Historisch Archief 1877-1940
22 Jan. '21. No. 2274
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Nieuwe
Engelse _Litterataur
WALTER DE LA MARE
Poems 1901 to 1918, by WALTER DB I.A
MARE. 2 volumes. Constable. 1921.
27/6.
'Come !' said Old Shellover.
'What?' says Creep.
'The horny old Gardener's fast asleep;
The fat cock Thrush
To his nest has 'gone,
And the dew shines bright
In the rising Moon ;
Old Sallie Worm from her hole doth peep ;
Come !' said Old Shellover.
'Ay !' said Creep.
Dit is 'n gesprek tussen twee slakken,
'n huisjesslak met 'n naakte, zo'n griezelige
lange, je weet wel. 't Is geschreven voor kin
deren, en in weerwil van 't zeventiende
eauwse doth peep is het zeer gernakkelik voor
kinderen te verstaan en te doorvoelen
' iQedichtje tovert ze gedurende enige ogen
blikken om tot slakken, doet ze de natuur
aanschouwen met de oogen van Old Shellover
en Creep, en met die van Walter de la
Mare, de Proteus van heggen en sloten, een
zame velden en verlaten hoekjes in tuinen.
Hij bezoekt de vierde week van deze maand
verschillende plaatsen in ons land om voor
de afdelingen van de English Association in
Holland (alg. sekretaris Mejuffrouw J. M.
Kraft, Leidse Weg 5, Utrecht) lezingen te
houden. Vandaar dat ik enkele andere boeken
op 'n bespreking laat wachten om dit feuil
leton te wijden aan iemand, die op dit ogen
blik meetelt in de Engelse letterkunde,
zodanig dat z'n werk gerespekteerd wordt door
kunstbroeders en zusters van de meest uit
eenlopende richtingen. Tevens iemand voor
wie nooit de grote trom is geroerd, maar die,
na stil en kalm begonnen te zijn, stil en kalm
:s door blijven gaan, zonder z'n gaaf talent op
enigerlei wijze te forceren, en die getoond
heeft, dat het zeer wel mogelijk is zich loyaal
aan te sluiten bij de grote traditie van de
Engelse poëzie, en toch zich individueel uit
te spreken.
Z'n naam ziet er Frans uit ; men zegt, dat
ie afstamt van Hugenoten, die in de zeven
tiende eeuw de wijk naar Engeland hadden
genomen; en aan zo'n feit" worden dan
dikwels bespiegelingen geknoopt van 'n soort
die ik meestal negeer. De la Mare heeft niets
Frans over zich, zoals b.v. Maurice Hewlett
wél heeft. En dat men in meerdere mate
afstamt van 'n Engelse moeder, dan van 'n
Franse bet-oud-over-grootvader schijnen vele
stamboom-napluizende litteraturen" nog al
'ns over 't hoofd te zien, 'n malligheid die ik
AtnrOLDIAMO
DEMONSTRATIE- IN
OVERTOOM279. A'DAM
niet zou aanstippen als ze in Engeland niet
zo populair was. Schrijft iemand b.v. 'n
Zuidafrikaanse roman, dan heet 'n sympathieke
Boer altijd van de Hugenoten af te stammen,
en schrijvers zowel als lezers vergeten, dat elk
Hollands-sprekend Afrikaner 'n aardig per
centage Hugenote-bloed in z'n aderen heeft,
onverschillig hoe z'n achternaam luidt
Z'n geboortejaar, 1873, leert ons, dat, al
wordt ie nog wel tot de jongere dichter
generatie" gerekend, deze eerste verzamelde
uitgave van z'n gedichten niet zondigt door
voorbarigheid, en de inhoud wijst uit, dat de
la Mare zelf langer tijd nodig heeft gehad met
zich te vormen dan b.v. 'n Keats.
Hoogstwaarschijnlik heeft ie 'n respektabel aantal
poëtiese vergrijpen en direkte navolgingen,
die hij vór z'n acht en twintigste jaar ge
pleegd had, resoluut ten vure gedoemd alvorens
z'n eerste bundel in 't licht te zenden. Toch
laat de invloed van enkele groten zich aan
vankelijk niet miskennen ; en het duidelikst
komt tot uiting 'n zekere verwantschap met
Edmund Spenser, de dichter van The Faery
Queene, niet te verwarren met Herbert
Spencer, de negentiende-eeuwse wijsgeer. Hij
houdt van verpersoonlikingen, 'n liefde, die
hij nooit geheel en al ontrouw wordt, en die
in z'n eerste bundels 'n ietwat ouderwetse
indruk maakt, ofschoon alleen op 't eerste
gezicht, daar grotesk-humoristiese tikjes en
trekjes zich vertonen van 't begin af, en van
't begin af op de la Mare's werk 'n biezondere
stempel zetten. Hij ziet de luiheid, Old
Idleness,
fat, with great cheeks
Puffed to the huge circumference of a sigh..
His eyes were sad as fishes that swim up
And stare upon an element not theirs
Through a thin skin of shrewish water, then
Turn on a languid fin, and dip down, down,
Into unplumbed, vast, oozy deeps of dream.
Hij ziet John Mouldy Jan Schimmelig
of Jan Schimmel
I spied John Mouldy in his cellar.
Deep down twenty steps of stone ;
In the dusk hèsat a-smiling,
Smiling there alone.
He read no book, hèsnuffed no candle ;
The rats ran in, the rats ran out ;
And far and near, the drip of water
Went whispering about.
En een van z'n laatste gedichten beschrijft
de befaamde Mrs. Orundy, de boze wereld :
High-coifed, broad-browed, aged, suave
(yet grim,
A large flat face, eyes keenly dim....
Walter de la Mare is 'n eigenaardig soort
romanticus. 'tOrote Londen, dat ie tot voor kort
elke dag zag, speelt in z'n gedichten in't geheel
geen rol... Degrote, rumoerige wereld, met z'n
gillende en rokende fabrieken en toeterende
stoomboten, bestaat voor hem alleen als
vogelverschrikker achter de schermen. Z'n
dichternatuur, van andere samenstelling dan
die van 'n Masefield of 'n Qibson, gaat er voor
op de loop. Op 't Londense hout-en-koolteer
plaveisel groeit geen gras voor zijn Pegasus.
Maar hij weet voor dat beestje toch heel
aardig voer op te scharrelen, zij 't ook in
allerlei uithoekjes en onvermoede plekjes. En
tot beloning draaft het dier er dan tussen
beiden met hem vandoor, de ijle ruimte,
Fancy-land, in.
'n Speciale plaats in z'n werk wordt inge
nomen door kindergedichten, waarvan er
verscheidene zeer in de smaak van 't jonge
geslacht vallen, ook al zit er vaak meer
in dan zij wei bevroeden en al zijn er bij, die
feiftelik voor volwassenen bestemd schijnen.
Ik laat er twee volgen ; 't eerste is enkel jool,
het tweede bevat 'n zedeles die geen kind er
uit zal puren. Hoeft ook niet. Ze vinden
't groteske dingetje even leuk als 't ander.
THE SHIP OF RIO.
There was a ship of Rio
Sailed out into the blue,
And nine and ninety monkeys
Were all her jovial crew.
From bos'un to the cabin boy,
From quarter to caboose,
There weren't a stitch of calico
To breech 'em tight or loose ;
From spar to deck, from deck to keel,
From barnacle to shroud,
There weren't one pair of
reach-medowns 1)
HET[SCHOUVVTÜONEEL. De eenzame weg,
door Arthur Schnitzler
' Wie wenig wissen wir von andren," schreef
Julitis Bab nurj die Kunst verra't bisweilen
etwas." De verrader bij uitnemendheid is
Schnitzler, met wellust haalt hij de ziel uit.
haar genadigjisolement en spreekt uit wat
wij niet durven denken. Vlijmscherp en diep
kerver, blijft zijn uitingswijze beperkt en is
zijn wezen licht te omvatten. Aan het eene
Schnitzlerwerk peilen wij het andere ; al
reeds aan den titel daarvan. Het zijn immer :
Die letzten Masken", Das wcite Land", het
nevelland van het verlangen, Der Weg ins
Freie", De Gezellin", vreemdelinge in haar
eigenhuis, Der Familiëntag," waar de stem
des bloeds zwijgt, de oude Anatole en
Casanova's Heimfahrt" ; berg-af. En het is altijd
weer de natuurwet waar de wereld, dat wil
zeggen Das weite Land" om draait : de vrouw
wil den man, en de man wil zichzelf. De oer
vrouw, en de oer-man, wel-te-verstaan, er
zijn tal van variëteiten, bastaard-exemplaren,
waarvan de gevierde vrouw die geen kinderen
wil hebben, en de man zonder zelfvertrouwen,
welke voor de ware vrouw slechts een toe
vlucht" kan zijn (Prof. V, egrath) de uitloopers
zijn. Met een degelijk schoolmeester rekent de
kunstenaar Schnitzler niet, het zijn de ge
roepenen", of zij die er zich voor uitgeven,
de over-bewusten en t'en-doode kwetsbaren,
die zijn weemoedige liefde hebben. Beste
Julian" zegt de aestheticus-raisonneur von
Sala tot zijn vriend, den dtrailleerenden le
venskunstenaar, wanneer deze den
pseudovader van zijn eigen verloochenden zoon be
nijdt om wat hij vasthield, beste Julian,
de man heeft een beroep. Ik ben van meening,
dat wij zooiets niet goed begrijpen kunnen,
TE KOOP
te Amsterdam
Direct te aanvaarden
Omtrek Overtoom
N.V. Bouw-en Exploi
tatie Mij. Philomena"
Hoofdweg T3 H. Sloten «.-H.
DE HANDELSBETREKKINGEN TUSSCHEN ENGELAND
EN RUSLAND
Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
To all that jabbering crowd.
But wasn't it a gladsome sight,
When roared the deep-sea gales,
To sec them reef her fore and aft,
A-swinging by their tails!
Oh, wasn't it a gladsome sight,
When glassy calm did come,
To see them squatting tailor-wise
Around a keg of rum !
Oh, wasn't it a gladsome sight,
When in she sailed to land,
To see them all a scampering skip
For nuts across the sand !
J1M JAY. 2)
Do diddle di do
Poor Jim, Jay
Got stuck fast
In Yesterday.
Squinting hèwas,
On cross-legs bent,
Never heeding
The wind was spent.
Round veered the weathercock,
The sim drew in
And stuck was Jim
Like a rusty pin....
We pulled and we pulled
From seven till twelve,
Jim, too frightened
To help himself.
But all in vain.
The clock struck one,
And there was Jim
A little bit góne.
At half-past five
You scarce could see
A glimpse of his flapping
Handkerchee.
And when came noon,
And we climbed sky-high,
Jim was a speek
Slipslipping by.
Come to-morrow,
The neighbours say,
He'll be past crying for
Poor Jim Jay.
En nu voeg ik er nog twee bij, een uit z'n
eerste en een uit latere tijd, het eerste als
stukje weemoedige lyriek, het andere om z'n
waarde als landschapschildering.
AUTLJMN.
There is a wind where the rose was ;
Cold rain where sweet grass was ;
And clouds like sheep
Stream o'er the steep
Grey skies where the lark was.
Nought gold where your hair was ;
Nought warm where your hand was ;
But phantom, forlorn,
Beneath the thorn,
Your ghost where your face was.
Sad winds where your voice was ;
Tears, tears where my heart was ;
And ever with me,
duld, ever with me,
Silence where hope was.
WINTER.
Clouded with snow
The cold winds blow,
And shrill on leaflcss bough
The robin with its burning breast
Alone sings now.
Wordt door 21.000 artsen erkend
al* het besta vertterklngsmiddel
voor Zenuwen en Lichaam.
Bijna!
IIIIIIIIIIIIMIIIIIIIM' 'ttllllMIltlllMMIMIIIIltHIIIIIIIMIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIinillllllMlltnillHIIIIIIIIIMMMMIMIIIIIII
The rayless sim,
Day's journey done,
Sheds its last ebbing light
On fields in leagues of beauty spread
Unearthly white.
Thick draws the dark,
And spark by spark,
The frost-fires kindie, and soon
Over that sea of frozen foam
Floats the white moon.
Nu heb ik, volgens m'n gewoonte, de aller
beste gedichten, die voornamelik in z'n
laatste bundel staan, niet geciteerd. Dat zijn
o.a. de Three Strangers, The Old Men, The
Linnet, The Riddlers. En 'n andermaal hoop ik
z'n proza te behandelen. Mijn doel is voorlopig
bereikt, wanneer deze en gene tot de aan
schaffing van het boek kan besluiten, en
verscheidenen de dichter gaan horen.
WILLE M VAN DOORN
1) Konfektie-pakkie.
2) 'n Aardige parallel levert Die Bauern
am Tiszastrande van de grote
Duits-Hongaarse lyricus Nikolaus Lenau.
llllltlllllllllMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIII
KUNST-KRONIEK
BERLAGE'S MUSEUM VOOR DEN HAAG,
EN NOODZAKELIJKE OFFERVAARDIGHEID.
Hier zijn offers noodzakelijk, hier is een
schoone gelegenheid voor het betoonen van
burgerzin. Ik weet niet hoeveel millioenen
het te prijzen museum van Berlage zal moeten
kosten (vele natuurlijk !), maar dit mag voor
den Haag geen bezwaar zijn. Ik wil niet
opwekken tot wedijver met de Rotterdamsche
burgerij (gul voor een stadhuis slecht als
architectuur); ik vind wedijver in deze,
niet strookend met de waardigheid van Ber
lage's gebouw. Van zelf zou ik de lust in den
Haag willen zien opkomen, geld, groote
sommen te schenken aan de stad voor de
verwerkelijking van 't schoone voornemen. Op
zijn Amerikaansch. Niet honderd gulden, niet
tienduizend gulden, maar honderdduizend
guldens van een enkele. Dat kan. Er zijn
in Holland fortuinen, die op Amerikaansche
gelijken en ze evenaren in offervaardigheid
de Amerikaansche niet. Het is in den Haag
mogelijk, dat een paar menschen een
millioen aanbieden voor den bouw van 't museum.
Doen ze het niet, dan schieten ze tekort in
wij, die .bij de gratie van het oogenblik, niet
waar, goden, en zoo nu en dan iets minder dan
menschen zijn."
Van deze arme goden ontbloot Schnitzler
de verkleumde ziel voor de eindronde. Ieder
weet in zijn binnenste wel hoe hij het met zich
zelf heeft, maar zeldzaam zijn de uren, waarin
de verlatenheid zónijpend wordt, dat ons
schamel besef klopt als een bedelaar aan het
hart van den naaste. Dit zijn de
Schnitzleruren; Lebendige Stunden."
Julian Fichtner heeft in zijn succesvolle
jeugd met de bruid van zijn vriend Wegrath
Liebelei" gepleegd, om bij het krieken van
den dag zijn Casanova-weg te vervolgen. Het
meisje, dat zijn kind ontving, zwijgt, vindt bij
den argeloozen bruigom een toevlucht"
en leeft in den kerker van haar levenslcugen
die sterk genoeg blijkt het geluk van een
geheel gezin te kunnen dragen", nog bijna
vijfentwintig jaar. Of moreele uitputting deze
eenzame vroegtijdig sloopt, of dat zij sterft
aan een lichamelijk lijden laat Schnitzler
in het midden, doch de stelling, dat de vrouw
tot haar laatsten ademtocht trouw blijft aan
den man die haar wekte, wordt door hem
verantwoord. Gabriélle Wegrath ziet op
haar sterfbed den zoon harer liefde aan met
de oogen waarmee zij vór vierentwintig jaar
diens vader heeft aangezien, en over haar
lippen dringt het vermomd geheim in een
paar schijnbaar vluchtige woorden over een
portretje, dat indertijd de schilder Julian
Fichtner van haar heeft gemaakt.
Dit portret wordt dan, zooals haar onuitge
sproken wensch was, het innerlijk
aanknoopingspunt tusschen vader en zoon, en Julian
die zijn geheele leven gelogen en bedrogen
heeft om zijn goddelijke vrijheid en het privi
legie der persoonlijkheid voor zich te bewaren,
stelt zich met de naïveteit van den
onverwoestbaren romanticus, thans voor, door de
reinste waarheid, die tevens een verlichtende
zelf-kastijding zal zijn, den luitenant, zijn zoon
te winnen tot steun voor zijn ouden dag.
Het leven, over een zekere grens, laat zich
evenwel niet zoo eenvoudig en scène zetten,
de stem des bloeds waarop Juiian vertrouwde
blijkt een bedriegelijke conventie, deze ge
roepene" laat Felix Wegrath koud, al ware
hij honderdmaal zijn vader ; de bekentenis
blijft voor de galerij. Onmeedoogend wijst ook
hier de jeugd, die aan de beurt is, elke trans
actie af," geen verzachtende omstandigheden,
zelfs niet voor een Julian Fichtner ; tusschen
den halfgod, die minder dan een mensch was
tegenover de vrouw die liefhad, en den een
voudige van hart, welke voor deze vrouw een
goed vriend, voor de kinderen een goed vader
wist te zijn, kiest het gezonde jongenshart den
laatste, die de eerste werd. En Julian Fichtner
druipt af, nadat ook zijn beste vriendin, de
tooneelspeelster Irene Henns, met hem ge
broken heeft, wijl thans de zekerheid, dat hij
het kind, haar gretige jeugd met voorbedach
ten rade onthouden, schonk aan een andere
vrouw, in de gedaante van Félix Wegrath
vór haar staat. Wat zou", troost hem von
Sala, die zooveel als de Duivel van Molnur
voor Julian Fichtner is : dat wat menschen
als wij meebrengen in de wereld met liefde te
maken hebben? Wij, die nooit iemand hebben
toebehoord." De liefde is een eerlijke ruil
handel als het er op aankomt.
Stcphan von Sala, welke elk nienschclijk
gevoel in zich doodde en op de snijtafel ont
leedde, om voor de rest van zijn leven op te
gaan in de gecultiveerde verstrooiingen be
zijden den eenzamen weg, is de meester van
Julian, diens meerdere omdat hij even wreed
is voor zichzelf als voor anderen, en niet
transigeert. Bewust richt hij, wie hem te na
komt, ten gronde, louter door zichzelf te
blijven. Wanneer het getergd verlangen naar
Das weite Land", in Johanna Wegrath, de
dochter van Gabriélle. die dit tweede kind
in weemoed ontving en in haar hcur eigen
bitter reikhalzende levens-liefde zag besten
digd tot aan de uiterste grenzen van het
houdbare, over hem losbarst in den schrillen
vogelkreet : ,ik houd van je !", dan is deze
ras-decadent volgens de tooneel-aanwijzing:
bijna verbaasd." Verder brengt hij het niet.
Doch dit is hem geenszins een beletsel, pour
Famour de l'amour, dit broze zieltje voor te
stellen hem op zijn ontdekkingsreis te verge
zellen ; als zijn vrouw natuurlijk, de goede
vormen vergemakkelijken den omgang en zij
verplichten ons, ten doode opgeschrevenen, tot
niets. De droomliefde, waarnaar dit erfelijk
belast hart hunkerende, werpt hij haar toe,
zooals hij aan zijn hond een kluif toewerpen
zou. Maar als Johanna zich in den vijver ver
dronken heeft, dan speelt hij niet als Julian
Fichtner den theaterheid, dan blijft hij
meedoogenloos trouw aan zichzelf. Hij regelt de
zaak op de meest ridderlijke wijze, dat wil
zeggen hij keert naar zijn weelderige woning
terug in de houding, die zijn kreukelloos domi
no is, en maakt aan zijn, door een hartkwaal
toch al geconfiskeerd schijn-bestaan een ver
zoenend" einde. Hij sterft in schoonheid, gelijk
Hedda Gabler, meester op alle wapenen tegen
over Leven en Dood.
Het is geen toeval, dat we voor onze zwe
vende gedachten, door Schnitzlcr gewekt,
herhaaldelijk het steunpunt vinden bij Ibsen.
Ibsen's waarheid is Schnitzler's leugen.
Wat bij Ibsen zwakheid zou zijn, is Schnitzler
kracht, het nevelig beeld, dat verschiet om
telkens een ander droomgezicht, beklemmend
en verlichtend, door te laten, is van diens...
klare stelligheid de moderne keerzijde en Wij
vragen van zijn zielen-spelen ten slotte geener
lei uitkomst, enkel dat ze ons voor een oogen
blik binnen leiden in de gemeenschap der
eenzamen.
Het komt zelden voor dat een werk
vertaald wordt door een vertaler, die er
naar zijn aard en aanleg de auteur van had
kunnen zijn. Frans Mijnssen droomde dit
dichtstuk over in de taal van zijn hart, die niet
te onderscheiden is van Schnitzler's taal. De
fijnste gevoels-schakeeringen slaan in hem aan
en dan treft hij, als het ware op den tast, on
feilbaar raak het eenig juiste woord. Alleen al
om deze vertaling mogen wij verheugd zijn
dat dit tooneel-zwakke werk van een sterken
geest, dateerend al van 1903, thans zijn een
zamen weg door ons land tracht te vinden.
Om ons dien geest nader bij te brengen, zou
de vertooning op het plan van de vertaling
moeten staan, zou in eiken speler de harptoon
van het woord bij de lichtste aanraking moeten
trillen. Daar is een bijzonder zielsverband voor
noodig. Ware Pierre Mols niet op het tooneel
geweest, we zouden betwijfeld hebben of het
plicht jegens de gemeenschap. Doen ze het
wel, dan heeft de gemeenschap de plicht
ze openbaar te eeren. Er zijn daarvoor vele
blijvende mogelijkheden. Een f gedenkplaat
met de namen in den ingang, een
bronzenplaat, die de schoone groepeering der schoone
letters tot een sieraad maakt; een noemen
van zalen naar deze gevers, een neerschrijven
der namen in de ruimte der groote
gekoepelde hal. En niet alleen de eerbiedigen voor
het schilderwerk en voor de beeldhouwkunst
behooren we hier te vinden, den minnaars
der muziek is het zelfde mogelijk, de groote
zaal voor concerten geeft hun hun kans....
Deze enkele woorden zijn geen feitelijke
opwekking; ik wil niet schijnen te moeten
wekken, want behoort te bestaan ze zijn
alleen een constateering van een verlangen
in mezelf....
Dat ik het gebouw van Berlage waardeer,
is in dit alles opgesloten ik zou nooit
mijn verlangen in deze neergeschreven hebben
voor iets, wat ik geen verrijking vond voor
den Haag. En dit museum van Berlage is
dat, met zijn de galerijen weerspiegelenden
vijver de Bazel's stadhuis, Berlage's
Museum niet iedere stad zal hoog zich
kunnen voelen door zulke dubbel bezit.
LEDEN PULCHRI STUDIO. TEEKENINGEN
Misschien zijn de leden zelf tevreden over
deze tentoonstelling i k moet bekennen,
dat ieder exces me begrijpelijker is dan deze
tamme makheid. Het is, in weinig woorden,
nu in Pulchri Studio : de dood in de pot....
P L A S S C H A E R T
MUI u itiiiiiiiitiiiiiitiiii
Gideponatrd Handiltmark
Dit merk op Uwe
rookartikelen garan
deert U kwaliteit.
VOOR ENQROS:
1AH AABHOUÏSE
DEN HAAG
wel mogelijk was voor dit werk de atmosfeer
te scheppen, waarin het vallen van de blaren
hoorbaar is en de zielen sluier-dansen, gelijk
Johanna Wegrath toen zij om den geliefde te
lokken als een elf zweefde over de
rnaan-verlichte wei. Pierre Mols, in de rol van Felix
Wegrath, had contact. Elk woord dat hij, een
beetje te zacht, sprak, gaf den zuiveren klank
en zijn houding had de nervositeit van het
rhythme, reageerde op slag, zonder dat de
geringste tooneel-aanzetting noodig bleek.
Ook Charlotte Kohier (Johanna) hoewel zij
hier niet, als in een soortgelijke rol in
Strindberg's Paschen, tot het vizioen steeg,
bracht iets van binnen-uit op het tooneel, de
vlam die verteert, scheen hier en daar door
de hysterie heen. Doch alle overigen zouden
we moeten prijzen om eigenschappen, die er
in een Schnitzler-werk weinig op aankomen,
of meer schaden dan baten. Dit geldt helaas
ook voor Ko van Dijk (Julian Fichtner)
en mevrouw van der Horst (Irene Hernis)
die beiden, op een ander plan, warm,boeiend
tooneelspel gaven, doch van een volume dat het
Heine-sentiment in Schnitzler geweld aandeed.
Musch, het bleek meermalen, is niet de man
voor de litteraire analyse. Het beeld van
Stephan von Sala Dorian Gray op de spits
bleef ons volmaakt duister. Eenmaal in de
juiste richting, weet Musch van een
tooneelfiguur gemeenlijk iets treffendste maken, doch
waar hij geen grond voelt, gaat de gansche
lading" reddeloos verloren. De drie overblij
vende rollen : de moeder, in wier zum Tode
betrübt" gelaat wij toch nog de sporen willen
vinden van het gouden uur waarin zij, voor
eenmaal in haar leven himmelhoch
jauchzend" is geweest, een herinnering die zij
meer dan twintig jaar vasthield ; de, in zijn
beperktheid sterke vader; en Dr. Neumann,
de charmante vriend, welke zich in deze wereld
van levens-acrobaten ietwat geneert dat hij
door gebreken in zijn aard gedwongen werd
een fatsoenlijk man te zijn," waren geheel
onvoldoende bezet. Als studie moeten we dit
ongewoon werk van het Schouwtooneel
ongetwijfeld waardeeren, geslaagd kunnen wij
het vooralsnog ik zag de première niet
noemen. TOP N A.E F F