De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 25 december pagina 19

25 december 1920 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

25 Dec. '20. No. 2270 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 HONDERD MOEDIGE MANNEN VOOR WILNA GEVRAAGD! Teekening voor De Amsterdammer" van Joh. Braakensiek De oplossing voorgeateld door de Amsterdammer": De M a j oo r-1 i t u l a i r : Kameraden! Op naar Wilna ! Laat ons ook tijdens het reces voor het vaderland nuttig zijn!" Elektra Voordat ik r.iijn bewondering ga uitspreken voor Diepenbrock's Elektra-rnuziek en Heuckeroth's uitvoering ervan, moet ik met een kort woord wijzen op de allervoortreffelijkste manier in ziiver-technischen zin , waar op, met slechts n enkele uitzondering, alle spelers hun verzen hebben gezegd. Ziehier een zér voornaam element in Royaards' meesterlijke leiding. Ik had Boutens' bewer king niet vooraf kunnen lezen, verstond des niettegenstaande, nog wel op den grootst mogelijken afstand van het tooneel gezeten, ieder, ieder woord. En dit niet genoeg te prijzen articuleeren deed geen enkele nuan ceering verloren gaan. Overeenkomstig het dramatisch gegeven was veel op diepere tonen afgestemd. Zoo kreeg de dictie van Jacqueline Royaards iets geheel nieuws en klonk de stem van Louise Kooiman veel natuurlijker dan in den Midzomernachtsdroorn, terwijl het geluid van John Göbau zien vutcte met net stug-onverzettelijke. Voor den metalen aan slag van Louis van Gasteren moet een ieder wel groote waardeering hebben, en hoe zuiver Jacqueline Royaards op tal van plaat sen de rhythmiek trof, kan geen enkelen muzikalen toehoorder zijn ontgaan. De begaafde en tot veelzijdige artisticiteit gerijpte Magda Janssens bleek in haar weeklagen over tal van merkwaardige modulatiën te beschikken, en ik zou haar, nog steeds buiten het gebied der tooneelcritick blijvende, ook om andere redenen kunnen prijzen, doch genoeg reeds, om te doen uitkomen, dat het vocale element in deze gedenkwaardige Elektra-opvoering inderdaad zoo schitterend verzorgd was, als door de toevoeging van Diepenbrock's muziek als volstrekt-onmisbaar w.on*\_yooropgesteld. want deze EieKtra-mitziek is siccnts hij uit zondering achtergrond. Als regel handhaaft zij zich met groote zelfstandigheid naast het woord van den treurspeldichter, blijft aan den anderen kant genoeg begeleiding, om niet den indruk eener doublure te gaan maken. Over dit meesterwerk van Alphons Diepen brock zal eene studie moeten verschijnen, ge schreven onder voorlichting van den toondichter zelf. En een uittreksel behoort te worden opgenomen in het programma van Royaards' magistrale Elektra-opvoeringen. Immers, deze muziek, die reeds bij een eerste en geheel on voorbereid aanhooren haar macht doet ge voelen, deze in rijke schakeering aangrijpende muziek heeft het recht,.in elk harer bedoelingen te worden verstaan. Om te doen blijken, hoe zeer zij het werk is van een hoogbegaafd toondichter, die tevens classicus is, heeft men ze eenvoudig te laten hooren zeker, ze spreekt krachtig voor zichzelf! , doch om een doordringen mogelijk te maken in haar diepste wezen, in haar nauw-aansluitend ver band met het treurspel, dat ze medeleeft, daar voor zal op bijzonderheden moeten worden gewezen. Met zwiepende rhythmen, somber-bewo gen," vangt het voorspel aan ; bazuinenklank, ontspringend aan den drieklank van rf-mineur, vormt het fond. De drie gestopte trompetten zetten een combinatie van grillig-gealtereerde, opstijgende accoorden in, door andere instru menten-groepen herhaald (wraak-motief!), in piccolo en es-klarinet klinken de kreten der stervende Klytaimestra. In de voorloopige afsluiting: noodlot-zware triolen, cis -?- a b, ostinato. Volgt een chromatisch-dalend, krachtig-uitgestooten motief, vermoedelijk doelend op Agamemnoon's gewelddadigen dood, zooals de herinnering daaraan in Elektra leeft. Elektra's weeklagen in een gesyncopeerd-voortstuwende melodie, Elektra zelve geteekend in een melodische figuur: es ? ges / es es. Tot slot : lugubere pauken-roffel op d, daartegen 't wraak-motief" en de noodlotstriolen" gecombineerd. De onmiddellijk aansluitende Proloog zet in met een stemmenden cello-solo, waarvan de aanhef op Atreus' stam schijnt te duiden. Welhaast herinneren der vooglen morgenlijke stemmen" (piccoloen lefluit)aan Diepen brock's verrukkelijke muziek bij De vogels" van Aristophanes. In de volgende muzikale geheelen treden telkens de hoofdmotieven der ouverture weer op, afwisselend met nieuwe beeldingen, ge deeltelijk in dansmaat. Een eindeloos spel van edele en gevoelige lijnen, in vrije, meest op bewegings-contrasten gebaseerde harmo nie. Van betooverende schoonheid is de bewer king van de rei : Hoe kunnen we aanzien boven onze hoofden Der vooglen groote schran derheid, Die zorgen voor het onderhoud Van hen uit wie zij zijn geboren." Tegen een rustige en sobere harp-begeleiding louter soli : fluit, klarinet, hobo, viool. Alles van hoogst eigenaardige zangerigheid, alles in den toon van Elektra, de onheilzaalge, Die duurzaam weeklaagt om haar vader Gelijkde al jammeren de nachtegaal." Aan 't slot van dit stuk terug keer van de noodlots-triolen," die door de verwijzing naar Elektra's dochterlijke vroom heid" eene bijzondere belichting krijgen. Een buitengewoon belangrijk fragment mede is het tafreel van Elektra met de urn." De afsluiting vormt een imponeerende viool solo. Volgt de herkenningsscène," dialoog tusschen Elektra en Orestes, met een ontroerend-mooi naspel (het zwijgen van de twee, in stille omarming). Thans dringt het naar het uit den weg rui men van Klytaimestra.... Aal, aai ! Wee wuiilngcn, Van nii-i.d^i. eenzaam, en van moordenaren vol" , gillend-steunende klacht der Es-klarinet, paukenroffel op d, daartegenaan schrijning van IIIMIIII III Illll I>IM Illlllllllllllllllllllllllllllll Achter elkaar over den dikken wijnrooden looper in 't müdenvak, schreden de vier hee ren, Tulders voorop met zijn zwaar groot lichaam, 'n beetje te barsch-plechtig met onzekeren blH, daarachter de kleine van Walen met onratuurlijk rooic wangen en iets slaperigs in zijl flets blauwe oogen, dan de Majoor, die veachtelijk-nijdig links en rechts keek zonder ies te zien en krijgsmansachtig met zijn Hnketteen trok. Dit 'drietal, keurig in de kleeren, zag er weibekeken gesigneerd genoeg uit voor de witte zaal van Metropool. Maar achter hc-n nan, licht en \!ug op zijn magere beenen, trippelde Sam irzijn armetierig colbertje, om zijn hals een rei erg frisch boord ; doch hij toonde in 't ;eheef niet, dat hij zich ge neerde om dit ingekleed zijn : pienter en helder keken zij, oogen overal rond en op zijn glad geschorn facie lag ecu jolige trek van stille verkne keling. Het besproken af eitje stond op de estrade twee trapjes hooge dan 't andere deel van de zaal, een zeer gezoc.t plekje in Metropool door menschen, die wildn zien en gezien worden. Tulders knikte meden tot den kellner, die hen opwachtte de stoelen uitschoof en als ze de knieën bogen, weer tocdu\vde zoodat ze als autoratisch kwamen te zitten. Verduiveld aaroge plaats," zei de Majoor van hieruit kan e 't heele gevechts terrein overzien." D'r zijn al hè; wat tafeltjes bezet," merkte van Walen p, terwijl hij zijn servet openvouwde. Zeg Stijn...." prak Tulders binnens monds kijk es, wie aar zitten.. . . nee.. . . links" en hij duidde (et een hoofdwenk naar een tafeltje, waaraanjen lange magere oude heer zat en een vleezig dame van onduidelijken leeftijd in een z/artkanten japon met roze en gouden paukten en veel bloctheid van hals, rug en artnei Bliksems!" fluistere de Majoor, Jozefine en haar vader." Aha!....'' zei Sai, die er met "zijn rug naar toe zat Kurkvels de groene-zeepbaron met z'n dikke dochter ' Ssst !...." deed d. Majoor nijdig geen namen, zoo hard!" ;n dan tot Tulders Toch 'n verdui/ekl lieve verschijning; hé?" Maar Tulders antwoirdde niet. Kurkveld had juist naar hm tafel:je gekeken en Tulders haastte zich te )uigen met een serviele lach van blijde vernssing; onmiddellijk boog nu ook de Majoor net een vreemde toeknijping van zijn mond en kleine oogen. En deze laatste buiging -verd door de dame met de gouden en roe pailletten blijkbaar alszeer speciaal tt haar gericht beschouwd, want ze lonkte ichend terug met een hoofd knik, waarbij raar ronde onderkin even nl.it ging il den vleeigen hals. Zee' ernstig naar met veel voldoening op beidei aangeziclten keken Tulders en de Majoir weer voer zich. Vist je, da; ze komen zouen ?" vroeg de latste, zijn snor opdraaiend. Eci kellner bracht oesters, zette voor Sam een alfskarbonade met inhakken aardappels neer ; Tulders zocht in de aangeboden wijnkaart, wees het verlangde merk met zijn dikke beringde wijsvinger, de kellner lispelde wat, wipte de trappen af. Dan de vraag van den majoor beantwoor dend sprak Tulders met een knipoogje: ,,lk dacht het zoo half en half.... ik spreek hem wel eens tegenwoordig." Proficiat!" zei Sam. :,Vette klant lic? Ze zeggen, dat-ie elke maand 'n half millioen op de beurs laat verhandelen." De oesters zijngoed," grinnikte vanWalen, terwijl hij een versch partje citroen tusschen de ijsklompjes wegvischte. De karbonade is ook déli !" sprak Sam 'n beetje zuigsmakkend. Tulders en de Majoor wierpen gelijkelijk een ontevreden blik op hem, ze vonden zijn gezelschap compromittant en dat juist nu, terwijl daar vlak bij hen Kurkveld en zijn doctiter zaten. 't Was bekend: de Majoor maakte werk van Jozefine, er werd over die twee al vaak gefluisterd. Wat Tulders betrof, als 't hem lukte, en kans had-ie al, om makelaar te wor den van Kurkveld's beurstransactie?, dan was hij ook een heel eind binnen. Straks even aanspreken, hèV" zei Tulders. De Majoor knikte. Aan 't dessert.... ik heb opgelet.... ze zijn aan de soep, dus een gang voor. . . . we zullen ze wel inhalen...." Zou die meneer Kurkveld geen aandeelen in Kleejd» willen 'f' vroeg Sam. Jozefine en haar vader Schei toch uit met die vervloekte Kleejnn!" viel Tulders nijdig uit. Nou nou, denk aan de weddenschap." zei Sam met een kalmeerend handgebaar. Ja, denk jij daar net maar es aan," sprak de Majoor grimmig. Daar zit je aan vast hoor, onder getuigen, duizend pop de man." Ja, Sammetje. ... hi hi hi. ..." grinnikte van Walen. Sam glimlachte nistij;, veegde /ijn mond af, wierp zijn servet op tafel. 't Is mijn tijd heeren. Tulders, bedankt voor je diner hoor.... 't was reuze. .. . en 'n plezierig Kerstmis verder...." Hij reikte ze zittend alle drie de hand Majoor... . Mahlzeit !. . .. meneer het Sta tenlid. ..." Ze knikten hem alle drie toe, erg blij dat hij wegging. Sam Trips schoof zijn stoel achteruit, stond op, wipte de trapjes van de estrade af en was weldra verdwenen. Goddank, dat we die onsmakelijke proleet kwijt zijn," sprak Tulders; kellner, neem de eefboel van dien meneer es weg. ... en zijn stoel ook,.... zie zoo, nu zijn we onder ons. . Toe drinken jullie es uit, hè?...." Hij was dadelijk niet champagne begonnen hanteerde de flesch hoog, dat het ook gezien kon worden door Kurkveld en Jozefine. Hel was nu warm geworden in de zaal, 'n tikje te warm zelfs. De vleugels der ventila toren ronkten en joegen de heete lucht, die tegen de zoldering sloeg, haastig naar buiten. Maar van beneden wolkte de hitte staag zwaar der op in geuren van allerlei spijzen, van parfum, sigarettenrook en warmgegeten men schen. Een strijkje, hoog verscholen achter een groene haag van hulst en mode lantaarns, neurde droomerige wijsjes ; een viool vihreerde smelterig de melodie van ,,Stille Nacht.... Heilige Nncht !" In de zaai werd het meege/oemd, toch weer half overstemd door lachgeluiden, ge rinkel en geklikklak van eetgerei en grofrumoerigc man nes temmen. Het menu was bijna afgewerkt. De kellners jachtten met groote bladen vol leege schalen en borden, droegen fruit aan, druiven en vroolijk oranje-mandarijntjes. Ineens domineerde een lauwe koffiegeur. De drie heeren zaten ook aan het dessert. De kleine van Walen was al een poos geleden heel bleek en heel stil geworden : nog een enkele maal had hij flauw geglimlacht, wat champagne gemorst over zijn vest, dan was hij met zijn oogen gaan knippen, steeds lang zamer, tot zijn oogleden eindelijk niet meer naar boven kwamen : tegelijk was zijn kin op zijn borst gezakt. Die valt' verdikkeme in slaap!" had Tulders gegrinnikt. Hij glom en transpireerde van de hitte. Laat hem.... laat hem," zei de Majoor, die de laatste oogenblikken geen oog meer had afgewend van [ozefine. Zullen we ze zoo es gaan aanspreken, zeg ?...." vroeg Tulders met een dikke tong. Ja. ..." zei de Majoor. Verduiveld zeg. . ze steekt een sigaret op. . . . allemachtige lieve meid, toch. ..." Ineens met een schor gegrinnik, werd de Majoor stoutmoedig. Hij hief zijn glas op, dronk Jozefine uit de verte toe. Ze lachte terug met een schittering van witte tanden tusschen de roode lippen, hief een pousse glaasje omhniiy, beantwoordde /oo den dronk. Ook haar vader lachte; Tulders dronk hem haastig toe, hij knikte jovialig, hief zijn glas eveneens op. En zoowel de vader als de dochter bleven kijken en aanmoedigend lachen. Allemachtig.... zullen we er heen gaan?" vroeg Tulders. Zullen we ?" vroeg de Majoor maar ik weet potdorie niet of ik nog wel erg vast ben..' Gekheid. . . . we steunen mekaar, zeg. fluisterde Tulders. Vooruit dan," zei de Majoor, die een beweging maakte om op te staan, maar hij zakte dadelijk weer op zijn stoel terug. Nogcens probeerde hij het. Verduiveld.... wat is dat nou.... Sacré...." vloekte hij. Allemachtig.... ik kan ook niet...." steunde Tulders. .. . ik zit potdorie an m'n stoel vast.... wat is dat nou toch...?" Ik ook...." siste de Majoor met een nieuwe knoop er op,. .. . we zijn betooverd. . Maar we droomen kerel. ..." Een kellner wipte de trapjes der estrade op, kwam buigend nader. Heeren, meneer Kurkveld laat vragen of de heeren hem 't genoegen willen doen nog wat aan zijn tafeltje te komen zitten." Groote genade!...." steunde Tulders, wien het zweet aan alle kanten uitbrak we kunnen niet kerel.... we zitten vast aan onze stoelen. ..." Wat blieft u ?" vroeg de kellner verbaasd. Ik kan niet opstaan," brieschte de Majoor mijn broek is aan de zitting gesoldeerd. De kellner haalde zijn schouders op, liep weg, praatte even zacht met Kurkveld die verwonderd luisterde, dan plotseling verstuurschte, iets tegen Jozefine zei, die zich daarop met een verachtelijk gebaar omwendde. Voor wie hooge etschen stelt aan kwaliteit, conslructfe en afwerking is de FONGERS het aangewezen rijwiel. De uitstekende naam, die het FONGERS-RIjWIEL alom verworven heef , dankt het aan zijne goede hoedanigheden. DBÜroningarlIijviilinfibriiliiFQVSFiS iiiiimimiliimiiiiiiiiliiiiii IIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIMIIIIIII celli en contrabassen. (Gelijk op de overeen komstige plaats in de Ouverture een bepaald origineel gebruik van de kleine, hooge klari net !) Wee mij, gewond ben 'k." Wee, nog eens !" Schrille, kort-afgestooten fortissimo-accoorden. Dit behoort tot het allerijzingwekkendste, dat ooit uit een orkest op klonk. Eindelijk : epiloog van 't koor, en naspel. Het motief van den moord op Agamemnoon geeft den inzet; het stuk loopt uit op een triomfantelijken climax. Het mineur van d, heerschende toonsoort, is nu majeur gewor den ; dienovereenkomstig gewijzigd klinken de accoorden van het wraak-motief In de trom petten, en daartegenaan dreunt in de machtige bazuinen de chromatische daling van het Agamemnooii-motief. Tot zoover mijn poging van eerste, vluchtige aanduiding.... In het hoog-geniaal behandelde, veelstem mige orkest ontbreken fagotten en hoorns, en wisselt de eerste hobo met Oboe d' amore. (Daarnaast de gebruikelijke wisseling van 2e fluit met piccolo, en 2e hobo met EngelschHoorn.) Voor de uitvoering dezer voorname en meesterlijk-geslaagde muziek, die vele, vele malen moge opruischen bij Royaards' sublieme .Elektra-vertooningen en tevens spoedig, zér spoedig een plaats moge vinden op het programma van het Concertgebouw, voor de waarlijk schitterende uitvoering breng ik Richard Heuckeroth met de zijnen gaarne mijn warmste hulde. De noodige versterking werd verkregen door de medewerking van een aantal leden van het Concertgebouw orkest, maar ook de kern van het ensemble, het orkest der K- V. Het Nederlandsch Tooneel," bleef in geen enkel opzicht beneden zijn taak, en de eenheid ook de overeen stemming met de sprekenden op het tooneel kwam overal geheel naar behooren tot stand. Het moet een schoone voldoening zijn voor den knappen en geestdriftig-muzikalen Heu ckeroth, zijn eigen gewichtig aandeel in de kunstzinnige onderneming van Royaards en Diepenbrock op zoo uitnemende wijze tot zijn recht te hebben zien komen. H. J. DEN HERTOG .die zich in de wonderlijkste bochten wrong. . . . ,,De duivel mag weten wat er gaande is " steunde Tulders. ,, Ik word gek.... ik word razend !" schuim bekte de Majoor, die zich in de zonderlingste bochten wrong om los te komen. ,,Daar gaan ze....!" kreet Tulders op wanhopigen toon. Jozefine en haar vader waren opgestaan en zonder nog een blik naar het tafeltje der drie heeren te werpen verlieten beiden de zaal. Op dat oogenblik keek over de groene haag van het strijkje een gladgeschoren facie met picntere oogjes aandachtig naar het tafeltje op de estrade. Allemachtig Tulders Tulders ik snap het, geloof ik...." stamelde de Majoor eensklaps, die vergeefs met zijn vingers ge tracht had om zijn broek van de zitting los te peuteren. Sam.... die ellendeling.... Kleefoo.... de weddenschap !...." Het geval begon de aandacht te trekken, er werd gegrinnikt, gefluisterd : de zaalchef correct mcnsch in rok en witte das schoot toe. Pardon heeren.... neem me niet kwalijk .... is er iets niet in orde ?" We zijn.... we zitten potdorie vastgelijmd aan onze stoelen.... kunnen niet op...." siste Tulders. : Vastgelijmd...? Maar dat is toch niet mogelijk...." sprak de correcte man op verontwaardigden toon, terwijl hij zich bukte en onderzoekend toekeek. Niet mogelijk ?. . . . Het is potverdorie een feit !" riep de Majoor tandenknarsend uit ik zal uit mijn broek moeten stappen om hier vandaan te komen.." Pardon meneer.... pardon meneer...." bezwoer de zaalchef hevig gechoqueerd U is hier in Metropool.... er zijn dames.... zoo iets. . . . " Op dat oogenblik wipte iemand met een vlug sprongetje de estrade op, duwde den zaalchef opzij, stond ineens voor het tafeltje. Sam !" riepen Tulders en de Majoor gelijktijdig. Heeren...." zei Sam wat zeggen jullie nou van Kleef oo, hè? Een eierlepeltje van dat onvolprezen poeder, gestrooid over de stoelzitting en je gasten staan nooit meer op. Heb ik jullie gelijmd of heb ik je niet gelijmd ? Kleef»» zal de wereld veroveren, zoo zeker als ik de weddenschap gewonnen heb !" Er viel niet te ontkennen. Onder daverende hilariteit van heel de zaal werden du vastgeplakte heeren met stoel en al de zaal uitgedragen. Sam leidde de optocht, had voor een taxi gezorgd. Achter een groot scherm in de vestibule had onder knetterende vloeken en brullende verwenschingen van den Majoor en van Tulders een operatie plaats, die hiermee eindigde, dat deze twee heeren, met vreemde witte beenen onder hun overjassen naar de taxi renden, terwijl de slapende van Walen er evenzoo uitgedost, in gedragen werd. Sam sprong naast oen chauffeur. Onder een hoeratje reden ze weg.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl