Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15 Jan. '21. No. 2273
DE GROOTE
STOOMVAARTMAATSCHAPPIJEN
II
De positie der drie groote Indische
stoornvaartrnaatschappijen, die te zamen de
Nederlandsche Scheepvaart-Unie uitmaken, op 31
December 1913 vergelijkende niet die per
ultimo December 1914, komt men eveneens
tot zeer verrassende cijfers.
oorlogsjaren slechts een klein deel aan divi
dend en tantièmes is uitgekeerd en het groot
ste deel gediend heeft voor afschrijvingen en
versterking van reserven, dan mag aange
nomen worden, dat de winsten al heel wat
kunnen verminderen, alvorens de dividenden
noemenswaardig behoeven gereduceerd te
worden.
Zoo werd over 1919 bij de Nederland" van
een winstcijfer van ca. ? 36 millioen, slechts
? 9 millioen voor dividend, tantièmes en
statutaire reserven uitgekeerd; bij de
Rotterdamsche Lloyd" van een winst ad ca. ? 22
millioen slechts ? 4 millioen aan dividend en
bij de Pakketvaart" van een winst ad ca.
? 15 millioen nog geen / 4 millioen aan divi
dend, tantièmes, enz. Bijeengenomen werd
door deze drie Maatschappijen in 1909 van een
totale winst ad ca. / 73 millioen niet minder
dan 51 millioen voor afschrijvingen en reserven
gebezigd.
a, STOOMVAARTMAATSCHAPPIJ NEDERLAND
1913.
Aaneeelenkapitaal ? 16.000.000
Obligatieschuld 7.489.000
Crediteuren ,, 4.239.000
Balanswaarde schepen ,, 19.036.000
in aanbouw 11.186.000
Kas, depos., en verdere liquide middelen 4.691.000
Debiteuren 1.197.000
Schepen 32
Tonnenmaat 191,889
Schepen in aanbouw 6
ld. Tonnenmaat 46,600
Afschrijvingen en reserven uit de winst van het jaar.
b. ROTTERDAMSCHE LLOYD.
Aandeden kapitaal
Obligatieschuld
Crediteuren
Balanswaarde schepen
,, in aanbouw
Kas en andere liquide middelen
Debiteuren
Schepen
Tonnenmaat
Schepen in aanbouw
Tonnenmaat in aanbouw
Afschrijvingen en reserven uit de winst van het jaar
c. KONINKLIJKE PAKKETVAART.
Aandeelen kapitaal
Obligatieschuld
Crediteuren
Balanswaarde schepen
,, ,, in aanbouw
Kas en andere liquide middelen
Debiteuren
Schepen
Tonnenmaat
Schepen in aanbouw
Tonnenmaat in aanbouw
Afschrijvingen en reserven uit de winst van hetjaar
/ 2.036.000
1913.
15.000.000
800.000
2.173.000
18.045.000
2.285.000
3.547.000
543.000
31
156.544
/ 2.205.000
1913.
16.000.000
7.117.000
1.984.000
23.420.000
1.438.000
1.698.000
1.909.000
82
137.304
26.600
1.861.000
1919.
/ 20.000.000
6.079.000
24.920.000
11.975.000
,, 28.210.000
,, 81.909.000
27.221.000
39
253,363
13
99.800
ca. / 23.000.000
1919.
1 20.000.000
Nihil.
,, 12.294.000
,, 7.000.000
,, 4.769.000
,, 64.732.000
,, 8.072.000
35
204.271.
9
65.500
/ 17.800.000
1919.
20.000.000
5.610.000
11.810.000
18.950.000
9.286.000
44.570.000
8.125.000
98
103.949
14
34.100
10.300.000
Uit deze cijfers blijkt, hoezeer de financieele
positie dezer drie maatschappijen, die reeds
vór den oorlog sterk was, sedert dien nog
enorm verder versterkt is.
De liquide middelen der drie maatschappijen
bijeengenomen, die einde 1913 ca. / 10 millioen
bedroegen, zijn einde 1919 tot niet minder
dan / 191 millioen geklommen. Wel zal in den
loop van 1920 een belangrijk deel daarvan
gebruikt zijn tot verdere betalingen op in
aanbouw zijnde schepen enz., maar ook daar
mede rekening houdende is het buiten eenigen
twijfel, dat ook thans nog de financieele
positie dezer ondernemingen zóbuitenge
woon sterk is, dat zij, zelfs als de thans inge
treden teruggaande conjuctuur nog eenige
jaren mocht aanhouden, de toekomst met
gerustheid het hoofd kunnen bieden.
En wat die teruggaande conjuctuur aan
gaat, mag wel opgemerkt worden, dat de
geregelde lijnen, waartoe deze ondernemingen
behooren, daardoor niet zósterk getroffen
worden als de schepen in de vrije vaart en
meer bepaaldelijk, dat de inkomsten uit het
passagiersvervoer, waaruit zij een groot deel
harer inkomsten trekken, tot nu toe daardoor
slechts weinig aangedaan zijn. Uit de geregeld
in de couranten opgenomen passagierslijsten
blijkt, dat dit vervoer nog steeds zeer groot is,
terwijl de passageprijzen, ter tegemoetkoming
in de hoogere kosten van brandstoffen, louncn
en victualièn niet onbelangrijk verhoogd
konden worden. Neemt men verder in aan
merking, dat van de groote winsten in de
Eindelijk moet nog opgemerkt worden, dat
het aandeelenkapitaal dezer drie maatschap
pijen van ? 47 millioen tot / 60 millioen is
toegenomen, dus met ruim 25 pet., terwijl de
tonnenmaat van de vloot (met inbegrip der
in aanbouw zijnde schepen) van 457,000 tot
821.000 ton of met 80 pet. is uitgebreid. De
kapitaalsvermcerdering is dus in verhouding
verre beneden de versterking van de vloot
gebleven.
Volgt uit het bovenstaande, hoezeer de tot
de Scheepvaart-Unie behoorende maatschap
pijen de vette jaren benut hebben om zich
tegen de komende magere jaren te beveiligen
en dat het gemiddelde dividend der laatste
vijf jaren 17.7 pet. was, dan komt het mij voor,
dat in den tegenwoordigen koers van ca. 180
pet. de kwade kansen ruim gedisconteerd zijn
en gunstig vergelijkt bij een hoogst bereikten
koers van 346 (in 1919) en een laagsten koers
Huize J. ZOMERDIIK BOSSINK
PavilioenVond8iparüel.Zuii]4l90en7595
Restaurant a la carte
Lunch.Aflernoon-tea, Diners enSoupers
Dagelijks muziek door het Huis-orkest
van 135 in de vijf jaren vór den oorlog, toen
gemiddeld slechts 9 pet. dividend kon uitge
keerd worden.
KONINKLIJKE
HOLLANDSCHE LLOYD.
Deze maatschappij, die de jongste der
groote Nederlandsche
stoomvaart-ondernemingen is, was bij den aanvang van den
oorlog nauwelijks de kinderschoenen ont
wassen en had toen nog geen voldoende
gelegenheid gehad hare financieele positie
zoodanig te versterken als de andere toen
reeds gedaan hadden. Uit aan den voet dezer
kolom staande vergelijkende cijfers zal echter
blijken, dat ook zij tijdens de oorlogsjaren in
die richting flink vooruitgegaan is.
De aandeden Kon. Hollandsche Lloyd
noteeren thans ca. 105 pet. tegen een hoogsten
koers van 231 (in 1919), dus nog niet ten volle
de helft van den hoogst bereikten koers.
Daarbij dient echter opgemerkt teworden.dat
in September 1920 eene verdere uitgifte van
? 10 millioen aandeelen a 105 pet. heeft plaats
gehad, waardoor het geplaatste aandeelen
kapitaal tot / 30 millioen geklommen is.
Daartegenover staat echter, dat in 1920 het
restant van de voorschotten van den Staat
afbetaald is en dus in het vervolg niet alleen
geene verdere uitkeeringen uit de winst uit
dien hoofde behoeven plaats te hebben, maar
ook dat de maatschappij meerdere vrijheid
van beweging verkregen heeft. De daarvan
te verwachten voordeden zijn uitvoerig in het
prospectus der jongste uitgifte van aandeden
opgesomd.
Overigens kan uit de onderstaande ver
gelijkende cijfers opgemaakt worden, dat de
financieele positie dezer onderneming hoe
wel niet zósterk als die harer oudere zusters
toch voldoende krachtig is en door de
verdere uitgifte van / 10 millioen nieuwe aan
deelen sedert nog meer versterkt is. Met ca.
/ 23 millioen liquide middelen, verder vermeer
derd doorvoornoemde aandcelen-uitgifte enmet
reeds 20 millioen betaald op in aanbouw zijnde
schepen, kan de toekomst met vertrouwen
tegemoet gezien worden. Voorts blijkt uit de
winst- en verliesrekening, dat over 1919 uit
een totale winst van ca. ? 11 millioen slechts
ca. ? 4 millioen aan dividend, tantièmes enz.
betaald is en ruim zes millioen voor afschrij
vingen en reserven besteed is. Alhoewel deze
verhouding iets minder gunstig is dan bij de
andere maatschappijen, is zij toch goed ge
noeg en, in aanmerking nemende, dat de aan
deelen thans niet veel meer dan pari noteeren,
komt het mij voor, dat in dezen prijs de kwade '
kansen ruim verdisconteerd zijn en hij ruimte
aanbiedt voor eene behoorlijke verbetering
bij zooals in evenbedpeld prospectus opge
merkt is eene opklaring van den politieken
horizont en den terugkeer tot geregelder toe
standen in de wereldproductie."
Resumeerende komt het mij voor, dat,
hoewel oogenblikkeiijk de toestand der
vrachtenmarkt weinig bemoedigend is, de buiten
gewoon sterke financieele positie der groote
Nederlandsche Stoomvaartmaatschappijen en
de omstandigheid, dat zij minder dan de
schepen in de wilde vaart afhankelijk zijn
van de fiuctueerende vrachtprijzen, haar in
staat stellen den terugkeer tot normale toe
standen kalm af te wachten.
Even onjuist, als ik het gevonden heb dat
Teekening~voor de Amsierdammer" van B. van Vlijmen
K.V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL.
Gijsbreght van Aanstel.
In mijn oude woonstad, in een van die mo
numentale huizen, waar het koperbeslag der
dubbele voordeur als goud blinkt en de stem
van het verleden galmt uit de zwaar-getrokken
bel, pleeg ik elk jaar in de korte dagen tusschen
Kerstmis enNieuw-jaar den eenzamen bewoner,
een meer dan tachtigjarig geletterd man, his
toricus en prentverzamelaar, een bezoek te
brengen. Ik vind hem dan in zijn studeerkamer,
in den gepolsterden ruststod, dien hij overdag
niet meer verlaat, een figuurtje als van Allebé.
tusschen het stil verguld der boekenrijen, in
een schemering van olijfgroen en tabaksbruin,
en vór hem op den lezenaar staat opgeslagen
een klein geel boek. Dit is de Gijsbreght."
Alle jaren, zoolang mij heugt, staat hij daar,
trouwen vroom, als de bijbel op den preekstoel,
en alle jaren begint daar voor mij het hooge
feest" van den eersten nieuwen dag. Ik val
?dan met de deur als het ware in den schouw
burg : Waar bent u?" en de kouwelijke hand
uit de grauwe polsmof behoeft het vertrouwd
gebaar naar de bladzijde al lang niet meer te
maken, het scherm rijst terstond. Ben ik vroeg
>' C.B vBOHErtEN
iSpeciaa! Schilderijen-Restaurateur:
Hn.MlvüSSTRAAT 07-09 den HAAG,
in de week dan is het Willebord, Gijsbreght
of soms de Spie die spreekt, ben ik wat later
dan staat bisschopGozewijn in zijn prachtigste
gewaad alreeds op het altaar. Waar de oude
stem stokt, weet ik het wel zoowat verder.
We beleven den slag, den rooden nacht en het
afscheid, en zien in het laatste licht dat door
het mozaïk der in lood gevatte ruiten kleurt,
den Engel aanzweven : O, Gijsbreght, zet
getroost uw schouders onder 't kruis". . . ; en
nooit is mij de traditie van den
Amsterdamschen nieuwjaars-avond liever dan gedurende
deze heimelijke avant-première, in de kamer
vol herinnering aan Holland's welvaart,
waar, achter de hooge lambrizeering, de ge
schiedenis van Amsterdam, van den Stads
schouwburg, en het conterfeitsd van alle
helden en heldinnen die sedert 1638 in het
treurspel van den ondergang triomfeerden,
in prenten ligt bewaard. Wij zouden heelemaal
uit ons doen zijn geweest, Vondel, de oude
heer en ik, wanneer de nieuwe Aemstelhcer
zijn wereldschokkend plan ten uitvoer had
gebracht en het schriklijk pleit ontijdig,
dat wil zeggen op den daarvoor bestemden en
gewijden Kerstavond ware beslecht, Rafaël en
de hammen met vaste hand gescheiden, de
blijde opgang onzer verbeelding een volle
week in de war. Geen tyrannei, godlof, die dit
bestond i
Met onvervaard vertrouwen mocht ik bij
dezen overgang vertellen dat het hemelsche
gerecht zich over den stadsschouwburg ont
fermd had zonder aan den traditionneelen
familiedag n alexandrijn te kort te doen, en
dat de lieer van Aemstei weder in het manne
lijk harnas werd verwacht. Al was hij dan wel
licht geen hevige held, wij willen hem er toch
voor houden, cie dichterlijke bedoeling vór
de uitkomst. Zon een Badeloch bey haar
kinders geven" om der wille van n
pantoffelheld? De uitspraak is waarlijk al gewaagd
genoeg. En zou Vondel, de kinderlijk vrome,
die dit drama, gelijk een sprookje, met Rafaèl
en het vette land van Pruisen" uittoovert,
zich tevreden hebben gesteld met een be
nauwd magistraat, waar onze kinderver
beelding dooi zooveel geweld van wapenen
werd gewekt V In het harnas dus, met aan zijn
zijde een Badeloch, welke in lieve waardigheid
voor geen harer vórmoederen onderdoet,
en met een ozcwijn, die den lofzang van
den ouden Simeon zou zingen, gelijk zij welt
uit zijn bisschoppelijk gemoed. Omtrent den
lijfelijken Rafaèl durfde ik ook dit jaar niet
veel te voorspellen en wat de reyen betreft,
handhaafde ik mijn vroomsten Nicuwjaar's
wensen : onzichtbaren a capella-zang, de woor
den, die wij nu allen wel in het hart dragen,
gevat in breed en innig choraal. . . .
Daar komen ze weer aan," knikte een
toeschouwster in mijn nabijheid toen de Rey
van Amsterdamsche Maegden, thans in het
groen der Edelinghen uit haar huisje trad met
de prompte statigheid van het
mooiweervrouwtje en het regenmannctje op den baro
meter, en mijn hart begon opnieuw te popelen
als bij het examen in de Marnixstraat. Eén :
eerste prijs, n : zeer goed, n :
evenvoldoende. De zanger Gozewijn is mij uit
de gis gevallen, het tooneel in de kapel,
waaraan vór /even jaar de weeke stem en het
behoedzaam gebaar van Zalsman ongemeene
wijding gaven, waarin wij een vorig jaar ook
den broozen bisschop van,Schwab, een kostbaar
altaarstuk, zoozeer hebben gewaardeerd, werd
bij deze wederopvoering niet tot zulk een
ontroerend hoogtepunt. Doch een nieuwe ver
heffing bracht ditmaal de jonge Rafaël, een
viziocn in zijde-wit en goud en van onwezen
lijk blank getimbreerd geluid. Voor het eerst
dachten wij niet meer aan een mensen toen
deze goede geest in Vondd's innigste taal
de verlossing bracht.
Dit zijn de eenige punten in de op
voering waarover nog te praten valt. De
herinnering aan dit tooneelwerk bleef levend,
de vertooning is een vaste stelling, aan de
verhuizing van Royaards' tooneel naar den
Stadsschouwburg was voor velen de gedachte
verbonden aan Vondel en dezen ijsbreght".
Dit stuk stond dadelijk sterk omdat er in de
opvatting geen aarzeling te bekennen valt,
omdat hier drie kunstenaars, Royaards,
Lensvelt en Nell Bronger, rn treffende eens
gezindheid de verschillende tafereden, elk
met zijn dramatisch uitgewerkt levend beeld,
naar een redelijk plan van wedde in sober
heid hebben uitgewerkt en voltooid. Het
noodlot, dat juist dit pronkstuk onzer letteren
beslenuie tot dramatisch proefkonijn, een
overweging van huishoudelijke!! aard, waaraan
ook Royaard's bleek te hebben toegegeven,
haalt dc'zen crderbouw niet uit zijn voegen.
J. W. IJ Z L: H M A N
de nieuw benoemde doctor honoris causa
de markt zich tijdens de opgaande conjunc
tuur gedragen heeft, alsof daaraan nooit een
einde zoude komen, even ongemotiveerd acht
ik het thans, nu de koersen tot ongeveer de
helft gedaald zijn, zich te laten beïnvloeden
door den oogenblikkeiijk ongunstigen toestand
der vrachtenmarkt.
Bona-fide houders en beleggers zullen
daarom goed doen, gedachtig aan het Survival
of the fittest", te bedenken, dat de financieel
krachtige en goed gefundeerde ondernemingen
het eerst en het meest bij een terugkeer tot
maar cenigszins normale verhoudingen zullen
profiteeren, dank vooral de door haar in de
jaren van voorspoed gevolgde politiek van
ruime afschrijvingen en reserveeringen.
J. D. S A N T i i. n A N o
PARIJS
Aandeelen kapitaal
Obligatieschuld
Crediteuren
Balanswaarde schepen
in aanbouw
Kas en andere liquide middelen
Debiteuren
Schepen
Tonnenmaat
Schepen in aanbouw
Tonnenmaat in aanbouw
Afschrijvingen en reserven uit de winst van hetiaar
mi n n muil l mm iiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiHiiiimiiMiimiMMiiiMiiiiiimiiniiiiiiiiiiiiiiii
1 91 3.
? 10.000.000
(5.500.000
943.000
12.516.000
3.185.000
, 2.070.000
511.000
13
91.201
. . . . -- - ca.
/ 1.050.000
1919. h
/ 20.000.000 t
5.76(5.000 c
4.543.000
,, (i. 248.000 }
,, 20.169.000 Y
22.800.000 j,
2.104.000
13
70.250
7
70.400
/ 6.200.000
Gedurende den oorlog, toen het kunstleven
zich meer aan ooit toespitste, toen meer dan
te voren de behoefte gevoeld werd zich in
nobele en edele gedachten te verdiepen en dit
besef zich eveneens in Holland openbaarde,
hoorde men dikwijls de verzuchting der cri
tici : als maar eerst de oorlog is afgeloopen,
dan : naar Parijs.
Het is droevig te moeten besluiten, dat er in
Parijs geen oprecht kunstleven bestaat. Er
hangt iets over die stad, dat beklemt. Er is daar
iets op komst, dat niet te formuleeren is.
Er is een radeloosheid.
Geestelijke leegte wordt in Parijs van ieder
gezicht afgelezen. Er is geen echt menschdijke
spanning. Wat Parijs altijd Parijs maakte was
haar internationaliteit, en wat er het leven
bracht, dat was het fanatieke idealisme der
bannelingen. Niet de Franschen maakten Pa
rijs. Ze zijn er te weinig diepzinnig voor. Zij
kunnen wel instinct van intuïtie onderscheiden,
maar verder gaan ze niet. Een Franschman
charmeert, maar treft niet diep groot
menschelijk.
Bannelingen kunnen er in Parijs niet meer
zijn. Wie er nog banneling zou kunnen wezen is
geen banneling. Want het ideaal, waarvoor
altijd gestreden is, krijgt nu vorm. Wie altijd
heeft verlangd, kan nu verwezenlijken. Wie de
lijnen van het menschdijk gebeuren geschied
kundig volgen kan,staat met gebogen hoofd.
Het is een verrassing. Het is wonderbaarlijk.
Ue Westersche beschaving heeft zichzelf
vermoord. Wie het nog niet beseft, zal het
spoedig moeten beseffen. Er is een dement
bij den mensch gekomen, dat geschiedkundig
nog niet gekend is. Er komen geen heiligen meer
er komen menschen, groot-menschelijk
voelende menschen. En die zullen hun ge
voelens leggen in een kunst, die nog nooit zoo
wonderbaarlijk zal georgeld hebben.
Dit besef wordt vergeefs in Parijs gezocht.
Dit besef is eiken Franschman vreemd. Fran
schen hebben geen begrip van monumenta
liteit en hun etnologische afkomst wijst op
geen geschiedenis. Zij zijn, niet in cultureelen,
LAUSANNE-PALACE
FAMILIE-HOTEL VAN DEN ALLEREERSTEN RANG.
Prosp. en inl. Reisbureau LINDEMAN, Den Haag, Arnhem, Groningen, Utrecht.
Wij, toeschouwers, blijven grond gevoelen ;
de rust in deze woelige gebeurtenissen is geen
toeval, het drama ontvouwt zich naar de
wetten van orde en evenmaat,al wat de
schaarsche handeling schragen kan, is uit de lange
beschrijvingen opgediept, als vanzelf opge
doemd, en tot levend tooneel gemaakt,
waarachter zich de perspectieven openen; en
het rhythme regeert. Vanaf het oogenblik
dat de heer van Aemstei, herademend, uit
de hooge smalle slotpoort treedt een op
komst vol geheimzinnige romantiek totdat
hij oog in oog met den tegenstander, den heer
van Vooren, voor de laatste maal zich doet
gelden op zijn gebied, zien we in hem den man,
die zijn plicht doet in de omstandigheden hem
door God en het lot opgelegd. Natuurlijk,
warm-van-hart is het gezinsleven binnen de
muren van den burgt, waarachter we de,
in rossen gloed krakende veste blijven be
seffen, de dood van broederArent, den nobelen
vechtersbaas,begrijpen ook wij als de zwaarste
beproeving van het huis, het begin van het
einde. En ook de uittocht, een muurschilde
ring en nochtans vol bewogenheid, overtuigt
naar alle zijden ; hier is menschelijkheid, een
edel, aan goed en bloed verknocht gezin, en
vrome overgave. Hoeveel liever is mij de
vroomheid van Vondel dan de vroomheid van
Claudel ! Deze pracht, ze is den dichter uit het
hart gebloeid, dit geloof in God's wondcrmacht
wortelt als een eik, en niemand behoeft zich
geweld aan te doen om, niet of zonder dogma,
te deden in zijn liefde, in zijn kerngezonde
lyriek. Wij zagen in den loop der jaren bij
,~Het Tooneel" vertooningen, waarvan meer
onmiddellijke bekoring uitging, maar er was
er mijns inziens niet n, welke meer door
slaand de macht van den stijl en de spankraeht
van het bewogen vers bewees. Doorademd,
KUNSTHANDEL
JACK NIEKERK vl h Chef Goupil & Co.
23 & 25a Lange Houtstr. 's-Gravenhage
MEESTERWERKEN V AH DE
17e EEUWSCHE, HAAGSCHE
EN FRANSCHE SCHOOL
is van ieder het woord, wij worden gedwongen
te luisteren, de een vervult meer, de ander
minder, maar elk heeft gestalte en geen staat
op zichzelf, valt of dringt buiten het ver
band der vast geknede compositie. En de
werking van een kleur, het diep flonkerend
turkoois van Badeloch, is van treffende kracht
omdat het kader van architectuur, gebaar en
toon, van wisselend licht en verdoezelende
schaduwen, waarin het als een edelsteen gevat
is, juist deze verlevendiging, door tinteling
van tooi, vroeg. Zoo verheft zich uit het bruin
der nonnenscharen het altaar als een verre ster,
zódekt Baddoch's blauwe mantel den ge
vallen held, zoo verinnigt de zachte grijze
kop van den trouwen bode het gruwelverhaal
van den Kerstnacht en verscherpt het plot
seling kopergroen van den gebfinddoekten
vijand de kloof tusschen den anderen Heer",
en het uitgeput Aemstdhuis, zoo beheerscht
het kleine blanke kruisbeeld in broeder Peter's
geheven handen, het tafereel van den onder
gingDit vaderlandsch tooneelwerk, met de
hoofdstad, met heel ons rijk verleden harts
tochtelijk verweven, dat we maar als een
reliquic beschouwden en als den lijdensweg tot
Kloris' overdadig banket, het is een levend
drama ; het dramatisch leven dat in onszelf
wordt gewekt door deze vurige aanschouwelijk
heid voor den geest doet voor geen tastbare
tooned-clramatiek onder, en het is opmerkelijk
zooals het volk op alle rangen aan deze korte,
snelle, maar terstond ingrijpende historische
fragmenten hangt. Het schouwburgpubliek
heeft zich in de laatste jaren zeer gewijzigd,
cdelingen ziet men er weinig, ook niet de
ware nieuwe rijkaards. men zou zeggen over
wegend witte waschblouses en colberts,
doch het is verblijdend om waar te nemen rnet
hoeveel levendiger overgave dit publiek in
een tooneelstuk opgaat dan voorheen. Deze
stilte van aandacht, in een geheel gevulde zaal
op een gewonen ijsbreght-avond na
NieuwJaar. ... ze was als de stilte bij mijn
avantpremière in het besloten huis mijner vader
stad, waar in lengte van Nieuw-Jaarsdagen
Vondel en de goed-Hollandsche traditie ge
diend worden met oprechte trouw.
'01' N A E F l