De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 1 januari pagina 3

1 januari 1921 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

l Jan. '21. N.o. 2271 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VüR NEDERLAND Zeer elastisch zijn onze gebrei'de CAM1SOLCS, TRUITJES, ONDERJURKJES LIflERBROEI Aan en uittrekken^ gaat zeer gemakkelijk. pANIASIEFABRIEK ZDedemsvaarf VRAAGT UW WINKELIER * FLICK's BOOMSCHORS Is Chocolade In een vorm en van een samen stelling als In geen ander Fabrikaat wordt teruggevonden. OVERHEERLIJK VAN SMAAK! EIVEI MSP»FlICI ? Opiarlikt 1145 bttnituilm tatirdu ROTTERDAM AMSTERDAM. BOUGIEJ1BY' VOOR Automobielen, Vliegtuigen en NV y /H zien voor niet meer dan een utopische les, althans op het oogenblik. Men verandert niet van paarden, als het de helling opgaat. Het zwaartepunt van het huidig socialis tisch streven ligt dan ook geheel in den strijd om lotsverbetering voor den arbeider, voor alles in den strijd om hooger loon en korter arbeidstijd. En hier ligt de tragiek. Want het socialisme streeft dit doel na met middelen die er nimmer heen kunnen leiden, ja in den tegenwoordigen toestand er hoe langer hoe verder vandaan moeten voeren. .De schrijver ziet dit eigenlijk zeer goed in. Hij ziet in, dat productie het wachtwoord moet zijn, en hij stelt het telkens smartelijk vast, dat al het strijden maar bitter weinig heeftopgeleverd. Het leven van de groote massa blijft poover, alle loonsverhooging ten spijt. Een snel intredende daling van de waarde van het geld kon het resultaat van jaren lange moeizame actie in korten tijd ongedaan maken. Het nieuwgevormde kapitaal komt slechts langzamerhand, onder voortdiirenden, zworen strijd ook den arbeiders eenigermate ten goede." En dat spreekt vanzelf. Want het laatste woord wordt gesproken door een on aandoenlijke derde : de economische mogelijk heid." De arbeidersklasse verwerft zich, zoo niet door verhoogde productie het werkelijk maatschappelijke inkomen wordt vergroot, ibij al haar strijd, wel hoogere geldloonen, doch ;geen grooteren welstand." Maar voor de over weging of op den duur inderdaad door !oons?verhooging reëele lotsverbetering werd verIkregen, was bij de groote massa geen plaats." En, als de partijen op elkaar invliegen en het tot het bittere einde uitvechten, wordt de HET ROODE LAMPJE II VAN GOED EN KWAAD Signifische Gepeinzen ~i\2). Er is een geweldige gedachte, die :zich bij het signifisch peinzen telkens in mij voordoet. Soms verschrik ik er van, meestal brengt ze heerlijke verruiming mee. Het is deeze gedachte: het moet alles zoo zijn, als ik zeide, want hoe zou het anders kunnend Dit is de onzinnige stoutheid dier gedachte, dat men zich stelt voor de opgave van God, een Heelal te bevolken en te bestieren. En toch komt de gedachte steeds terug, 'met een zeegenrijk vertrouwen: dit is de eenige oplossing, voor zoover ons begrip reikt. Het moet zózijn. 'Nooit herbergde ik in mijn ziel een denk beeld zóstoutmoedig, en toch zoo kinderlijk eenvoudig. En het kan God niet ongevallig zijn. De gedachte zegt: beproef het maar! bedenk maar eens ietsbeeters! Hoe zou de schepping anders kunnen zijn? Een doode waereld? met ziellooze wetten en reegelen? Een alwijze, almachtige God, die alles precies en onmiddellijk laat gebeuren naar Zijn wil? Een Heelal zonder kwaad, zonder smart, zonder zonde, zonder leugen, zonder strijd, zonder waan? Dit ware eeven dood als het andere. Maar een oneindige veelheid van leeven, in zich onvolmaakt, gebrekkig leeven, ge? schapen door eindige, onvolmaakte weezens, uit God ontsprongen, maar vrij gelaten in hun wenschen en neigingen die zich eerst in hun bandeloosheid van God verwijderen, om dan tot steeds vernieuwde vreugde van hunnen Heer, in Zijn armen terug te keeren, in een eeuwig ritme, om in ouderlingen strijd en disharmonie te samen de volmaakte Harmonie te vofmen, dat is de eenige moogelijkheid. Hoe dieper doordacht, des te 'vaster en zeekerder geloofd. O! de heerlijke verrukking kortsondig vluchtig?maar toch telkens weerkeerend: het moet zoo zijn, het kan niet anders en Hij heeft mij dat begrip ingestort, mij deel'genoot gemaakt van dat geheim. Het staat er nog ruw en plomp en kinder lijk. 'Maar duidelijk voor wie signifisch denkt. * . * (13). Deeze gedachte is geen abstractie, geen dialektisch doorgevoerd systeem, het is de eenvoudige formuleering van aan ieder bekende waarheeden. Ieder weet, dat alle dieren en planten elkander bestrijden, met enorm vernuftige middelen en eeuwig doorwerkende energie. Motorrijwielen. U M IK! Reguliers dwarsstraat 56 AMSTERDAM maatschappij tot in hare grondslagen beroerd." Dus, de arbeiders moeten zich door machtsgebruik," door stakingen, hun aandeel ver overen, maar deze methode heeft niet alleen tot nu toe zeer magere resultaten gehad, maar is ook direct gevaarlijk, want het aandeel der arbeiders is vanzelf beperkt door de eco nomische mogelijkheid," en wanneer de ar beiders in hun eischen verder gaan, kan dat gevecht tot een bitter eind voeren." Nu rijst vanzelf de vraag : waaraan moeten de arbei ders nu zien, of zij al of niet tever gaan. Deze vraag, en ze is de Iwvfdrraug van liet «elieele luonvraagstuk, beantwoordt de heer van den Tempel niet, ja, wat veel sterker is, hij stelt ze niet eens. Het eenige wat hij tegenover de onaandocnlijke economische mogel ij kheid"st el t is een beroep op het stijgend machtsbesef" der arbeiders. .,Zij hebben macht verworven, zij willen haar gebruiken tot het uiterste." Dus geen ander principe dan dat van Lodewijk den veertiende, machtsuitoefening zonder zelfbeheersching. Een principe, dat wel tot per soonlijke heerlijkheid kan leiden, maar nimmer tot heil der menschheid. Doch, ijdel schijnt de verwachting, dat de jacht zal kunnen worden ingetoomd." Een verontschuldiging voor de arbeiders en een voor de leiders. Een erkenning dus van volslagen machteloosheid tegenover de geesten, die men opgeroepen heeft. De diepste grond van deze machteloosheid ligt in de wijsgeurige tekoitkoming van het Marxisme. Het Marxisme is materialistisch in veel diepereti zin, dan het met de eigen naam geving bedoeld heeft te zeggen. Het bekommert zich niet om de groote raadselen van het leven ; dat moet noodlottig worden voor de 1EUI3ILE LVERRINRICH D r <J iNG . S6RftVELNATELEfOONJ ISO -nlllllllllllMIMIItlllllHHIIimitllllllllMIMIIIIIIIIIMMinillllllllllHIIHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIUIIMIIIIIIIIMIIIIIUIMIWIHIIMIIIIIIjl I STARK'S OXYDÖL" (CHLORAS KALICUS TANDPASTA) j l Hiunl. Vinn. STARK ft Co. - Chimlichi Fabrlrt 't-NABE", '»4mwlMgi j " Vraagt prijsopgave van COBNAG : HENNESSY *** aan Wijnhandelaren ZWOLLE «Utrecht Sobnkout S^/f./j vonckrOas ?s-Sioseh. IIJWIELBANDEN PRIMA kwaliteit BILLIJKE PRIJZEN 12 MAANDEN GARANTIE Verkrijgbaar bij den RIJWIELHANDEL IIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIII wijze waarop het materieele vraagstuk ge steld werd ; niet als deel van een onoplosbaar probleem, maar uitgaand van het recht van iederen mensch op welvaart. Die onphilosophische levenshouding slaat den Marxist met blindheid tegenover alles wat met die voorop gezette en gevvenschte rechtvaardigheid in strijd is. Want het Marxisme is, alle dialektiek ten spijt, wel zeker een ideologie, maareen materialistische ideologie. Blind is het socialisme in de eerste plaats voor de waarde, ja voor de mogelijkheid van het bestaan, van een zuiver en alleen de waar heid zoekende wetenschap ; wat niet de socia listische wenschen als axiomatisch levensbe ginsel aanneemt, wordt als ,,burgerlijke" economie van het brandmerk der, zij het dan ook onbewuste, partijdigheid voorzien. Toch heeft de Marxistische privaat-docent Kuyper het onlangs uitgesproken, dat de waardeleer der burgerlijke" economisten ter aanvulling en zelfs ten deele inplaats van Marx' sociologische waardebeschouwingen kan en moet worden aanvaard." Dat was de bedekte erkenning, dat het Marxisme als weten schap te licht is bevonden. En nu is er maar eene consequentie uit deze ? erkenning te trekken : het volledig en loyaal aanvaarden van de waarheden, die een onzelfzuchtige wetenschap aan het licht heeft gebracht. Zij heeft aangetoond, dat de loonstrijd een gevaarlijk wapen is, dat den arbeider meer wondt, dan hem baat. Dat zonder dien strijd de productievermeerdering hem evenzeer en meer ten goede zou zijn gekomen. En dat in onze individualistisch ingerichte maatschap pij geen regeling denkbaar is, die den arbeider een grooter aandeel in het maatschappelijk product zou verzekeren, dan hem komt door het vrije spel der productiekrachten. De be wering van den schrijver, dat de leuze tot het proletariaat gericht, om de productie te vergrooten, aan onwaarachtigheid zou lijden, moet dan ook zeer ernstig worden afgewezen. Het belang van het proletariaat bij de pro ductie is zoo groot mogelijk en kan niet worden vergroot dan door indirecte middelen, als vakopleiding en ontwikkeling. Het eenige wat men doen kan, is aan het proletariaat dit belang duidelijk te maken. De schrijver echter heeft nog in geen enkel opzicht zijn voordeel gedaan met de waarhe den, die volgens den heer Kuyper in de plaats van het Marxisme moeten worden aanvaard. Als poging om helderheid in het loonvraagstuk te brengen kon zijn arbeid dan ook niet slagen, hoeveel er overigens in te waardeeren valt. Dat blijkt ook daaruit, dat naar zijn meening Marx' analyse alleen daarom niet meer zou gelden, omdat vraag en aanbod niet meer on belemmerd werken, en.... het geld losgemaakt is van de goudbasis. Waar de schrijver op merkt dat de stelling, volgens welke de prijzen der waren de neiging zouden hebben om met de waarde samen te vallen, aan beteekenis zou inboeten," daar werkt de Marxistische zuurdeesem wel heel sterk. De schrijver is trouwens nog steeds van oordeel, dat de waardetheorie van Marx gewichtigen dienst, bewijst om het economisch gebeuren in zijn diepste wezen te onderkennen." Wie dat van de volslagen waardelooze Marxistische waarde theorie zegt, dien is voorloopig de weg om de oplossing van het loonvraagstuk te vinden, dichtgegrendeld met vooroordeelen.. Het Marxisme is een pseudo-wetenschap, die tot een vervanging der moraal door den klassenstrijd leidde. Maar de moraal is het cement, dat de maatschappij samenhoudt. Het Marxisme is nu in elkaar gezakt, en niet meer als basis te gebruiken. Maar nu schijnt men te meenen, het geheel zonder basis te kunnen doen. En dit geldt niet alleen voor de socialisten, maar nagenoeg voor de heele wereld der politici. Zoo valt dan de economi sche wereld langzaam ineen. Zal men nog bijtijds luisteren naar wat een wijze als Boehm Bawerk neerschreef met zijn laatste krachten ;n zijn : MACHT ODER OEKONOMISCHE GESETZ? Het is zeer merkwaardig te denken, dat alleen het herwonnen gezag eener onbevoor oordeelde economische wetenschap den weg weer vrij zal maken voor eene thans verloren maatschappelijke moraal : inplaats van den Marxistischen onnatuurlijken klassehaat, het Kantsche levensdoel : anderer gelukzaligheid en eigen volmaaktheid. Voor zulke gedachten zouden wij de aan dacht van dezen zeer achtenswaardigen schrijver willen vragen. E. C. VAN DORP MIIIIIMIMIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIII SPAAHSOH, EMBELSCH, FRAHSOH, DUIT9OH eto. Berlilz-School - H. 3*89 Pract. Onderwas dooi bultenl. Leeraren IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIII llllllllllllllllllMffflIIIIIIIIIIHIIflIIIIIIIIIIIMIIMlII Ieder weet ook, dat al die weezens tever geefs arbeiden en het onmoo?;elijke willen. Ze zoeken elk alle anderen te ooverheerschen en zelf eenwig te duuren. Dat kan niet. Het zon strijden teegen Gods waereldorde. Ieder begrijpt dat. leder begrijpt ook, dat de Heerscher oover alles geen gebrekkig werk doet. Dat dus de schepselen, hoe vernuftig ook gebouwd en toegerust, geen direct maaksel van God kunnen zijn, omdat ze gebrekkig zijn. Zij zijn allen onderling in eeuwigen strijd, in gestadige disharmonie, omdat ze door God zijn vrij en zelfstandig gelaten. Te samen vormen zij, elk in