Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
22 Jan. '21. - No. 2274
KRUIS OF MUNT
Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
Bu.
t ?
HAAST
TOEZEIDIII
AAI
VAN DER HOOP'.
MEUBELBEWARINGEN TRANSPORT MIJ.
AMSTERDAM
f AN HAAR UATST
«RSCHENEN / HSTEIDIII
WOSPECTUSX tTr?p|tr?,
TELEFOON \. / S1H ZUID
Je kunt nooit weten, hoe 'n Pop rollen kan
iiiiiiiiliiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiitMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
den dag van 18 Januari 1851 feestelijk te
herdenken?
En toch ??als er in het tegenwoordige
Duitschland iets gevierd mag worden, dan
is het dit jubileum. De Duitsche eenheid, die
in 1871 te Versailles werd geproclameerd is
het eenige wat over is gebleven van al den
roem en schitterende successen van den
Fransch-Duitschen oorlog. De macht, de rijk
dom van het keizerrijk, ja, deze schepping
zelve, het is alles te gronde gegaan in de ge
weldige afbraak van den oorlog, maar de
zwart gerokte heeren, die in 1920 de
vredesvoorwaarden der Entente moesten halen in
het Fransche koningspaleis, kwamen daar
als vertegenwoordigers van de nheid van
Duitschland ; in hen leefde dit besef krachti
ger en sterker dan in hunne voorgangers, de
schitterende overwinnaars van 1870.
Hier ligt ook de oorzaak, dat het tweede
Versailles voor Frankrijk niet de beteekenis
heeft gekregen, welke het gehad zou moeten
hebben.
De scène van 1871 in de spiegelgalerij, zij is
in 1920 in het zelfde decor maar met omge
keerde rollen gerepeteerd, de uiterlijke smet
voor Frankrijk is daarmede afgewischt.
Elzas-Lotharingen is terug bij het Fransche
vaderland. Frankrijk's legers houden de
wacht aan den Rijn, alle Duitsche successen
Moot* tanden, gaxonda mond eimchen
l T* "?dcot 25 ct-p-tübe 50 ct'
oP tandpasta
van 1870 zijn dus moreel en daadwerkelijk
te niet gedaan, behalve het ne feit der Duit
sche nheid. Maar gaarne gaf men in Parijs
alle overige resultaten van den oorlog prijs,
als men slechts de verbrokkeling van Duitsch
land had kunnen bereiken. En nu de neder
laag het Duitsche rijk niet uiteen heeft doen
vallen, acht Frankrijk de behaalde successen
gering, eischt het steeds weer nieuwe waar
borgen tegenover den schijnbaar zoo
machteloozen vijand, wil het de bondgenooten dwin
gen om mee te doen in eene politiek, welke
consequent doorgevoerd, de vernietiging van
Centraal-Europa zou beteekenen. Men doet
het wel eens voorkomen alsof haat, een
onverzoenlijken wrok tegen den erfvijand deze
onverbiddelijke poh'tiek zou dicteeren. Maar
door zóte denken doet men Frankrijk on
recht. Een eerlijker, edeler motief vormt de
basis van dit, voor ons zoo onredelijke op
treden. Het is de angst voor de veiligheid
van het eigen land, die de Fransche politici
zódoet handelen. Men weet aan zijn Oost
grens, een nauwaaneengesloten blok van 50
mülioen Germanen, levenskrachtig en sterk,
een volk, dat getoond heeft n te willen blij
ven niet alleen in voorspoed, maar ook in
tijden van nationale ellende. En deze
menschenmassa, n van zin, n van willen waar het
nationale doeleinden betreft, is voor Frank
rijk eene eeuwigdurende bedreiging, ook al is
zij tijdelijk tot onmacht gedoemd. De eeuwen
oude verdeel- en heerschpolitiek, welke
Frankrijk steeds met zooveel succes toepaste
ten opzichte van den Oostelijken buurman en
waardoor het altijd in staat is geweest zijn
overwicht te doen gelden tegenover het
numeriek zooveel sterkere Duitsche volk heeft
nu voorgoed afgedaan. Wel speculeert men nog
steeds op de vijandige gezindheid van Beieren
ten opzichte van Pruisen, wel tracht men de
oude afscheidingsneigingen in het Rijnland
weer te doen herleven, maar deze politiek is
een laatste wanhopige poging, toegepast om
dat men alles wil beproeven, maar waaraan
men in Parijs zelf niet meer gelooft. En dit
zeer terecht, want het streven van Frankrijk
gaat op dit punt dwars in tegen den loop der
geschiedenis, die zich nu eenmaal niet laat
dwingen, en die onverbiddelijk heeft geleid tot
de Duitsche nheid. Immers de machtelooze
verbrokkeling, waarin de Westfaalsche vrede
Duitschland had achtergelaten, was te on
natuurlijk geweest, te zeer het bedenksel van
diplomatenwijsheid, dan dat zij op den duur
had kunnen blijven bestaan. Alleen tijd was
er noodig alvorens in al deze Duitsche volkjes
en staatjes het begrip van saamhoorigheid tot
een kracht kon worden, die sterk genoeg zou
zijn om te kunnen triumfeeren over het eigen
enge particuliere belang en over den haat en
de antipathie welke men algemeen voelde
voor Pruisen, het land, dat toch in een
eenheidsrijkderolvan leidenden staat zou moeten
toevallen. Maar juist in het feit, dat niet uit
liefde en sympathie, maar ondanks afkeer en
haat deze nheid tot stand is gekomen, ligt
haar sterkte en kracht. Het Duitsche natio
naal gevoel, dat de vereeniging noodzakelijk
achtte en haar daarom wilde, bleek op den
duur sterker dan alle op zichzelf zeer begrijpe
lijke maar tweede rangs overwegingen. En de
proef op de som heeft deze oorlog gegeven.
In de jaren 1918-1920 is het wel duidelijk ge
bleken, dat deze schepping van het
eenheidsrijk das naturnotwendige Ergebnis (war)
einer historischen Entwickeiung," anders
had iets, dat geboren was in den glans en
roem eener schitterende overwinning den
schok van een verpletterende nederlaag niet
kunnen verdragen. Nog steeds is Pruisen niet
geliefd bij de andere Duitsche staten. Nog
altijs is er gekrakeel tusschen de Centrale machte
te Berlijn en de regeeringen van Beieren.
Wurtemberg enz. Maar dit zijn om zoo te
zeggen familietwisten geworden. Tegenover
het buitenland is men n in leed, ontbering
en ellende.
En daarom zal men straks in het niet bezette
Duitschland den glorierijken dag van 18
Januari 1817 met enthousiasme herdenken.
Immers de kracht en de sterkte, die toenmaals
in Versailles aan het Duitsche volk is gegeven.
heeft getriutnfeerd ondanks het tweede Ver
sailles. !
C. EITJE
DE OPLEIDING VAN SOCIAAL
GENEESKUNDIGEN
Sta mij toe eenige opmerkingen te maken,
over wat Dr. van Eijk onder bovenstaanden
titel in Uw nummer van 8 Januari schreef.
Hadden wij vroeger geneeskundigen van
verschillende opleiding en met uiteenloopende
bevoegdheid, sedert 1865 is aan die
verscheiJ. S. MEUWSEN, Hofloririneltr, A'OAM?R'DAM
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
iiiiiiiiMiiiiiiiiiiniiiuiuiijijiiiuuijiiiuiiiJuuiiujjuiiujajiuiiuiiiiiiiiiii
denheid een "einde. De klinische scholen zijn
opgeheven, de geheele geneeskundige opleiding
is naar de Universiteit gebracht en de arts
titel is de eenige, welke bevoegdheid geeft tot
uitoefening van de praktijk en wel in haar vol
len omvang, ook voor specialisten. Alleen voor
de tandheelkunde bestaat daarnaast nog een
afzonderlijke opleiding en een afzonderlijk
bevoegdheidsdiploma. Behoudens deze uit
zondering dus : eenheid van opleiding, een
heid van geneeskundigen stand.
Met dit beginsel wil Van Eijk breken. Voor
de sociale geneeskunde bepleit hij een split
sing na het doctoraal examen : Aangekomen
op het punt, dat de aanstaande practicus
zich gaat bekwamen voor het practisch arts
examen, gaat de sociaal-geneeskundige zich
differentieeren voor eenige bepaalde, zooveel
mogelijk bijeenbehoorende, vakken." Hij
acht dit de gewenschte oplossing, omdat 1.
het niet meer mogelijk zal blijken, alle ge
wenschte kennis en functies vertegenwoordigd
te krijgen in n persoon, den arts ; 2. het al
gemeen belang, i.c. de volksgezondheid,
beter gediend zal worden door een speciale
opleiding van meetaf, dan door een speciale
self-made vorming achteraf; 3. het practisch
en financieel onmogelijk zal blijken een vol
doend aantal deskundigen te krijgen op de
tegenwoordige wijze, omdat de studie dan te
lang en te duur zou worden."
Men gevoelt, dat dezelfde redeneering mu
tatis mutandis zou kunnen gelden ten aanzien
van andere specialiteiten dan de sociale
geneeskunde. Toch heeft men daar niet aan
gewild uit overweging, dat de verschillende
onderdeelen der geneeskundige wetenschap te
innig met elkander samenhangen, een
differentieering in de opleiding uit dien hoofde
verwerpelijk en bovendien om allerlei
practische redenen niet wel uitvoerbaar is, voor
dat de algemeene vorming tot arts is
afgeloopen.
Thans gaat het in den regel zoo, dat wie zich
als specialist wil-vestigen, na het behalen van
het artsdiploma, hoewel dit hem de volle
bevoegdheid geeft, zich nog in bepaalde rich
ting gaat bekwamen door eenige jaren aan een
Universiteitskliniek of ander groot ziekenhuis
als assistent werkzaam te zijn. Die gelegenheid
om zich tot specialist te ontwikkelen bestaat
met betrekking tot de sociale geneeskunde nog
niet in voldoende mate en daarin zal moeten
worden voorzien. Dit stem ik Dr. van Eijk
volmondig toe, maar in tegenstelling met hem
zou ik de eenheid der geneeskunde ook op
dit punt willen gehandhaafd zien. Zij zal
hem telkensjweder tegemoet treden,wanneer hij
beproeft de door hem beoogde differentieering
door te voeren. Mijn ambtgenoot, Prof.
Zwaardemaker, heeft in het Ned. Tijdschrift
voor Geneeskunde de opmerking gemaakt,
dat hij slechts twee groepen van sociale art
sen kan ontdekken, voor wie klinische vorming
onnoodig kan worden geacht: 1. raadgevers bij
beroepskeuze ; 2. inspecteurs van den woning
bouw. M.i. valt de eerste groep zelfs nog af,
maar hoe dit zij, op de vraag van collega
Zwaardemaker, of Dr. van Eijk nog andere
groepen op het oog heeft, is deze het antwoord
schuldig gebleven. Gesteld dat zij er zijn, dan
verzetten zich toch de eischen van de
practijk tegen een ver doorgedreven specialisee
ring en afsplitsing van die groepen, waarvoor
geen volledige klinische opleiding mocht
noodig geacht worden. Immers zou dienten
gevolge beiderzijds de keuze te veel beperkt
worden ; veelal zouden voor bepaalde ambten
de daartoe bizonderlijk bevoegden of omgekeerd
voor dezen de ambten niet te krijgen zijn. Zal
een en ander er nu niet van zelf toe leiden dat
velen, liever twee pijlen op hun boog hebbend,
er de voorkeur aan zullen geven eerst het
artsdiploma te behalen en dan te beslissen of
zij zich zullen specialiseeren in de sociale ge
neeskunde? Dit behoeft volstrekt niet te zijn,
zooals Van Eijk sub 2. stelt, een self made
vorming achteraf." Hun studie zou Ua2jaar
langer duren dan volgens het plan Van Eijk,
doch dat is inhoofdzaak een financieel bezwaar
en daaraan ware van hoogerhand tegemoet
te komen, zooals het Departement vanKolonië'n
reeds doet ten behoeve van de aanstaande
tropenartsen.
QTJERIDO
In zijn ebbenhouten zetel,
Aan zijn' breeden lessenaar.
Eenzaam in het roerloos-schoone
Peinst de grijze kunstenaar.
Ruim en statig is de kamer
Waar hij wel bij wijlen schrijft,
Indrukwekkend is de huize
Waar hij zoo-gewenscht verblijft.
Te vermoeden bloemengeuren,
Anjelieren met jasmijn,
Suien door de deuren binnen
Zacht verwarmd van zonneschijn.
Zwanen deinen in den vijver,
Pauwen gaan er pralend rond
In de schaduw-wonder-lanen
Droomt de stille middagstond.
In zijn iweede-hands pensiohstoel,
Aan zijn klerken-lessenaar
Nijdig van het matjes-kloppen
Tobt de grijze kunstenaar.
Twee-hoog-achter is het zitje
Waar hij na de koffie schrijft,
Pas-behangen is de woning
Waar hij sedert Mei verblijft.
Bij de buren bakt men bokkwn
Op een smeulend ga>-komfoor',
Lucht van katten komt naar binnen
Met benzine-walm er door.
Honden janken bij de broodkar,
Muggen dazen zoemend rond
En Querido schrijft zijn boeken
In den valen middagstond.
En9hij ploetert voor zijn huishuur,
Voor zijn kolen en de wasch
En hij schenkt zijn diepste schoonheid
Voor een nieuwe winterjas.
J. H. SPEENHOFF
iMMiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiilllliiliiiiiiliiiiift
En dan, hoeveel voordeelen biedt niet de
door mij bepleite studiegang ! In het ambte
lijke een ruimere beroepskeuze en overgang
uit en naar de geneeskundige praktijk ten
allen tijde mogelijk. Ik zou verder willen gaan
en den eisen stellen, dat de sociale artsen bij
voorkeur zullen gekozen worden uit hen, die
behalve een speciale opleiding nog eenige jaren
geneeskundige praktijk achter den rug hebben.
Deze lijkt mij de beste voorbereiding voor de
praktijk der sociale geneeskunde en in het
stelsel Van Eijk zou die voor zekere groepen
zijn uitgesloten.
PROF. DR. C. EIJK M A N
m lil u u in ui niiiiiimiiiii in i i n iiiiiiiniii n i u iiiiiiiin
In vroeger dagen was onze belangstelling
voor een Fransche kabinetswisseling van den
zelfden aard als die wij voelen voor een
goedgespeeld tooneelspel. Wij wisten, dat per
soonlijke overwegingen, verhoudingen en
intriges het leven en sterven der Fransche
ministers beheerschten en dat een kabinet,
als het een aantal maanden het bewind ge
voerd had, noodzakelijkerwijze bloot stond
aan aanvallen op zijn leven en zoo het al
niet bij den eersten of tweeden stroom be
zweek, toch ten laatste 't zou moeten afleg
gen, zonder dat daarom in de richting van
't bewind iets behoefde te veranderen. Kortom
't ging om persoonlijke aangelegenheden en
niet zakelijke, zooals bijvoorbeeld in Enge
land, en een verandering van ministerie in
Frankrijk was daarom voor de wereldpolitiek
van oneindig minder belang dan een in 't
Vereenigd Koninkrijk. Terwijl aldus de con
tinuïteit der Engelsche politiek gewaarborgd
werd door het langdurig aanblijven eener
regeering en het bestaan van een zeer hechte
partij-formatie, zou zij in Frankrijk heel en
al zoek geweest zijn, zoo het niet steeds
dezelfde groep van personen geweest ware,
die afwisselend op het kussen kwamen en er
weer afgleden, en zoo was het voor de wereld
geschiedenis van weinig belang of daar een
M. Dupont of een M. Durand als president
van den ministerraad fungeerde.
Met den oorlog is dit ten deele veranderd.
Niet, dat er een eind gekomen zou zijn aan
het elkander ten val brengen om persoonlijke
redenen, of dat het intrigeeren om de hooge
baantjes minder sterk zou zijn dan vroeger,
of er grooter bestendigheid zou gekomen zijn
in het ministerieele leven van een Fransch
staatsman want terwijl Lloyd George aan
't bewind is sedert December 1916, versleet
Frankrijk in denzelfden tijd een viertal minis
teries maar juist in deze dagen is de vraag
wie richting geven zal aan de Fransche poli
tiek van het allergrootste wereldbelang, 't Is
omdat Frankrijk sinds de
Entente-overwinning een zeer bijzondere plaats inneemt in
Europa, als meest geïnteresseerde bewaker
van het verslagen Duitschland, en omdat de
Fransche politiek in de twee jaar, die op
den wapenstilstand volgden, herhaalde malen
de staatkunde der Entente beheerscht heeft.
En wijl er nu in Frankrijk stellig verschil
lende stroomingen bestaan in zake de houding
tegenover Duitschland en Rusland aan te
nemen, is het in hooge mate van belang of
ditmaal een onverzoenlijk man dan wel een
diplomaat van de Britsch Italiaansche rich
ting op het kussen verschijnt.
De val van het kabinet-Leygues liet weinig
goeds verwachten : Leygues, die opgetreden
was als plaatsvervanger van Millerand. en
dus. evenals deze. ais voortzetter van
Clemenceau's staatkunde, welke beheerscht werd
door vrees voor Duitsche revanche, was
blijkbaar minder vast in de leer geworden.
had concessies aan de bondgenooten gedaan
en de Fransche deskundigen hadden in Brus
sel met de Duitsche financiers als met vrien
den «epraat. Kortom, er kwamen teekenen.
dat de Fransche politiek de langverwachte
groote zwenking zou ondernemen. Maar zie,
eer het zoover was, vórdat de zwenking
duidelijk kon blijken op de bijeenkomst van
den Oppersten 'Raad die op Woensdag 19
bepaald was en waardoor Frankrijk aan de
nieuwe richting gebonden kon worden, zond
de kamer de regeering heen. Dit scheen dus
een duidelijke aanwijzing, te meer daar de
afgevaardigden nog onder den indruk ver
keerden van oud-minister Lefèvre's redevoe
ring, die zoo juist het Duitsche gevaar in
zijn schrjlste kleuren had afgeschilderd, en
zoo lag het voor de hand, dat Raoul Pérèt,
de Kamervoorzitter, die door Millerand met
de kabinets-vorming belast werd, zich tot
Poincaréwendde, den grooten man, die als
president der republiek tijdens den oorlog
mede de Fransche overwinning symboliseert
en die na zijn aftreden in woord en geschrift
niet afgelaten heeft de overwinnaarspolitiek
tegenover Duitschland te verdedigen. Toch.
een nationalistisch ministerie heeft ook Pérèt
niet willen vormen, klaarblijkelijk omdat de
beteekenis van het kamervotum niet zoo
eenvoudig en duidelijk is geweest als het
scheen en de meerderheid die Leygues ten
val bracht, lang niet homogeen genoeg was
om zulk een regeering mogelijk te maken.
en wellicht ook, omdat Millerand, die immers
invloed wil blijven uitoefenen op de politiek,
zelf bekeerd is tot een afwijking van de
gedragslijn die hij tijdens zijn ministerschap
zoo stipt gevolgd heeft. In elk geval, Pérèt
heeft gepoogd de moeilijkheden te boven te
komen door een groot ministerie" saam te
stellen, d.i. een kabinet bestaande uit bekende
staatslieden van meer dan een richting en
als welks steunpilaren Poincaréen Briand
moesten dienst doen. Begrijpelijkerwijze heeft
de eerste hiervan niet gewild, tenzij men in
de hoofdzaak, dat is de buitenlandsche poli
tiek, zijn leuze aanvaardde en dit te kennen
gaf door hem de leiding van 't departement
aan de Qnai d'Orsay op te dragen, maar
juist het feit dat Pérèt dit niet heeft gewild,
wijst erop dat Millerand van de richt
ngPoincaréniet meer gediend is en geeft hoop
dat de zwenking toch tot op zekere hoogte
komen zal.
A'.dus moest Pérèt het opgeven en kwam
Brirnd op 't tooneel, die slaagde zonder
Puincaréu't te tioodigen. De beteekenis van
zijn optreden is hierdoor althans naar n
kant duidelijk: een fel anti-Duitsche politiek,
een nationalistische, militaire
overwinnaarspolitiek, is van dit kabinet niet te verwachten.
Maar meer dan dit is er ook niet van te
zeggen, want noch Briand's eigen persoon
lijkheid, noch die van zijn medewerkers geeft
een programma in dit opzicht. Vandaar dan
ook, dat men in Duitschland zich over zijn
optreden nog allerminst verheugt. In Engeland
doet men dit wel, en naar onze meening
terecht want Briand's scherp verstand, kalm
beleid en bezadigd inzicht kunnen in dezen
ontzaglijk belangrijken tijd de Entente en
de heele wereld uitmuntend te stade komen.
Een man van groote beginselen is Briand
zeker niet, deze socialist die zijn partij in den
steek liet toen hij hoog geklommen was en
die zich zoo uitmuntend bij alle omstandig
heden wist aan te passen. Maar een klare
kop, een heldere blik en groote politieke
gaven gepaard aan een groot overwicht in
't parlement maken hem tot een figuur die
juist voor 't oogenblik zeer goed werk kan
doen daarginds. Toen de oorlog slecht ging
voor de Entente, was Briand de man niet
om er den moed in te houden en de over
winning mogelijk te maken daarvoor was
Clérnenceau noodig maar wel was hij het
die ondanks de schijnbaar overwegende be
zwaren, de noodzakelijkheid bleef inzien om
het front bij Saloniki niet prijs te geven en
men herinnert zich hoe dit de
Entente-overwinning minstens 'n paar maanden verhaast
heeft.
Waarom Frankrijk juist van zulk een
figuur zooveel nut kan hebben? omdat blijk
baar het oogenblik gekomen is waarop de
Fransche politiek door verstandelijke over
wegingen beheerscht moet worden inplaats
van door vrees en onverzoenlijkheid. Een
Amerikaansch blad heeft, volgens het
Wolffbureau, dezer dagen geschreven dat er nog
vele ministeries in Frankrijk zullen vallen eer
dit land den weg der verzoening zal opgaan,
maar wij mogen hopen dat het zich vergist.
De omstandigheden dwingen en de teekenen
dat men aan dien dwang gehoor zal geven
ontbreken niet. Het meest dwingend is de
financieele nood ! de ministers van financiën
y.ien geen kans het budget toonbaar te maken
zonder de creditpost van de milliarden der
Duitsche schadeloosstelling en langzaamaan
dringt het besef door dat men die milliarden
niet binnen krijgt door Duitschland klein te
houden. In Brussel begon het eerste licht te
gloren en wij mogen hopen dat diezelfde heer
Bergmann die daar zoo reëele besprekingen
hield met de Fransche deskundigen en die
Zondag weer in Parijs is gearriveerd, op 't
oogenblik bezig is om op dien weg naar hat
goede doel verder te wandelen. De ,,Temps"
zelf, die aan Poincarégastvrijheid placht te
geven en in zijn hoofdartikelen consequent
front maakte tegen de Britsen-Italiaansche
toenaderingsstemming, begint in te binden,
schreef dezer dagen dat in zake de handel
met Rusland de geallieerden eerst onderling
tot eenzelfde gedragslijn moeten komen e n
dan ook met Duitschland! En
dagelijks predikt nu het blad tegen de
menschen die meenen er te zullen komen dank
zij het zwaard van Foch, zooals het vroeger
de andere partij terechtwees. Reden genoeg
om aan te nemen, dat er iets veranderd is
in de stemming der leidende kringen in Parijs
en om de hoop te koesteren dat als daar
straks de uitgestelde conferentie gehouden
wordt, Briand en Lloyd George als twee
nuchtere denkers, een weg zullen vinden
om de pijnlijke ontwapenings-quaestie te
regelen en daarmee den weg te banen
voor het economisch overleg, dat Duitschland
UNIE BAMK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen In Nederland:
's-GRAVENHlGE, TILBURG,
LEEUWARDEN, OISTERWIJK,
UDENHOUT, LOCHEM en BORCULO.
Agentschappen in Indië:
BATAVIA, SOERABAYA,
SEMARANG, BANDÜENG, MEDAN en
WELTEVREDEN.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIHIMIIIMIIIIIIIHIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIHIIII
opnieuw tot een goede klant voor de
Engelsche industrie kan maken en het in staat
stellen zal met de opbrengst van zijn werk
het Fransche budget sluitend te maken.
In elk geval, het geeft ons een heel wat
geruster gevoel, te weten, dat Lloyd George
in Parijs zal praten met den uitnemend
deskundigen Briand dan met den heer Leygues,
die nimmer in dezen tijd de gewichtige post
bekleed zou hebben, indien Millerand niet
naar het Elysée ware verhuisd.
En waarlijk de tijd dringt. Het voorjaar
is de periode van woelingen en gevaren en
de communistische opstootjes in Berlijn van
deze week kunnen het voorspel zijn van
ernstiger zaken. Engeland bovendien verkeert
aan alle kanten in zoo groote moeilijkheden,
dat het zich wel haasten moet met de be
reddering van den internationalen boedel.
Werkeloosheid neemt hand over hand toe,
en al bedenkt de regeering lapmiddelties, er
kan alleen een oplossing komen door herstel
van Duitschland en zoo mogelijk van Rusland.
In Britsen-Indie heerscht hier en daar op
roer misschien ten gevolge van bolsje
wistische propaganda, 't geen natuurlijk offi
cieel ontkend wordt Perzie wordt dezer
dagen door de Britsche troepen ontruimd,
zoodat wellicht de Siah afstand moet doen
en Perziübijna zeker een Sovjet-staat, d. w. z,
bij Rusland aangesloten zal worden. In
KleinAzië gaat het ook slecht, omdat de Orieksche
troepen geen lust meer schijnen te hebben
zich tegen de Kemalisten dood te vechten,
nu 't niet eens zeker is dat Griekeland Smyrna
krijgt, en nu Konstantijn er voor bedankt
daar zijn glorie te gaan verspelen. In al deze
zaken gaat 't den hngelschen niet voor den
wind en 't is duidelijk dat de ,,vruchten der
overwinning" alleen dan behouden kunnen
worden als het land zijn economischen bioei
behoudt of herkrijgt, hetgeen weer alleen dan
mogelijk is, als de vredestoestand werkelijk
hersteld wordt.
Maar voor deze problemen en moeilijkheden
zijn knappe koppen noodig en kalm overleg.
ontdaan van alle uit den oorlog overgebleven
gevoelsoverwegingen. En daarom is het, dat
wij het optreden van Briand hoopvol be
groeten. Moge de Senaat hem niet, alweer
om persoonlijke redenen, naar huis zenden,
voor hij zijn werk begonnen heeft.
J. C. VAN O V E N