kop, geen hartkloppingen,
geen spoor van de bekende kater-verschijnse
len. Het kon eigenlijk niet beter.
En het was in deze gedachten dat hij ge
stoord werd door de komst van de dragers.
2e stelden zich op, met z'n vieren, voor de
haar, er riep er n.... ,,hnp" : Daar ging
het zaakje.
Vooral was hij prikkelend nieuwsgierig hoe
z'n begrafenis er uit zou zien en wie er tegen
woordig v.onden zijn. Hij had altijd verlangd na
een mooie druk-bevolkte begrafenis, veel
meiischen, vooral veel bekende persoonlijk
heden, veel goede namen, veel bloemen en
veel speechen.
Tijdens het leven was liet 'm altijd zeer aan
genaam geweest als hij besproken werd. Gaarne
stelde hij zich op den voorgrond, gaarne liet
hij zich zien. Hij was dan ook niet de eerste
de beste. Om den drommel niet! Overal was hij
altijd met z'n neus bij geweest, op politiek,
society, kunst en sport-gebied had hij zich
bewogen en zich een reputatie gemaakt. .
l lij kende heel den Haag en heel den Haag ken
de hem. . .. Vooral ging hij trots op z'n intel
ligentie die hij in z'n ontelbare redevoeringen
links en rechts liad neergelegd.
Zijn dood was dan buiten twijfel niet alleen
een verrassend evenement geweest maar nok
een gevoelig verlies voor de gemeenschap.
En zijn nieuwsgierigheid was er dan nok
voornamelijk op gericht op welke wijze zijn
verdiensten bij de/e plechtigheid /muien wor
den herdacht. Ook voor den vorm, de speciale
techniek van de begrafenis-oratio, had hij een
gespitste belangstelling, l lij zelf immers
had zich een bekende naam gemaakt op dit
gebied. Nooit sloeg hij een fashionabele be
grafenis over en wanneer ouk slechts de
gcriiu'ste band hem met het slachtntter
ver.... z'n eigen stoffelijk lichaam
bond, trachtte hij aan het graf enkele diep
gevoelde woorden te plaatsen. Niet dat hij
sterk was in het improviseeren. O nee, hij
kon, on-voorbereid, geen fatsoenlijk woord
over z'n lippen brengen. Hij componeerde
zijn begrafenis-speechen dan ook steeds met
déuiterste zorg aan z'n bureau, vooral werkend
op het groote woord dat het effect moest bren
gen. Vervolgens leerde hij het concept uit
/.'n hoofd en trachtte voor den spiegel zijn
mimiek en zijn gestes te bestudeeren.
Het allergrootste succes had hij gehad bij
den dood van zijn broer met wien hij altijd
op gespannen voet had geleefd. Een redevoe
ring van twintig minuten, vol van die wijde
sprekende beelden die je zoo heerlijk met de
gestie van je vingers kon omlijnen. Hij was
dien dag ook toevallig prachtig bij stem ge
weest, tot in de uiterste hoeken van de be
graafplaats hadden zijn woorden doorgeklon
ken.Ja, hij herinnerde het zich als gisteren. Zijn
Excellentie, Gravenstein, de minister van
Buitenlandsehe zaken had 'm na afloop op den
schouder geklopt en gezegd :
Donders, kerel, wat was dat mooi. Ik heb
er gewoon-weg bij staan te snotteren !"
En hij zelf had op het laatst ook staan
snotteren, zóó was hij ontroerd geweest. Niet
door het gevoelige verlies van z'n broer maar
door den gevoeligen klank van z'n eigen stem.
Ze waren nu buiten gekomen, opgewacht
door een schare zwartgejaste belangstellenden,
bijna alle naaste familie-leden en goede vrien
den, de Gerbier's, de van Beverningh's,
Heydanns, van Gelten, enfin al diegenen die
hij er ook verwachtte.
En welk een cuneuse sensatie als een soort
Boeddha-beeldje boven op je eigen doodkist
vooruit gedragen te worden, gevolgd door
alle mogelijke individuen daar achter z'n lijk
aanschouwden zonder 'm tezien zitten.
Bonjour Hnlsins, dat hadt ie zeker ook
niet gedacht, hè, toen we een paar dagen ge
leden snnen Roederei' I'.HH'I dmnken !"
En daar heb je waarachtig den ouden l
luyiH'i't ook. Wat /ag J/V er beroerd uit. l lij had
hei zeker koud ; zijn kraag had hij opgezet.
En hij wreef zich in z'n handen. Ja, beste
vriend, wat doe ie nok op jouw leeftijd nog
in de kou, ik zelf, ik heb heelemaal geen ja>
aan en ik ben prachtig op temperatuur, l la-ha!!'
Krimpenaer had zich omgedraaid, met z'n
gezicht naar den volg-stoet.
Hij had altijd een zekeren zin voor humor
gehad en het schouwspel, hetwelk hij daar
Hij kleedde
vóór zich zag, oordeelde hij de
meest humoristische gebeur
tenis die hij ooit had meege
leefd. O, hij zag het wel, de
Wildt en Teellingk maak
ten stilletjes grapjes, ze had
den het zekeroverdeRoederer
1906 die hem, Krimpenaer,
genekt had. En wat keek
neef van Beverningh zuur.
Ze hadden natuurlijk z'n
testament al gevonden.... !
,,Ja, beste vriend, dat zal
je zeker niet meegevallen zijn,
hè? Je oude oom.was nou
eenmaal een koppige baas, je
hadt volgens mijn plannen
een goed huwelijk kunnen
doen, je hebt een stomme
mariage d'amour gedaan,
soit, maar dan kon je ook
op je vingers na tellen dat
mijn duiten aan jou voorbij
zouden gaan !"
Waar was zij-n andere neef,
de jongen Rendelaar? Die
moest er toch ook zijn. Je
blijft toch niet thuis als'er
een suiker-oom begraven
wordt. Misschien als hij even
ging staan, bovenop de
lijkkist ?
Prachtig, daar zag hij 'm
al, ha-ha, je kon wel zien
dat die niet bepaald ontevre
den was over het testament,
hij dandineerde zoo echt
gezellig daar achter-aan. Een
lollige jongen, waarachtig,
een lollige kerel. Die wist ten
minste van het leven te genie
ten precies als oom Krimpe
naer het 'm geleverd had.
zich goed, hij was altijd
court d' argent, hij had een beeld van een
vrouwtje uit Parijs geimporteerd. Die be
greep tenminste dat het leven geen ernstige
tragedie is.
Een goed idee was het van 'm geweest dien
jongen het grootste gedeelte van zijn fortuin
te vermaken, die zou het tenminste royaal en
nuttig gebruiken. In ieder geval heel wat beter
dan die zure ernstige van Beverningh met
z'n deftig suf notaris-kantoor en z'n degelijke
burgerlijke vrouw.
Alleen Guusje, den oudsten zoon van Van
Beverningh had hij een legaatje nagelaten.
Hij hield van kinderen, de kinderen van ande
ren, wel te verstaan. Zelf had hij ze nooit wil
len hebben van wege de last en het gedonder.
De kinderen van anderen mocht hij bij tijden
heel graag. Guusje bijv. wat had hij daar niet
een schik van gehad, altijd ondeugend, altijd
ongehoorzaam aan zijn moeder, altijd vol
kromme invallen.
Hij had 'm eens meegenomen naar Hilver
sum, omdat Guusje een paardentram wenschte
te zien. Als Haagsch jongmensch had Guusje
zich het begrip Paarden-tram" zelf eigen
moeten maken. Ze waren dus gezamenlijk
naar Hilversum getogen, een dagje uit. En
toen Guusje in stille bewondering voor dit
vreemdsoortige vehicle stil was blijven staan,
vroeg hij 'm wat hij er van dacht.
Gevaarlijk !" zei uusje.
Gevaarlijk? Hoe dat?"
Echt gevaarlijk !"
Maar wat bedoel je dan toch, beste jongen?"
En toen had uusje geantwoord, met een
overtuiging, die op pooten stond :
Het paard mag wel erg goed oppassen,
oom ! Anders wordt het nog overreden."
Met dit bon-mot had Krimpenaer den
volgenden dag 'n daverend succes geoogst op de
sociëteit in zijn kring van kennissen. En nog
den/elfden avond had hij het jongmensch iu
zijn testament ingeschreven.
De geschiedenis flitste Krimpenaer even
door z'n hersen-pan gelijk elke goede geschie
denis op dit moment een vrnchtbaren bodem
zou hebben gevonden. De weg was lang, hij
had alle details van den volgstoet er al spoe
dig afgekeken, het begon 'm waarachtig een
beetje te vervelen.
In welken uithoek brachten ze 'm in Gods
naam onder? Ach, daar zag hij leven, een
gekrioel van zwarte gestalten en top-hats. Daas
( Verbuig ap ;;u». 13)