zijn onvol maaktheid, de volmaakte Harmonie. Dit moet vooi elk duidelijk ziin. Het kan niet anders. lin hoe is 't met den mensch? * * * (1-1) In deeze Idee past de mensch nauw keurig. Het IK m kenmerkende is deeze ge dachte zelf. Hij heeft de ontwikkeling be reikt, waarop de geweldige gedachte meer en meer zichtbaar wordt. In alle dieren en planten zijn twee krach ten bemerkbaar, twee richtingen, twee groote lendcnzen. Ten eerste de kracht van het ras, van de soort, zich uitend in eik individu, als een streeven tot ai-ouverheerschiug en tot altijdduur. Dus een dwaas en onmoogelijk streeven, dal eindigt in ondergang. Ten tweede de kracht van God, die de oorspronkelijke dri.ten gaf aan de soort, HI aMe werksa.'unheid dwingt, zirh te voegen in de \vacreld-orde. Daarmeede worden de ijdele pogingen der soorten gefnuikt, maar al hun werksaamheid dienstbaar gemaakt aan liet groote doel der schepping: de vol maakte Harmonie en allerhoogste odsvrcugde. Beide krachten zijn noodig. Ze koomen oovereen met de natuurlijke en boovennatuurlijke krachten, waarvan de Kerk spreekt. De eerste kracht, de natuurlijke, doet de soort zich ontwikkelen tot steeds wisselende schoonheid, maar ze is zelf tot ondergang bestemd. De booveti-natuurlijke of Goddelijke kracht werkt in het groote geheel der materie, en beperkt, dwingt en vervangt de eerste kracht, ten behoeve v;'.n het groote doei van al wat is. In den meiiseh werken ook beide krachten, en hij weet liet. Bij de planten en dieren is geen innerlijk conflict. De natuurlijke kracht werkt zonder weitelen, zonder omzien, zonder scrupule, alleen voor het eigen best. Dit is het kinder lijke en schuldclooze egoïsme der natuurweezens. De werking der goddelijke macht wordt niet bespeurd. Vandaar geen zonde, geen berouw, geen schuld. In den mensch worden beide krachten be wust, elk in hunnen aard en hun weezen. De mensch kent liet eigen dubbel weezen. l lier past de fraaye gelijkenis van Tagore, die van de bloem. Die bloem die zijn schoon heid dankt aan een eeuwen lang worstelen teegen vijandige natuurmachten en meededingers in den bestaans-strijd. Wie de bloem kon uitvragen naar haar verleeden. zou n lange klacht hooren oover droogte en hitte, kou en vocht, wreede dieren en menschen, een bittere eeuwenlange lijdensweg. Maar wie nu de bloem ziet, ziet enkel fijne schoonheid, harmonie en zuiverheid, teedere kieur en ranke vorm. De natuurlijke kracht van de bloem acht zich mislukt en doelloos omdat de bloem afvalt en de plant uitsterft. Maar de Goddelijke kracht bedoelde schoon heid der bloem, en dat doel is bereikt. * * -Tf (l(i) Ik bezag gisteren aandachtig de in prachtige weerschijn glanzende oogen op het veeder-kiced van de spiegel-pauw, als metalen bolletjes van heerlijke changeant-kleur. LUNCH SELECT 12?2 c 9 en UUK ^ r .ou Hor»d' oeuvre Vari Poulelaoep of Erwtensoep Gekookte Farbot met Boter en Aardappelen of Paprika Schnïtzel met Spruitjes en Aardappelen Pudding - Fluit Koffie Dessert Magazir Toen ging ik ook een groote vlinder-collectie bezien, vooral de Braziliaansche vlinders, met hun schitterendblauw-groen-brtiine weerschijnkleur, zóaangebracht, dat de wieken op verschillende afstand gezien, dof-bruine of fel-vlammend blauw-groene kleur vertoonen. Ik ben nog onder den indruk van dat wonderbare schouwspel. Het is alsof mij plotseling duidelijk werd, dat hier tot ons gesprooken wordt, mee hoor bare stem en verstaanbare taal: ,,Zie je niet, wie ik ben? Bewonder je mijn werk niet? Is deeze kleur niet prachtig, en heb ik ze niet wèl-gekoozen en kunstig aangebracht?" ..Zijn jullie menseden dan blind, dat je onze kunst niet ziet? Dacht je nu heuscii, dat zulk kunstig weefsel, saamgesteld uit miljoenen teedre schubjes, die ieder aan weerszijden een andere kleur vertoonen en tot een sierlijk patroon zijn aaneengevoegd, dat zulk weefsel door toeval zou kunnen ontstaan? Idioot l" ..God! zeg je? God? maar wie zou nu zoo dwaas zijn zijn eigen werk dat toch altijd maar schepselwerk is, aan God toe te schrijven ?" Als je een huis bouwt of een boek schrijft, zej je dan dat God het doet? Wij doen ons best. maar andere vlinders doen ook hun best, en er zijn mooyen en ook heel leelijke". ..Wij zijn nu mooi en trots op onze schoon heid, want we hebben er eeuwen en eeuwen voor gewerkt. God zal ons werk goed vinden. Maar dat is geen reeden om te zeggen, dat Hij het zelf heeft gemaakt. Dan zou Hij ook al het leelijke en gebrekkige gemaakt hebben. en "ok de slangen en roofvogels en vliegende honden, die ons op-eeten. leder ras doet zijn best, en wat er mooi en uoed van is, dat blijft en wordt door God aanvaard. Maar daarom zijn wij nog «;een goden, en is ons werk nog niet God's werk." Geleerden zullen zeggen, dat die bewon dering van ons toch wel een toevallig ver schijnsel kan zijn. Mooi vinden ligt aan ons, en ook een eedelsteen vinden wij mooi. ai denken wij niet aan een zeekere goede smaak in den eedelsteen zelf. Hierteegen voer ik aan, dat men wel deegelijk een verschillende aard van schoonheid in alles wat schoon heet ontdekken kan. De eedelsteen doet ons aan met de schoon heid der natuurverschijnsels, zooals kristallen, bergen, wolken, meeren. Hierbij denkt men aan het groote geheel, niet aan de willekeur van beperkte schepselen. Planten en bloemen-soorten toonen de be perktheid van zelfstandige weezens. Ze heb ben eigenschappen van schepsels, zooals heersch-zücht en zelf-zucht, ook volharding en vindingrijkheid; hun structuur verraadt altijd hoog vernuft. De wonderlijk schoone vormen, kleuren en geuren toonen grillige schoonheids-dorst, rijke fantasie. Zooals de orchideeën, die van gunstige omstandigheeden weeten partij te trekken tot bijna al te grillige en weelderige schoonheid, tot schoonheids-excessen. Het schoon van schelpen is iets geheel anders. Daar ziet men fraaye reegelmatige figuuren en zachte kleuren. Maar die kleuren en die teekening op de schelpen, en ook het schoonglanzende parelmoer, het maakt niet den indruk van een willekeurige inspanning, zooals bloemen, vlinders, voogelveederen. De schelpen zijn ook niet zichtbaar ter bewondering uitgestald, op den zeeboodem ziet de mensch ze niet. Het schoon der schelpen is de expressie van hun geduldig en volhardend bouwen, ter eigen bescherming, geen pooging tot sieraad. Maar wél is sieraad wat die schoonste schep seltjes onzer aarde, de kleine gracelyke en uiterst fijne siervischjes vertoonen, die zich handhaven in de warme, tropische moerassen en vijvers, en die door de Chineezen worden bewonderd en gekweekt. Hun kleuren zijn prachtig, hun teekening is eeven teeder als grillig. Zonder twijfel bewonderen ze el kander, zooals ook de pauwin haar pron kende gade bewondert. Meestal worden de kleuren bij den paartijd het mooist, zoowel bij visschen, als bij voogels en insecten. Dit wijst op onderlinge bewondering en gewilde aantrekking en be kooring. Op bewondering van den mensch reekenen zij stellig niet en toch voelt de mensch hun schoonheid, zooals hij ook de schoonheid voelt van het nachtegaals-lied, al wordt het niet voor hem gezongen. Maar hoe kan men meenen, dat een zelfde Weezen al deeze schoone diertjes en planten schiep de schitterende colibrie's, de orchi deeën, de weerschijn-vlinders,de sier-vischjes en de afzichtelijke pad met zijn wrattenhuid, die de mooiste vischjes en insecten op-eet, als hij kan, de giftige pof-adder, het logge, wreede en domme nijlpaard en de draken en monsters der voor-waereld, die sints aeonen alweer als mislukte poogingen zijn te niet gegaan en wég-geruimd. Zeeker! alle leeven komt voort uit het hoogste Leeven, het is ,of God zijn zelfheid wil herhalen, en met zichzelf in wisselwerking treedt." 1) Maar het is eeven onzinnig te zeggen, dat God zelf alle dieren, planten en menschen geschapen heeft, als te zeggen, dat God alle huizen van Amsterdam gebouwd of alle boeken uit de stads-bibliotheek geschreeven en gedrukt heeft. FREDERIK VAN EEDEN 1) Uit Schijn en Weezen". I.X. pg. 96.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl