De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 22 januari pagina 7

22 januari 1921 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

22 Jan. '21. No. 2274 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Nieuwe Engelse _Litterataur WALTER DE LA MARE Poems 1901 to 1918, by WALTER DB I.A MARE. 2 volumes. Constable. 1921. 27/6. 'Come !' said Old Shellover. 'What?' says Creep. 'The horny old Gardener's fast asleep; The fat cock Thrush To his nest has 'gone, And the dew shines bright In the rising Moon ; Old Sallie Worm from her hole doth peep ; Come !' said Old Shellover. 'Ay !' said Creep. Dit is 'n gesprek tussen twee slakken, 'n huisjesslak met 'n naakte, zo'n griezelige lange, je weet wel. 't Is geschreven voor kin deren, en in weerwil van 't zeventiende eauwse doth peep is het zeer gernakkelik voor kinderen te verstaan en te doorvoelen ' iQedichtje tovert ze gedurende enige ogen blikken om tot slakken, doet ze de natuur aanschouwen met de oogen van Old Shellover en Creep, en met die van Walter de la Mare, de Proteus van heggen en sloten, een zame velden en verlaten hoekjes in tuinen. Hij bezoekt de vierde week van deze maand verschillende plaatsen in ons land om voor de afdelingen van de English Association in Holland (alg. sekretaris Mejuffrouw J. M. Kraft, Leidse Weg 5, Utrecht) lezingen te houden. Vandaar dat ik enkele andere boeken op 'n bespreking laat wachten om dit feuil leton te wijden aan iemand, die op dit ogen blik meetelt in de Engelse letterkunde, zodanig dat z'n werk gerespekteerd wordt door kunstbroeders en zusters van de meest uit eenlopende richtingen. Tevens iemand voor wie nooit de grote trom is geroerd, maar die, na stil en kalm begonnen te zijn, stil en kalm :s door blijven gaan, zonder z'n gaaf talent op enigerlei wijze te forceren, en die getoond heeft, dat het zeer wel mogelijk is zich loyaal aan te sluiten bij de grote traditie van de Engelse poëzie, en toch zich individueel uit te spreken. Z'n naam ziet er Frans uit ; men zegt, dat ie afstamt van Hugenoten, die in de zeven tiende eeuw de wijk naar Engeland hadden genomen; en aan zo'n feit" worden dan dikwels bespiegelingen geknoopt van 'n soort die ik meestal negeer. De la Mare heeft niets Frans over zich, zoals b.v. Maurice Hewlett wél heeft. En dat men in meerdere mate afstamt van 'n Engelse moeder, dan van 'n Franse bet-oud-over-grootvader schijnen vele stamboom-napluizende litteraturen" nog al 'ns over 't hoofd te zien, 'n malligheid die ik AtnrOLDIAMO DEMONSTRATIE- IN OVERTOOM279. A'DAM niet zou aanstippen als ze in Engeland niet zo populair was. Schrijft iemand b.v. 'n Zuidafrikaanse roman, dan heet 'n sympathieke Boer altijd van de Hugenoten af te stammen, en schrijvers zowel als lezers vergeten, dat elk Hollands-sprekend Afrikaner 'n aardig per centage Hugenote-bloed in z'n aderen heeft, onverschillig hoe z'n achternaam luidt Z'n geboortejaar, 1873, leert ons, dat, al wordt ie nog wel tot de jongere dichter generatie" gerekend, deze eerste verzamelde uitgave van z'n gedichten niet zondigt door voorbarigheid, en de inhoud wijst uit, dat de la Mare zelf langer tijd nodig heeft gehad met zich te vormen dan b.v. 