De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 25 december pagina 17

25 december 1920 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

25 Dec. '20. No. 2270 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 Wat de Engelen verkondigen Alle staan ze daar treurig, ineengedrongen. (Teekening voor. de Amsterdammer" van Emma Mayer). Z'J» aan wie het lot beschoren is, eenige uren ' te stralen in koninklijke pracht! Koopers en koopsters zijn er te over. Ze bezichtigen nauwkeurig vóór ze een keuze doen uit de vele boomen. Op de hoogte, de breedte van den den komt het aan als hij getooid wordt in zijn lichtend feestgewaad. En zij dragen den kerstboom mede naar huis*onder den arm. De top sliert schier over de vochtige straatsteenen. De takken hangen slap neer. De kerstden voegt zich gewillig naar die dracht. Hij is zich bewust hoe hij op den kerst avond zal prijken in een schoon gewaad, hoe zijn top fier ten heme! zal wijzen, hoe zijn armen zich bteed zullen uitstrekken als wilde hij de gansche menschheid omvatten. Aan de marktkraampjes verdringen zich de lieden. Ze koopen hulst met roode besjes, vél roode besjes. Bijeengebonden in bosjes hangen daar de spichtige takken. Ze werden op vrachtkarren aangebracht van de boomkweekerijen, die zich op de teelt van den bes jeshulst toeleggen. Onder de koopers beweegt zich een oud vrouwtje. Ze bekijkt, bevoelt, bekijkt nog eens. Wou je hulst" vraagt de verkoopster. ,,Ja," zegt het vrouwtje, maar niet zoo veel. Eén mooi takje !" Eén takje? Daar doe je niets mede" meent de vrouw van het kraampje. Doch het vrouwtje dringt aan. Eén takje maar, met hél vél bessen." ^v ,? »??«? ;. ; De verkoopster stemt ten slotte toe, n takje fel glimmend rood wordt uitgezocht. Een klein muntstukje glijdt in de schortzak. Behoedzaam houdt het vrouwtje haar bezit onder den grijzen omslagdoek, om het te be schutten tegen den motregen, die het rood zou kunnen vertroebelen. Eere zij God in den Hooge. Vrede op aarde, In de menschen een welbehagen. Roode besjes Het is Maandag voor Kerstmis. In de groot stad wordt gehouden de Kerstboommarkt. Langs twee lange grachten zijn ze dicht aaneengezet, groote dennen, kleine boompjes. DE KLEINE SAVOYAARD door J o D E W i T (Met teekcningcn voor ..De Amsterdammer" van Sijtje Aafjes.) Die dag was vol beteekenis voor den kleinen Felix. Want vroeg in den morgen al verbrak de onverwachte komst van tante Pauline den eentonigen gang dei grauwe dagen. In den naherfst met zijn vlagen van leegen wind die door de deur der kachel de kamer inhuilde als een hongerig wezen dat tot lijzigheid vervalt bij het vele klagen, zat de'jongen kleumend aan het venster en zag Berlijn valer en armer dan ooit, nu geen enkele licht flits in raam of spiegel den droom van wat vreugdigheid levendig hield. De kleine Felix, hangend aan het venster, zag zonder bewuste .zat de jongen kleumend aan liet venster duidelijkheid zijn straat zich in reeksen vermenigvuldigen tot de wereldstad die Berlijn was en heel de grauwe vcrfloosheid en al de niueëarmoedigheid zag hij en hij voelde het aan zijn hart als een stemming van eindelooze droefgeestigheid. Al weken moest hij thuis blijven omdat er een besmettelijke ziekte hecrschte op school; zijn moeder ging langzaam en altijd plechtig door de groote kamers en keek dikwijls naar hem met moec tecderheid. Haar stem', als zij begon tcspnken. was altijd schor, er leek in de klank iets gebarsten,'sedert de groote oorlog al het dierbare haar had ontnomen. Tusschen de vervalende weelderigheid deimeubels hingen de gond-omraamde portret ten van den gestorven echtgenoot en van den gesneuvelden zoon, schriele chrysantjcs op ecu tafeltje daaronder trachtten onmachtig naar een kleine en verwezen hulde in de richting der portretten. Hun stemmen waren klein geworden en groot was de ernst van Felix als hij zwijgend tegenover zijn moeder zat aan tafel, --"- aan den altijd eenderen, altijd schralen disch, - eu zij deelden het brood, iiij dacht dikwijls dan aan de kapel, die hij, in de dagen van zon en lach, met zijn vader bezocht, lederen morgen van den Zondag. Zijn vader was een geleerde, een schrijver eir een politicus geweest -?zijn werkkamer leek een schip, van boeken zwaar bevracht. De kleine Felix ging dikwijls daar heen, wikkelde zich behendig in het'grauwe, groote berenvel dat dreef'op den donker gewreven vloer als een klein eiland en in zijn vaders stoel, een kleine Eskimo gelijk, zat hij en las tot hij duizelend wegdook 'in den gouden stroom die flonkerend was van avon turen. Zoo zat hij ook dien dag dat tante Pauline kwam maar het boek was nog koud en levenloos in zijn hand, zijn moeder had geschreid dien morgen.... en toen hij de Roode besjes, ze behooren bij het Kerstfeest.JQWittc kerstrozen, witte dwerghya cinten, witte lelietjes der dalen, witte cyclamen, zeker. Ze doen mooi. Ze spreken van vrede, eeuwigen vrede. Maar roode tulpen,roodbladige poinsettias, huist met roode bessen vooral, zij zijn het die het overmoedig juichen de verkondigen. Rood is de kleur van het Kerstfeest. Als de huisvrouw haar huis ter feestvreugde op maakt, dan siert zij kamers, en feestdisch met rood. Overal weet zij het aan te brengen. En als dan 's avonds de Kerstlichten zijn ont stoken, dan gloeit en tintelt het rondom. Dan fonkelen de roode hulstbesjes op zijn mooist, want ze weten het: hun rijk duurt slechts n dag. Eén enkele dag! Vóór het Kerstfeest brengen ze, zoo voorspelden de ouden, onge luk. Na het Kerstfeest hebben zij hun tooverkracht verloren. Ze zijn terstond ten doode opgeschreven. Daarom willen ze dien nen dag spreken van het rijke leven, dat zich tel kens vernieuwt. stem van tante Pauline hoorde, voelde hij zich bleek worden van vreugd. Zij zat al in de stoel aan het venster toen hij binnentrad. Zij droeg viooltjes op haar jas van bont, zij was heel jong en haar oogen hadden springende lichtjes. Daar is mijn kleine prins," zeide zij. Felix, in zijn versleten pakje van zwart fluweel dat zeer slank hem kleedde, liep licht op zijn smalle voeten naar het venster. God wat is hij mager Clara, laat me den jongen mee nemen, het is je plicht...." Felix zag naar zijn moeder, haar gezicht was als van een koningin, zoo voornaam en zoo strak, het rijke haar lag als een kroon haar op het hoofd en de magere bleeke wangen waren blauwig-rose onder het lichte stuifsel van poeder. Zij keek naar Felix die met groote, gloeien de oogen wachtte en zij zag de kleine jongenshand die spierwit van zwakte kleurde tegen zijn zwarte pak. Goed," zei zij zacht. Nu vroeg Felix : O moeder, waarheen ?" Naar Holland, mijn kind, daarginds is de winter beter dan hier." Je mag met mij reizen," zei tante, want ik moet zingen in den Haag en in Amsterdam." Is het al gauw ?" De volgende week...." En dien middag, terwijl hij hoopte op blijdschap, bleef hij zonder de reëele verwach ting die vreugde geeft, maar hij kwam in een wereld van sprookjes-zachtheid. Hij zat in een taxi naast tante Pauline, snoof de geur der viooltjes. We gaan een portret laten maken van je, voor Mama als je weg bent," zeide zij. In de volte der hoofdstraat hield hun taxi' in, zij stapte1? in een lift, stegen drie, vier verdiepingen hoog, dan betraden zij de weelderige, overvolle appartementen van den hof fotograaf. Zij bladerden in de albums, nieuwsgierig en toch gauw verveeld om de lange rij van officieren en diplomaten, hun borst vol kruis en lint; met leege oogen keken zij naar de onwezen lijke wereld van al deze menschen, waarvan een uiterste techniek een ievensmoment had gegrepen om het vast te houden voor een klein stukje van de eeuwigheid.... Het is wel heel aardig", zei tante Pauline, Het oude vrouwtje is met haar hulsttakje thuis gekomen. Voorzichtig zet zij het in een fleschje water op een koele plaats, opdat de besjes frisch en glanzend zullen blijven. Op den kerstmorgen neemt zij het weg. Zij gaat naar den doodenakker, gelijk met zoovelen die op den Kerstdag de graven van afgestorvenen met het Kerstrood verlevendigen. Zij houdt stil bij een klein grafje. Aan het paaltje is bevestigd een kinderportretje in lijst, een blozend meisjesgezichtje. Op de zwarte ?arde tusschen ae klimop legt Grootmoeder behoed zaam het ne takje met de vele fel-roode bes jes. En als zij dit gedaan heeft, dan komt er over haar een gevoel van innigen vrede, 't Is of het kleine meiske haar tegenlacht even als de roode besjes het doen op de donkere aarde. Het leven dat den dood overwint! Dat verkondigen de roode besjes op het blijde Kerstfeest ! E L i s M. R o o o E Kerstleys (Zie de muziek hiernevens.} Het was een maged uitverkoren, Daar Jezus af wonde zijn geboren. Dies ben ik vro. O,fo, o, o, benedicamus domino. L.* Heer Jezus sprak tot Gabriël schoone, Hij zeide : vaart neder uit den troone Dies ben ik vro. O, o, o, o, benedicamus domino. Te Nazareth al in die stede, Daar lag die maged in haar gcbede, Dies ben ik vro. O, o, o, o, benedicamus domino. F'ij zeide ; God groet u, zuiver maged, Gij zijt die Gode wel behaget. Dies ben ik vro. O, o, o, o, benedicamus domino. Die heilige geest zal in u komen, Gelijk de dauw valt op die hoornen. I Mes ben ik vro. O, o. o, o, benedicamus domino. Jezus heeft u uitverkoren, Hij wil verlossen, dat was verloren. ' Dies ben ik vro. O, o, o, o, benedicamus domino. Maria viel neder op haar knieën, Die Wille Gods moet in mij geschiën, Dies beu ik vro. O, o, o, o, benedicamus domino. J. H. DE BOIS, Kruisweg 69, HAARLEM l Schilderijen - Prentkunst - Boeken over Kunst l CATALOGI OP AANVRAAG | .wikkelde zich behendig in het grauwe, groote beienvel. . maar wat wórdt je er gauw moe van...." Voor den flonkerenden spiegel voltooide Felix zijn toilet, zijn haren werden tot een blijde golf omhoog gekamd, het kraagje gladgestre ken. Nu kwam een kleine knecht in uniform hen noodigen in het allerheiligste en erheerschte een plechtigheid van \ "iornaamheid die Felix gaan deed met zijn heerlijkste stappen. Er was een kort, hoffelijk onderhoud over de wijze waarop het portret genomen werd. Alleen het hoofd. De fotograaf bleef Felix vriendelijk aankijken, ook toen zijn eigen lijke plicht voorbij was. Hij is juist een kleine jongen, geknipt om er foto's van den kleinen Savojaard van te maken.... indien u mij veroorloofde dat ik zulke foto's nam, dan kon u van elke proef er een behouden, maar dan moest eerst zijn haar wat groeien...." De kleine Savojaard," zei hij en streek den jongen over zijn hoofd weet je, met een groote flambard op en op bloote voeten en een mannotje op zijn arm. En een beetje warrelig haar zoo rond dat bleeke gezicht.".'. die donkere oogen...." zei hij in lippentaai over het hoofd van het kind heen naar tante Pauline. Felix had een kleur van onstuimig plezier. Maar ik ga naar Holland," zei hij zacht. Och, gaat hij naar Holland ? Als je terug bent dan, maar met lange haren, hoor." Felix zat zwijgend naast zijn tante in de taxi en hij zag de schemer dalen in de straten en de lichten ontbloeien als bloemen achter de beslagen ruiten der winkels. Hij lei zijn hoofd tegen de bonten jas van tante Pauline, door zijn oogharen heen zag hij in de geheim zinnigheid van een sprookje. Daar in Holland laat ik mijn haren groeien'. ..." fluisterde hij. Nooit kon hij de afspraak vergeten, het leek hem een ernstige belofte op welks vervulling daarginds in het vaderland de fotograaf wachtte1, hij begreep het als iets dat nauw verband hield met zijn trouw aan de moederstad en aan het eigen tehuis. Hij mijmerde er dikwijls over, en dan zag hij Berlijn terug; altijd, na liet beeld van kilte en grauwheid, zag hij iets gonds tooverachtigs dat weemoed en zachtheid in hem wakker maakte - een geheime liefde deed hem heel licht huiveren. In het huis waar hij werd verzorgd, waren verscheidene Duitsche en ostenrijksche kin deren bijeen : iu de zorgvuldige regelmaat van deze huishouding vergleed zijn- leven zorgeloos, hij genoot van het vuur en van het licht, van de overvloedige spijzen eu wellicht was hij dikwijls zeer gelukkig zouder het te weten. Een jong Holiandseh meisje ging geregeld wandelen niet de kinderen, Felix liep meest vertrouwelijk aan haar arm, zij had zoo een bijzondere wijze van luisteren en praten en zij hielden te samen gesprekken als van heel ernstige groote mensehen. Het leken altijd verhaaltjes, wat zij elkander vertelden, want niets was onbelangrijk en het was of zij door eikaars oogen in eikaars harten keken en daar de lieve dingen bezagen, rustig en verheugd. En op een dag kwam Felix er toe te vertellen van den fotograaf. Fuik heb beloofd mijn haar te laten groeien" zeide hij. Nu, het begint er al aardig op te lijken, Felix." ik ben al bang geweest dat ik het hier moest laten knippen," lachte hij zacht, ik zal dan wel er voor zorgen dat je er aan ontsnapt, kleine Savojaard," zei het meisje, en van dien dag af maakte hij zich niet langer ongerust. Hij was al eenigc maanden in Holland toen tante Pauline verscheen. Hij dacht dat zij hem kwam halen en hij vond het goed. Hij wist ook wel dat de vastgestelde lijd ' van zijn verblijf in dat huis «-as verstreken, maar tante Pauline was van meening dat hij nog lang niet flink genoeg geworden was'. Opgewekt KERSTLEYS*) Oud-Hollandsche tekst en melodie 1609. Bewerkt door ROSY WERTHEIM ±=-#=X:=V==t= $-.* = *= J$ ?-.2-.zf3:Het was een ma - - - - ged uit - ver - ko - - ren, (?~^-^~_n i 9 ~gs~~ Daar Je - zus af wou - de zijn ge - - bo f Dies ben ik vro, Dies ben ik vro, O o, be - ne - di - ca - mus do - mi - no, O, o, o, o, be - ne - di li_T . ca - mus do - mi - no. .,_, *) Uit een bundel, bij Alsbach en Doyer te verschijnen, onder den titel: Brederoliedjes e. a., verzameld en gezongen door Antoinette van Dijk, bewerkt door Rosy Wertheim. (minimi'iiimiiiiiifiifitHifiifiKiiifiifMiiiifiiiJiiimiifmfifiiiiiffiMiiimiiiiimiiii Zij vertelde van een getrouwde vriendin waar Felix nog een poosje zou mogen wonen, in een groote stad,in een heerlijk huis.. " Bij haar vertrek omhelsde zij hem wel tien maal, gaf hem chocolade en vruchten, lachte, schreide en zei dat die lieve Mevrouw Felix de volgende week zou komen^ halen. Alle kinderen keken door de ruiten tante Pauline na, die een groote voorjaarshoed droeg 'en zeer lang naar hen bleef wuiven met een kanten zakdoekje. Zij kwam, de vriendin van tante Pauline en hij moest haar maar dadelijk tante Willy noemen. Hij nam afscheid van de kinderen, van het jonge meisje vooral, hij had een vreemd gevoel van duizeligheid, of hij de dingen die met hem gebeurden niet goed aan kon. Hij zat zwijgend tegenover haar in den trein en hij voelde haar glimlach, maar tegelij kertijd haar oogen die hem zorgvuldig bekeken. Zij had zich een andere voorstelling van Felix gemaakt, var. dit kind dat door Pauline was voorgesteld als een incarnatie van gratie en distinctie. Ze zag een mager jongetje in een oud, versleten pak,en met veel te lang, wan ordelijk haar. Maar zijn gezicht was zeer fijn van snit: er viel wat van hem te maken, hij moest eerst eens worden opgeknapt. In de allereerste voorjaarszon die door de treinruit glansde, zag Felix met duidelijkheid de kaal heid van zijn eigen pak, de vaalheid van zijn kousen en schoenen die onbehoorlijk van groenheid afstaken tegen het diep en zuiver zwart van het mantelpak dat zij droeg die hij tante Willy moest noemen. Hij vond haar heel mooi en zoo elegant, hij voelde pijn als hij naar haar keek, een gevoel van onbe hagen en schaamte om zich ^zelf kwam in hem opkruipen. Den volgenden morgen gingen zij te samen uit. Felix had niet verstaan wat tante Willy 's morgens met haar man in het Hollandscïi had besproken. Er werden flanellen bloeses gekocht voor hem en een engelsch matrozenpak dat hem zoo goed paste dat hij het maar dadelijk aanhouden moest. Tante Willy scheen zeer tevreden met hem te worden. Als we klaar met alles zijn," zei ze, dan gaan we een lekker kopje chocolade drinken nog even hier in." Voor hij begreep wat er gebeurde, zat hij in een stoel voor een spiegel, een lange witte mantel was rond zijn schouders gelegd. Hij keek zich zelf strak aan in den spiegel; achter zijn hoofd zag hij, ver en schemerachtig, het beeld van tante Willy die aan een tafeltje modeplaten bekeek. Nog was er niets gebeurd, doch dan lagen al de eerste lokken in de golven van den mantel. Strak bleef hij zich zelf aankijken, maar groote tranen welden, stil en vlug, vlug en vlugger. Een verdriet dat te groot was voor zijn ziel doemde als een gruwbare spookgestaite voor hem op; alles wat in zijn jonge leven iets beteekend had, herrees. Hij dacht aan den vader, dien hij had verloren, aan zijn moeder in het ver Berlijn, aan het meisje waarmee hij zooveel had gepraat en vooral aan zijn afspraak met den fotograaf. ..daar lagen reeds de eerste lokken.. Hij schreide terwijl de krullen vielen.... Huilt de jongeheer ?" vroeg de kapper. Tante Willy kwam dadelijk erbij. Wat is er jongen, Felixje, heb je pijn ?" Hij antwoordde niet. Hij wist dat hij niet zou spreken van zijn verdriet. Zijn tranen hielden plots op, hij zag in den spiegel vele gloeiendroode plekken branden op zijn wangen en ineens dacht hij aan iets van lang geleden. Hij was met zijn vader bij den kapper en toen had hij gezien hoc vaders gezicht zacht gepoederd werd nadat hij was geschoren. Straks moet de kapper mijn gezicht wat poeieren," zei hij met plechtige stem. Glim lachend vertaalde tante Willy de wensen aan den kapper en deze, geïmponeerd door het prinselijke in de houding van dezen jongen, die, zacht loom van melancolie, afwachtend achterover leunde in zijn stoel, kwam snel, en poeierde licht het beschreide kindergezicht. Oplettend keek Felix toe. In zijn matrozenpak en met het kortgeknipte haar geleek hij niet meer op zich zelve.... Dan mocht hij opstaan, de krullen van den kleinen Savojaard vielen van den mantel neer op den grond, hij stapte er langs met een bijna hooghartigen glimlach.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl