De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 22 januari pagina 11

22 januari 1921 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

22 Jan. '21. No. 2274 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 ZAANDAM'S V E R L I C H T I N G S S Y S T E E M Teekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek Voor wie hooge eisenen stelt aan kwaliteit, construc tie en afwerking is de FONGERS het aangewezen rijwiel. De uitstekende naam, die het FONGERS-R1JWIEL alom verworven beeft, dankt het aan zijne goede hoedanigheden. OefironingerRijiiilenfibriikHONGEIS «IIHIIIIIIIIIIIIIII HET CADEAU Een studeerkamer. Het is avond. Omstreeks negen uur. De jonge man zit te lezen, en reeds zou men hem zijn rust gaan benijden, ?wanneer plotseling de deur opengaat en de kerel binnenkomt. Een oogenblik kijken ze elkaar aan. jongeman is half overeind gekomen ; kerel kijkt dreigend. jongeman: Wat wil je ? kerel: Goeien-avond luitenant. jonge m a n : wat moet je ? kerel: Ken u me niet meer ? De de De De De De De u me nog kom je o n g e m a n : Wie ben je ,,....'t Is nog net als onder dienst De kerel: Zou je niet zeggen dat we nog onder l dienst waren?.. Wat wil je, wat mot je, wie ben je, wat is je wapen nummer. ... ik ben Frans Blok.... De jongeman: ..Frans Blok?.... D e k e r e l : Doet u nou maar niet zoo.... u weet best waar ik vandaan kom.... De jongeman: Het kan me niks schelen waar je vandaan komt. Ik heb je in geen twee jaar gezien.... 1111111 *l>l|l<lfl'l*l*'MIIIIIIII1lmillllll|f|M|||tltltiMMI> IMIEIMIIIIIIIIIIIIIII De kerel: Haalt je de drommel, dat je me niet gezien hebt twee jaar ik kom uit de bajes elf maandjes gehad De jongeman: nou n ? De kerel: anders niet uit de ge vangenis, waar u me in geholpen hebt De jongeman: wie ? ik ? De kerel: ja wie anders ? De jongeman: .... Nou herinner ik me Frans Blok, uit de tweede sectie, die altijd zijn uitrusting verpatste De kerel: (verbeterend) van de hand deed De jongeman: Die altijd zijn patroontasschen miste, of z'n ransel, of z'n dekens.... De kerel: Ziet u nou of kent.... De jongeman : ....Zoo, en nou uit de gevangenis ? De kerel: Jawel ! Ik ben vanmiddag ontslagen en nou moet ik wat aanpak ken het kan me niet schelen wat, de een of andere vertrouwenspositie liefst De jonge m a n :. .een vertrouwenspositie jij ? De kerel:.... hoor'm .... hoor'm. . . .jij, vraagt ie ! waarom een ander wel een vertrouwenspositie, en ik geen ? Hè? Dat laat ik me niet zeggen, en zeker door u niet ! Wie heeft er me anders in geholpen, met z'n zoet gefluit ? Wie anders dan luitenant Kolder... . De jong e m a n : je bent gek vent ! De kerel: neen meneer de luitenant. . . . zógek is Frans Blok niet. . . . Daar voor heb ik een jaar lang kunnen nadenken over het oogenblik van heden.... Nou staan we tegenover mekaar, as mensen tegen over mensch, en non zal ik het zeggen.. .. dat u het geweest ben, en niemand anders, die mijn dat gelapt heeft.... D e j o n g e m a n : je bent razend kerel.. ledere keer dat er wat van je verloren was en ze me rap porteerden dat je je geweer '''' of je schoenen kwijt was, heb ik je bij me laten komen. Blok, heb ik dan gezegd, waar zijn je zaken ? De andere hebben ze afgegapt" zei je dan altijd. En wie heeft je dan telkens weer geloofd ? De kerel: uwes. De jongeman: Juist ! ik! En de achtste keer toen je schoenen verdwenen waren.... wie heeft er toen een groote kist voor je laten timmeren, met een slot d'r op ? De kerel: wér uwes ! De /.aandamsche commissie van bijstand voor de lichtbedrijven, bestaande uit "wethouder Duijs, een kapper, een bootwerker, een manufacturier en een fabrieksarbeider, zijn naar Berlijn, Stockholm, Bergen, Manchester en Londen voor een studie-reis." (Persbericht.) ,,Nederlandsche Toonkunst-coneert'' Aan het lofwaardig initiatief van den heer N. van Harpen, directeur der Maatschap pij voor Beeldende Kunsten, hebben wij te danken, dat er onder de gedistingeerde lei ding van den smaakvollen Hubert Cuypers een begin is gemaakt met het geven van co.icerten, naar weloverwogen plan, uit sluitend gewijd aan het werk van Nederland sche toonkunstenaars. Men opende dezen eersten keer met de ,,Gijsbrecht"-muziek van Bernard Zweers. Moest dit werk op het huidig tijdstip nog geschreven worden, dan zou de componist, vertrouw ik, het orkest een belangrijker rol toebedeelen ; ook zou hij stellig een dank baar gebruik maken van de vele aanwinsten, die de ontwikkeling der orkesttechniek in de laatste vijf-en-twintig jaar heeft opgeleverd. Zooals het orkestrale gedeelte der compositie zich nu weer eens aan ons presenteerde, kwamen wij opnieuw onder den indruk van de klaarheid der dispositie en de kunstvaar digheid der bewerking. De koren legden weer getuigenis af van Zweers' meesterschap in de kunst der stem voering. Slechts op enkele plaatsen is er iets geforceerds in de beweging der stemmen, en het is begrijpelijk, dat in deze gedeelten d: zangers want het waren alleen de te noren en bassen der ,,Schola Cantorum" hun partijen niet volkomen bleken te beheerschen. In de dubbel-kwartetten bleven meer malen sommige vrouwenstemmen op beden kelijke wijze in klank-ontwikkeling achter bij het volle geluid van Mevr. Dora Zweers-de Louw. Overigens kweet het koor, n in de kleinere, n in de grootere bezetting zich op waardige wijze van zijn taak. Louis Zimmermann trad op met een viool concert van eigen compositie. Het bleek minder een in optima forma uitgewerkt concert" dan eene in menig opzicht gelukkige combi natie van brillant geschreven en warmmuzikaal gevoelde composities voor het solo instrument, voorzien van eene eenvoudige orkestbegeleiding, waarin evenwel menig goed gevonden en goedklinkend solo-trekje de aandacht op zich vestigt. De componist droeg zijn stuk met schitterend lan voor, en zag zich beloond met een langdurige en allerhartelijkste ovatie. Tot slot dirigeerde Cuypers de ballet muziek uit zijn opéra comique ,,De Dochter van den Radjah". Een knap-opgezet en uit muntend geïnstrumenteerd stuk, met mooie exotische kleuren en veel frischheid in den melodischen gang. H. J. DEN HERTOG IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUMIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllUIIIIIIIIMIItllllllllllllll . waarom ik geen vertrouwenspositie De jongeman: en wat heb ik toen gezegd ? Blok, heb ik gezegd, iw'<; d'r ook is die je wantrouwt, ik zal je gelooven. . . . ik /al je vertrouwen, en ik zal je een kist met een slot geven waar je al je zaken in kunt opbergen en afsluiten. . . . De kerel: jawel.... daar is het mee begonnen ! Dat u nog het lef hebt er over te beginnen. . . . D e j o n g e m a n : Ik weet nog dat we samen de kist hebben nagezien.... alles was d'r goed in opgeborgen, en geen een kameraad had er wat uit kunnen stelen.... ik weet nog zelfs wat er in zat : drie paar dienstlaarzen, vijf paar sokken, drie onder broeken .... De kerel: wiedes, een au, een in de wasch, een in de kist. . . . De jong e man: .... enfin, alles was er in, je patroontasschen, ranselriemen, eetketel, pionier-gereedschap.... Een week later was de heele kist weg.... en alles d'r bij.... De kerel: (zuchtend) :.... ja. ... D e j o n g e m a n : Zóerg was het nog nooit geweest.... voor over de honderd gulden zoek.. .. De kerel: (zuchtend): ... .ja-ja.. .. D e j o n g e m a n : Blok-Blok. . . . tot op den huidigen dag heb ik me afgevraagd hoe dat heeft kunnen gebeuren.... hoe is dat mogelijk geweest.... D e k e r e l : Dat heeft zich afgevraagd ! De jongeman: Een gesloten kist.... heelemaal vol.... zoo ineens weg.... dat niemand dat gezien heeft.... De kerel: Het is ommers 's nachts gebeurd.... De jongeman: wat zeg je ? De k e rïe l : Het raampie van het nacht privaat uit, over de schutting en met een bootje naar de' overkant.... anders niks.... D e j o n g e m a n : wat zeg je.... ? Maar als jij dat alles weet dan.... Die kist die ik je gegeven had.... De kerel: verkocht! D e j o n g e m a n : .... met alles wat er in zat.... De kerel: natuurlijk. . .. De jonge m a n : ellendeling ! De kerel: ....Wie heeft me verleid, door me die kist te geven ? Ik had nooit wat bezeten in m'n leven. Toen kwam ik onder dienst. Twee pakken kreeg ik, ondergoed, sokken, wapenen.... zonder dat ik het wou , maakten ze een kapitalist van me. Toen ik wat had moest ik d'r ook wat mee doen. Ze zegge ommers ook dat die onbeschaafde personen in de wildernis het zelfde doen ? Ik had wapens, en daar had ik niks an. Ik had ze maar om te ruilen en ik had zooveel jenever als ik lustte. Maar dat was allemaal nog niks. Die kist, die u me gegeven hebt, die heeft me de nekslag gegeven. Eerst had ik maar naar de markt te loopen en het was voor mekaar. Maar toen ik m'n kist had, met dut slot d'r op, kreeg ik d'r de zorgen bij. Kerst had ik alleen m'n eigen schoenen verkocht. . . .Toen gapte ik die van de kame raden d'r bij. Waarachtig meneer, met die kist heb u me ongelukkig gemaakt, en nou ziet u de gevolgen. Ik heb m'n tijd uitgezeten en ik ben voor m'n leven geschandvlekt. Zalig zijn de armen ! Wie n keer wat bezeten heeft, achter slot, die heeft 't voor z'n leven te pakken. D e j o n g e m a n : .... Als ik dat geweten had.... Ik ben gek geweest. Alle anderen hadden je in de gaten.... D e k e r e l : ... .Die begrepen me, want die wisten waartoe een arme stakker komen kan. Alleen, zij durfden niet en ik wel. De jonge m a n : .... Dat je nog bij me durft komen.... D e k e r e l : Ik wil u de kans geven om het goed te maken, luitenant... .Geeft u me een paar centen om te beginnen.... Om een nieuw leven te beginnen.... De jongeman: en een geld kistje d'r bij zeker.... D e k e r e l : .... as u d'r toevallig een te missen heeft.... MELIS STOK E ik had naar de markt te loopen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl