De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 8 januari pagina 1

8 januari 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

3872 Zaterdag 8 Januari A°. 1981 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekosten INHOUD: 1. Wilna, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp; De opleiding van sociaal geneeskundigen door Dr. H. H. van Eyk ; Tijdgenooten door Dr. W. G. C. Bijvanck ; 2. Amsterdam's uitbreiding, teekening van Jordaan; Boekbespreking; Krekel zangen door J. H. Speenhoff; Buitenlandsch Overzicht door Prof. Mr. J. C. van Oven ; 3. Het Roode lampje III, Van goed en Kwaad door Dr. Frederik van Eeden. Voor Vrouwen (onder redactie van Elis. M. Rogge); Weenen in 1920, door Geertruida van Vladeracken. Huishoudelijke con flicten, door Ariette. Eerste zang, door Jac. P. Thijsse. 7. De zeven geluksgoden van Japan II (slot) door W. H. de Roos. Schilderkunst-kroniek door Plasschaert. 8. Johnny Coulon. Leekenspiegel. Niekes in bad door Jan van Riemsdijk; Op den Economischen Uitkijk, door Jhr. Mr. H. Smissaert; Verhooging accijns gedistil leerd, teekening van George van Raemdonck; Dramatische kroniek door Top Naeff. 10. Ruize-Rijmen door Charivarius, Charivaria door Charivarius ; Uit het kladschrift van . Jantje. Bevrijding, door Anna Hubert van Beusekom. 11. De accijnsverhooging, teekening van Joh. Braakensiek, Kwestiën bij de volkstelling, teekening van Joh. Braakensiek ; De volon tair door Melis Stoke. Bijvoegsel: De vlucht van d'Annunzio, teekening van Joh. Braakensiek. WILNA De Tweede Kamer is in haar Kerstvacantie niet gestoord. Zij heeft den 4den Januari niet behoeven te verga deren om een beslissing te nemen over het wetsontwerp, waarbij de Regeering machtiging verzoekt, een Nederlandsen detachement deel te laten nemen aan het politietoezicht, dat door den Volken bond zal worden gehouden bij de volks stemming in het gebied van Wilna. Aanvankelijk scheen er haast bij het werk te zijn. Den 21sten December kwam het wetsontwerp bij de kamer in. De Minister van Buitenlandsche Zaken gaf in een begeleidend schrijven te kennen, dat, hoewel nog geen zekerheid bestond omtrent het tijdstip, waarop het Nederlandsche korps zou moeten vertrekken, toch rekening diende te worden gehouden met de mogelijkheid, dat dit in de eerste helft van Januari zou moeten geschieden. Mede naar aanleiding van dit schrij ven werd dan ook reeds in den morgen van den 23sten December het ontwerp onderzocht in de afdeelingen van de Kamer. Bij de daar gehouden beraad slagingen bleek, dat het er niet voetsstoots door zou gaan ; tal van leden opperden bedenkingen of stelden vragen, waarop zij een bevredigend antwoord van de Regeering wenschten te ver nemen, voordat zij hunne stem aan het ontwerp zouden kunnen geven ; de Kamer toonde volkomen terecht niet de minste geneigdheid om de zaak en bagatelle te behandelen en, op goed vertrouwen in het beleid van den Minister van Buitenlandsche Zaken, haar toestemming te verleenen tot het uitzenden van het detachement, voordat zij zich rekenschap had kunnen geven van het risico, dat zij daarmede aan vaardde. Toen dan ook in de openbare zitting van den 23sten December de Voorzitter het voorstel deed, reeds den volgenden morgen het wetsontwerp aan de orde te stellen, opperden verschillende leden daartegen bezwaar. Bij aanneming van dit voorstel toch, zou nog denzelfden avond het verslag moeten verschijnen van de beraadslagingen in de afdeelin gen ; ook al betoonde de griffie der Kamer, zooals de Voorzitter beloofde, de grootst mogelijke activiteit, wanneer er zoo moest worden gejakkerd, zou het verslag geen recht kunnen laten weder varen aan alle opmerkingen, die in de afdeelingen waren gemaakt. Bovendien zou de Minister dan niet schriftelijk, maar alleen mondeling het verslag kunnen beantwoorden; ook hierdoor zou afbreuk worden gedaan aan de zorg vuldigheid, waarmede het ontwerp be hoorde te worden onderzocht. Deze argumenten wogen zoo zwaar, dat de Kamer, op voorstel van den Voorzitter der Commissie van Rappor teurs, den heer Rutgers, besloot eerst den 4den Januari het wetsontwerp aan de orde te stellen, in de verwachting dat dan het schriftelijk antwoord der Regeering zou zijn ingekomen. Nu er niet meer zoo'n geweldige haast behoefde te worden gemaakt, kon ook aan het verslag van de beraadsla gingen in de afdeelingen de noodige zorg worden gewijd ; het verscheen in druk op den Sisten December. Toen de Kamerleden het thuis bezorgd kregen, vernamen zij tegelijk, dat zij op den 4den Januari niet bijeen behoefden te komen. Er was een kink in den kabel gekomen. De Volkenbond had aan Polen en Litauen nog nadere verzeke ringen gevraagd nopens hunne mede werking tot het houden van de volks stemming ; ook in verband daarmede was het aan de Regeering onmogelijk, het afdeelingsverslag zoo spoedig te beantwoorden. Ziehier het relaas van de feiten. Oogenschijnlijk maakt de Minister van Buitenlandsche Zaken daarbij een zonderlinge figuur. Hij laat eerst tot de Kamer zeggen : haast je, rep je !" Wanneer deze zich daardoor niet van haar stuk laat brengen en tot een kort uitstel besluit, blijkt achteraf, dat het wetsontwerp eigenlijk nog niet rijp voor behandeling is ; de Minister beschikt niet over de gegevens, die hij behoeft om een antwoord te kunnen geven op de vragen, die bij het onderzoek in de afdeelingen zijn gesteld ! Een achterdochtig mensch zou daar uit kunnen afleiden, dat de Minister het ontwerp er maar had willen doorjagen, in de hoop dat hem geen lastige vragen zouden worden gesteld ; dit snoode voor nemen zou dan alleen door de waak zaamheid der Kamer zijn verijdeld. Inderdaad verdient de Kamer lof, dat zij, zelfs in de dagen toen /.ij hun kerde naar het Kerstreces, zich niet heeft laten verleiden tot het aannemen TjybciÉNQöfÉN II, «^ , i,!." .1 . . l ;?-- l < . ? f :l. HEROÏSME Laat mij met ongedwongen nederigheid bekennen, op het punt om over d'Annunzio en Fiume te gaan spreken, dat ik met mijn onderwerp niet goed weg weet. Er worden veel heroiëke gestes gemaakt in dezen chaotischen tijd ; al te ver mee te gaan niet die heldhaftigheid, daar verzet zicii het oordeel tegen, haar bijna uitsluitend als een pose te beschouwen, dat verbiedt ons het menschelijk gevoel. En bij d'Annunzio ook de eerbied voor een artistieke persoonlijkheid van zeer hoogen rang. Ons, burgers van het Noorden, zal het zeker moeilijk afgaan volledige sympathie te hebben voor het werk van den Italiaanschen kun stenaar. Voluptas en voluntas zijn daarvan de twee motieven. Wilde wellust en een wil, gereed staand voor het uiterste, snijden er hun diepe voren, en zij wijzen den weg waar zijn geest heendringt. Maar zijn lyriek en d'Annunzio is in zijn hart een heroïsche lyricus heeft die beide motieven in een volkomen evenwichtigen vorm tot uitdruk king gebracht. Hij is de eerste onder de dich ters van zijn tijd, in Italië. Hij mag in het land van Dante als een maestro gelden. Alleen Dante geeft de ziel haar vrijheid, in d'Annunzio's poëzie heerscht en overheerscht het zinnelijke. Dat sluit op. Ik weet wel, wanneer men handelt over d'Annunzio, den held, loopt men gevaar te veel over zijn kunst nitteweiden, terwijl men zijn daden op 't oog heeft ; een opmerking over zijn romans moge hier toch nog volgen. Toen men hen voor 't eerst las in hun tijd, nu tien, ja vijf en twintig jaren bijna geleden, liet men zich meesleepen door de vaart van de voorstelling, thans wanneer men hen overleest wordt men getroffen door de een tonigheid van het geheel, l .-Ir is een gemis van verbeelding. De wereld waar de dichter ons heenvoert schijnt heel ruim ; zij heeft in werkelijkheid enge grenzen. Het zijn spiegels, heeft men gezegd, en vergezichten op doek, waardoor iiij de illusie zoekt van liet oneindige. Lang niet alles is echt gegroeid van wat hij ons geeft. Dat in zijn wezen beperkte echter is een gebrek van de geheele letterkunde der laatste jaren van de 19e eeuw. De man van actie in d'Annunzio heeft eveneens die begrenzing. Dat hij tot actie doordrong bewijst toch hoeveel echts er in hem is. Eerst over enkele voorwaarden waaronder de held is opgetreden. Men hoort tegenwoordig in Italië dikwijls gebruik gemaakt van den term : Italionita. Een volk als het Italiaansche uiterst fijnge voelig voor den naam en de trotsche over leveringen van zijn land, hervindt zijn geest en zijn karakter ook in het onbezielde en is jaloersch naar zijn bezit. Triest, zal men u zeggen, hoort bij Italië, wij konden niet gerust zijn, voor wij het hadden, maar het aspect van het land is niet Italiaansch, de golf van Triest is een golf als een ander ; daarentegen bij de golf van Fiume is de italianita onbetwistbaar. De vorm van de bocht, de eilandjes die daarvoor liggen, de oprijzende kust maken zijn verwantschap duidelijk met de golven van Napels en van van een wetsontwerp, waarbij nog zooveel haken en oogen waren. Maar men zou vermoedelijk Minister van Karnebeek toch onrecht aandoen door hem te beschuldigen, dat hij de Kamer heeft willen overrompelen. Er was dan ook eigenlijk geen reden om te vermoeden, dat hij zoo vurig verlangde Nederland deel te laten nemen aan de zending van een inter nationale troepenmacht naar Wilna. Eer het tegendeel moest worden ver ondersteld. Toen bekend was geworden, dat de Raad van den Volkenbond ook tot Nederland het verzoek had gericht een aantal manschappen voor het genoemde doel beschikbaar te stellen, bleef men geruimen tijd in onzekerheid verkeeren over het onthaal, dat deze uitnoodiging bij onze Regeering had gevonden. Eerst een paar weken later vernam men, dat minister van Karne beek bezig was een nota op te stellen, waarin nadere inlichtingen werden gevraagd over de consequenties van het aanvaarden van de uitnoodiging ; hij vreesde klaarblijkelijk zich op glad ijs te zullen begeven. Uit de memorie van toelichting, die hij bij het wetsontwerp betreffende de expeditie naar Wilna schreef, blijkt, dat ook hij niet geheel bevredigd was door het antwoord, dat hij van den Secretarisgeneraal van den Raad van den Volken bond op zijne vragen had gekregen. Toch had hij zijne bedenkingen laten varen ; wat bij hem den doorslag had gegeven tot het indienen van het wets ontwerp, was deze overweging : dat het niet op den weg van Neder,,land schijnt te liggen, zich afzijdig te houden, nu zijne medewerking wordt ingeroepen om het aan de bevolking van een tusschen twee Staten betwist gebied mogelijk te maken, zich geheel vrijelijk te uiten over de vraag, bij welken dier Staten zij zich wenscht aan te sluiten : een doel, dat door al wie voorstander is van de beginselen, waaraan de Volkenbond het aanzijn dankt, niet anders dan met sympathie kan worden begroet". Juist, dit moest voor ons den doorslag geven. Nu Nederland tot den Volken bond is toegetreden, behoort het zich niet te onttrekken aan de zedelijke ver plichtingen, die daaruit voortvloeien. Indien de Raad van den Volkenbond tot de zending van een internationale politie naar Wilna besluit en Nederland tot deelneming daaraan uitnoodigt, dan behouden wij natuurlijk de vrijheid om te beoordeelen, of wij dit gewenscht achten, maar wij moeten niet beginnen met te zeggen, zooals menig Neder lander deed : wat hebben wij nu met Wilna te maken !" Intusschen is thans gebleken, dat bij den Raad van den Volkenbond zelf twijfel is gerezen omtrent de wenschelijklieid van den bedoelden maatregel. Men moet aannemen, dat onze Regee ring, toen zij liet wetsontwerp indiende, nog niet kende den inhoud van de brie ven, die op 20 December door het Secretariaat van den Volkenbond tot de vertegenwoordigers van Polen en Litauen zijn gericht al schijnt het zonderling, dat die niet terstond te harer kennis zijn gebracht. Volgens hetgeen in Het Volk van 5 Januari uit die brieven wordt mede gedeeld, heeft de Raad aan Polen en Litauen nadere verzekering gevraagd van hun volle bereidheid tot mede werking voor het goede verloop der volksstemming ; hij waarschuwt Polen, dat hij nooit met zijn zedelijk gezag een volksstemming zal wettigen, die gehouden wordt onder voorwaarden, welke geen voldoende waarborgen geven aan alle betrokken partijen" en vraagt of de Poolsche regeering de verplich ting op zich neemt, de troepen van generaal Zeligowski die op eigen gezag, maar met heimelijke hulp van de Poolsche regeering, het betwiste gebied had bezet te ontwapenen en te verwijderen. Met andere woorden : de Raad is er niet zeker van, dat Litauen en Polen maar vooral dit laatste rijk geen ongeoorloofde middelen zullen gebruiken om invloed uit te oefenen op den uitslag der stemming. Hij vreest bovendien voor een botsing .tusschen Polen en Sovjet-Rusland en kondigt aan, dat hij, als het gebied der volksstemming opnieuw het tooneel van gewapende conflicten mocht wor den", de internationale politiemacht aanstonds zal doen terugkeeren, omdat de uitvoering van hare taak haar dan onmogelijk gemaakt is. Tot deze vrees schijnt aanleiding te zijn gegeven door een bekendmaking van de Sovjet-regeering, dat zij het als een vijandelijke daad van Polen en Litauen zal beschouwen, wanneer deze staten het betwiste gebied laten binnen trekken door troepen van mogendheden, met wieSovjet-Rusland zich in staat van oorlog beschouwt, hetgeen het geval is met sommige van de mogendheden, die aan de expeditie zullen deelnemen. Het is mogelijk, dat de Sovjet-regeering deze bedreiging alleen heeft geuit om den Volkenbond, en meer in het bij zonder Frankrijk, den voet dwars te zetten ; maar het is niet uitgesloten, dat zij werkelijk het genoemde voor wendsel zou gebruiken om aan Polen opnieuw den oorlog te kunnen ver-' klaren. Onder deze omstandigheden : nu Polen en Litauen nog geen voldoende waarborgen hebben gegeven, dat zij de taak, die de Volkenbond op zich wilde nemen, niet zullen bemoeilijken, en nu bovendien de uitvoering van die taak aan Sovjet-Rusland de gelegenheid zou kunnen bieden wederom tegen Polen op te trekken, zou het ons verstandig toe schijnen, indien de Raad van den Volkenbond zich niet blootstelde aan de kans om fiasco te maken. K r: K N K ,\ M P DE OPLEIDING VAN SOCIAAL GENEESKUNDIGEN Genua. Geen Italiaan kan daaraan twijfelen. En neem de geheele kust van Dalmatië ! ,,\Vat is er moeilijker om te bewijzen'', zegt een auteur, dan iets dat dadelijk uit zichzelf blijkt. Komt er een Italiaan in Dalmatië, hij voelt zich onmiddellijk in zijn eigen land. Waren de Slaven er nog in oneindig grooter aantal, noeli hun tegenwoordigheid en zelfs niet hun geweld zouden iets kunnen veranderen aan de Idem' van de lucht, aan de lijn in den horizon, den vorm van de stad, den bouwstijl der huizen en nou veel minder aan de gedachte, de taal, het eostnum, de kunst, in een woord den omnetelijken schat dom' de eeuwen daar opgehoopt. Dat alles, voordat men er op uitgaat het te best mierren, bijna had ik ge/egd het te zien, vo.'lt zich aan." Zoo de auteur van een studie over de ilalianita van Dalmatië. Waar zij zulk een levendig bewustzijn bezaten van wat hun toekwam in een gebied waarop de beheersching van de .