'n Keats. Hoogstwaarschijnlik heeft ie 'n respektabel aantal poëtiese vergrijpen en direkte navolgingen, die hij vór z'n acht en twintigste jaar ge pleegd had, resoluut ten vure gedoemd alvorens z'n eerste bundel in 't licht te zenden. Toch laat de invloed van enkele groten zich aan vankelijk niet miskennen ; en het duidelikst komt tot uiting 'n zekere verwantschap met Edmund Spenser, de dichter van The Faery Queene, niet te verwarren met Herbert Spencer, de negentiende-eeuwse wijsgeer. Hij houdt van verpersoonlikingen, 'n liefde, die hij nooit geheel en al ontrouw wordt, en die in z'n eerste bundels 'n ietwat ouderwetse indruk maakt, ofschoon alleen op 't eerste gezicht, daar grotesk-humoristiese tikjes en trekjes zich vertonen van 't begin af, en van 't begin af op de la Mare's werk 'n biezondere stempel zetten. Hij ziet de luiheid, Old Idleness, fat, with great cheeks Puffed to the huge circumference of a sigh.. His eyes were sad as fishes that swim up And stare upon an element not theirs Through a thin skin of shrewish water, then Turn on a languid fin, and dip down, down, Into unplumbed, vast, oozy deeps of dream. Hij ziet John Mouldy Jan Schimmelig of Jan Schimmel I spied John Mouldy in his cellar. Deep down twenty steps of stone ; In the dusk hèsat a-smiling, Smiling there alone. He read no book, hèsnuffed no candle ; The rats ran in, the rats ran out ; And far and near, the drip of water Went whispering about. En een van z'n laatste gedichten beschrijft de befaamde Mrs. Orundy, de boze wereld : High-coifed, broad-browed, aged, suave (yet grim, A large flat face, eyes keenly dim.... Walter de la Mare is 'n eigenaardig soort romanticus. 'tOrote Londen, dat ie tot voor kort elke dag zag, speelt in z'n gedichten in't geheel geen rol... Degrote, rumoerige wereld, met z'n gillende en rokende fabrieken en toeterende stoomboten, bestaat voor hem alleen als vogelverschrikker achter de schermen. Z'n dichternatuur, van andere samenstelling dan die van 'n Masefield of 'n Qibson, gaat er voor op de loop. Op 't Londense hout-en-koolteer plaveisel groeit geen gras voor zijn Pegasus. Maar hij weet voor dat beestje toch heel aardig voer op te scharrelen, zij 't ook in allerlei uithoekjes en onvermoede plekjes. En tot beloning draaft het dier er dan tussen beiden met hem vandoor, de ijle ruimte, Fancy-land, in. 'n Speciale plaats in z'n werk wordt inge nomen door kindergedichten, waarvan er verscheidene zeer in de smaak van 't jonge geslacht vallen, ook al zit er vaak meer in dan zij wei bevroeden en al zijn er bij, die feiftelik voor volwassenen bestemd schijnen. Ik laat er twee volgen ; 't eerste is enkel jool, het tweede bevat 'n zedeles die geen kind er uit zal puren. Hoeft ook niet. Ze vinden 't groteske dingetje even leuk als 't ander. THE SHIP OF RIO. There was a ship of Rio Sailed out into the blue, And nine and ninety monkeys Were all her jovial crew. From bos'un to the cabin boy, From quarter to caboose, There weren't a stitch of calico To breech 'em tight or loose ; From spar to deck, from deck to keel, From barnacle to shroud, There weren't one pair of reach-medowns 1) HET[SCHOUVVTÜONEEL. De eenzame weg, door Arthur Schnitzler ' Wie wenig wissen wir von andren," schreef Julitis Bab nurj die Kunst verra't bisweilen etwas." De verrader bij uitnemendheid is Schnitzler, met wellust haalt hij de ziel uit. haar genadigjisolement en spreekt uit wat wij niet durven denken. Vlijmscherp en diep kerver, blijft zijn uitingswijze beperkt en is zijn wezen licht te omvatten. Aan het eene Schnitzlerwerk peilen wij het andere ; al reeds aan den titel daarvan. Het zijn immer : Die letzten Masken", Das wcite Land", het nevelland van het verlangen, Der Weg ins Freie", De Gezellin", vreemdelinge in haar eigenhuis, Der Familiëntag," waar de stem des bloeds zwijgt, de oude Anatole en Casanova's Heimfahrt" ; berg-af. En het is altijd weer de natuurwet waar de wereld, dat wil zeggen Das weite Land" om draait : de vrouw wil den man, en de man wil zichzelf. De oer vrouw, en de oer-man, wel-te-verstaan, er zijn tal van variëteiten, bastaard-exemplaren, waarvan de gevierde vrouw die geen kinderen wil hebben, en de man zonder zelfvertrouwen, welke voor de ware vrouw slechts een toe vlucht" kan zijn (Prof. V, egrath) de uitloopers zijn. Met een degelijk schoolmeester rekent de kunstenaar Schnitzler niet, het zijn de ge roepenen", of zij die er zich voor uitgeven, de over-bewusten en t'en-doode kwetsbaren, die zijn weemoedige liefde hebben. Beste Julian" zegt de aestheticus-raisonneur von Sala tot zijn vriend, den dtrailleerenden le venskunstenaar, wanneer deze den pseudovader van zijn eigen verloochenden zoon be nijdt om wat hij vasthield, beste Julian, de man heeft een beroep. Ik ben van meening, dat wij zooiets niet goed begrijpen kunnen, TE KOOP te Amsterdam Direct te aanvaarden Omtrek Overtoom N.V. Bouw-en Exploi tatie Mij. Philomena" Hoofdweg T3 H. Sloten «.-H. DE HANDELSBETREKKINGEN TUSSCHEN ENGELAND EN RUSLAND Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck To all that jabbering crowd. But wasn't it a gladsome sight, When roared the deep-sea gales, To sec them reef her fore and aft, A-swinging by their tails! Oh, wasn't it a gladsome sight, When glassy calm did come, To see them squatting tailor-wise Around a keg of rum ! Oh, wasn't it a gladsome sight, When in she sailed to land, To see them all a scampering skip For nuts across the sand ! J1M JAY. 2) Do diddle di do Poor Jim, Jay Got stuck fast In Yesterday. Squinting hèwas, On cross-legs bent, Never heeding The wind was spent. Round veered the weathercock, The sim drew in And stuck was Jim Like a rusty pin.... We pulled and we pulled From seven till twelve, Jim, too frightened To help himself. But all in vain. The clock struck one, And there was Jim A little bit góne. At half-past five You scarce could see A glimpse of his flapping Handkerchee. And when came noon, And we climbed sky-high, Jim was a speek Slipslipping by. Come to-morrow, The neighbours say, He'll be past crying for Poor Jim Jay. En nu voeg ik er nog twee bij, een uit z'n eerste en een uit latere tijd, het eerste als stukje weemoedige lyriek, het andere om z'n waarde als landschapschildering. AUTLJMN. There is a wind where the rose was ; Cold rain where sweet grass was ; And clouds like sheep Stream o'er the steep Grey skies where the lark was. Nought gold where your hair was ; Nought warm where your hand was ; But phantom, forlorn, Beneath the thorn, Your ghost where your face was. Sad winds where your voice was ; Tears, tears where my heart was ; And ever with me, duld, ever with me, Silence where hope was. WINTER. Clouded with snow The cold winds blow, And shrill on leaflcss bough The robin with its burning breast Alone sings now. Wordt door 21.000 artsen erkend al* het besta vertterklngsmiddel voor Zenuwen en Lichaam. Bijna! IIIIIIIIIIIIMIIIIIIIM' 'ttllllMIltlllMMIMIIIIltHIIIIIIIMIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIinillllllMlltnillHIIIIIIIIIMMMMIMIIIIIII The rayless sim, Day's journey done, Sheds its last ebbing light On fields in leagues of beauty spread Unearthly white. Thick draws the dark, And spark by spark, The frost-fires kindie, and soon Over that sea of frozen foam Floats the white moon. Nu heb ik, volgens m'n gewoonte, de aller beste gedichten, die voornamelik in z'n laatste bundel staan, niet geciteerd. Dat zijn o.a. de Three Strangers, The Old Men, The Linnet, The Riddlers. En 'n andermaal hoop ik z'n proza te behandelen. Mijn doel is voorlopig bereikt, wanneer deze en gene tot de aan schaffing van het boek kan besluiten, en verscheidenen de dichter gaan horen. WILLE M VAN DOORN 1) Konfektie-pakkie. 2) 'n Aardige parallel levert Die Bauern am Tiszastrande van de grote Duits-Hongaarse lyricus Nikolaus Lenau. llllltlllllllllMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIII KUNST-KRONIEK BERLAGE'S MUSEUM VOOR DEN HAAG, EN NOODZAKELIJKE OFFERVAARDIGHEID. Hier zijn offers noodzakelijk, hier is een schoone gelegenheid voor het betoonen van burgerzin. Ik weet niet hoeveel millioenen het te prijzen museum van Berlage zal moeten kosten (vele natuurlijk !), maar dit mag voor den Haag geen bezwaar zijn. Ik wil niet opwekken tot wedijver met de Rotterdamsche burgerij (gul voor een stadhuis slecht als architectuur); ik vind wedijver in deze, niet strookend met de waardigheid van Ber lage's gebouw. Van zelf zou ik de lust in den Haag willen zien opkomen, geld, groote sommen te schenken aan de stad voor de verwerkelijking van 't schoone voornemen. Op zijn Amerikaansch. Niet honderd gulden, niet tienduizend gulden, maar honderdduizend guldens van een enkele. Dat kan. Er zijn in Holland fortuinen, die op Amerikaansche gelijken en ze evenaren in offervaardigheid de Amerikaansche niet. Het is in den Haag mogelijk, dat een paar menschen een millioen aanbieden voor den bouw van 't museum. Doen ze het niet, dan schieten ze tekort in wij, die .bij de gratie van het oogenblik, niet waar, goden, en zoo nu en dan iets minder dan menschen zijn." Van deze arme goden ontbloot Schnitzler de verkleumde ziel voor de eindronde. Ieder weet in zijn binnenste wel hoe hij het met zich zelf heeft, maar zeldzaam zijn de uren, waarin de verlatenheid zónijpend wordt, dat ons schamel besef klopt als een bedelaar aan het hart van den naaste. Dit zijn de Schnitzleruren; Lebendige Stunden." Julian Fichtner heeft in zijn succesvolle jeugd met de bruid van zijn vriend Wegrath Liebelei" gepleegd, om bij het krieken van den dag zijn Casanova-weg te vervolgen. Het meisje, dat zijn kind ontving, zwijgt, vindt bij den argeloozen bruigom een toevlucht" en leeft in den kerker van haar levenslcugen die sterk genoeg blijkt het geluk van een geheel gezin te kunnen dragen", nog bijna vijfentwintig jaar. Of moreele uitputting deze eenzame vroegtijdig sloopt, of dat zij sterft aan een lichamelijk lijden laat Schnitzler in het midden, doch de stelling, dat de vrouw tot haar laatsten ademtocht trouw blijft aan den man die haar wekte, wordt door hem verantwoord. Gabriélle Wegrath ziet op haar sterfbed den zoon harer liefde aan met de oogen waarmee zij vór vierentwintig jaar diens vader heeft aangezien, en over haar lippen dringt het vermomd geheim in een paar schijnbaar vluchtige woorden over een portretje, dat indertijd de schilder Julian Fichtner van haar heeft gemaakt. Dit portret wordt dan, zooals haar onuitge sproken wensch was, het innerlijk aanknoopingspunt tusschen vader en zoon, en Julian die zijn geheele leven gelogen en bedrogen heeft om zijn goddelijke vrijheid en het privi legie der persoonlijkheid voor zich te bewaren, stelt zich met de naïveteit van den onverwoestbaren romanticus, thans voor, door de reinste waarheid, die tevens een verlichtende zelf-kastijding zal zijn, den luitenant, zijn zoon te winnen tot steun voor zijn ouden dag. Het leven, over een zekere grens, laat zich evenwel niet zoo eenvoudig en scène zetten, de stem des bloeds waarop Juiian vertrouwde blijkt een bedriegelijke conventie, deze ge roepene" laat Felix Wegrath koud, al ware hij honderdmaal zijn vader ; de bekentenis blijft voor de galerij. Onmeedoogend wijst ook hier de jeugd, die aan de beurt is, elke trans actie af," geen verzachtende omstandigheden, zelfs niet voor een Julian Fichtner ; tusschen den halfgod, die minder dan een mensch was tegenover de vrouw die liefhad, en den een voudige van hart, welke voor deze vrouw een goed vriend, voor de kinderen een goed vader wist te zijn, kiest het gezonde jongenshart den laatste, die de eerste werd. En Julian Fichtner druipt af, nadat ook zijn beste vriendin, de tooneelspeelster Irene Henns, met hem ge broken heeft, wijl thans de zekerheid, dat hij het kind, haar gretige jeugd met voorbedach ten rade onthouden, schonk aan een andere vrouw, in de gedaante van Félix Wegrath vór haar staat. Wat zou", troost hem von Sala, die zooveel als de Duivel van Molnur voor Julian Fichtner is : dat wat menschen als wij meebrengen in de wereld met liefde te maken hebben? Wij, die nooit iemand hebben toebehoord." De liefde is een eerlijke ruil handel als het er op aankomt. Stcphan von Sala, welke elk nienschclijk gevoel in zich doodde en op de snijtafel ont leedde, om voor de rest van zijn leven op te gaan in de gecultiveerde verstrooiingen be zijden den eenzamen weg, is de meester van Julian, diens meerdere omdat hij even wreed is voor zichzelf als voor anderen, en niet transigeert. Bewust richt hij, wie hem te na komt, ten gronde, louter door zichzelf te blijven. Wanneer het getergd verlangen naar Das weite Land", in Johanna Wegrath, de dochter van Gabriélle. die dit tweede kind in weemoed ontving en in haar hcur eigen bitter reikhalzende levens-liefde zag besten digd tot aan de uiterste grenzen van het houdbare, over hem losbarst in den schrillen vogelkreet : ,ik houd van je !", dan is deze ras-decadent volgens de tooneel-aanwijzing: bijna verbaasd." Verder brengt hij het niet. Doch dit is hem geenszins een beletsel, pour Famour de l'amour, dit broze zieltje voor te stellen hem op zijn ontdekkingsreis te verge zellen ; als zijn vrouw natuurlijk, de goede vormen vergemakkelijken den omgang en zij verplichten ons, ten doode opgeschrevenen, tot niets. De droomliefde, waarnaar dit erfelijk belast hart hunkerende, werpt hij haar toe, zooals hij aan zijn hond een kluif toewerpen zou. Maar als Johanna zich in den vijver ver dronken heeft, dan speelt hij niet als Julian Fichtner den theaterheid, dan blijft hij meedoogenloos trouw aan zichzelf. Hij regelt de zaak op de meest ridderlijke wijze, dat wil zeggen hij keert naar zijn weelderige woning terug in de houding, die zijn kreukelloos domi no is, en maakt aan zijn, door een hartkwaal toch al geconfiskeerd schijn-bestaan een ver zoenend" einde. Hij sterft in schoonheid, gelijk Hedda Gabler, meester op alle wapenen tegen over Leven en Dood. Het is geen toeval, dat we voor onze zwe vende gedachten, door Schnitzlcr gewekt, herhaaldelijk het steunpunt vinden bij Ibsen. Ibsen's waarheid is Schnitzler's leugen. Wat bij Ibsen zwakheid zou zijn, is Schnitzler kracht, het nevelig beeld, dat verschiet om telkens een ander droomgezicht, beklemmend en verlichtend, door te laten, is van diens... klare stelligheid de moderne keerzijde en Wij vragen van zijn zielen-spelen ten slotte geener lei uitkomst, enkel dat ze ons voor een oogen blik binnen leiden in de gemeenschap der eenzamen. Het komt zelden voor dat een werk vertaald wordt door een vertaler, die er naar zijn aard en aanleg de auteur van had kunnen zijn. Frans Mijnssen droomde dit dichtstuk over in de taal van zijn hart, die niet te onderscheiden is van Schnitzler's taal. De fijnste gevoels-schakeeringen slaan in hem aan en dan treft hij, als het ware op den tast, on feilbaar raak het eenig juiste woord. Alleen al om deze vertaling mogen wij verheugd zijn dat dit tooneel-zwakke werk van een sterken geest, dateerend al van 1903, thans zijn een zamen weg door ons land tracht te vinden. Om ons dien geest nader bij te brengen, zou de vertooning op het plan van de vertaling moeten staan, zou in eiken speler de harptoon van het woord bij de lichtste aanraking moeten trillen. Daar is een bijzonder zielsverband voor noodig. Ware Pierre Mols niet op het tooneel geweest, we zouden betwijfeld hebben of het plicht jegens de gemeenschap. Doen ze het wel, dan heeft de gemeenschap de plicht ze openbaar te eeren. Er zijn daarvoor vele blijvende mogelijkheden. Een f gedenkplaat met de namen in den ingang, een bronzenplaat, die de schoone groepeering der schoone letters tot een sieraad maakt; een noemen van zalen naar deze gevers, een neerschrijven der namen in de ruimte der groote gekoepelde hal. En niet alleen de eerbiedigen voor het schilderwerk en voor de beeldhouwkunst behooren we hier te vinden, den minnaars der muziek is het zelfde mogelijk, de groote zaal voor concerten geeft hun hun kans.... Deze enkele woorden zijn geen feitelijke opwekking; ik wil niet schijnen te moeten wekken, want behoort te bestaan ze zijn alleen een constateering van een verlangen in mezelf.... Dat ik het gebouw van Berlage waardeer, is in dit alles opgesloten ik zou nooit mijn verlangen in deze neergeschreven hebben voor iets, wat ik geen verrijking vond voor den Haag. En dit museum van Berlage is dat, met zijn de galerijen weerspiegelenden vijver de Bazel's stadhuis, Berlage's Museum niet iedere stad zal hoog zich kunnen voelen door zulke dubbel bezit. LEDEN PULCHRI STUDIO. TEEKENINGEN Misschien zijn de leden zelf tevreden over deze tentoonstelling i k moet bekennen, dat ieder exces me begrijpelijker is dan deze tamme makheid. Het is, in weinig woorden, nu in Pulchri Studio : de dood in de pot.... P L A S S C H A E R T MUI u itiiiiiiiitiiiiiitiiii Gideponatrd Handiltmark Dit merk op Uwe rookartikelen garan deert U kwaliteit. VOOR ENQROS: 1AH AABHOUÏSE DEN HAAG wel mogelijk was voor dit werk de atmosfeer te scheppen, waarin het vallen van de blaren hoorbaar is en de zielen sluier-dansen, gelijk Johanna Wegrath toen zij om den geliefde te lokken als een elf zweefde over de rnaan-verlichte wei. Pierre Mols, in de rol van Felix Wegrath, had contact. Elk woord dat hij, een beetje te zacht, sprak, gaf den zuiveren klank en zijn houding had de nervositeit van het rhythme, reageerde op slag, zonder dat de geringste tooneel-aanzetting noodig bleek. Ook Charlotte Kohier (Johanna) hoewel zij hier niet, als in een soortgelijke rol in Strindberg's Paschen, tot het vizioen steeg, bracht iets van binnen-uit op het tooneel, de vlam die verteert, scheen hier en daar door de hysterie heen. Doch alle overigen zouden we moeten prijzen om eigenschappen, die er in een Schnitzler-werk weinig op aankomen, of meer schaden dan baten. Dit geldt helaas ook voor Ko van Dijk (Julian Fichtner) en mevrouw van der Horst (Irene Hernis) die beiden, op een ander plan, warm,boeiend tooneelspel gaven, doch van een volume dat het Heine-sentiment in Schnitzler geweld aandeed. Musch, het bleek meermalen, is niet de man voor de litteraire analyse. Het beeld van Stephan von Sala Dorian Gray op de spits bleef ons volmaakt duister. Eenmaal in de juiste richting, weet Musch van een tooneelfiguur gemeenlijk iets treffendste maken, doch waar hij geen grond voelt, gaat de gansche lading" reddeloos verloren. De drie overblij vende rollen : de moeder, in wier zum Tode betrübt" gelaat wij toch nog de sporen willen vinden van het gouden uur waarin zij, voor eenmaal in haar leven himmelhoch jauchzend" is geweest, een herinnering die zij meer dan twintig jaar vasthield ; de, in zijn beperktheid sterke vader; en Dr. Neumann, de charmante vriend, welke zich in deze wereld van levens-acrobaten ietwat geneert dat hij door gebreken in zijn aard gedwongen werd een fatsoenlijk man te zijn," waren geheel onvoldoende bezet. Als studie moeten we dit ongewoon werk van het Schouwtooneel ongetwijfeld waardeeren, geslaagd kunnen wij het vooralsnog ik zag de première niet noemen. TOP N A.E F F

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl