Historisch Archief 1877-1940
3872
Zaterdag 8 Januari
A°. 1981
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekosten
INHOUD: 1. Wilna, door Prof. Dr. G. W.
Kernkamp; De opleiding van sociaal
geneeskundigen door Dr. H. H. van Eyk ;
Tijdgenooten door Dr. W. G. C. Bijvanck ;
2. Amsterdam's uitbreiding, teekening van
Jordaan; Boekbespreking; Krekel
zangen door J. H. Speenhoff;
Buitenlandsch Overzicht door Prof. Mr. J. C. van
Oven ; 3. Het Roode lampje III, Van
goed en Kwaad door Dr. Frederik van Eeden.
Voor Vrouwen (onder redactie van Elis.
M. Rogge); Weenen in 1920, door Geertruida
van Vladeracken. Huishoudelijke con
flicten, door Ariette. Eerste zang, door Jac.
P. Thijsse. 7. De zeven geluksgoden
van Japan II (slot) door W. H. de Roos.
Schilderkunst-kroniek door Plasschaert.
8. Johnny Coulon. Leekenspiegel. Niekes
in bad door Jan van Riemsdijk; Op den
Economischen Uitkijk, door Jhr. Mr. H.
Smissaert; Verhooging accijns gedistil
leerd, teekening van George van
Raemdonck; Dramatische kroniek door Top
Naeff. 10. Ruize-Rijmen door
Charivarius, Charivaria door Charivarius ; Uit het
kladschrift van . Jantje. Bevrijding, door
Anna Hubert van Beusekom. 11. De
accijnsverhooging, teekening van Joh.
Braakensiek, Kwestiën bij de volkstelling,
teekening van Joh. Braakensiek ; De volon
tair door Melis Stoke.
Bijvoegsel: De vlucht van d'Annunzio,
teekening van Joh. Braakensiek.
WILNA
De Tweede Kamer is in haar
Kerstvacantie niet gestoord. Zij heeft den
4den Januari niet behoeven te verga
deren om een beslissing te nemen over
het wetsontwerp, waarbij de Regeering
machtiging verzoekt, een Nederlandsen
detachement deel te laten nemen aan
het politietoezicht, dat door den Volken
bond zal worden gehouden bij de volks
stemming in het gebied van Wilna.
Aanvankelijk scheen er haast bij het
werk te zijn. Den 21sten December
kwam het wetsontwerp bij de kamer in.
De Minister van Buitenlandsche Zaken
gaf in een begeleidend schrijven te
kennen, dat, hoewel nog geen zekerheid
bestond omtrent het tijdstip, waarop
het Nederlandsche korps zou moeten
vertrekken, toch rekening diende te
worden gehouden met de mogelijkheid,
dat dit in de eerste helft van Januari
zou moeten geschieden.
Mede naar aanleiding van dit schrij
ven werd dan ook reeds in den morgen
van den 23sten December het ontwerp
onderzocht in de afdeelingen van de
Kamer. Bij de daar gehouden beraad
slagingen bleek, dat het er niet
voetsstoots door zou gaan ; tal van leden
opperden bedenkingen of stelden vragen,
waarop zij een bevredigend antwoord
van de Regeering wenschten te ver
nemen, voordat zij hunne stem aan het
ontwerp zouden kunnen geven ; de
Kamer toonde volkomen terecht
niet de minste geneigdheid om de zaak
en bagatelle te behandelen en, op goed
vertrouwen in het beleid van den
Minister van Buitenlandsche Zaken,
haar toestemming te verleenen tot het
uitzenden van het detachement, voordat
zij zich rekenschap had kunnen geven
van het risico, dat zij daarmede aan
vaardde.
Toen dan ook in de openbare zitting
van den 23sten December de Voorzitter
het voorstel deed, reeds den volgenden
morgen het wetsontwerp aan de orde
te stellen, opperden verschillende leden
daartegen bezwaar. Bij aanneming van
dit voorstel toch, zou nog denzelfden
avond het verslag moeten verschijnen
van de beraadslagingen in de afdeelin
gen ; ook al betoonde de griffie der
Kamer, zooals de Voorzitter beloofde,
de grootst mogelijke activiteit, wanneer
er zoo moest worden gejakkerd, zou het
verslag geen recht kunnen laten weder
varen aan alle opmerkingen, die in de
afdeelingen waren gemaakt. Bovendien
zou de Minister dan niet schriftelijk,
maar alleen mondeling het verslag
kunnen beantwoorden; ook hierdoor
zou afbreuk worden gedaan aan de zorg
vuldigheid, waarmede het ontwerp be
hoorde te worden onderzocht.
Deze argumenten wogen zoo zwaar,
dat de Kamer, op voorstel van den
Voorzitter der Commissie van Rappor
teurs, den heer Rutgers, besloot eerst
den 4den Januari het wetsontwerp aan
de orde te stellen, in de verwachting
dat dan het schriftelijk antwoord der
Regeering zou zijn ingekomen.
Nu er niet meer zoo'n geweldige
haast behoefde te worden gemaakt, kon
ook aan het verslag van de beraadsla
gingen in de afdeelingen de noodige
zorg worden gewijd ; het verscheen in
druk op den Sisten December. Toen de
Kamerleden het thuis bezorgd kregen,
vernamen zij tegelijk, dat zij op den
4den Januari niet bijeen behoefden te
komen. Er was een kink in den kabel
gekomen. De Volkenbond had aan
Polen en Litauen nog nadere verzeke
ringen gevraagd nopens hunne mede
werking tot het houden van de volks
stemming ; ook in verband daarmede
was het aan de Regeering onmogelijk,
het afdeelingsverslag zoo spoedig te
beantwoorden.
Ziehier het relaas van de feiten.
Oogenschijnlijk maakt de Minister
van Buitenlandsche Zaken daarbij een
zonderlinge figuur. Hij laat eerst tot de
Kamer zeggen : haast je, rep je !"
Wanneer deze zich daardoor niet van
haar stuk laat brengen en tot een kort
uitstel besluit, blijkt achteraf, dat het
wetsontwerp eigenlijk nog niet rijp voor
behandeling is ; de Minister beschikt
niet over de gegevens, die hij behoeft
om een antwoord te kunnen geven op
de vragen, die bij het onderzoek in de
afdeelingen zijn gesteld !
Een achterdochtig mensch zou daar
uit kunnen afleiden, dat de Minister het
ontwerp er maar had willen doorjagen,
in de hoop dat hem geen lastige vragen
zouden worden gesteld ; dit snoode voor
nemen zou dan alleen door de waak
zaamheid der Kamer zijn verijdeld.
Inderdaad verdient de Kamer lof,
dat zij, zelfs in de dagen toen /.ij hun
kerde naar het Kerstreces, zich niet
heeft laten verleiden tot het aannemen
TjybciÉNQöfÉN
II, «^ , i,!." .1 . . l ;?-- l < . ? f
:l.
HEROÏSME
Laat mij met ongedwongen nederigheid
bekennen, op het punt om over d'Annunzio
en Fiume te gaan spreken, dat ik met mijn
onderwerp niet goed weg weet. Er worden
veel heroiëke gestes gemaakt in dezen
chaotischen tijd ; al te ver mee te gaan niet die
heldhaftigheid, daar verzet zicii het oordeel
tegen, haar bijna uitsluitend als een pose te
beschouwen, dat verbiedt ons het menschelijk
gevoel.
En bij d'Annunzio ook de eerbied voor een
artistieke persoonlijkheid van zeer hoogen
rang.
Ons, burgers van het Noorden, zal het zeker
moeilijk afgaan volledige sympathie te hebben
voor het werk van den Italiaanschen kun
stenaar. Voluptas en voluntas zijn daarvan de
twee motieven. Wilde wellust en een wil,
gereed staand voor het uiterste, snijden er
hun diepe voren, en zij wijzen den weg waar
zijn geest heendringt. Maar zijn lyriek
en d'Annunzio is in zijn hart een heroïsche
lyricus heeft die beide motieven in een
volkomen evenwichtigen vorm tot uitdruk
king gebracht. Hij is de eerste onder de dich
ters van zijn tijd, in Italië. Hij mag in het
land van Dante als een maestro gelden.
Alleen Dante geeft de ziel haar vrijheid,
in d'Annunzio's poëzie heerscht en
overheerscht het zinnelijke. Dat sluit op.
Ik weet wel, wanneer men handelt over
d'Annunzio, den held, loopt men gevaar te
veel over zijn kunst nitteweiden, terwijl men
zijn daden op 't oog heeft ; een opmerking
over zijn romans moge hier toch nog volgen.
Toen men hen voor 't eerst las in hun tijd,
nu tien, ja vijf en twintig jaren bijna geleden,
liet men zich meesleepen door de vaart van
de voorstelling, thans wanneer men hen
overleest wordt men getroffen door de een
tonigheid van het geheel, l .-Ir is een gemis
van verbeelding.
De wereld waar de dichter ons heenvoert
schijnt heel ruim ; zij heeft in werkelijkheid
enge grenzen. Het zijn spiegels, heeft men
gezegd, en vergezichten op doek, waardoor
iiij de illusie zoekt van liet oneindige. Lang
niet alles is echt gegroeid van wat hij ons geeft.
Dat in zijn wezen beperkte echter is een
gebrek van de geheele letterkunde der laatste
jaren van de 19e eeuw.
De man van actie in d'Annunzio heeft
eveneens die begrenzing. Dat hij tot actie
doordrong bewijst toch hoeveel echts er in
hem is.
Eerst over enkele voorwaarden waaronder
de held is opgetreden.
Men hoort tegenwoordig in Italië dikwijls
gebruik gemaakt van den term : Italionita.
Een volk als het Italiaansche uiterst fijnge
voelig voor den naam en de trotsche over
leveringen van zijn land, hervindt zijn geest
en zijn karakter ook in het onbezielde en is
jaloersch naar zijn bezit.
Triest, zal men u zeggen, hoort bij Italië,
wij konden niet gerust zijn, voor wij het
hadden, maar het aspect van het land is niet
Italiaansch, de golf van Triest is een golf
als een ander ; daarentegen bij de golf van
Fiume is de italianita onbetwistbaar. De vorm
van de bocht, de eilandjes die daarvoor liggen,
de oprijzende kust maken zijn verwantschap
duidelijk met de golven van Napels en van
van een wetsontwerp, waarbij nog
zooveel haken en oogen waren.
Maar men zou vermoedelijk Minister
van Karnebeek toch onrecht aandoen
door hem te beschuldigen, dat hij de
Kamer heeft willen overrompelen.
Er was dan ook eigenlijk geen reden
om te vermoeden, dat hij zoo vurig
verlangde Nederland deel te laten
nemen aan de zending van een inter
nationale troepenmacht naar Wilna.
Eer het tegendeel moest worden ver
ondersteld. Toen bekend was geworden,
dat de Raad van den Volkenbond ook
tot Nederland het verzoek had gericht
een aantal manschappen voor het
genoemde doel beschikbaar te stellen,
bleef men geruimen tijd in onzekerheid
verkeeren over het onthaal, dat deze
uitnoodiging bij onze Regeering had
gevonden. Eerst een paar weken later
vernam men, dat minister van Karne
beek bezig was een nota op te stellen,
waarin nadere inlichtingen werden
gevraagd over de consequenties van het
aanvaarden van de uitnoodiging ; hij
vreesde klaarblijkelijk zich op glad ijs
te zullen begeven.
Uit de memorie van toelichting, die
hij bij het wetsontwerp betreffende de
expeditie naar Wilna schreef, blijkt, dat
ook hij niet geheel bevredigd was door
het antwoord, dat hij van den
Secretarisgeneraal van den Raad van den Volken
bond op zijne vragen had gekregen.
Toch had hij zijne bedenkingen laten
varen ; wat bij hem den doorslag had
gegeven tot het indienen van het wets
ontwerp, was deze overweging :
dat het niet op den weg van
Neder,,land schijnt te liggen, zich afzijdig te
houden, nu zijne medewerking wordt
ingeroepen om het aan de bevolking
van een tusschen twee Staten betwist
gebied mogelijk te maken, zich geheel
vrijelijk te uiten over de vraag, bij
welken dier Staten zij zich wenscht
aan te sluiten : een doel, dat door al
wie voorstander is van de beginselen,
waaraan de Volkenbond het aanzijn
dankt, niet anders dan met sympathie
kan worden begroet".
Juist, dit moest voor ons den doorslag
geven. Nu Nederland tot den Volken
bond is toegetreden, behoort het zich
niet te onttrekken aan de zedelijke ver
plichtingen, die daaruit voortvloeien.
Indien de Raad van den Volkenbond
tot de zending van een internationale
politie naar Wilna besluit en Nederland
tot deelneming daaraan uitnoodigt, dan
behouden wij natuurlijk de vrijheid om
te beoordeelen, of wij dit gewenscht
achten, maar wij moeten niet beginnen
met te zeggen, zooals menig Neder
lander deed : wat hebben wij nu met
Wilna te maken !"
Intusschen is thans gebleken, dat bij
den Raad van den Volkenbond zelf
twijfel is gerezen omtrent de
wenschelijklieid van den bedoelden maatregel.
Men moet aannemen, dat onze Regee
ring, toen zij liet wetsontwerp indiende,
nog niet kende den inhoud van de brie
ven, die op 20 December door het
Secretariaat van den Volkenbond tot
de vertegenwoordigers van Polen en
Litauen zijn gericht al schijnt het
zonderling, dat die niet terstond te harer
kennis zijn gebracht.
Volgens hetgeen in Het Volk van 5
Januari uit die brieven wordt mede
gedeeld, heeft de Raad aan Polen en
Litauen nadere verzekering gevraagd
van hun volle bereidheid tot mede
werking voor het goede verloop der
volksstemming ; hij waarschuwt Polen,
dat hij nooit met zijn zedelijk gezag
een volksstemming zal wettigen, die
gehouden wordt onder voorwaarden,
welke geen voldoende waarborgen geven
aan alle betrokken partijen" en vraagt
of de Poolsche regeering de verplich
ting op zich neemt, de troepen van
generaal Zeligowski die op eigen
gezag, maar met heimelijke hulp van
de Poolsche regeering, het betwiste
gebied had bezet te ontwapenen en
te verwijderen.
Met andere woorden : de Raad is er
niet zeker van, dat Litauen en Polen
maar vooral dit laatste rijk geen
ongeoorloofde middelen zullen gebruiken
om invloed uit te oefenen op den
uitslag der stemming.
Hij vreest bovendien voor een botsing
.tusschen Polen en Sovjet-Rusland en
kondigt aan, dat hij, als het gebied
der volksstemming opnieuw het tooneel
van gewapende conflicten mocht wor
den", de internationale politiemacht
aanstonds zal doen terugkeeren, omdat
de uitvoering van hare taak haar dan
onmogelijk gemaakt is.
Tot deze vrees schijnt aanleiding te
zijn gegeven door een bekendmaking
van de Sovjet-regeering, dat zij het als
een vijandelijke daad van Polen en
Litauen zal beschouwen, wanneer deze
staten het betwiste gebied laten binnen
trekken door troepen van mogendheden,
met wieSovjet-Rusland zich in staat van
oorlog beschouwt, hetgeen het geval is
met sommige van de mogendheden, die
aan de expeditie zullen deelnemen. Het
is mogelijk, dat de Sovjet-regeering
deze bedreiging alleen heeft geuit om
den Volkenbond, en meer in het bij
zonder Frankrijk, den voet dwars te
zetten ; maar het is niet uitgesloten,
dat zij werkelijk het genoemde voor
wendsel zou gebruiken om aan Polen
opnieuw den oorlog te kunnen ver-'
klaren.
Onder deze omstandigheden : nu
Polen en Litauen nog geen voldoende
waarborgen hebben gegeven, dat zij de
taak, die de Volkenbond op zich wilde
nemen, niet zullen bemoeilijken, en nu
bovendien de uitvoering van die taak
aan Sovjet-Rusland de gelegenheid zou
kunnen bieden wederom tegen Polen op
te trekken, zou het ons verstandig toe
schijnen, indien de Raad van den
Volkenbond zich niet blootstelde aan
de kans om fiasco te maken.
K r: K N K ,\ M P
DE OPLEIDING VAN SOCIAAL
GENEESKUNDIGEN
Genua. Geen Italiaan kan daaraan twijfelen.
En neem de geheele kust van Dalmatië !
,,\Vat is er moeilijker om te bewijzen'',
zegt een auteur, dan iets dat dadelijk uit
zichzelf blijkt. Komt er een Italiaan in
Dalmatië, hij voelt zich onmiddellijk in zijn eigen
land. Waren de Slaven er nog in oneindig
grooter aantal, noeli hun tegenwoordigheid
en zelfs niet hun geweld zouden iets kunnen
veranderen aan de Idem' van de lucht, aan de
lijn in den horizon, den vorm van de stad, den
bouwstijl der huizen en nou veel minder aan
de gedachte, de taal, het eostnum, de kunst,
in een woord den omnetelijken schat dom' de
eeuwen daar opgehoopt. Dat alles, voordat
men er op uitgaat het te best mierren, bijna
had ik ge/egd het te zien, vo.'lt zich aan."
Zoo de auteur van een studie over de
ilalianita van Dalmatië.
Waar zij zulk een levendig bewustzijn
bezaten van wat hun toekwam in een gebied
waarop de beheersching van de .\driatische
zee, ,,il mare nostro," berustte, daar is het
duidelijk dat Italië niet terstond na den
wapenstilstand van 1918 zicli kon vinden in
het denkbeeld Fiume, waar de meerderheid
der bevolking Italiaansch is en Dalmatië voor
het grootste deel van het eigen schiereiland
af te snijden. Een groote mogendheid mocht
haar eischen stellen en haar aanspraken laten
gelden.
Hier zat de knoop.
In het land dat zich beroemde Rome, de
oude wereldhoofdstad, tot hoofdstad te hebben,
leefde de overtuiging dat men niet als gelijke
werd erkend van de andere groote mogend
heden der wereld ; de nederlaag op het eind
van 1917 bij Capuretto geleden, toen de
Fransche en Engelsche legers te hulp hadden
moeten komen, drukte de gemoederen neer.
Zij hadden zich wel opgeheven door de over
winning op de Oostenrijkers bij Victorio
Yeneto ; maar het bleef een teer punt. ledere
zinspeling op hetgeen was geschied kwam
raak aan en wondde dieper in het zenuwstel
dan de buitenstaanders begrepen. Wij zijn
van tuide afkomst en hebben een fijne huid,"
zegl een Italiaansch publicist. ..ledere prik
daar ons toegebracht, kan gaan zweren."
Nu hebben de mogenheden ter conferentie
van I'ariis de quaestie zeker beter ingezien
dan hun bedillers en President \Yilson heeft
door zijn voorstel omtrent l;iume een samen
werking beoogd van Joego-Slaven en Italianen
in den geest van het plan dat (iiuseppeMazz.ini
den gronten patriot, maar niet heel veel tact
hebben de regeenngen niet gehandeld. Aan
l:ranschcn, Croaten en Italianen is na het
sluiten van den wapenstilstand de bezetting
van Fiume opgedragen.
Toen was reeds in de stad een volksstem
ming gehouden en een Nationale Raad opge
richt die met niets anders verklaarden zich
tevreden te zullen houden dan met de aanslui
ting en vereeniging bij Italië. Twisten hadden
er plaats met het vreemde krijgsvolk, de
Italiaansche greuadierenbataillons werden
omjubcld. Een commissie van onderzoek werd
door de Mogendheden ingesteld. Er was
sprake van, de taak van ordebewaarders op te
dragen aan een corps van Engelsche politie
agenten. De spanning nam hue langer hoe
meer toe, de geheele stad Fiume was een
nerven se massa
Als op bevel der regeering de landsbataillons
de stad moesten verlaten, werden zij begeleid
door een enthousiaste menigte ; bloemen
werden hun op den weg gestrooid en overal
klonk het : komt terug! tot weerziens !
Het antwoord was : wij zullen terug komen.
Dat was in het begin van September 1919.
Men wachtte op een teeken.
Men verwachtte liet van n man.
Le röle du médecin dans Ia sociétén'est
plus seulement curatif; il est surtout
prophylactique.
Paul Brouardel.
Gaat men na, hoe innig de algemeene
gezondheid verbonden is met de meeste
maatschappelijke belangen, hoe al wat tot
onderhoud des levens, tot verhooging van
levensgenot, tot veredeling van den mensch
kan strekken, door veelvuldige omstan
digheden oorzaak kan worden van ziekte
en vroegtijdigen dood, dan gevoelt men hoe
groot de invloed moet zijn, die door de genees
kundigen op de maatschappij behoort te
worden uitgeoefend, dan erkent men, hoe
die invloed ten goede alleen erlangd kan wor
den door onze gemeenschappelijke
krachtvolle behandeling der sociale belangen. Wij
moeten komen tot de kennis van de nadeelen,
voortspruitende uit algemeene oorzaken, wij
moeten geraken tot de kennis van ziekte
oorzaken, welke door bepaalde wettelijke
verordeningen kunnen worden verwijderd.
Wij moeten onderzoek doen naar alle alge
meene instellingen van opvoeding en wel
dadigheid, naar alle inrichtingen tot herstel
van gekrenkte gezondheid, raar alle veror
deningen tot voorkoming en wering van be
smettelijke ziektestoffen, naar alle maatrege
len tot voorkoming van bederf in spijs, drank
en lucht. Vruchtbaarder dan deze arbeid
zal geen andere zijn. In haar is het
hoofdvoordeel te zoeken, dat uit onzen
gemeenschappelijken arbeid voor de groote maat
schappij kan voortspruiten."
Deze woorden zijn te vinden in een rapport
opgesteld door Evers, Molenwater en Donders
in het jaar 1850.
En toch is de geneeskundige zich nog
steeds in hoofdzaak blijven bemoeien met
de individueele behandeling. Evenwel, het
daghet in het Oosten ! De geneeskunst der
massa begint zich in de laatste jaren steeds
meer baan te breken en zich een plaats te
veroveren naast de geneeskunst van het
individu.
Door wie zal nu de geneeskunst der massa
moeten worden uitgeoefend, op welke wijze
zullen de vruchten der verworven kennis
ten nutte gemaakt kunnen worden voor de
maatschappij ? Zonder twijfel door de ge
neeskundigen. Dan echter moet onmiddellijk
de vraag gesteld worden : voldoet de tegen-
woordige opleiding tot arts aan de eischen,
die gesteld mogen worden om de sociale be
handeling in voldoende mate te behartigen?
Naar mijn bescheiden meening niet en zij
zal hieraan op den duur althans zeker niet
kunnen voldoen.
Laat ik eerst nagaan welke gebieden men
zou kunnen samenvatten onder het begrip
sociale geneeskunde. Men kan spreken van
een sociale pathologie, waaronder te verstaan
zijn de maatschappelijke voorwaarden tot ziek
worden. Hieronder ware dan o.a. te rang
schikken de hygiëne van het verkeer en fa
briekswezen, van de verschillende bedrijven
en van de school. En waar gesproken wordt
over beroepskeuze is het duidelijk, dat deze
verband zal moeten houden met de
verzekeringsgeneeskunde, waarvoor de keuringen
hoe langer hoe meer scherper en meer ge
differentieerde grenzen zullen verkrijgen.
Het gaat toch niet langer aan personen af
te keuren voor alle beroepen, omdat hun 't een
of ander mankeert ; sommige beroepen kun
nen uitstekend beoefend worden, al hapert
er iets aan de werkers ; deze geschiktheden
te schiften vormt reeds een arbeidsveld op
zichzelf.
De opvoeding en verzorging van het kind
zoowel geestelijk als lichamelijk, zoowel
in paedologischen als zuiver paediatrischen
/in , moet behecrscht vvoraen door den
toekomstigen schoolarts, gesteund en voorge
licht door onderwijzers. En ligt niet reeds
hier, als ik het zoo noemen mag, het voor
portaal der beroepskeuze? Het vraagstuk
deiberoepskeuze is van uitermate groot belang
niet alleen voor het individueel menschelijk
Wat vreemd verschijnsel dat in een enkel
persoon de geest van een geheele natie be
lichaamd kan zijn! Hij geeft het wachtwoord,
men wil het van geen ander hooren. En langs
heel vreemde wegen stroomen verschillende
stemmingen samen die den held tot een top
punt voeren van waar hij het magnetisme
van zijn persoonlijkheid uitstraalt.
In het eerste tiental jaren heeft d'.Anminzio
de hoogte bereikt die hij als kunstenaar niet
meer zon overschrijden. Hij herhaalt zich, hij
schrijft om te schrijven, om geld te verdienen.
Alsof hij het leven beheerschte, heeft hij het
leven in zijn volle kracht en pracht willen
genieten. Alleen de bloem van liet leven en
zijn onstuimige vaart die de bloemen breekt
en plaats maakt voor nieuwen bloei, kan nog
goed genoeg voor hem zijn. Hij troont als een
koning in de salons van Rome te midden van
een koor van aeslheten en bewonderaarsters,
hij trekt zich terug als een vorst der Renais
sance in zijn tooverkasteel van Scttignano.
Maar de schuldeischers maken zich op ;
vervlogen is plotseling de heerlijkheid, ver
strooid worden de schatten door hem ver
zameld, door hem niet langer bijeengehouden.
Zijn genie wordt betwijfeld, de kritiek acht
hem niet meer. Hij moet vluchten uit zijn
land en gaat als balling naar Zuid-Frankrijk.
Daar wekt de oorlog hem uit zijn verstijving.
De broederliefde voor den Latijnschen stam,
de haat tegen Austria, Italië's nationalen
vijand ontvlamt zijn geest. En hij keert terug
naar zijn vaderland, een prediker van de
grootheid van Italië, en hij stelt zicii in den
dienst van den grond die zijn geboorte heeft
gezien, van den droom, dien hij daarvoor heeft
gedroomd.
Wat taalt hij er naar of zijn leven het offer
zal worden ! De wilde moed, de wellust der
gevaren heeft zijn geest bevangen.
W. G. C. B Y v A N c K