\driatische zee, ,,il mare nostro," berustte, daar is het duidelijk dat Italië niet terstond na den wapenstilstand van 1918 zicli kon vinden in het denkbeeld Fiume, waar de meerderheid der bevolking Italiaansch is en Dalmatië voor het grootste deel van het eigen schiereiland af te snijden. Een groote mogendheid mocht haar eischen stellen en haar aanspraken laten gelden. Hier zat de knoop. In het land dat zich beroemde Rome, de oude wereldhoofdstad, tot hoofdstad te hebben, leefde de overtuiging dat men niet als gelijke werd erkend van de andere groote mogend heden der wereld ; de nederlaag op het eind van 1917 bij Capuretto geleden, toen de Fransche en Engelsche legers te hulp hadden moeten komen, drukte de gemoederen neer. Zij hadden zich wel opgeheven door de over winning op de Oostenrijkers bij Victorio Yeneto ; maar het bleef een teer punt. ledere zinspeling op hetgeen was geschied kwam raak aan en wondde dieper in het zenuwstel dan de buitenstaanders begrepen. Wij zijn van tuide afkomst en hebben een fijne huid," zegl een Italiaansch publicist. ..ledere prik daar ons toegebracht, kan gaan zweren." Nu hebben de mogenheden ter conferentie van I'ariis de quaestie zeker beter ingezien dan hun bedillers en President \Yilson heeft door zijn voorstel omtrent l;iume een samen werking beoogd van Joego-Slaven en Italianen in den geest van het plan dat (iiuseppeMazz.ini den gronten patriot, maar niet heel veel tact hebben de regeenngen niet gehandeld. Aan l:ranschcn, Croaten en Italianen is na het sluiten van den wapenstilstand de bezetting van Fiume opgedragen. Toen was reeds in de stad een volksstem ming gehouden en een Nationale Raad opge richt die met niets anders verklaarden zich tevreden te zullen houden dan met de aanslui ting en vereeniging bij Italië. Twisten hadden er plaats met het vreemde krijgsvolk, de Italiaansche greuadierenbataillons werden omjubcld. Een commissie van onderzoek werd door de Mogendheden ingesteld. Er was sprake van, de taak van ordebewaarders op te dragen aan een corps van Engelsche politie agenten. De spanning nam hue langer hoe meer toe, de geheele stad Fiume was een nerven se massa Als op bevel der regeering de landsbataillons de stad moesten verlaten, werden zij begeleid door een enthousiaste menigte ; bloemen werden hun op den weg gestrooid en overal klonk het : komt terug! tot weerziens ! Het antwoord was : wij zullen terug komen. Dat was in het begin van September 1919. Men wachtte op een teeken. Men verwachtte liet van n man. Le röle du médecin dans Ia sociétén'est plus seulement curatif; il est surtout prophylactique. Paul Brouardel. Gaat men na, hoe innig de algemeene gezondheid verbonden is met de meeste maatschappelijke belangen, hoe al wat tot onderhoud des levens, tot verhooging van levensgenot, tot veredeling van den mensch kan strekken, door veelvuldige omstan digheden oorzaak kan worden van ziekte en vroegtijdigen dood, dan gevoelt men hoe groot de invloed moet zijn, die door de genees kundigen op de maatschappij behoort te worden uitgeoefend, dan erkent men, hoe die invloed ten goede alleen erlangd kan wor den door onze gemeenschappelijke krachtvolle behandeling der sociale belangen. Wij moeten komen tot de kennis van de nadeelen, voortspruitende uit algemeene oorzaken, wij moeten geraken tot de kennis van ziekte oorzaken, welke door bepaalde wettelijke verordeningen kunnen worden verwijderd. Wij moeten onderzoek doen naar alle alge meene instellingen van opvoeding en wel dadigheid, naar alle inrichtingen tot herstel van gekrenkte gezondheid, raar alle veror deningen tot voorkoming en wering van be smettelijke ziektestoffen, naar alle maatrege len tot voorkoming van bederf in spijs, drank en lucht. Vruchtbaarder dan deze arbeid zal geen andere zijn. In haar is het hoofdvoordeel te zoeken, dat uit onzen gemeenschappelijken arbeid voor de groote maat schappij kan voortspruiten." Deze woorden zijn te vinden in een rapport opgesteld door Evers, Molenwater en Donders in het jaar 1850. En toch is de geneeskundige zich nog steeds in hoofdzaak blijven bemoeien met de individueele behandeling. Evenwel, het daghet in het Oosten ! De geneeskunst der massa begint zich in de laatste jaren steeds meer baan te breken en zich een plaats te veroveren naast de geneeskunst van het individu. Door wie zal nu de geneeskunst der massa moeten worden uitgeoefend, op welke wijze zullen de vruchten der verworven kennis ten nutte gemaakt kunnen worden voor de maatschappij ? Zonder twijfel door de ge neeskundigen. Dan echter moet onmiddellijk de vraag gesteld worden : voldoet de tegen- woordige opleiding tot arts aan de eischen, die gesteld mogen worden om de sociale be handeling in voldoende mate te behartigen? Naar mijn bescheiden meening niet en zij zal hieraan op den duur althans zeker niet kunnen voldoen. Laat ik eerst nagaan welke gebieden men zou kunnen samenvatten onder het begrip sociale geneeskunde. Men kan spreken van een sociale pathologie, waaronder te verstaan zijn de maatschappelijke voorwaarden tot ziek worden. Hieronder ware dan o.a. te rang schikken de hygiëne van het verkeer en fa briekswezen, van de verschillende bedrijven en van de school. En waar gesproken wordt over beroepskeuze is het duidelijk, dat deze verband zal moeten houden met de verzekeringsgeneeskunde, waarvoor de keuringen hoe langer hoe meer scherper en meer ge differentieerde grenzen zullen verkrijgen. Het gaat toch niet langer aan personen af te keuren voor alle beroepen, omdat hun 't een of ander mankeert ; sommige beroepen kun nen uitstekend beoefend worden, al hapert er iets aan de werkers ; deze geschiktheden te schiften vormt reeds een arbeidsveld op zichzelf. De opvoeding en verzorging van het kind zoowel geestelijk als lichamelijk, zoowel in paedologischen als zuiver paediatrischen /in , moet behecrscht vvoraen door den toekomstigen schoolarts, gesteund en voorge licht door onderwijzers. En ligt niet reeds hier, als ik het zoo noemen mag, het voor portaal der beroepskeuze? Het vraagstuk deiberoepskeuze is van uitermate groot belang niet alleen voor het individueel menschelijk Wat vreemd verschijnsel dat in een enkel persoon de geest van een geheele natie be lichaamd kan zijn! Hij geeft het wachtwoord, men wil het van geen ander hooren. En langs heel vreemde wegen stroomen verschillende stemmingen samen die den held tot een top punt voeren van waar hij het magnetisme van zijn persoonlijkheid uitstraalt. In het eerste tiental jaren heeft d'.Anminzio de hoogte bereikt die hij als kunstenaar niet meer zon overschrijden. Hij herhaalt zich, hij schrijft om te schrijven, om geld te verdienen. Alsof hij het leven beheerschte, heeft hij het leven in zijn volle kracht en pracht willen genieten. Alleen de bloem van liet leven en zijn onstuimige vaart die de bloemen breekt en plaats maakt voor nieuwen bloei, kan nog goed genoeg voor hem zijn. Hij troont als een koning in de salons van Rome te midden van een koor van aeslheten en bewonderaarsters, hij trekt zich terug als een vorst der Renais sance in zijn tooverkasteel van Scttignano. Maar de schuldeischers maken zich op ; vervlogen is plotseling de heerlijkheid, ver strooid worden de schatten door hem ver zameld, door hem niet langer bijeengehouden. Zijn genie wordt betwijfeld, de kritiek acht hem niet meer. Hij moet vluchten uit zijn land en gaat als balling naar Zuid-Frankrijk. Daar wekt de oorlog hem uit zijn verstijving. De broederliefde voor den Latijnschen stam, de haat tegen Austria, Italië's nationalen vijand ontvlamt zijn geest. En hij keert terug naar zijn vaderland, een prediker van de grootheid van Italië, en hij stelt zicii in den dienst van den grond die zijn geboorte heeft gezien, van den droom, dien hij daarvoor heeft gedroomd. Wat taalt hij er naar of zijn leven het offer zal worden ! De wilde moed, de wellust der gevaren heeft zijn geest bevangen. W. G. C. B Y v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl