Historisch Archief 1877-1940
?/-?
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
l Jan. '21. No. 2271
RU/ZE-RIJMEN
NIEUW JAARSWENSCH
Vergunt m'u, noble lezers-schaar,
En aanverwante lieden,
Bi] d' aanvang van het nieuwe jaar
Mijn heilwensen aan te bieden.
Dat is voor mij een heel getob,
Want .'k ben niet politiek,
Maar wat 'k vergeet, dat vind je op
De plaat van Braakensiek.
Ik wensch het onderwijzerscorps
Een beetje meer salaris,
Omdat het eeuwige gemor,
Voor 't kind een groot gevaar is.
't Is voor den schrijver sans Ie sou,
Die rijks-subsidie vraagt,
Dat ik een vrome bede doe,
Dat hij ten slotte slaagt;
Voor alle burgers van den staat
Hoop ik op prijsverlaging ;
En 'k wensch geen stervling eenig kwaad,
Maar toch, een treinvertraging,
Die wensch ik toe de wraak is zoet
Aan de Directie zelf,
'Als die den trein gebruiken moet,
Zoo'n uur of tien of elf.
En als ontwaap'ning hier geschiedt
Door nieuwe legerwetten,
Dat men dan d' officieren niet ,
Te naakt op straat moog' zetten.
Ik wensch wie wenscht niet met mij mee,
Het leven is zoo kort
Dat onze zilte Zuiderzee
Een drupje droger wordt.
Van Limburg Stirum was wat rood
Dat hoor 'k tenminste zeggen
Dus 'k hoop dat Fock?zijn roep is groot
't Wat kalmer aan zal leggen.
Waar Wibaut en Miranda straks
De stakingskwestie wacht,
Wensch ik hun, dat zij niet te laks
Hun plicht doen, en met kracht.
Moog 't volgend jaar 't gezond verstand
's Raads kletsbacil verdelgen !
Dat wensch 'k ter eer van 't vaderland
Aan « Burgemeester Tellegen.
Den goeden Amsterdammers hoe
Geduldig zij ook zijn
Hun wensch ik iets behoorlijks toe
Op 't Middendamterrein.
Ook hoop ik dat in 't volgend jaar
Geen staking moog' 't verhinderen!
De woningnood, al was 't ook maar
'n Beetje, mag vermindren.
Mijn laatsten wensch wijd ik aan mij.
O, schrijvers in de krant,
Maakt gij m' ook 't volgend jaar weer blij,
En schrijft in d'ouden trant!
Ik weet u dank zoo lang ik leef,
Want 't moet maar eens gezeid zijn
Als iedereen behoorlijk schreef,
Zou ik mijn baantje kwijt zijn.
CHARIVARIUS
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIII
dering mag wekken slechts
met zoo'n kleine meerder
heid te zijn afgestemd. Het
voorstel dat er door de
Fransche delegatie voor in
de plaats werd gesteld en
aangenomen, bezit geen
levensvatbaarheid. De zaal
was tot stikkings toe ge
vuld. De woordvoersters."
(Aletta H. Jacobs in
de Opbouw)
Schrille tegenstellingen
Over 't algemeen was
er een volkomen harmonie
tusschen zang en muziek."
(H. D.)
Direkt gevraagd nette
Winkeljuffrouw. De zaak
is Zaterdags en Israël.
feestdagen gesloten."
(Adv. Hbl.)
Eenv.burgerm. wenscht
kennis te maken met Heer
of Weduwnaar."
(Adv. Tel.)
TJIT tïET KILAIDSOPÏRIJFT
CHARIVARIA
Onze teekenaars
Berlijn staat in het c? van de
kwast. En het staat in nog grooter d1
van het fruit." (N. Ap. Ct.)
Een bundel in het d1 van den
scherpen vooruitgang."
(Den Gulden Winckel)
Dit seizoen staat in het d" der
ontaarde moeder." (Groene)
De besprekingen stonden in het c?
van den oprechten wensch om de goede
verstandhouding te bestendigen."
(H. M.'s Gezant te Belgrado)
OEFENINGEN VOOR DE JEUGD
1. Maak de volgende optelsom :
Tout est perdu, et l'honneur!"
(Kleerekoper in het Hbl.)
2. Tracht nog iets te maken van het vol
gende:
Dit congres onderscheidde zich van
alle voorafgaanden door het geheel
veranderd aspect, dat deze bijeenkom
sten anders vertoonen. Zij komt in
dit opzicht naast de Belgische regeering
te staan, het eenige land dat niet heeft
willen deelnemen. Behalve in Zwitser
land en in de latijnsche landen, had
zoowat heel Europa vrouwenkiesrecht
ingevoerd. De daad bij het woord
voegende werd in een ommezien 37000
gulden gestort. Er ontstond zoo'n be
gripsverwarring omtrent de strekking
van dit voorstel, dat het nog
verwonAls benzine goedkoop
is, komt het er niet zoo bij
zonder op aan of een motor
weinig brandstof gebruikt
of veel, maar als benzine
schaarsch en duur is, komt
het er wel op aan.
Wenken voor beginners.
Men behoort zich de moeite
te geven om te leeren hoe
de beste manier is om den
wagen te besturen."
(De Auto)
De Auto kan de dingen soms
zoo raak zeggen.
Stoelenschaarschte in Genève
De volkenbondsverga
dering te Oenève. Zoka ed
Dowleh was tot dusverre
een zeer opmerkzaam toe
hoorder geweest, die vrijwel
onafgebroken in zijn stoel
* zat, eerst alleen, thans met
een collega." (N. R. C.)
Op het terrein van de
Landbouwschool te Win
terswijk werd dezer dagen
door twee landloopers,
onafhankelijk van elkaar,
door middel van een wichel
roede naar hetjwater gezocht. De een,
kapitein Tengbergen, enz." (U.D.)
Ook Charivarius gelooft er niet aan. Maar
zoo onhoffelijk pleegt hij zijn meening toch
niet te uiten.
De heer Rauwenhoff, chef van den dienst
van het vervoer aan de Ned. Spoorwegen,
is niet minder openhartig dan het U. D.
,,U kant er zeker van zijn," zeide hij tot
een reporter van het N.v.d.D., dat wij den
slechten treindienst even ellendig vinden als
het reizend publiek."
Wij laten ons door romanschrijvers veel
wijs maken, maar dit niet:
Toen hij zijn oogen in verwarring
opende, merkte hij dat hij-sliepin een
soort van hut, die van ruwe planken
vervaardigd was," (Everett-Greeu, Het
beleg van Antwerpen)
CORRESPONDENTIE
v. H. te R. Uw afschuw voor vanaf deel
ik niet. Maar wat bedoelt u met meetnet ?
Antw. Dit was een verbetering door den
zetter aangebracht. Ik had geschreven metmee,
als illustratie van mijn meening over fnaf.
Als u zegt fnaf heden" mag ik wel zeggen,
dat u metmee de mode gaat.
Illllllllllllllllllllllllll
IIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
una
Mengelberg
Ditmaal is het verblijf van Mengelberg
in ons midden als dat van een gastdirigent
geweest.
Laat, zér laat uit zijn geliefd Zwitserland
teruggekeerd, waar lichamelijke plagen hem
hebben vastgehouden, hetft hij, blijkbaar
ten volle hersteld, te Amsterdam en elders
hier te lande een klein aantal concerten ge
geven het eene al schitterender dan het
andere, en weg is hij alweer, naar Amerika,
waar men hem goed betalen zal, en ongetwij
feld ook daverend toejuichen, doch waar
men, achterlijk in artistieke cultuur, allicht
moeite zal hebben, de beteekenis van dezen
kunstenaar te doorgronden.
Het grenst aan het legendarische, hoe de
man, die reeds vijf-en-twintig jaar lang de
centrale leiding van het Nederlandsche muziek
leven heeft gehad, zichzelf en zijn werk steeds
weer weet te verniïiiwen.
Neem de Eerste Symphonie van Beethoven.
Ontelbare malen hebben we ze onder Mengel
berg gehoord, en 't was verrukkelijk, lederen
keer. Maar nu, deze laatste uitvoering, was
dit niet een der allerhoogste openbaringen, die
men als muzikaal mensch beleven kan?
Wie erbij geweest is, begrijpt, dat ik hier
voornamelijk het oog heb op het Finale. Het
Finale, waarvan Jan-en-alleman nooit heel
veel anders te vertellen heeft gehad, dan dat
het vrij onbeduidend is, vergeleken met het,
overigens volkomen terecht als buitengewoon
oorspronkelijk onderscheiden Menuetto, als
ook met den l en en den 2en satz. Natuurlijk
was men nog wel zoo goed, voor de kostelijke
parodie in den Adagio-aanhef een uitzondering
te maken, de inleidingsmaten, die een diri
gent onder Beethoven's tijdgenooten zonder
meer schrapte, als zijnde een ongepaste mop !
En voor de magnifiek-gevonden
fortissimofermate op het verminderd septiem-accoord,
die den overgang vormt naar de coda....
Dit vrij onbeduidende" stuk nu werd door
Mengelttfrg, die er ons reeds tallooze malen het
hart mee verheugde, bij deze laatste, gedenk
waardige uitvoering geheven in de sfeer van
het allergeniaalste, dat Beethoven geschapen
heeft.
Welk een humor in de spanning van de intro
ductie, welk een overmoed het heele Allegro
dór ! Overmoed eener gelukzaligheid, die op
aarde nauwelijks te vinden is. ...
iMHiiHiiiiMiiiiiimiMim»"' ui m ? i IIIIIIMIHI
EEN AVONTUURJIN HET
VERRE WESTEN
(Reisherinneringen uit Californië)
Gedurende mijn kort verblijf in Californië
had ik geen gelegenheid, om diep in het binnen
land door te dringen. Maar ik ben blij dat ik
toch even een kijkje heb gekregen van een
ranch, zooals men die wel in boeken over de
Wild West beschreven ziet. Dit gebeurde op
een reisje dat ik met mijn broer enindiensauto,
dien hij zelf chauffeerde, door de omstreken
van San Diego maakte.
We waren op weg van San Diego naar San
Pedro, de bekende haven van Los Angelos,
en wilden het plaatsje Pala, waar nog Indi
anen wonen, bezoeken. We hadden den
breeden, eentonigen auto-weg verlaten, om een,
naar wij dachten, korteren zijweg naar Pala
in te slaan. Maar ook die weg, die bovendien in
een zeer slechten toestand was, bleek eindeloos
lang en kronkelde verwonderlijk in alle rich
tingen. En eenzaam ! Geen sterveling kwamen
we tegen, in die afgelegen streek, uren en uren
lang. Het was warm als gewoonlijk in dien
tijd van het jaar (Juli); een onweer had den
geheelen middag gedreigd en er hing als een
vochtige sluier tusschen de bergen, die het
landschap een droomerig aanschijn gaf. We
waren niet zeker in de goede richting te rijden,
maar geen woning, geen menschelijk wezen was
langs den hobbeligen, smallen weg te zien en
we moesten dus maar verder, op goed geluk
af. Eindelijk, juist toen we moedeloos begon
nen te worden, zagen we eensklaps dat we bij
een ranch, die half achter boomen verscholen
lag, gekomen waren. Het was een oud gebouw
waar omheen een groot stuk land met koeien,
paarden en vooral veel varkens. Naast een
boom stonden, bewegelijk stampend met de
voeten, drie gezadelde paarden. We zagen een
paar mannen tusschen de boomen rondloopen:
een Amerikaanschen farmer, met den bekenden
cow-öoy hoed op, een Mexicaan met een
allergemeenst bruin gezicht, en een lenigen
Indiaanschen jongen, van een jaar of achttien.
Onder het voorbijtuffen informeerden wij naar
den naasten weg naar Pala. Met een kort hand
gebaarwees de farmer ons zwijgend naar iets;
dat geen weg was en op een moeras geleek.
In dat moeras lagen takkcnbosschen, om het
inzakken der voertuigen te beletten. Na eenige
aarzeling waagden we het onze Chevrulet
er overheen te sturen; het zou wel gaan,dachten
we en de car was niet zwaar geladen. Maar
jawel, midden in het moeras raakten we vast.
De wielen zakten in den modder en er was geen
beweging meer in de auto te krijgen. Mijn
broer was vreeselijk ontstemd : hij begreep
er alles van, zei hij, het was er op aangelegd
ons vast te laten raken, we waren dan gedwon
gen b^j die menschen om hulp te vragen en ze
zouden ons alleen tegen grof geld uit onzen
benarden toestand willen verlossen."
Hij meende zelfs, dat, achtereen boom ver
scholen, een der kerels ons al stond uit te
lachen. We wilden dan ook alles probeeren om
zonder hulp los te komen. Stevige plankjes,
die we voor dat doel bij ons hadden, legden we
achter de wielen en telkens, telkens probeer
den we of het nog niet ging. Buiten adem
van het harde zwoegen, moedeloos en erg boos,
zat mijn broer eindelijk neer. Ik zou nog een
laatste poging wagen en, met de ecne hand mijn
rokken tegen den modder beschermend, in
de andere een schop, dien we k al bij ons
hadden, ging ik wat droog zand, dat op
eenigen afstand lag, halen en achter de wielen
neerleggen. Het vuile modderwater plaste
tegen mijn beenen op, maar ik was vol hoop,
en ik had in elk geval de satisfactie, dat mijn
reisgenoot in lachen uitbarstte en zijn woede
vergat, toen hij zijn Leidsche zuster zóaan
het werk zag. Maar ook die poging bleek vruch
teloos, en eindelijk zag mijn broer zich wel
genoodzaakt hulp te gaan vragen. Na een
poosje kwam hij somber terug.
Ze zullen ons helpen," zei hij, als /.e eerst
de varkens opgedreven hebben." En hij voegde
er bij, dat de Mexicaan hem spottend aange
keken had, en niet hoonende stem gezegd had :
May be \ve get yon nut," met sterken nadruk
op de woorden may bc. Hoe het zoo ineens
kwam weet ik niet, misschien was ik overmoe,
misschien was ik zenuwachtig geworden door
het gemopper van mijn broer, maar opeens
kwam er een wilde angst over me. (ïeen ster
veling was er in de buurt als alleen deze woest
uitziende mannen ; om ons heen niets dan de
wijde eenzaamheid. We waren twee dagen
onderweg; mijn schoonzuster wist niet precies
wanneer we thuis dachten te komen, geen
haan die er naar kraaien zou, als we op die
eenzame plaats om liet leven gebracht werden.
Niemand kon ons onder de tallooze auto's op
den breeden weg van S:m Diego, dien we dien
ochtend verlaten hadd.'ii, hebben opgemerkt ;
niemand zon weten waar ons te /oeken. Die
menschen op de jann begrepen natuurlijk dat
we op reis waren, (onze bagage lag achter in
de car), en dat we geld bij ons hadden, sprak
dan vanzelf. Vermoordden zij ons, niemand zou
het merken en een mooie, zoo goed als nieuwe
auto, hadden zij er bij. Mijn fantasie ging
van dat oogenblik af in galop ; wat ik eerst
als een soort mogelijkheid veronderstelde, werd
zekerheid voor me. Vermoorden zouden ze
ons, maar wanneer en vooral hoe'? Zou smeeken
om een humanen dood iets helpen, of hadden ze
een vast systeem, waarvan ze niet afweken?
We waren natuurlijk in een valstrik geraakt:
het moeras, dat ze ons gewezen hadden, hield
ons vast en leverde ons aan hun genade over.
Een lugubere onweersbui begon op ons neer
te plassen; ik werd ijskoud en voelde dat
ik wit van angst zag. Aan mijn broer zei ik
niets ; hij zat stil en gedrukt voor zich uit te
staren. Ik dacht : f hij begrijpt k welk
gevaar ons dreigt, en als ik merk, dat hij mijn
angst deelt, word ik nog banger dan ik al ben,
f hij vermoedt niets en dan breng ik hem op
Technisch gesproken : wat 'n tempo !
Een tempo, berekend op een orkest van louter
virtuozen.
Een heldenfeit voorts was de uitvoering der
Missa solemnis."
Het kunnen niet anders dan zeer degelijke
voorbereidende studiën geweest zijn, die het
Toonkunst-koor voor deze gelegenheid ge
maakt heeft. Maar voor de ensemble-repeti
ties restte zóweinig tijd,dat men zich vol ver
bazing afvraagt, hoe het mogelijk was, het
alleen technisch reeds zoo nonn-veeleischende
werk zoo brillant uit te brengen.
De oplossing van het raadsel is natuurlijk
alleen te vinden in het geheimzinnig vermogen
van Mengelberg, om zijn eigen slagvaardig
heid en zijn eigen muzikaliteit evengoed over
te dragen op de vele dilettanten onder zijn
koristen, als op de gestudeerde musici in zijn
orkest.
Het was een vertolking, die het verhevene
van het werk volkomen tot zijn recht deed
komen, en het genot zou compleet zijn geweest,
indien in het solo-kwartet;inevr. De Haan en
Denijs niet in de schaduw waren gebleven te
genover mevr. Noordewier en Urlus.
Zimmermann speelde zijn solo in het Benedictus"
met.weelderigen toon en edele zangerigheid.
Geniaal renovator toonde Mengelberg zich
ten slotte weer in de Negende. Niet voor
wat betreft de retouches in de verouderde in
strumentatie : hier zijn Wagner en Mahler,
zich niet bekommerend om de critiek van neus
wijze dogmatici, hem reeds voorgegaan. De
treffende vernieuwing, die ik bedoel, openbaar
de zich op tal van plaatsen in den aanzet der
groote lijn, en niet minder in het releveeren
van kostbare, tot dusver schuilgebleven d
tails.
Speciaal in den monumentalen eersten satz!
De plastische uitbeelding bereikte hier on
gekende hoogten, en de dialogen tusschen
strijkers en blazers kwamen tot ons in vol
strekte duidelijkheid, en schooner uitgewerkt
dan ooit te voren.
Klonken verder in het Finale de
prestounisono's wel ooit zóschroeiend? En maakte
ooit de Melodie der Vreugde zóstellig den
! | IIIIMMMIHJMIIII Illlllllllllllllllllll Illll
het idee ; in beide gevallen is het dus beter
dat ik zwijg." Onder de hand keek ik spiedend
uit wat er nu verder gebeuren zou. Ik zag de
drie mannen, in de verte, naar de gezadelde
paarden gaan, en inéns zaten ze er boven op.
Ik zeg : inéns, omdat ze zósnel en zóbe
hendig de manoeuvre maakten, volmaakte
ruiters als ze zijn in de FarWest.dat men om
zoo te zeggen den overgang niet zag, tusschen
de «ogenblikken dat ze naast de paarden ston
den en er bovenop zaten. Toen hieven ze een
wild geschreeuw aan, een paar groote honden
sprongen blaffend om de ruiters, die in galop
wegsnelden. Even zag ik ze uit het oog ver
dwijnen, toen kwamen ze weer nader en dreven
een groote kudde varkens voor zich uit. Het
waren varkens die bij het landschap en hun
hoeders pasten < kleine, vlugge, bruine dieren,
die niets van 't behagelijk-luie van hun
l lollandsche collega's hadden, l let was een
wilde rit, en als ik niet zoo bang was geweest,
zou het schouwspel me nog meer geboeid heb
ben. Met een gemak en behendigheid, alsof
ze n waren met hun paarden, stoven de drie
mannen rond, met snelle zwenkingen, terwijl
ze, onder voortdurend geschreeuw, met hun
armen zwaaiden. En wild renden de varkens,
luid blaften de honden, 't was een dolle
jacht. Ze vlogen alleneen hoek om, verdwenen
uit het oog en toen was alles weer stil. En we
wachtten, wachtten, langer dan een uur. De
regen had opgehouden, en de zon stond laag
aan den hemel. Hoe lang zou het duren voor we
de mannen terug zagen en wat dan? En in
het beste geval, als ze ons geen kwaad deden,
zouden we dan nog vór den nacht alle kilo
meters kunnen afleggen, die ons van ue be
woonde wereld scheidden? Mijn broer keek naar
de lucht: daar zweefden een paar roofvogels.
Die azen al op ons," zei hij schamper. Later
verzekerde hij mij, dat het zoo maar een grapje
was, zonder bijgedachte; maar op dat
cogenblik kon ik niet anders deuken of hij deelde mijn
ongerustheid en dacht k, dat die mannen
S S C3LFVNC H E.
ClCRWETTES
Illlll lllllllltllllllHI
indruk van uit de Eeuwigheid opgerezen te
zijn, en tot de Eeuwigheid weer te keeren?
En praalde ooit te voren het koor z
in meesleepende virtuositeit? Overtrof ook
Denijs zichzelf niet in den verheven aanroep :
O Freunde, nicht diese Töne"?....
Mej. Moorlag dat ik hier, met Charivarius
zoo vlak in de buurt, haar voornaamp^e niet
noem, daar moge ze mij dankbaar voor zijn!
debuteerde op zeer verdienstelijke wijze als
sopraan in het solo-kwartet. Aan het slot van
den beroemden in het gilde der zangsolisten
beruchten cadenz schoot zij in
adembeheersching te kort; overigens getuigde haar
optreden van conscientieuse voorbereiding,
met een mooi talent als basis.
Veel te spoedig hebben we onzen Mengelberg
weer moeten afstaan. Tot groote schade voor
het muzikaal seizoen ; want, al heeft men ge
zorgd voor waardige plaatsvervangers, ze zijn
en blijven rotitiniers, in vergelijking met hém.
Evenwel, hij komt terug, dat staat ten min
ste vast, en dat strekke ons tot troost. Ook
uit het land van de vele dollars kunnen wij hem
terugverwachten. Hem voor geruimen tijd te
hebben gebonden aan de instelling, die hij groot
heeft gemaakt en die op haar beurt hem de
gelegenheid heeft geschonken, zógroot te
worden als thans de geheele wereld hem kent,
dat is de ongemeene verdienste van president
Róell, en dat meester Mengelberg zich voor
het aangaan van deze heuglijke overeenkomst
heeft laten vinden, daarmede heeft hij bewe
zen, inderdaad zoo goed een Amsterdammer
en Nederlander te zijn, als steeds wij allen zoo
zeer verlangd hebben in hem te mogen zien.
Bravo !
H. J. D F. N HERTOG
Illlllllllllllllll Illllllll
kwade voornemens met ons hadden. Eindelijk,
na anderhalf uur zwijgend afwachten, zagen
we n hond, toen wér een en wér een en
kort daarop teekenden de gestalten van de drie
ruiters, die, recht en statig op hun paarden ge
zeten, langzaam naar ons toe stapten, zich
tegen den avondhemel af. Nu zou ons lot be
slist worden. Met een kort woord zond de
Amerikaan, die blijkbaar de baas was, den
Mexicaan en den Indiaanschen jongen weg.
Toen bracht hij zijn paard bij onze auto, nam
met een hoffelijk gebaar den hoed voor ons af
en maakte excuses dat hij ons zoo lang had
laten wachten. Een pak viel van mij af en als een
plotselingen blijden lichtstraal, zag ik ineens het
dwaze van mijn angst. Deze farmer was een wel
opgevoed man, wat karig met woorden en wat
fier, als iemand wordt die in de eenzaamheid
woont en zijn eigen baas is, en er viel in het
minst niets van hem te duchten. Hij gedroeg
zich in alles als een volmaakte gentleman. Zon
der verder veel woorden te wisselen, maakte hij
een touw, dat hij bij zich had, aan de car
vast, bracht zijn paard er vór, verzocht mijn
broer zijn machine aan te zetten enin lustigen
draf trokken ruiter en paard ons, met behulp
van de auto zelf, door het moeras, tot wij aan
den overkant weer op den goed berijdbaren
zandweg te land kwamen. Toen wij den farmer
vroegen wat wij hem schuldig waren voor de
moeite, zei hij kortweg, dat hij niets wilde
hebben. Op ons herhaald aandringen nam hij
ten slotte eenig geld aan, en na met den zwier
van een Spaanschen grande zijn hoed voor me
te hebben afgenomen, galoppeerde hij weg.
Mijn broer geraakte weer in zijn humeur, dat
hij zelfs bewaarde toen een uur later een der
banden sprong, wat natuurlijk weer opont
houd gaf. Diep in den nacht kwamen we,
zonder verdere tegenspoeden of avonturen
in Sau Pedro aan.
C. ,S E R R u R i E R