De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 22 januari pagina 1

22 januari 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

IT0. 2274 Zaterdag 22 Januari' A°. Wél DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENÏTÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekosfen INHOUD : Uit een ander vaatje getapt, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck. Van Versailles tot Versailles, door C. Eitje 2. Kruis of Munt, teekening van Jordaan Spreekzaal: De opleiding van .sociaal-ge neeskundigen, door Prof. Dr. C. C. Eykman Krekelzang, door J. H. Speenhoff Buitenl. Overzicht, door Prof. Mr. J.C. van Oven 3. Muziek en Dramatiek, door Dr. F. van Eeden 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge) Weenen in 1920, door Geertruida varf Vladeracken Vrijheid van Arbeid voor de Vrouw, door Th. Thiel?Wehrbein Uit de Natuur : Pernettya en Osmanthus, door Jac. P. Thijsse 7.Nieuwe Engelsche literatuur; door W. van Doorn Kunst-kro niek, door A. Plasschaert De handelsbetrek kingen tusschen Engeland en Rusland, tee kening van George van Raemdonck Dram. Kroniek, door Top Naeff 8. Het Russische ballet te Parijs, door F. H. van Hengelaar Boekbespreking, door Prof. Dr. H. Brug mans Vers, door Mr. Francois Pauwels P. Op den Econ. Uitkijk : Rijksbemiddelaars, door Jhr. Mr. H. Smissaert 10. Uit het Klad schrift van Jantje Ruize-rijmen ; Charivaria, door Charivarius Onze Puzzle Feuilleton : Een duel, door Andreas Latzko 11. Zaandam's verlichtingssysteem, tee kening van Joh. Braakensiek Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog. 't Schietgat : Het Cadeau, door Melis Stoke, met teekeningen van Is. van Mens Bij voegsel : De bijeenkomst van den oppersten raad te Parijs, teekening van Joh. Braaken siek ' * UIT EEN ANDER VAATJE GETAPT In Het Volk van 17 Januari 11. stond een redactioneel artikel, gegetiteld : Tegen nationalisme. Ook tegen nationaliteitsgevoel?" dat klaar blijkelijk als een antwoord bedoeld was op mijn artikel in het vorige nummer van dit weekblad. Althans, de schrijver ervan deelt aan de lezers van Het Volk mede: prof Kernkamp vindt dat wij nu eens precies moeten zeggen, of wij soms toch niet nationalisme met nationali teitsgevoel of vaderlandsliefde gelijk stellen en of wij er ook tegen zijn als dat gevoel en die liefde bij de jeugd worden aangekweekt en aangewakkerd. Want dat zou hij erg verkeerd vinden". Nadat hij aldus de vraag, die ik eigenlijk tot de heeren van de S. D. A. P. gericht had, verdraaid heeft, gaat hij dan voort: Wij voor ons zijn gaarne bereid den klaren wijn" " te schenken,waar naar prof. K. dorst, al gelooven wij, dat voor anderen dan zulke piekerende hooggeleerden de uitspraak van onzen Partijraad reeds duidelijk genoeg was". Welnu dan, wij zijn volstrekt niet tegen' nationaliteitsgevoel, noch tegen vaderlandsliefde, zoolang deze niet in nationalisme of chauvinisme ontaarden. HEROÏSME III Den Hen September 1919 voor hij zich ge reedmaakte tot den tocht naar Fiume, richtte d' Annunzio zijn boodschap aan de bevolking. Hij sprak de vrouwen van Fiume aan, en hij herinnerde aan de offers voor de vrijheid van Italië gebracht ; hun gaf hij de eereplaats, zij wilden de beproevingen ondergaan. Wij hebben niet genoeg geleden," noemde hij het woord van een dier vrouwen. Van wie? De dichter gaf geen naam. In Fiume heetten allen : Antcnza (hooge moed) of Pazienza. Van nu af," besluit de boodschap van d' Annunzio, geen rouwwimpel meer om de banier van Fiume. De vrouwen hebben niet meer te weenen. Wij ontplooien haar in den wind van den Quarnoro en van de Vrijheid." De vrouwen hebben zich, dien dag voor de komst, aan de passie der spanning overge geven. Tot in den nacht zijn zij blijven wach ten op berichten. Om 3 uur trokken de 500 vrijwiligers Jvan ;Fiume, den leider der be weging aan hun hoofd, d' Annunzio te gemoet ... .als hij mocht komen. Maar tot zes uur was er geen enkele tijding ; de vrijwilligers werden naar huis gestuurd, de revolutie in de stad werd afgecommandeerd. Men hoorde van Fransche soldaten die aan een loopgraaf werkten, van Italiaansche carabinieri in de kazerne geconsigneerd, van een programma opgemaakt voor de Engel sche policie agenten, en men haastte zich de sporen van toebereidsels in de stad uit den weg te ruimen. Het volle daglicht straalde, de overval bij verrassing was onmogelijk geworden. Een kon niet rustig blijven. Wanneer Fiume niet Wij verlangen er zelfs ernstig naar, dat zooveel mogelijk alle Nederlanders, de Nederlanders van alle klassen, zich zoo goed in hun vaderland bevinden, dat zij daarvoor heelemaal van zelf gevoel en liefde koesteren". ,Maar zijn wij daarom nu ook voor het aankweeken"" en aanwak keren"" van nationaliteitsgevoel en vaderlandsliefde, nog wel bij kinderen en jongelieden? Neen, geenszins. Wij zijn van meening, dat het gevoel en die liefde niets waard zijn als zij niet heelemaal van zelf ontstaan. Wij zijn van meening,dat het onechte, valsche, kunstmatige gevoelens zijn, wanneer zij als kweekplantjes met allerlei kunst middeltjes opgefokt moeten worden. Wij gelooven, dat die gevoelens, zoo natuurlijk als zij van zelf ontstaan, dan juist heel licht in een onnatuurlijk en kunstmatig chauvinisme ontaarden. Wij meenen, dat wij deze gevoelens, zonder eenige opzettelijke bevorde ring, heelemaal aan zichzelf moeten overlaten en dat zij dan eerst op waar heid zullen kunnen berusten". Wij hopen hiermee de professorale weetgierigheid bevredigd te hebben". Het spijt mij voor de vriendelijke bedoeling van de redactie van Het Volk want ik waardeer het als een bizonderewelwillendheid, dat zij, hoe wel zij meende dat voor gewone stervelingen de Partijraad reeds duide lijk genoeg gesproken had, toch nog die woorden heeft willen verduidelijken om iemand als ik, die tot de beklagenswaarde categorie der piekerende hoog geleerden" behoor, uit den droom te helpen maar mijne weetgierigheid is nog altijd niet bevredigd. En dit ligt hem niet aan de nimmervoldaanheid van professorale weet gierigheid, maar eenvoudig hieraan, dat de redactie van Het Volk op de vraag, waar het eigenlijk op aankwam, geen antwoord heeft gegeven. Zij heeft mij alleen verteld, wat ik reeds wist: dat zij. indien men haar voor de vraag stelt, het onderscheid erkent tusschen nationalisme en natio naliteitsgevoel, al doezelt de S. D. A. P. in hare propaganda de grens tusschen beide begrippen weg en stelt zij daarbij de uitingen van nationaliteitsgevoel meestal gelijk met die van nationalisme of chauvinisme. Dit deed ook de Partij raad, toen hij aanbeval: het met kracht tegengaan van alle pogingen om de opvoeding dienstbaar te maken aan nationalisme. Indien nationalisme hier chauvinisme beteekent,dan is de op wekking om hiertegen den strijd aan te binden, overbodig, want onderwijs en opvoeding worden bij ons niet dienst baar gemaakt aan chauvinisme. Verder vernemen wij, dat nationali teitsgevoel en vaderlandsliefde volgens de meening van de redactie van zelf iiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiii<iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin vandaag in onze handen is. zeide hij, is het voor Italië verloren. Wij moéten nieuws hebben van den commandant. Met een kame raad ging hij in een automobiel er op los, ijlings. Het was over half acht. De hoofdstraten en pleinen waren leeg, als schoongeveegd. Alleen in de zijstraat en verscholen in huis zag men vrouwen, nieuwsgierig. Zij herkenden de twee, wuifden hen toe, en toonden hun de wapens in hun handen. De vrouwen hebben zich niet af laten commandeeren, zei een van de mannen zij zullen het gevecht opnemen. De ontmoeting van d' Annunzio had om half tien plaats. Men vond hem aan het hoofd van een groote stoet van automobielen en lastwagens, half op weg. Hij moest op tegenweer bedacht zijn werd hem meegedeeld. Maar de held twijfelde niet. Wij komen binnen Fiume. Wij gaan overal doorheen." 1 Voor de zekerheid werd een andere route dan de bepaalde gekozen'; de twee kameraden gingen het bataillon ar dit i waarschuwen dat 's nachts in de omstreken van Fiume had ge kampeerd, om op d' Annunzio 's komst te wachten.... Van nu af gaat het, zooals een stroom gaat die door de engte heen zijn bedding heeft ge vonden. In de stad, zoodra het bericht er werd ge bracht, is het eerste en verstomming van op winding. Dan wordt op eens het signaal te wapen ! gegeven en alle klokken beginnen te luiden, aile stoomfluiten sturen hun geroep den hemel in. Straten en pleinen worden gevuld met mannen, vrouwen en kinderen de kinderen zijn uitgelaten, zij hebben ook op dezen dag hun rol te vervullen. Maar daar trekt eerst het bataillon anliti binnen, flink en krijgshaftig de onvervaarden. De automobiel met d' Annunzio volgt.Nu wordt het een waanzin van vreugde. Van alle kanten dalen de bloemen en lauwerbladen neer, men verdringt zich om de automobiel van den held te kussen, men wil hem omhelzen en men omhelst elkander. Vrouwen vallen in zwijm. Een zoontje van een der leiders, een welbekende .lieveling der stad, springt op de trede van de automobiel en kraait het uit : ,,Sior d' ontstaan : dit kon evenmin een open baring voor mij zijn, want ik had reeds gezegd te gelooven, dat ook de heeren van de S. D. A. P. de gehechtheid aan den geboortegrond en de overeenkomst van taal, aard en zeden zouden er kennen als den natuurlijken oorsprong van de vaderlandsliefde. Versmoren willen zij dit gevoel niet, maar zij willen het niet aanwakkeren", uit vrees dat het dan zou ontaarden in chauvinisme. Zeker, de kans dat dit kan gebeuren, bestaat, al vermoed ik niet dat er bij het openbaar onderwijs en alleen daarop kan de Konklusie" van den Partijraad toch slaan zoo veel chauvinisten werkzaam zullen zijn. Maar het behoeft niet te gebeuren ; ook op verstandige wijze kan bij kinde ren en jongelieden vaderlandsliefde worden gekweekt; daar behoeven geen kunstmiddeltjes" bij te worden aan gewend. En met eenige verwondering ver neemt men van een woordvoerder der S. D. A. P. dat gevoelens, die van zelf ontstaan, niet opzettelijk moeten worden bevorderd. Volgens hem zal het klassegevoel ook wel van zelf, uit den aard der maatschappelijke ver houdingen, ontstaan ; toch geeft de S. D. A. P. zich eenige moeite om dit gevoel bij jongelieden aan te wakke ren". Mag het daar wel, en niet bij de vaderlandsliefde? Geldt voor het klassegevoel niet, dat het eerst dan op waar heid zal kunnen berusten, wanneer het heelemaal aan zichzelf wordt over gelaten"? En hoe staat het met de vredes gedachte, die volgens den Partijraad der S. D. A. P. bij het opkomend geslacht wél moet worden aange kweekt? Behoort die weer tot de on echte" gevoelens, die met kunst middeltjes moeten worden opgefokt" ? M.<ar, hoe i:iter:ssa!U iiet ook moge wezen, de meening van een redacteur van Het Volk te vernemen over het aankweeken van vaderlandsliefde, niet daar naar had ik gevraagd. Ik vermoedde wel, dat de heeren van de S.D.A.P. voor deze kweekerij niet veel zouden gevoelen en dat men hoogstens van hen zou mogen verwachten, dat zij den groei van de plant niet opzettelijk zouden belemmeren. Ik informeerde dan ook niet zooals het artikel in Het Volk mij laat doen of de S.D. A.P. er op tegen was, als de vaderlandsliefde en .het nationaliteitsgevoel werden aan gewakkerd", maar ik stelde de vol gende vraag : Indien gij deze vaderlandsliefde niet zult trachten te versmoren, erkent gij dan ook den plicht om bij de jeugd het gevoel aan te kweeken, dat elk burger moet medewerken tot verdediging der nationale onafhankelijkheid? Gij wilt althans, dit is de meening van uw Partijraad de nationale onafhan kelijkheid handhaven ; maar geeft gij toe, dat de erkenning van deze nood zakelijkheid de verplichting insluit om bij de jeugd het nationaliteitsgevoel in den straks aangegeven zin, aan te wakkeren?" In den straks aangegeven zin" dat was dus in dezen zin : besef van den plicht om mede te werken tot ver dediging der onafhankelijkheid. Ook uit hetgeen er volgde in mijn artikel, bleek dat het mij er om te doen was, een antwoord te krijgen op de vraag, of de S.D.A.P. die de vredesgedachte en het gevoel der solidariteit van alle volken bij het opkomend geslacht w.l wekken, tegelijk daarmede ook het besef wil aankweeken, dat een volk zijn onafhankelijkheid moet verdedigen. En ik eindigde met het uitspreken van de verwachting ,dat het aanstaande con gres der S.D.A.P. in dit opzicht" dat wil dus zeggen : in het beant woorden van de zooeven geformuleerde vraag klaren wijn zou schenken. De redactie van Het Volk kreeg mede lijden met mij ; zij wilde mij niet laten piekeren tot de bijeenkomst van het partijcongres en trachtte alvast mijne weetgierigheid te bevredigen. Zonder succes, want zij deed dit op een eigenaardige manier : zij ver telde mij wat ik al wist of vermoedde, en zweeg over wat ik gevraagd had. Indien zij de conversatie met mij mocht willen hervatten, zal deze beter op schieten, indien zij niet langs mij heen spreekt. Voor dat geval moge ik, ter voorko ming van misverstand, nog opmerken, dat ik met de jeugd", bij wie ik het besef van den plicht tot verdediging van het land zou willen aankweeken, bedoel : jongens en meisjes van 12?18 jaar, inplaats van jeugd" had ik ook kunnen schrijven : het opkomend ge slacht", zooals ik elders van kinderen en jongelieden" sprak. Nog een enkel woord ten slotte nu niet meer tot de redactie van Het Volk, maar tot mijn eigen kring van lezers over de reden, waarom ik de vraag stelde, waarop ik «een antwoord kreeg. De Konklusie van den Partijraad, die het onderwijs vrij wil maken van elk streven naar nationalisme en mili tarisme, houdt verband met de bedoe ling, om krachtig propaganda te maken voor nationale en internationale ont wapening ; in de vergadering der Tweede Kamer van 9 December 11. heeft de heer K. ter Laan ten overvloede op dit verband nog eens gewezen. In den loop der jaren heeft de S.D.A.P. in het vraagstuk der landsverdediging geen vasten koers gevolgd, maar tel kens gelaveerd. Eerst was het: geen man en geen cent" ; toen weer anders ; Annunzio, sior d' Annunzio, de oolijke guit van de meisjes van Trente !" D' Annunzio pakt hem op, kust hem en zet hem bij de vlag naast zich. De vrouwen worden verteederd, zij overladen het kind met kussen.... Maar heel langzaam komt de triomfwagen verder. De Franschen ziet men niet meer. Alleen de generaal der Italiaanschc bezetting heeft getracht te stuwen, hij heeft een overeenkomst willen sluiten en daarover onderhandeld. Maar kon hij wel op tegen den stroom? De aandrang ten behoeve van den held was te sterk. Het grooter deel der opvarenden op het Italiaansche slagschip in de haven liep over. Telkens vermeerderde het aantal der troepen, geregelden en ongeregelden, op d' Antum/.io's hand.... 's Namiddags dien 12en verscheen d' Annun zio voor de balustrade van het gouvernementspaleis. Dat was de bekroning van den dag. Heel Fiume hoorde naar hem, hoorde de woorden die hij met de klare hamerslagen van zijn orgaan in het brein prentte van zijn hoor ders, dat zij hun gewricht zouden bewaren als een eeuwig bezit. Hij verheerlijkte den dag en de stad. In de wereld die zich zoo dwaas en zoo laag hield, stak n teeken van vrijheid op, het was Fiume ; n ding blonk rein uit de ver warring, het was Fiume ; in de duisternis was er een waarheid, dat was Fiume, en er was n liefde, en dat was Fiume. Met de banier van Italië was hij voorgegaan, en uit alle provin ciën hadden zich de mannen verzameld als tot een liefdes pelgrimstocht naar de lichtbaak, oprijzend uit de zee der onverschillig heid, die was Fiume. Bleven de mannen van Fiume trouw aan hun besluit om zich niet van Italië te laten scheiden?. . . . Dan wil ik soldaat, ik vrijwilliger, ik verminkte in den krijg den wil van het geheelu volk van Italië verklaren en kondig af de aanhechting van Fiume." Het was een geestdriftige belegering die d' Annunzio had te doorstaan van het op dringende door alles heen worstelende volk ; men wilde hem aanraken, men wilde hem kussen, men wilde deel aan hem hebben, den armen dichter, vermoeid van zijn tocht en worstelend nog steeds tegen zijn koorts. Hoeveel zorgen kwamen thans niet op zijn hoofd neer ! In alle vragen van orde en tucht, van be voorrading en huisvesting moesten dadelijk besluiten worden genomen. De dichter wilde n kon zich daar niet buiten houden. Reeds een week na zijn intrede droeg de Nationale Raad van Fiume aan hem als oppersten commandant van het gebied alle gezag op en alle macht die de Raad tot nog toe had bezeten en uitgeoefend Het enthousiasme dier eerste dagen van wat Fiume thans noemde zijn bevrijding, ligt over de termen die de voorzitter van den Raad in zijn toespraak daarbij meende te moeten ge bruiken. Dat begint met : Uij, held der lucht, van het water en van het land. (jij beroemd door daden die de verstommen de verbazing der wereld hebben opgewekt om na lange opsomming te eindigen met de begroeting : Uij goddelijke leidsman." En ja, het was wel een god alleen wiens krachten konden volstaan voor het veelvul dige werk van plannen maken, manifesten schrijven, redevoeringen houden, enthousiasmeeren en magnetisecren waarin een groot gedeelte van d' Aiinunzio's tijd opging. De regeerhig van Italië wilde niet begrijpen dat d' Annunzio zich moest verzetten tegen een slechts gedeeltelijk toegeven aan zijn droom. Hij verlangde Fiume met haven en strandgebied en de geheele Ualmatische kust Italiaansch, hij hoopte, dat op zijn groote daad Italië nut een groote daad zou ant woorden .... Maar neen,.... de regeering schikte zich naar de internationale rcg-jling en het parle ment sloot zich aan bij het ministerie. Hel was een diepe teleurstelling. Veertien dagen na den glorierijken intocht ! Denken de oude wijven van Rome dat zij die vlam kunnen blussclien !" vroeg d' Annun zio bits. Het volk verzamelde zich op het plein voor nu heet het doel : algemeene ontwa pening. Maar zij wil tegelijk de nationale onafhankelijkheid handhaven ; en in een passage van het Voorloopig Ver slag over het wetsontwerp Tijdelijke afwijkingen van de militiewet", een passage, waarin blijkbaar de meening van de Kamerfractie der S. D.A.P. wordt weergegeven, leest men : Het is de taak der moderne arbeidersbe weging, den oorlog te voorkomen. Is de oorlog eenmaal uitgebroken, dan staan ook de moderne arbeiders .aan de zijde van hun land." De S.D.A.P. erkent dus landsver dediging als burgerplicht; maar zij wil bij onderwijs en volksopvoeding ijve ren voor de vredesgedachte en het be sef, van de solidariteit der volken"; zou er nu geen reden zijn te vreezen, dat dit ijveren de bereidheid om het land te verdedigen zal doen verdwij nen, wanneer niet, tegelijk met de vre desgedachte, bij het opkomend ge slacht ook de wil wordt aangewakkerd om, zoo noodig, ter verdediging van het land het leven te offeren? | Ik voor mij heb reeds te kennen gegeven, dat in onafzienbaren tijd het een n het andej zal moeten gebeuren ; maar ik wilde gaarne weten, hoe de S.D.A.P. hierover dacht ; daarom stelde ik mijne vraag en uitte ik den wenscli, dat de S.D.A.P. klaren wijn zou willen schenken. * Het uittreksel uit het artikel van Het Volk, dat ik aan mijne lezers heb medegedeeld, zal hun hebben doen zien, dat de redactie van dit blad om de zaak waar het op aankomt, heendraait ; zij schenkt met alleen geen klaren wijn, maar heelemaal geen wijn ; zij tapt tut een ander vaatje dan dat, waaruit ik gevraagd had bediend te worden: K E R N K A M P iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii u VAN VERSAILLES TOT VERSAILLES Een dezer dagen bevatten de couranten het korte berichtje, dat de militaire autoriteiten in het bezette gebied, iedere feestelijke her denking van het 50-jarig bestaan van het Duitsche rijk verboden'hadden. Hoe suggestief werkte die nuchtere, op zichzelf onbelangrijke mededeeling. Zij riep onmiddellijk in onze ver beelding op de apotheose van'1871 en haar tegenhanger de catastrophe van 1920. We zagen naast den schitterenden triumf van het Duitsche volk, als het ware belichaamd in die vorsten en militairen, welke in de spiegel zaal van het Fransche paleis de Duitsche nheid toejuichten, dezelfde salie des glaces weer gevuld met overwinnende militairen, die nu evenwel aan eenvoudige Duitsche bur gers loodzware vredesvoorwaarden ter tee kening voorlegden. En onder de suggestie dezer schrille tegenstelling waren we geneigd te denken, dat dit verbod van feestvieiïng eigenlijk overbodig moest zijn, want wie zou nog in Duitschland het verlangen hebben om Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIilllllllllllllllllllllllllflIllllllltllllllllll liet Commandantshuis om zich door d' Annunzio te laten toespreken. Hij verscheen, om geven door zijn staf in groot uniform, doods bleek als men hem nog niet had gezien. Hij hief de hand en het vaderlandsche lied dat men begon te zingen, verstomde, maar hij zeide : ,,Straks zal ik tot u spreken, zingt eerst nog den hymne aan het vaderland." Dan kwam zijn stem en iedere syllabe drong door over het plein. In Rome, die stad van de ganzen zonder vleugels en van de mollen zonder oogen, knikt zelftevreden Cagoia zijn schaduw toe en denkt dat wij van avond hier in den schrik zitten en over de sombere straten alleen droeve schimmen gaan. \Vie is Cagoia? vraagt ge mij. Wie is Ca goia? Het woord circuleert door de lachende me nigte, zij heeft natuurlijk direct begrepen dat het de polichinellen naam is voor den tegenstander. -- Van avond ben ik in uitstekend humeur - vervolgt d' Annunzio gisteren had ik het hard te verantwoorden, maar nu wil ik lachen en u zeggen wie Cagoia is en wij zul len hem doopen. -?En te midden van den spot der Fiumaners, schildert hij den man. alleen belust op eten en drinken en die alleen ilcnkt u-anneer hij baii!> is, om ten slotte al die menschen te belachen die aan hun hoofd niet durven raken uit vrees hun kaalheid Uj tooneii, evenals z.ij vreezen hun voet te verzeilen, omdat men zal meenen dat zij van plan zijn te gaan handelen. - - Maar wij, zegt d' Amuinzio, zien niet op tegen den oorlogen - met een bruusk gebaar het hoofddeksel afzettend -- wij kunnen onzen kop toonen, glad als ecu steen door den bergstroom ge slepen. De Heer heeft tegen mij gezegd : ,,lk zal u een hoofd geven, harder dan hun hoofden." En hij heeft het ook aan u gezegd, onvervaarde, ijzeren koppen. Wij zijn veer tig duizend. - Liedjes zingend op Cagoia gaat het volk uiteen. \V. (3. C. Y V A N C K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl