De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 15 januari pagina 7

15 januari 1921 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

15 Jan. '21. No. 2273 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BOEKBESPREKING Is. QUERIDO, De Oude Waereld, Zonsop gang. Amsterdam, Scheltens en Giltay, 1920. JOH. DE MEESTER, Gezin, Amsterdam, Em. Querido, 1920. C. S. ADAMA VAN SCHELTEMA, De keerende kudde, Rotterdam, W. L. en J. Brusse's Uitg. Mij. 1920. 't Is een dwaze, simpele verzuchting, die ik toch even uiten moet na dit nieuwe boek van Querido: Ware ons Hollandsch toch een wereldtaal! Een geniaal man als Querido zou stoffelijk vinden waar hij recht op heeft. Maar dit belang verzinkt bij de geestelijke waarde voor heel de menschheid, de sidde rende schoonheidsontroering, die duizenden en duizenden in zijn werk zouden vinden, de wellustige geslagenheid, die van de tragiek van het zuiver menschelijke in dit geweldig proza over allen zou uitgaan. Vertalen? Och, al licht zal het gebeuren. Maar als al het beste van heel onze literatuur treft toch ook dit werk het lot, dat het eigen lijk in zijn rijkdom van schilderende zinnenstoe ten, in de macht van zijn eigen persoonlijk geluid onvertaalbaar is. Couperus schrijft een knappen historischen roman. Maar dat is toch eigenlijk slechts de voortzetting van den ouden historischen roman met de bedoeling een of ander historische per soonlijkheid zoo trouw mogelijk in zijn meest ware milieu te «childeren, het weer inblazen van leven in een historisch verleden. Couperus sluit aan bij Schimmel. Zooals deze wat fleuriger en oorspronkelijker was dan Van Lennep, zoo is Couperus rijker in beeldend vermogen, dieper van psychologisch inzicht, weidscher van uiterlijken zwier. Dat laat zich best lezen. Maar Queriodo is wat anders, die sluit zich, zonder eenige navolging natuurlijk, aan bij Van Oordt. Querido moet breeduit schilderen het grootmenschelijke, alle driften en passiën. Hij heeft he.t gedaan in zijn vroeger werk, in zijn Jordaan en andere, met menschen die om ons heen leven; zijn machtige dichterlijke drang bracht hem in de wereld der Oudheid ; hij heeft het eeuwig menschelijke willen zetten buiten onze stil burgerlijke sfeer van knusse vormen en gebruiken'. Als Flaubert weerkaatst hij den aan blik van het heelal en ziet alle dingen in een eeuwig heden. Maar als Flaubert heeft hij niet gerust, voor hij in het stoffelijke en geestelijke der oudheid, zoo diep mogelijk is door ge drongen en hij heeft dit gedaan met een ver bazingwekkende werkkracht, een wel zelden falende intuïtie, een ingeboren wetenschappelijken zin. Ik heb een voorgevoel alsof de scène met den aap niet past in de Perzische sfeer. Dit is geen aanmerking; ik beken mij .gaarne incompetent in het zuiver aanvoelen van alle mogelijke Perzische sferen. Maar niet temin het gevoel is er. Voor mij is het heele geval met den aap te gemakkelijk te transponeeren in het verhaal van een dronken-studenten-dwaasheid uit de dagen dat een student nog een student was. Maar let wel in den overmoedigen verdwaasden jongeling zou dan leven dat zelfde machtsbesef, dat zich geeft in een gril, het gevoel om naar volkomen willekeur zijn dwaasheid te laten loopen, als bij Xerxes. Het is het alge meen menschelijke. En Querido had de scène noodig in haar lu guber groteske tegenstelling tot den machtigen heerscher, die te voren in duivelsche verruk king en beklemmende huivering al die onder worpen stammen in het brandend mysterie van haar gebaren en schichtige angstuitingen voor zijn troon kruipen zag. Het is geweldig den heerscher te voelen, komend uit de stille ingetogenheid, de straffe beheersching van zijn booze instincten onder een streng meester, den heerscher met zijn goddelooze grillen en felle aandriften maar ook met zijn droef^zachtzinnige en heroieke edel moedigheid, komend tot steeds wijdere macht, zwelgend in de heerschappij, zich de goden gelijk wanend, te voelen, in zijn angst, de ontzettende benauwing van de mysteriën, die op hem aandringen, het ongeloof aan zich zelf: Mijn Heerlijkheid is tijdeloos, murmelen mijn raadmelders en magiërs.... maar dat moet ik toch zélf het rst beseffen, en dat voel ik niet. Ik ben grillig als een zeestorm. Ik beuk, ik knaag, ik loey en ik schrey in de eenzaamheid O slaaf, verlos mij van mijn almachtig en toch onwerkelijk, machteloos zelf." iiiiiiiiiiiiiiii:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiii MEDISCHE KRONIEK KAN DE TYPHUSZIEKTE WORDENJUITGEROEID ? De vergadering van den Volkenbondsraad bracht dezerdageneen vraagstuk naarvoren dat mijnbijzonderebelangstellingheeften waarover ik gaarne eens mijn meening zeg. De geldelijke steun aan Polen, ter bestrijding van de typhusepidemie, die daar te lande heerscht, brengt als vanzelf in onze herinnering terug de opti mistische berichten, in het Tijdschrift voor Geneeskunde ecnigen tijd geleden uit Amerika omtrent de febris typlioidea mede gedeeld. In die mededeeling werd het perspec tief van uitroeiing dezer gevreesde ziekte ge opend,terwijl de redactie van ons vaderlandsch vaktijdschrift, alhoewel met blijdschap de mogelijkheid van verdere verbetering constateerende, dat optimisme niet geheel meende te kunnen deelen. Waar in ons land, speciaal in Noord- en Zuid-Holland, de typheuse koortsen nog altijd een belangrijke rol spelen, is het wel eens in teressant om na te gaan of er reden is voor dat Amerikaansche optimisme, dan wel of wij hier te doen hebben met een uiting, niet vrij van de in de groote Republiek niet ongebruike lijke humbug. Om dat te kunnen bcoordeelen, hebben we ons rekenschap te geven van drie dingen : lo. de verbreidingswijze der ziekte, 2o. de middelen ter bestrijding en 3o. de mogelijkheid, deze bestrijdings middelen over de geheele linie in toepassing te brengen. Omtrent de verbreidingswijze der ziekte, die gebonden is aan de aanwezigheid van een voldoende gekarakteriseerd organisme, den typhusbacil, is de wetenschap heden ten dage volkomen ingelicht. In het algemeen genomen komt de verbreiding tot stand door voedings middelen : melk, water, groenten, oesters etc. of wel door contact van persoon op persoon. Doch in laatste instantie is het totstandkomen dezer gevreesde ziekte gebonden aan cle tegen woordigheid der z.g. bacillendragers, d.w.z. meestal gezonde menschen van beiderlei kunne en alle mogelijke leeftijden,die een bacillenhaard in hun lichaam, meestal in de galTot hij eindelijk komt tot de schepping van den kweller van zich zelf, die hem telkens weer sarrend en spottend neerhaalt, den heroischen hofnar, den met Shakespeariaansche kracht geschilderden Ruba, den fieren fel striemenden, die zijn meester brengt tot de kreunende klacht: ,,0 Ruba verneder mij niet al te zeer," in dat lange, martelende gesprek van altijd treffend woord en wederwoord, in die door Xerxes zelf gewilde verhouding van vernedering en kwelling, door den heer scher die geniet, als hij de geeselzweep boven zich zelf hoort suizen. Zoo worden we door al die treffende geweldige antithesen heen gevoerd tot het meest aangrijpende caput in dit boek Nachten van Xerxes," waar de heerscher wordt opgestuwd tot een paroxysme van angst en verdwaasde machteloosheid, want boven zijn aangezicht, uit het hooge schemerende hemelstel, zag hij monsterach tige stonnvogels aandeinen, die hunne ge ronnen vleugelen leegschudden en als in een vlamme-straal, gifpijlen over heel de beduisterde slaapruimte neersuizelden. In schrik en benauwenis zag hij hen rond de gouden kroon luchters der zij- en binnenvertrekken om- en omzwenken, of van top tot teen opruischen tusschen de tegelwanden van boogschutters en zonnescherm-dragers. Dol wanhopig greep hij naar zijn scepter, symbool der hoogste heer schappij, om tegen deze gruwelijke indringers, eigen weegeklag en angsten met zichtbaar koningsgezag te ondersteunen, en om de ve nijnige onrust in zijn hart te stillen. Plots lachte Xerxes verdwaasd, met een kreunende, bange stem. De gewonde stormvogels bleven zwirrelen boven zijn lakenen terwijl hun aanklepperend vlerkengeruisch hem telkens deed gillen en schreeuwen van afgrijzen." Uit die worsteling wordt de nieuwe kracht voor nieuwe oorlogsdroomen geboren. Ik kan me voorstellen, dat het mooie boekje van De Meester in sommige kringen een beetje shocking gevonden wordt. Verbeeld n, een papa, die een aanslag doet op zijn dochter en daartoe gerechtigd meent te zijn, omdat het waarschijnlijk zijn dochter niet is. Goed, het zijMaar wat is dat weer een prachtig- stuk realistisch proza in de schildering van de natuur en de decors en in volkomen samensteiiiming daarmee van wat broeit in 's menschen gemoed. Wat een rustige eenheid, welk een evenwicht. Hoor den eersten aanslag: De lange morgen hadden akkers en weiden ge trild in de pracht van het nederzevend zonnegoud. Met den middag lag 't land amechtig, woest hield de gloed het strak bevangen, alle vocht weggedroogd. Op de rechte smalle paden, tusschen het doodkrakend koren en de stinkende boekweit, korrelden de droge klodders klei onder de stappen der boeren en boerinnen weg, zoodat hun lompe voeten bij de groote passen telkens dom uitgleden. Het was kermisdag." In dit mistroostige van de dorre zomerhitte klinkt reeds het heele boek. Dat dorstende, onbevredigde, dat verwazend onzekere, dat branderig oplaait en toch weer neerstaat, is in alle menschen, die hier even, maar toch bij zonder raak en scherp worden aangegeven. Zoo in vrouw Evers in haar onbestemde verlangens, in het mysterie, dat brandt in het herbergwijf, waar niemand mee op zijn gemak is en ieder graag mee mag praten. Zoo tot in de meid die de appel op 'r neus had ge kregen" en haar jongen ; zoo tot zelfs in de muzikanten. Een geheimzinnig broeierig verschroeiend iets beweegt zich door de ge maakte suffe kermisleute, door den Rooie en Gart Jan, de vaders van vrouw Evers d'r kinderen. En in den berustenden nijd van den Rooie, die wrokt over zijn eigen onverschil ligheid om zijn vrouw te pesten, voelen we den brand aangroeien, als hij in het veld in den avond de paren bespiedt in het koren, en uit slaan in de daad. En alles smeult weer weg. Er is een mooie zuivere stemming in dit boekje, die van het begin tot liet einde mees terlijk wordt volgehouden Men kan De Maupassant even noemen, maar meer ook niet. Het blijft innige rasechte Hollandsche realis tische kunst. Als er dat ne Marschlied De rooden roepen !" niet in stond zou men in dit bun deltje den socialistischen dichter, die in zijn kunstleer heel de?bewegingvan Wverdoemde, niet herkennen. Theorie en practijk loopen hier ver uit elkaar, van een onpersoonlijke kunst der gemeenschap voor een wordende nieuwe wereld is hier geen spoor, 't Is alles uiterst individueel, lieve, zuivere poëzie; enkele prachtdingetjes zijn eronder. Hier spreekt een dichterlijk gemoed zijn stillen weemoed uit over al het vergankelijke en vindt in de natuur samenstemming met zijn zoete klacht. De blaren vallen, En volgen elkaar, Zoo zirmen we allen Hier en daar. Als blaren varen De levens voorbij De dag, de jaren. En wij ook wij ! Is het niet, of ge De Génestet hoort? Ik zeg dit allerminst om het werk van Adama te verkleinen. Ik heb De Génestet weer leeren liefhebben in de laatste jaren. Zoo is er heel veel meer in dit bundeltje zuiver en puur De Génestet. 't Zou geen moeite kosten het voor posthuum werk van dien dichter te laten doorgaan, hoor maar : Ik leefde 't groote leven, Nu leeft het leven mij Wat het mij nog wil geven Gaat zacht en vroom voorbij. Hoe veel hoe ver begeerde ik, Hoe klein werd 's levens eisch, Ach en hoe langzaam leerde ik, Hoe moeilijk wordt men wijs. Maar den echten zuiveren Adama van vroeger hooren we hier toch ook. Lees zijn Polder : Polder met jouw witte wegen, En jouw slooten aan de kant." Dat is van zeldzame pracht. Over het algemeen is in dezen bundel een herfst stemming, de herfst die naar den avond van het leven neigt, schoon, eenvoudig, menschelijk. Niet meer de fiere opstandigheid van de eeuwig strijdende en veroverende menschheid. J. PRINSEN JLZ. S P O;O RWEGMISÈREJ Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck EEN FRANSCH BOEK OVER KINDEREN Vertellingen rond de bewaarschool, van LÉON FRAIMK, bewerkt door A. M. DE JONG. Uitgave J. Ploegsma. Zeist. Als je al te sterk op liet meelij van het publiek aandringt, voelen ze de vooringeno menheid van den schrijver", zegt Frapi in een zijner schetsen (Het Lesje bl. 192). Als de schrijver dit zelf voor oogen had ge houden, zou hij voorzichtiger geweest zijn met het hinein examinieren zijner gedachten in zijn kinderen, die in de meeste gevallen meer op scheppingen dan op echte kinderen der waar neming gelijken. Ziehier een gesprek tus schen Rose, de werkmeid der bewaarschool en de zesjarige Marie : Kust u nooit es kleine^kinderen?" Ja zeker. Ik kus dikwels kleine kindertjes." Marie's verslagenheid neemt toe. O, .... dan houdt u zeker alleen van de anderen?" De anderen? Welke anderen?" Marie buigt het hoofd : Nou ... d'r zijn rijken en hongcrlijers . . ." Heel zachtjes, ellen dig onderworpen, voegt ze er bij : U houdt niet van hongerlijers . . . ". Wat een antwoord l En dat voor een kind van zes jaar! In een zijner schetsen (?Het werkwoord") zegt hij : Want als je zelfs in de eenvoudigste zaak van de wereld, litteratuur gaat brengen, kom je dadelik tot verwikkelingen, die op z'n zachtst uitgedrukt, overbodig genoemd moe ten worden." Zegt u dat wel! Hoor, hoe Frapi elders een klein kind laat spreken (het gaat om een verhouding tusschen een meisje en een jongetje, beide bewaarschoolleerlinge»): Ik begrijp best, dat ze Adam z'n kippetje zijn wil; 't is net of ze 't fijn vindt om afge ranseld te worden." Zie, zoo spreken Frapié's kleintjes. Het succes dat zijn Bewaarschool" had, waar de ellende trouwens ook al te dik was opgelegd, heeft Frapiéer blijkbaar toe ge bracht, de bewaarschool te vervolgen. De straf is niet uitgebleven : de kindertjes van de bewaarschool vervolgen hém. inplaats van deernis proeft men kunstmatige, in liet litteratuur-laboratorium gefabriceerde wrangheid. In menige schets zijn het niet bewaarschoolkindertjes, die men voor zich ziet, ?maar miniatuur-Frapieetjes en dat nog wel, terwijl de auteur in een van zijn schetsen zegt : Maar geen litteratuur, wat ik u bidden mag." Waar de schrijver zich daarentegen weet te beperken tot eenvoudige waarneming, is blaas, herbergen. Van uit dezen haard worden de bacillen met de faeces of de urine naar bui ten gebracht, waar ze onder omstandigheden tot besmetting van melk of anderszins of wel direct van andere personen aanleiding kunnen geven.Op precies dezelfdewijze heeft dan verder de overdracht van de ziekte op weer nieuwe slachtoffers plaats, doordat de ziekte gezeteld is in het darmkanaal of in de urinewegen. Het is wel uitermate merkwaardig, hoe op dit gebied de natuur ook weer zorgt voor het voortbestaan der soort", om het eens in Darwinistisclien zin uit te drukken. Aan het genus der bacillendragers toch worden voort durend nieuwe exemplaren toegevoegd, door dat 3 a 5"0 der geïnfecteerden voorbeschikt zijn tot bacillendragers, welke rol tientallen van jaren kan worden vervuld. Het zijn voorna melijk de vrouwen, die ook hier het kwaad stichten ; zij zijn viermaal sterker onder de typhusbacillendragers vertegenwoordigd en kunnen gedurende een gansche mcnschenleveii, meestentijds onbewust, nameloos leed ver oorzaken. Zoo ken ik een bejaarde bacillendraagster, die vermoedelijk reeds 55 jaar in den meest letterlijken zin des woords doende is haar familie uit te moorden, want dit is wel het meest opvallende, en waarlijk diep-tragische, dat de naaste omgeving dezer beklagens waardige wezens in voortdurend gevaar verkeert en dat te meer, naarmate het milieu onhygiënischer is. Wanneer men dan ook de woonplaats der bacillenuitscheiders en die van de typhuslijders over een zeker tijd perk in beeld brengt, b.v. op een stafkaart, dan ziet men een reeks van centra met grooter dichtheid, naarmate de nabijheid der bacil lendragers zich sterker doet gevoelen. Een krachtig doorgevoerde hygiëne zou veel onheil kunnen voorkomen. Immers, wanneer de excrementen onmiddel lijk na het deponeeren ervan onschadelijk gemaakt werden en de uitscheiders dertyphusbacillen zich direct de handen waschten, zouden er, meiisclielijkerwijs gesproken, geen slachtoffers Ie betreuren zijn. I let gevaar steekt in de onvoldoende reini ging van het lichaam, speciaal de handen, en van het lijfgoed en tevens in het deponeeren der besmette faecalié'n op plaatsen, waar personen en voorwerpen ermede verontrei nigd kunnen worden. De volmaakte bekend heid met wat men de epidemiologie dezer ziekte pleegt te noemen, maakt het theore tisch opstellen van de bestrijdingswijze be trekkelijk eenvoudig. Zij komt neer op een sociaal en individueel streng consequent doorgevoerde propln laxis, belichaamd in de volgende regels i l o. het opsporen der bacillendragers en hunne controleering, 2o. het opsporen der besmetten (zieken, licht-zieken en gezonden) en hunne behandeling en controle, 3o. toezicht op voedingsmiddelen in den ruimsten zin des woords en, waar noodig. de behandeling daarvan met het doel de ziekte-kiemen te vernietigen. Het is geen kleinigheid, dit program ook practisch te verwezenlijken, doch mogelijk is het zonder eenigen twijfel. De bestrijding van andere besmettelijke ziekten is stellig on eindig moeilijker. e kamp tegen de tubercu lose, ook al is daarvan de epidemiologie geheel bekend of tegen de malaria, welken strijd de menschheid toch ook niet schuwt en waarbij reeds menig succes geboekt is, (men denke o.aaan de uitroeiing der malaria bij het door graven der landengte van Panama,) is niet zoo eenvoudig en belooft veel minder resultaten dan die tegen de febris typlioidea. Dat komt, doordat de gang der tuberculeuse infectie en ook der malaria veel minder scherp te definieeren valt dan die der typheuse koorts. Het is vrijwel onmogelijk alle infcctiebronnen der eerstgenoemde ziekten in afzienbaren tijd op te sporen, wat toch een eerste vereischte is voor een zonder genade doorgevoerde stelsel matige bestrijding. De tuberculeuse besmetting daarenboven komt gemakkelijker tot stand, immers door hoesten etc., doch bakent haar weg niet scherp af, terwijl de typheuse infectie veel moeilijker tot stand komt en de z.g. contacten met bijkans mathematische zekerheid kunnen worden op gespoord. Hel opsporen der bacillendragers is in betrekkelijk korten lijd mogelijk, zooals het onderzoek in /.W. Duitschland in het be gin dezer eeuw en ook dat in ons land tijdens de mobilisatie door den militair-geneeskundi gen dienst heeft aangetoond. Alleen dient men AMSTERÖAJ1.C.5. Naar Petersburg?" - Neen, naar Haarlem!" hij echt. Zoo b.v. waar hij laat zien, dat vele kinderen den tijd, in een ziekenhuis doorge bracht, hun gelukkigsten tijd noemen, dat zelfs kleine kinderen het smadelijke gevoelen van geen vader te hebben (gehad), enz. Wat den heer De Jong er toe gebracht mag hebben, de Parijsche bewaarschoolkindertjes van Frapiéaan den Nederlandschen lezer voor te stellen, is niet na te gaan. Maar hij heeft zich er blijkbaar gedron gen toe gevoeld en de schetsen vertaald". Wel staat op den titel bewerkt", maar dat zal wel een drukfout zijn. Op den titel afgaande zou men misschien verwachten, dat de heer De Jong inderdaad aan het bewerken" is gegaan, zooals men bv. een Fransch algebraboek voor Nederland zou kunnen bewerken. Men vreest misschien voor tekstwijzigingen of weglatingen. Maar dat valt mee.'Van be werking is volstrekt geen sprake. Dat we lezen : Wil ik em voor je pellen", dat we woorden als smeris en klabak vinden als vertaling van f lic, dat er staat : En sta nou astebliksem op" enz. kan toch moeilijk als bewerking" gelden. Het boek is zoo vertaald, dat men menigmaal aan schooljongenswerk denkt. Zoo vinden we, om maar enkele voorbeelden te noemen, op blz. 7(J als vertaling van Ie quarticr des Palatriers : l'un des plus d slicrités de Paris": een der meest onterfde, waarvoor ieder gewoon mensch zou zeggen : misdeelde; op blz. 82 spreekt de vertaler van haar vertrouwen in alles wat welwas," omdat er in het Fransch staat: sa croyance au bien", op bl.92 heeft de vertaler het, in zijn streven naar letterlijk weergeven, over Ik weet et niet, verbeeldt Ninie zich", doordat Frapi schrijft : Je ne sais pas, imagi'/ie Ninie"; op blz. lUüspreekt hij van een aitzonderlik begaafden leerling, natuurlijk, want de Fransche tekst luidt: ,,un lèveexeptionnellement doué" en exccption is immers uitzondering ! enz. enz. - ? De woordenboeken hebben heel wat op hun geweten, zoo b.v. ook dat de vertaler een laaut je laat afsluiten door een korf roode gera niums, doordat Frapiéspreekt van cmcorbeille. De titel rond de bewaarschool zou doen gelooven, dat de Fransehe uitgave heet : Autour de la maternelle", maar dat is niet zoo. Frapiéis alleronschuldigst aan dien leelijken on-hollandschen titel. De Poolsche schrijver Klausner schreef eens : Vertalingen zijn net als vrouwen, de mooie zijn niet trouw, de trouwe zijn niet mooi." Als dat waar is, dan zou cle trouwste wel eens de leelijkste kunnen zijn. En de vertaling van den heer De Jong is al te trouw .... Overigens is de vertaling van het gemak kelijk Fransch vlot uitgevallen, al doet het wat vreemd aan, dat Parijsche volkskiudertjes in Amsterdamsch met Amsterdamschc platheden spreken. Daar de vertellingen over kinderen-handelen en er hier en daar wel iets aardigs in is, zal menigeen ze met zekere belangstelling le/.en. F R ! 'l' S V A N R A A I. l E over een degelijke organisatie te beschikken, waardoor het mogelijk wordt, stelselmatig nasporingen te laten doen naar de bronnen der oude en nieuwe typhusgevallen door ge schoold personeel, dat naast epidemiologische onderzoekingen ook bacteriologische vermag te doen. Deze dienst dient tevens tot taak te hebben, in samenwerking en overleg met de practiseerende geneeskundigen, alle contacten op te sporen, hetgeen door enquête en uitge breide omgevings-onderzoekingen afdoend mogelijk is. Daarnevens zal de wetgeving zoodanig ge wijzigd moeten worden, dat aan de daarvoor aangewezen autoriteiten een uitgebreide be voegdheid wordt verleend, bestaande in het controleeren van bacillendragers en contacten, het wraken van handelingen en van het uit oefenen van beroepen, voornamelijk in levens middelen-bedrijven en huishoudelijke diensten, door bacillenuitscheiders, liefst niet financieele schadeloosstelling indien noodig. In laatste instantie komt dan cle taak der hygiënische autoriteiten neer op het instrueeren der betreffende gevaarlijke uitscheiders, opdat deze de noodige preventieve hygiënische maatregelen treffen, ter voorkoming van in fectie. Wanneer deze taak met tact wordt vervuld, eventueel door bedreiging met dwang maatregelen aangevuld, zal succes niet uitblijven. Er woonde in een der dorpen van NoordHolland een boerenvrouw, die haast ieder jaar typhusgevallen verwekte onder haar ver wanten en personeel. Na de ontdekking van haar euvel heeft zij, nadat zij volledig op de hoogte was gesteld, geen enkel geval meer ver oorzaakt. Wanneer op waarlijk ingrijpende wijze deze bestrijding wordt aangepakt, zal het genus der typhoid Mary's", die ongelukkige onbe wuste moordenaressen, spoedig tot de historie behooren. Het opsporen der contacten, in den vorm van ernstige en lichte zieken en ook van gezonde tijdelijke bacillenuitscheiders, moet lot doel hebben een energieke behandeling mogelijk te maken, teneinde het optreden van nieuwe bacillendragers tegen te gaan of te beperken. Gelukt dit niet, dan stelt althans een langdurige controle hun optreden vast en maakt liet mogelijk ze onder toezicht te houden. Ik verheug mij erin, dat de wijzigingAalberse der gezondheidswetgeving in ons land en de instelling der gezondheidsdiensten een organisatie en een bestrijding als de be doelde mogelijk /uilen maken. Wanneer onder flinke leiding en mei iets meer dan het middel matig Nederlandsch optimisme de zaak wordt aangepakt, met epidemiologisch geschoold personeel, dat alleen voor dit onderzoek en dezen strijd wordt gereserveerd, zal spoedig in ons land een even opgewekt geluid worden vernomen als kortelings uit Amerika tot ons kwam. De overheid zal daarnevens hebben te zorgen voor verbetering der lugiënische omstandigheden, vooral ten plattelande. Een waterleiding, die gelegenheid biedt tot reini ging van lichaam, lijf waschcn gereedschappen is broodnoodig en heeft een geweldige paedagogische beteekenis. Want niets is zoo ontwik kelend, zoowel in licluunelijkeii als psychischen zin, als de mogelijkheid hel lichaam veel en grondig te kunnen reinigen. Voorts dient gezorgd te worden voor een behoorlijke ussuineering en behooren de privaten boven de slooten in ons waterland te verdwijnen. Dan zal het ook mogelijk zijn invloed uit te oefenen op de hygiënische omstandigheden aan de bronnen van de \vinniug der melk, de boerderijen, een onderdeel van de taak der op te richten gezondheidsdiensten. Wanne"!' ten slotte de ontwikkeling van het melkbedrijf in zoodanige banen wordt geleid, dat de gebruiksmelk voor alle menschen boven den zuigelingenleeftijd wordt gepasteuriseerd en een scherpe keuring van en controle op voedingsmiddelen worden doorgevoerd, heeft men alle waarborgen geschapen, die paal en perk vermogen te stellen aan het voortdringen van dien geesel der menschheid, die de febris typlioidea nog altijd is. Een gedacliteugang als de bovengeschetste heeft ongetwijfeld de basis gevormd voor het Amerikaansche optimisme. Kn in dezen gedacliteugang kan het ant woord op de vraag: l\an de typhus worden uitgeroeid?" ongetwijfeld luiden : JA. Dr. 1. H. J. Vos

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl